2 minute read

Ingweoons Overijssel

DOOR HARRIE SCHOLTMEIJER

In de vorige aflevering van deze serie over de ontwikkeling van het Overijssels hebben we gezien hoe het Germaans rond 500 v. Chr. vanuit het noorden naar West-Europa kwam. Daar is het zich gaan differentiëren, tot de voorlopers van de talen die we nu kennen, zoals het Engels en het Duits.

In ons land zijn er op een zeker moment twee duidelijk verschillende talen aanwezig, die naar het gebied waar ze worden gesproken worden aangeduid als Noordtaal en Zuidtaal, met als scheiding de grote rivieren. Naar de Germaanse stammen die er woonden wordt de Noordtaal ook wel als Fries aangeduid, en de Zuidtaal als Frankisch, maar bij het gebruik van die namen moeten we voorzichtig zijn. Ten eerste is het helemaal niet zeker of die stammen ook werkelijk die talen gesproken hebben, ten tweede zijn we bij Fries geneigd te denken aan het huidige Friesland en het Fries, maar dat oude Friese gebied is veel groter geweest. Het omvatte de hele noordelijke helft van wat nu Nederland is, dus ook Overijssel. Vaak wordt het Saksisch als de oudste taal van Overijssel gezien, en in de oudste fase zal er weinig verschil zijn geweest tussen het Fries en het Saksisch. De oudste Friese tekst die is overgeleverd komt uit Deventer, en de Friese bard Bernlef is wel geopperd als de dichter van de oudste Oudsaksische tekst, de Heliand. Maar we zitten dan al in de negende eeuw na Chr., en dan is er mogelijk al wat differentiatie. Hoe het een paar eeuwen daarvoor was, toen we echt nog van één Noordtaal konden spreken, is niet bekend. Uit die tijd zijn geen schriftelijke bronnen in die taal overgeleverd. Wat we weten, danken we aan de Romeinen, die de Germanen langs de Noordzee als Ingvaeones (Ingweonen) aanduidden. De gemeenschappelijke kenmerken van de talen langs de Noordzee worden in de taalkunde ingweonismen genoemd. Een voorbeeld van een ingweonisme is het verdwijnen van de neusklank (nasaal) voor een s. In het Engels en het Fries is het bezittelijk voornaamwoord van de eerste persoon meervoud us, zonder n. In het Nederlands en Duits is dat ons respectievelijk uns, met n. Maar buiten Friesland komen we de nasaalloze vorm ook tegen, bijvoorbeeld in het Drentse oes, dat we in onze provincie ook aantreffen, in Staphorst en Rouveen. In het Engels heeft het woord voor ‘mond’, mouth, ook een sisklank. En ook daar is de nasaal voor de sisklank verdwenen. Aan deze kant van de Noordzee is de th tot een d geworden (aan het eind van het woord uitgesproken als t), maar voordat dat gebeurde, was in Ingweoonse streken de nasale klank al weggevallen. En dat Overijssel ook tot die Ingweoonse streken behoord heeft, zien we aan plaatsnamen als Genemuiden en IJsselmuiden, waarin –muiden hetzelfde woord als mond is, maar dan op Ingweoonse wijze zonder n. ●

De heilige Liudger geneest de blinde zanger Bernlef, die is geopperd als de dichter van de Heliand. (Tekeninguit “Neerlands heiligen in vroeger eeuwen, deel 4: Belijders en maagden”, J.A.F. Kronenburg, 1904)

This article is from: