4 minute read
Lemelerveld van woestenij naar bruisend dorp
Eeuwen terug was Lemelerveld een onbewoonde woestenij. Het gebied viel onder de marke Dalmsholte. De boeren in de acht omliggende buurschappen van Ommen en Dalfsen gebruikten het om wat vee te weiden, hout te kappen en turf te steken. Het markebestuur onder leiding van de heer van Rechteren had het voor het zeggen in het lege gebied. De aanleg van het Overijssels Kanaal dwars door de heidevelden van Dalmsholte maakte aan deze situatie radicaal een einde.
DOOR ESTER SMIT
Kanaal als oplossing
In de vroege negentiende eeuw kwam de industrialisatie in Overijssel op gang. De infrastructuur in Overijssel was daarop niet berekend. Spoorwegen waren er nog niet, straatwegen waren ongeschikt voor bulkvervoer en rivieren en beken waren lang niet altijd bevaarbaar. Een kanaal als transportader leek de oplossing. De Gedeputeerde Staten van Overijssel besloten in 1849 tot aanleg het Overijssels Kanaal, een kanalenstelsel van ongeveer honderd kilometer lang. De kanaalvakken Zwolle-Lemelerveld, Lemelerveld-Raalte en Raalte-Deventer werden tussen 1852 en 1858 gegraven.
Oneervol ontslag en drijvende kracht
Een van de drijvende krachten achter het Overijssels kanaal was Thomas Joannes Stieltjes (1819-1878). Stieltjes was een bevlogen, maatschappijkritische man die snel werkte en nog sneller sprak. Toen in 1849 Willem III aantrad, wilde de ingenieur geen eed zweren op de koning, enkel op de nieuwe Grondwet van Thorbecke. Dit leidde tot Stieltjes’ oneervol ontslag in 1850. Desondanks kon hij aan de slag bij de Overijsselse Kanalisatie Maatschappij (OKM). Samen met Willem Staring (1812- 1895, zoon van de bekende Gelderse schrijver) was Stieltjes werkzaam onder Leonard van de Kasteele. Vanwege gezondheidsredenen moest Van de Kasteele in 1854 ontslag nemen. Stieltjes volgde hem op als directeur en vervulde deze functie tot 1860. Stieltjes en Staring worden vaak in een adem genoemd. Samen schreven zij het rapport ‘De Overijsselsche Wateren’, voor de Provinciale Staten in 1849 het uitgangspunt voor de aanleg van het Overijssels Kanaal. In 1852 begon de OKM de bestaande Nieuwe Wetering uit te diepen tot aan het huidige Laag Zuthem. Vandaar ging het dwars door de praktisch onbewoonde binnenlanden van Salland naar de Regge. Op 1 augustus 1853 voeren de eerste Reggezompen richting Zwolle. Twee jaar later was het kanaal naar Almelo doorgetrokken. Ergens in het midden kwamen de kanalen van Deventer via Raalte in het stuk Zwolle-Almelo samen. Aan dat punt heeft Lemelerveld haar bestaan te danken.
Punt van Samenkomst
Nog voor dat dit zogenaamde ‘Punt van Samenkomst’ er was, liet Dirk Blikman Kikkert er al in 1854 een landhuis bouwen. Door de komst van een school, een kerk, een molen, een winkel en zelfs een station ontstond een volwaardig dorp. Blikman Kikkert wordt gezien als een van de stichters van Lemelerveld. Zijn levenswandel komt elders in dit nummer aan bod.
Het veld bij Lemele
Het bedrijvige dorp werd vanaf 1891 Lemelerveld genoemd. Op een kaart van Stieltjes van eind jaren veertig prijkt die naam al als veldnaam; er is geen dorp te zien, slechts wat boerderijen en een herberg. Het kanaal is er nog niet. Even naar het zuiden, vlak onder een meertje (Kleine Veen) staat Posthoorn, een herberg. Op die plek staat tegenwoordig nog steeds een restaurant, nu onder de naam De Lantaren.
Beetwortelsuikerfabriek
De ontwikkeling van de nieuwe kern kwam goed op gang doordat Oeds Oenes van den Berg er op 1 september in 1866 een suikerfabriek opende. Hij was getrouwd met de oudste dochter van Dirk Blikman Kikkert en heeft wellicht nog meer voor Lemelerveld betekend dan zijn schoonvader. In datzelfde jaar liet Oeds Oene in het nieuwe dorp een haven aanleggen voor de aan- en afvoer van de suikerfabriek. Uiteraard had zijn schoonvader een aandeel in de beetwortelsuikerfabriek. Tijdens de suikercampagne lagen de schepen in lange rijen te wachten om gelost te worden. Gedurende de hoogtijdagen werkten er wel tweehonderd arbeiders in de fabriek. De suikerfabriek sloot in 1917 na een staking. In 1926 werd er een staalconstructiebedrijf gevestigd. De dorpseconomie richtte zich steeds meer op kleinschalige industrie, landbouw en veeteelt.
Ongelukken
Het wegverkeer nam in de twintigste eeuw sterk toe en het Overijssels Kanaal vormde steeds vaker een hindernis. De meeste passages bestonden uit houten vlot- of draaibruggen, die behoedzaam overgestoken moesten worden. Soms ging dat mis. De vlotbrug bij de rooms-katholieke kerk in Lemelerveld was berucht vanwege de vele ongelukken, vooral door de toename van transportwagens in de jaren dertig. Zo verdronken in 1934 zeven van de acht paarden toen een vrachtauto, die de dieren vervoerde, door deze brug zakte. Een paard wist zwemmend de overkant te bereiken en overleefde zo het ongeluk. Toen in 1858 het kanaal geopend werd, lagen er maar drie ophaalbruggen over het Overijssels Kanaal. Gaandeweg zijn alle vlot- en draaibruggen vervangen door ophaalbruggen en bruggen van beton, op hoogpotige pijlers. In Lemelerveld ligt een heel bijzondere brug, de Driepuntsbrug. IJzersterk en veilig verbindt dit kunstwerk de kanaaloevers.
Fietspaden aan elkaar geknoopt
Al in 1905 konden dagjesmensen fietsen langs het kanaal tussen Lemelerveld en Zwolle. Tegenwoordig staan er overal fietsknooppuntborden om fietsers de weg te wijzen. Door een samenwerkingsproject met het Historisch Centrum Overijssel, RouteNetwerken Salland en de Provincie Overijssel worden de borden vernieuwd en voorzien van interessante historische informatie over de geschiedenis van het Overijssels Kanaal en dus ook over het ontstaan van Lemelerveld. ●
Literatuur en bronnen:
• Smolders, A. De geschiedenis van de Overijsselse kanalen (Zwolle, 1989)
• Stieltjes, Th.J., en W. Staring. De scheepvaart in Salland en Twente (Zwolle, 1847)
• Id. De Overijsselsche wateren (Zwolle, 1848)
• HCO, Zwolle Archieven Provinciaal Bestuur Overijssel toegangsnummer 0025
• Ib., N.V. Maatschappij Overijsselsche Kanalen […], toegangsnummer 0527
• Ib., Provinciale Waterstaat van Overijssel toegangsnummer 0026.1