4 minute read
'Onder de palmen denk ik aan jou.' Co Visscher verloofde zich met Indiëganger Jaap Rook
DOOR DOOR SCHOKKENBROEK
Jaap Rook (1928–2017) bracht zijn militaire dienst door als brenschutter op Soerabaja tijdens de tweede politionele actie in Indonesië. Een heftige periode waar zijn beste kameraden sneuvelden in de strijd. Hij hield er zenuwtics aan over. ‘Hij praatte er niet veel over en als je Jaap er naar vroeg, dan werd hij altijd emotioneel’, zegt zijn vrouw Co Rook-Visscher (Genemuiden, 1931) ruim zeventig jaar na dato.
Jaap heeft zijn tijd op Midden-Java goed gedocumenteerd. Hij maakte foto’s, hield een dagboek bij en schreef brieven naar zijn verloofde Co Visscher in Genemuiden. Co heeft het dagboek ‘tot in den treure nagepluisd. Ik weet meer vanuit de brieven en het dagboek, dan dat hij erover vertelde.’ In haar kamer in woonzorgcentrum De Meenthe in Genemuiden heeft ze het dagboek en het fotoalbum op een stapeltje klaarliggen.
Wandelen op de kade
Co en Jaap hadden nog maar net verkering toen Jaap in dienst moest. Hij werd gelegerd in de Saksen Weimar kazerne in Arnhem en werd op 11 februari 1949 met het schip Kota Inten naar Indië uitgezonden. Co reisde samen met haar zus vanuit Genemuiden naar de contactdagen in de kazerne van Arnhem om Jaap te ontmoetten. Op de dag van zijn vertrek naar Indië stapte ze op de trein naar Rotterdam om Jaap uit te zwaaien. Ze heeft hem wel gezien vanuit de verte, maar ze konden niet met elkaar praten.
Briefwisseling
Bij aankomst op 15 maart 1949 op Soerabaja werd het bataljon van Jaap meteen aangevallen. De aanval kostte drie kameraden het leven. Co: ‘De Indonesiërs vielen vaak aan als er weer een nieuwe lichting jongens kwam, want die waren nog onervaren. Ze kenden die rare geluiden uit de tropennachten nog niet. Het was een chaos, ze wisten niet waar we zo gauw heen moesten draven.’
Jaap hield Co per brief op de hoogte van zijn ervaringen in de jungle. Op een meegestuurde foto schreef hij: ‘Onder de palmen denk ik aan jou’. Op een gegeven moment ontving Co een gesproken brief op een kartonnen grammofoonplaat. ‘Ik heb hem eerst alleen beluisterd, op zo’n ouderwetse grammofoon met zo’n grote toeter eraan. Dat was bij iemand uit de buurt, want haast niemand had zo’n ding. Ik wilde niemand erbij hebben, want ik dacht: wat hij zegt, is alleen voor mij! Later kwam de hele buurt, die wilden Jaap allemaal wel horen. Het nadeel van die gesproken brieven was dat je ze moest beluisteren met een cactusnaald, een sleepnaald, die naarmate de ‘grammofoonbrief’ vaker werd afgedraaid, steeds diepere groeven maakte. “Madiun, 11 juni, lieve Co”, hoorde je dan steeds. Toen de kinderen het later beluisterden, lagen ze slap van het lachen als de plaat op hetzelfde stuk bleef hangen.’
Dagboek
Jaap hield bijna elke dag een dagboek bij. De dagen waarop er iets bijzonders gebeurde, zoals aanvallen of een aardbeving, markeerde hij met kruisjes voor de tekst. Als er weer een aanval was, vroeg Jaap zich altijd af hoe de TNI-troepen aan die goede wapens kwamen. Co: ‘Ze hebben heel wat aanvallen te verduren gehad en konden nachtenlang niet slapen. Sommige jongens vonden ze terug met verminkte ledematen in de rivier, vertelde hij later weleens. Dan hadden ze zin om alles in de brand te steken, als vergelding. Ik geloof dat ze dat ook wel gedaan hebben. Maar, zei Jaap, dat kwam altijd verkeerd uit want de bevolking werd daar de dupe van en die hadden er in feite niks mee te maken. Die oorlog heeft een heleboel jonge mensen het leven gekost wat niet nodig was geweest.’
Brengun
Bij patrouilles moest Jaap een zware brengun meenemen en raakte hij doodop van dat ding. Jaaps beste vriend in Indië was Jan Meester. Ze waren onafscheidelijk en hebben elkaar het leven gered. Ook had Jaap alle waardering voor generaal Spoor, die volgens hem één man met de troepen was. ‘Jaap kon niet met alle commandanten overweg’, zegt Co. ‘Er was er één, die steeds zei: Bloed zul je zweten! Daar had hij een vreselijke hekel aan. Jaaps moeder maakte zich veel zorgen over haar zoon. Ze kreeg het erdoor aan het hart en is al jong overleden.’
De terugreis
Internationaal stuit het militaire optreden van Nederland op steeds meer weerstand. Uiteindelijk moet Nederland onder druk van de Verenigde Naties de politionele acties in augustus 1949 stopzetten. Op 27 december 1949 erkent Nederland de onafhankelijkheid en draagt de soevereiniteit over aan de republiek Indonesië met Soekarno als president.
Co: ‘Na de soevereiniteitsoverdracht hadden de Nederlandse jongens het moeilijk, want ze moesten alles uit handen geven. Ze waren blij dat ze naar huis konden. Voor vertrek zijn ze eerst nog naar begraafplaats Menteng Pulo in Jakarta geweest. Hier lagen uitsluitend Nederlandse slachtoffers. Allemaal jongens in de bloei van hun leven.’
Jaap vertrok op 13 september 1950 met de MS Zuiderkruis. Onderweg haalden ze de Kota Intern in en staken beide schepen elkaar de loef af. De ene boot ging harder dan de andere. De jongens uit Indië werden uiteindelijk met bussen teruggebracht naar hun woonplaats. Dan liep het hele dorp uit om ze te verwelkomen, behalve bij de families waar de jongens waren omgekomen. Daar bleven de gordijnen dicht. Co: ‘Op 10 oktober 1950 was Jaap weer thuis, met batikdoeken en sarongs voor zijn zussen. Van zijn ouders krijgt Jaap een nieuwe fiets en van Defensie een ereteken, certificaat en een beoordeling. Daarna moest hij alle versleten sokken terugbetalen. Daar is hij nog zo woest om geweest!’ Jaap en Co trouwden in 1955, gingen wonen in Genemuiden en kregen zes kinderen. Op 20 december 2010 overleed Jacob Rook, op 82-jarige leeftijd. ●