2 minute read

Overijsselse vertelling van Pieter Heering vielen in de smaak

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

Op 15 november verscheen bij uitgever Sens in Tuk het boek Overijsselse vertellingen, geschreven door Pieter Heering. Het gaat hier om een hertaalde uitgave van een verhalenbundel die voor het eerst in 1883 verscheen. Hertaald wil zeggen dat spelling en naamvalsvormen aangepast zijn aan de hedendaagse praktijk, maar dat de tekst voor de rest niet is veranderd. Die tekst is in hoofdzakelijk in het Nederlands, maar de dialogen zijn in het dialect.

Dat dialect is het dialect van Steenwijkerwold, met elementen uit de wijde omgeving. In die plaats kwam de jonge Pieter Heering (Enkhuizen 1838 – Den Haag 1921) in 1862 als predikant van de Nederlandse Hervormde Kerk te werken. Hij trouwde er met Wilhelmina Spakler en de eerste kinderen van het gezin Heering werden in Steenwijkerwold geboren. Maar de boerengemeente bracht te weinig op voor het groeiende gezin, en daarom trok Heering in 1868, dus na zes jaar, naar Nederlands-Indië. Financieel was dat een vooruitgang, in andere opzichten niet. De Nederlanders in Indië waren weinig meelevend, waardoor Heering vaak voor lege kerken stond. Bovendien was het tropische klimaat een aanslag op de aan astma lijdende Heering. Geen wonder dat hij heimwee kreeg naar Steenwijkerwold, en misschien uit die gemoedsgesteldheid begon hij zijn herinneringen in verhalen gestalte te geven.

In die verhalen spelen, naast de predikant, de eenvoudige boerenmensen van Steenwijkerwold een rol: met hun deugden en ondeugden, maar altijd met mildheid bezien, en vanuit de gedachte dat zelfs onder het meest onaangename gedrag een verklaring schuilt die als verontschuldiging kan dienen. De Steenwijkerwolders in het boek spreken dialect. Dat was in de Noordwesthoek van Overijssel nieuw, maar in Nederland waren er al wel een paar voorbeelden, onder andere J.J. Cremer met zijn Betuwse en Overbetuwse novellen. Cremer was populair - in dezelfde tijd dat Multatuli links en rechts bij bewonderaars om financiële ondersteuning moest aankloppen, kon hij van de pen leven. Ook Heerings vertellingen vielen bij tijdgenoten in de smaak. Toen de bekende schilder Jozef Israëls de verhalen las - ze waren eerst in tijdschriften verschenen – bood hij spontaan aan de boekuitgave te illustreren.

Heering keerde terug naar Nederland, werd van Hervormd Remonstrant, en diende die kerk ten slotte in Den Haag, waar hij wel weer volle kerken trok, met onder zijn gehoor de ministers Pierson en Cort van der Linden. Hij publiceerde nog wel reisverhalen uit Indië en ook sommige van zijn preken verschenen in boekvorm, maar met de dialectschrijverij was het gedaan. Na zijn dood verscheen in 1929, vorig jaar dus negentig jaar geleden, de vierde en voorlopig laatste druk van Overijsselse vertellingen.

Heering was niet geboren in Steenwijkerwold. Hij schreef zijn verhalen toen hij er alweer was vertrokken, en woonde te ver weg om de uitspraak te kunnen verifiëren. Dat hij toch dialect kon schrijven getuigt behalve van een goed geheugen ook van een scherp observatievermogen. Met datzelfde observatievermogen wist hij niet alleen het dialect, maar ook de dialectsprekers tot leven te wekken, en dat maakt zijn verhalen ook na ruim een eeuw nog uitermate leesbaar. ●

This article is from: