2 minute read

De Aziatische wortels van ons dialect

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

Op het moment dat ik dit schrijf – voorjaar 2020 – waart het Corona-virus rond. De pandemie begon in China, maar is inmiddels ook verspreid naar andere delen van de wereld. De gedachten gaan dan terug naar het SARS-virus, enige jaren geleden, met ook een basis in Azië. Maar we kunnen ook nog verder terug gaan in de tijd: aan de basis van de taal die we nu spreken ligt mogelijk ook een dodelijke ziekte die zich vanuit Azië verspreidde.

Hoe zit dat precies? Het Overijssels is een onderdeel van het Nedersaksisch, en dat is, samen met de meeste talen in Noordwest-Europa, een deel van de Germaanse taalfamilie. Het Germaans vormt, samen met bijvoorbeeld het Romaans en het Slavisch, dan weer onderdeel van de Indo-Europese taalfamilie, afstammelingen van het Proto-Indo-Europees. Van die laatste taal, gewoonlijk afgekort tot PIE, weten we niets, maar we kunnen op basis van de afstammelingen wel die gemeenschappelijke voorouder reconstrueren, en zelfs lokaliseren.

Indo-Europees

De basis van de Indo-Europeanen is waarschijnlijk het steppegebied tussen Zwarte Zee en Kaspische Zee geweest, dus op de grens van Europa en Azië. Van daaruit breidde het Indo-Europees zich uit over beide continenten, in oostelijke richting tot India en in westelijke richting tot de Atlantische Oceaan. In kolonisaties die in de Nieuwe Tijd (vanaf ca. 1500) plaatsvonden verspreidden Indo-Europese talen als het Engels, Spaans, Portugees en ook het Nederlands zich verder over de andere continenten.

Eur-Aziatisch virus

Over hoe die verspreiding in Europa in zijn werk ging, weten we eigenlijk niets, omdat die zich afspeelde ver voordat de schriftelijke bronnen tot ons komen. Het Indo-Europees bereikte onze streken tussen 5000 en 4000 v. Chr. Misschien ging het om een veroveringsoorlog: de Indo-Europeanen konden daarbij beschikken over het paard, dat zij wel gedomesticeerd hadden en anderen nog niet, en dat zal de Indo-Europeanen wel een voordeel opgeleverd hebben. Maar misschien ging het er meer vreedzaam aan toe, en namen de zittende bewoners de Indo-Europese taal samen met de cultuur over omdat ze die meer hoogstaand vonden. De Indo-Europeanen kenden bijvoorbeeld landbouw in de vorm gedomesticeerde granen. De opmars van het Indo-Europees is dan te vergelijken met de opmars van het Engels in onze samenleving, waaraan ook geen veroveringsoorlog te pas komt. En mogelijk kon de verspreiding plaatsvinden doordat de Indo-Europeanen ziektekiemen bij zich droegen die voor anderen dodelijk waren, maar waarvoor ze zelf inmiddels immuun waren geworden. In dat geval kunnen we met recht zeggen dat de verspreiding van de taal die we nu spreken samenhangt met een Eur-Aziatisch virus.

Mix met lokale taal

In de streken waar de Indo-Europeanen kwamen, woonden al wel mensen. Dat weten we uit archeologische vondsten en uit de hunebedden, die ook in Overijssel hebben gestaan. Van Eesveen en Mander weten we zeker dat die er waren, maar mogelijk zijn er meer geweest. Hoe die hunebedbouwers spraken weten we niet, maar de mix van de ene lokale taal met het Indo-Europees heeft in de ene streek wel een andere taal opgeleverd dan de mix van een andere lokale taal in een heel andere streek. ●

*Harrie Scholtmeijer is als dialectoloog verbonden aan de stichting IJsselacademie. Dit is de eerste aflevering van een 6-delige reeks over de geschiedenis van de taal in Overijssel.

This article is from: