NMF Magazine 2023

Page 21

generaties samenspel De muzikale genen van familie Den Herder • Charlotte Spruit • Het stokje overdragen • Nobuko Imai • Streicher in de steigers • Nieuwe aanwinsten • Jong talent Nicholas • 35 jaar NMF • Yannick Hiwat • Techtrends in muziek • Een mandoline voor Amaliia van

Hester Knibbe (1946) schreef op verzoek van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een gedicht over muziek*. Opgeleid als klinischfarmaceutisch analist beheerde ze jarenlang het laboratorium van een ziekenhuisapotheek. Na haar debuut, in 1982, verscheen een tiental bundels van haar hand. Ze publiceerde in literaire tijdschriften, nam deel aan poëziefestivals, was stadsdichter van Rotterdam en voorzitter van de internationale schrijversorganisatie PEN Nederland. Haar werk werd bekroond met de Anna Blamanprijs, de Herman Gorterprijs, de A. Roland Holstprijs en de VSB-Poëzieprijs. Haar gedichten zijn vertaald in het Duits, Engels, Frans, Hebreeuws, Perzisch en Spaans.

* Op pagina 75 vindt u het gedicht dat Jens Meijen voor ons schreef.

Tempo primo

Het moet een ongehoorde knal zijn geweest toen Iets uiteen

spatte tot een heelal. Aarde ontstond adem begon een leven te leiden, gaf stem en geen mens

die zich bekommerde om hoe lucht trillen en klinken kon. Iemand vond

de trom uit, ontdekte dat je muziek kunt ontlokken aan strakgetrokken draden, tokkelde, blies

op een grasspriet tussen de duimen en niemand had al de intentie te reppen over frequenties

om geluiden en stiltes te duiden. Er ontstonden preludes etudes aubades serenades

– andante un poco sostenuto – Maar wie kan de tover het bijna serene

verlangen verklaren dat mij bevangt bij de eerste klanken van Die Kinderszenen?

Hester Knibbe

het NMF

35 jaar!

Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds bestaat 35 jaar. En hoewel we vooral toekomstgericht zijn, blik ik hier graag even met u terug. Veertien was ik, en celliste in het Amersfoorts Jeugd Orkest, toen ik voor het eerst hoorde over het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Een geweldig initiatief vond ik het! Natuurlijk had ik dromen en ambities met mijn muziek. In retrospectief aandoenlijk naïef, maar toch kwam het geen moment in me op zelf een aanvraag te doen. In 1994 was het NMF nog niet de open, toegankelijke organisatie van nu.

Medio jaren negentig stond het NMF voornamelijk klaar voor strijkers, maar ook pianisten en harpisten. Strijkinstrumenten en -stokken vormen nog steeds het trotse hart van onze collectie. Maar vanaf de eeuwwisseling opereert het NMF steeds breder. Naast hout bevat de collectie nu ook koper en zilver en zijn er toets-, tokkel-, balg-, blaas- en percussie-instrumenten. Het NMF koopt aan en laat in opdracht bouwen. Ook ontwikkelen we samen met musici en bouwers unieke instrumenten, zoals een metalen panfluit en het mobiele Monteverdi-orgel.

Het Fonds heeft oog voor zijn musici en voor de actualiteit. Zo begeleiden we onze musici breder en zamelen we instrumenten in voor oorlogsvluchtelingen. Ook hebben we – samen met het Nederlands Vioolconcours en de Stichting Coosje Wijzenbeek – een naar de pedagoge vernoemde prijs voor jong viooltalent in het leven geroepen: de Coosje Wijzenbeek Prijs. Naast alle reuring is er natuurlijk de niet-aflatende zorg voor onze collectie: zaken als onderhoud, administratie en verzekering. Geen sinecure, want dit doen we uiterst zorgvuldig. Het Fonds kan dit alleen doen dankzij u, onze begunstigers die onze musici een warm hart toedragen!

Jaarlijks horen wij van u hoe de mooie verhalen en beelden in NMF Magazine u raken en inspireren. Ook dit jaar maakten we daarom weer met veel plezier een nieuwe editie. En zoals u van een toekomstgerichte organisatie mag verwachten, voldoen papier en drukwerk uiteraard aan hoge ecologische standaarden.

NAAST ALLE REURING IS ER DE NIETAFLATENDE ZORG VOOR ONZE COLLECTIE’

Een passend instrument is de sleutel tot succes. Benieuwd naar de band tussen onze musici en hun instrument? Scan de code of kijk op muziekinstrumentenfonds.nl/ 35jaar

3
Fotografie: Lars van den Brink
VOORWOORD

60 aanwinsten

Over de zeldzame viola da gamba en de frappante wisseltruc met twee violen.

22 vrolijke noten in de klas

Muziek prikkelt het kinderbrein op andere manieren dan rekenen en taal. Pleidooi voor structureel muziekonderwijs.

12 van alle leeftijden

Junior en senior musici over samenspelen in een orkest.

42 streicher in de steigers

'Zijn rijkdom aan klank en kleur wast iedereen de oren.'

4
INHOUD
nieuwe

06 Muziek zit familie Den Herder in de genen

11, 48, 68 Donateurs over de vreugde van geven

18 Het speelplezier van Charlotte Spruit

26 NMF 35 jaar - Alle hoogtepunten in een tijdlijn

36 Yannick Hiwat en zijn viola d'amore

40 Jong talent Nicholas van Kogelenberg

47 Column van huisbiograaf Jan Boekhout

56 Nobuko Imai - Geliefd om haar spel en les

64 Instrumenten voor gevluchte musici: een mandoline

67 Lezersvraag

69 Techtrends in muziek

72 Gedoneerd: fotosessies voor NMF-musici

COLOFON

Jaargang 11, september 2023

Oplage 10.000 exemplaren

Redactie

Contentdirector: Yolande Verheyen

Contentmanager: Wieke Ringeling

Artdirector: Veronique van Campen

Namens het NMF

Directeur: Manon Veenendaal

Marketing & fondsenwerving:

Lennart van der Sman

Relatiebeheer: Marie-Therese Kuijkhoven

Assistent marketing: Indy de Vries

Fotografie cover: Lars van den Brink

Aan dit nummer werkten mee: Jan Boekhout, Menno de Boer, Lars van den Brink, Kim Buitenhuis, Jeroen Dietz, Annemarie van Dijk, Joost Galema, Marjory Haringa, Karen Jochems, Hester Knibbe, Cathy Levesque, Sevilay Maria, Jens Meijen, Kim van der Meulen, Maarten Noordijk, Guido van Oorschot, Frits Schutte, Annelien Smet, Marc de Smit, Astrid Zuidema

Drukwerk: NPN

Heeft u vragen aan het NMF? Of vragen over dit magazine of uw donateurschap? Stichting Nationaal Muziekinstrumenten Fonds Postbus 11912, 1001 GX Amsterdam

Sint Annenstraat 12, 1012 HE Amsterdam 020 622 1255 info@muziekinstrumentenfonds.nl www.muziekinstrumentenfonds.nl

IBAN: NL58 ABNA 0555 0286 66

KVK: 41205257

RSIN: 009056002

50 het stokje overdragen

Bouwers over hun ambacht en opvolging.

‘Ik ben weliswaar veteraan, maar leer nog elke dag bij.’

Beschermheer: Z.K.H. Prins Constantijn

Erevoorzitter: prof. ir. W. Dik (1939-2022)

Oprichters: Pieter Moerenhout (1930-2018) en Theo Olof (1924-2012)

Alle rechten voorbehouden. Alle musici die zijn afgebeeld in dit magazine hebben of hadden tot voor kort een instrument of strijkstok van het NMF in bruikleen, tenzij anders vermeld. Eenieder die meent rechten te kunnen ontlenen aan deze uitgave wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met het NMF.

Dit magazine is CO2-neutraal gedrukt doordat de uitstoot is gecompenseerd. De drukkerij verbruikt minder energie en water en het papier komt uit een duurzaam beheerd bos.

5

familie het zit in de

6
REPORTAGE
7
Van links naar rechts: Lisa (10), Leonard (11), Anna-Magdalena (34), Maartje-Maria (41), Job (10), Jacobus (37), Jeroen (52), Annemijn (48), Hugo (77), Janneke (77) en Abel (3).

ZZutphen, de plek waar het allemaal begon. Hier groeiden de dertien kinderen Den Herder op in een gezin waar alles om muziek draaide. Vader Hugo (77) was gitaarleraar, moeder Janneke (77) speelde dwarsfluit in het OostGelders Symfonieorkest. Vijf van de dertien kinderen werden professioneel musicus: Jeroen (52), cellist en hoofdvakdocent aan de conservatoria van Rotterdam en Utrecht, altvioliste Annemijn (48) die in het Radio Filharmonisch Orkest speelt, Maartje-Maria (41) die celliste is in het Concertgebouworkest, pianist en arrangeur Jacobus (37) en Anna-Magdalena (34), altvioliste in het Nederlands Kamerorkest. Ze zijn, met enkelen van de kleinkinderen, net gefotografeerd in Dat Bolwerck, een rijksmonument in het historische centrum van Zutphen dat een podium biedt aan hedendaagse kunst, eigentijdse muziek en filosofie. Hier zijn vaak optredens tijdens het Internationaal Cellofestival Zutphen, opgericht door Jeroen. Het is een klein wonder dat iedereen er vandaag kon zijn, want er is altijd wel iemand die een optreden heeft. Kleinzoon Leonard (11) – de zoon van Jeroen en ook cellist – moest bijvoorbeeld meteen na de foto weg voor een concert.

GITAARLES VAN PAPA

‘Een instrument bespelen hoorde voor Hugo en mij bij de opvoeding,’ vertelt Janneke, als een deel van de familie Den Herder even later aan de koffie zit. Lachend: ‘En als de kinderen zelf geen instrument kozen, kregen ze verplicht gitaarles bij Hugo.’ Zelf maken Janneke en Hugo nog graag muziek. Ondanks zijn stijver wordende vingers speelt Hugo dagelijks gitaar en Janneke zit op dwarsfluitles. Hun kinderen bespeelden allemaal een instrument, zegt Janneke, en de een had er nog meer passie voor dan de ander. 'Jeroen begon op vijfjarige leeftijd met cello en was meteen begeesterd. Op zijn achtste liep hij al zelf naar de muziekschool verderop in de straat.’

GROTE VOORBEELD

‘We houden allemaal veel van klassieke muziek,’ vertelt Annemijn, het vierde kind van Hugo en Janneke. ‘Toen ik jong was, hoorde ik papa gitaarspelen als ik in bed lag. Gezellig vond ik dat. Vóór schooltijd waren zeker zes kinderen thuis al muziek aan het maken. We hielpen elkaar bij het studeren. Jeroen was mijn grote voorbeeld.’ Maartje-Maria kreeg haar eerste cellolessen van Jeroen, vertelt Janneke. ‘Ik zie haar nog staan spelen in haar nachtponnetje. Ook later heeft ze lang bij Jeroen gestudeerd.’ Jacobus, tiende in de rij van dertien, koos voor piano. ‘Ik kan me geen keuzemoment herinneren,’ zegt hij. ‘Piano moest het worden en niets anders, dat was altijd al duidelijk. Verder hadden we vooral strijkers in het gezin. Dat ik die vroeger al veel hoorde, daar heb ik nu profijt van tijdens

8
Tekst: Annemarie van Dijk | Fotografie: Lars van den Brink
ER IS ALTIJD WEL IEMAND DIE EEN OPTREDEN HEEFT’ ‘
In het muzikale gezin Den Herder werden vijf kinderen professioneel musicus. Ook veel van de kleinkinderen bespelen een instrument. Drie generaties over hun passie voor muziek.

het arrangeren.’ Leven voor de muziek betekent al jong zelfstandig zijn, weet hij. ‘Op mijn tiende ging ik in mijn eentje met de trein en de bus naar het conservatorium in Zwolle.’ ‘En Anna reisde al op haar twaalfde in haar eentje met de trein naar de repetities van het Nederlands Jeugd Strijkorkest in Amsterdam,’ vult Janneke aan. ‘Nu zou dat misschien niet meer kunnen, maar het was toen een andere tijd.’

VLEUGEL VAN OMA

Alle vijf beschikten ze over instrumenten van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds – en twee van hen nog steeds. Dat is een luxe en noodzaak tegelijk om een goede techniek te ontwikkelen, zegt Jacobus. Eerst speelde hij op de Steinwayvleugel die zijn oma aan het NMF schonk onder de voorwaarde dat het instrument ooit naar haar kleinzoon zou gaan. ‘Toen deze vleugel een paar jaar geleden voor onderhoud naar de werkplaats moest, kreeg ik tijdelijk een ander exemplaar, een Bechstein. Met dat instrument bleek ik zó’n klik te voelen dat ik daar nu op speel.’

Maartje-Maria bespeelde een cello van Jules Gabriel Boulangeot en Anna-Magdalena bespeelt een altviool van bouwer Marino Capicchioni. Annemijn had jarenlang een altviool van het NMF in bruikleen, inmiddels heeft ze haar eigen instrument, voor haar

gebouwd door Jaap Bolink. Jeroen was ooit een van de eerste musici die een instrument in bruikleen kreeg van het NMF. Hugo: ‘We mochten van het NMF kijken bij vioolbouwer Jaap Bolink en Jeroen wist meteen dat die ene cello het moest worden. Ik weet nog dat Bolink helemaal verbaasd was dat we het instrument meteen meenamen naar huis.’

GEEN WONDERKINDEREN

Rivaliteit tussen de musicerende broers en zussen is er nooit geweest, zegt Annemijn. Al was het ook weer niet zo dat ze met kerst rondom de kerstboom een gezamenlijk concert gaven.

9
‘Toen ik jong was, hoorde ik papa gitaarspelen als ik in bed lag. Gezellig vond ik dat’

Klassieke podcasts

In de podcast Met de paplepel ingegoten van NPO Klassiek (AVROTROS) staan muzikale families centraal. Selma van Dijk gaat in gesprek met bekende families en probeert erachter te komen waar die collectieve muzikaliteit vandaan komt. Meer podcastinspiratie? Luister eens naar De Instrumentenkamer van het NMF met bijzondere verhalen van onze musici en over onze instrumentencollectie. Beide podcasts zijn te beluisteren via de gangbare podcastplatforms.

LEVEN VOOR MUZIEK BETEKENT AL JONG ZELFSTANDIG ZIJN’

‘Samenspelen was voor ons een tijdlang een gruwel. Door het leeftijdsverschil zaten we ook allemaal op een ander niveau. Nu treedt Jacobus weleens samen op met Anna.’ Hugo: ‘Tijdens ons 50-jarig huwelijk speelden alle kinderen met elkaar. Dat was heel mooi.’ Janneke: '"Ben je niet trots?"', vragen mensen dan. Toch voelt dat niet zo voor ons. Wij zijn alleen de aangever en hebben onze kinderen nooit gepusht. Ze deden het allemaal zelf.’ Annemijn: ‘We kregen wel alle ruimte en middelen van jullie om zo ver te komen. We konden allerlei masterclasses en zomercursussen doen.’ Hugo: ‘Onze kinderen hebben muzikaal talent, maar zijn zeker geen wonderkinderen. Ze moesten er allemaal hard voor studeren. Omdat ze zo gedreven waren, wilden we hun alle mogelijkheden bieden. Van mijn gitaarleraarsalaris konden we het niet betalen, daarom schreven we fondsen aan voor subsidies. Zo kwamen we aan geld voor cursussen.’

DE DERDE GENERATIE

In de loop der jaren breidde de familie uit met 33 kleinkinderen, in de leeftijd van vijf maanden tot 25 jaar. ‘Veel van hen bespelen een muziekinstrument,’ zegt Janneke. ‘Ook blaasinstrumenten, zoals hobo, hoorn of trompet. En Hugo geeft twee kleinkinderen gitaarles. Ze zijn niet allemaal zo gedreven als onze kinderen en dat snap ik wel. Kinderen van nu hebben veel keuzes.’ Als je naar het conservatorium wilt, besef je dat meestal al vroeg, zegt Annemijn. ‘Ik wist al jong dat ik bij een orkest wilde spelen en van muziek mijn beroep ging maken.’ Jacobus: ‘Mijn dochter Lisa van tien begon op haar vierde bij Nieuw Vocaal Amsterdam, een geweldige kinderkooropleiding in Amsterdam. Inmiddels speelt Lisa heel goed accordeon. Mijn dochter Frederique van vier zingt ook.’ ‘Muziek is belangrijk voor me,’ zegt Lisa. ‘Ik word er blij van als ik papa hoor pianospelen en mama zingen. Maar ik weet nog niet of ik later doorga in de muziek.’

JONGSTE DOCHTER

Tot slot wil Hugo graag stilstaan bij hun jongste dochter Christiane. ‘Christiane was meervoudig beperkt, ze is tweeënhalf jaar geleden overleden. Ook zij was muzikaal, ze werd altijd heel blij als ze klassieke muziek hoorde. Dan moest ze ontzettend lachen. Ze zat graag uren naast Jacobus bij de piano.’

10

DONATEUR IN BEELD

Tekst: Menno de Boer

Fotografie: Jeroen Dietz

VANWEGE ONZE GEZAMENLIJKE

LIEFDE VOOR MUZIEK

BESLOTEN WE HET

NMF TE STEUNEN’

Hans Alders over het eerbetoon aan zijn vrouw

‘Mijn vrouw was een heel slimme jurist. Ze was gespecialiseerd in bedrijfsovernames en vloog de hele wereld over. Ik was manager in de IT-sector en docent internationaal management. Op ons 65e gingen we beiden met pensioen. Omdat we geen kinderen hebben, gingen we nadenken over wat we met ons spaargeld zouden doen. Vanwege onze gezamenlijke liefde voor klassieke muziek besloten we het NMF financieel te steunen. Zo liet mijn vrouw in haar testament opnemen dat er na haar overlijden een geldbedrag zou vrijkomen voor het ondersteunen van veelbelovende jonge musici, bij voorkeur bespelers van snaarinstrumenten. Dat geld zou op verschillende manieren door het NMF kunnen worden ingezet, bijvoorbeeld door talenten een masterclass te laten volgen of in de vorm van een instrument. Vorig jaar juni is mijn vrouw overleden. We waren 55 jaar getrouwd en ik mis haar enorm. Ik probeer onze gezamenlijke interesses te continueren. Zo ga ik nog regelmatig met vrienden naar klassieke concerten. En het deed me echt goed toen het NMF contact met me opnam en voorstelde om het vrijgekomen geld te gebruiken voor de aankoop van een contrabas. Het gaat om een bijzonder exemplaar dat zo rond 1850 in Manchester door een bekende instrumentenmaker is gebouwd. Daarbij kreeg ik de vraag welke naam ik de contrabas wilde geven. Daar hoefde ik niet lang over na te denken: Theodora, de voornaam van mijn vrouw.’

11

van alle

leeftijden

Van babyboomers tot Gen Z: op het podium komen alle generaties samen. Hoe is het om te spelen met collega’s die stukken ouder of jonger zijn? Vier musici vertellen over hun rol in hun orkest en hoe het is om met verschillende leeftijden samen te spelen.

12 INTERVIEW
Tekst: Kim van der Meulen | Fotografie: Astrid Zuidema Julija bespeelt van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een Jean Baptiste Vuillaume-viool (Parijs, 19e eeuw).

hartig julija

Violiste Julija Hartig (51) trad op als solist bij verschillende orkesten en haar cd Dark Velvet werd onlangs genomineerd voor een Edison Klassiek. Sinds 2013 is ze eerste violist bij het Radio Filharmonisch Orkest.

‘Ik was al heel jong als docent verbonden aan het conservatorium in mijn geboortestad Novi Sad, in Servië. Wat ik toen niet had, heb ik nu wel: ervaring. Naast mijn orkestwerk heb ik altijd gezocht naar nieuwe muzikale uitdagingen. Ik gaf solo- en duorecitals, werd (en ben) lid van strijkoctet ROctet en ik heb een heel persoonlijke cd uitgebracht. Zo leerde ik mezelf steeds beter kennen en groeide mijn zelfvertrouwen om te doen wat ik wilde doen.’

Onbeschreven blad

‘Het is anders om samen te spelen met een ervaren musicus dan met jonge, onervaren mensen. Zij zijn een onbeschreven blad. Zo begint iedereen: docenten en musici zijn in het begin van je carrière allemaal ouder. Tot je in een fase komt – van je dertigste tot je vijftigste, is mijn ervaring – waarin het voelt alsof iedereen in het orkest even oud is. Tegenwoordig voel ik steeds meer de plicht om jonge musici te helpen. Daarom ben ik nu soms mentor of coach bij audities. Daar heb ik talent voor, heb ik de afgelopen maanden ontdekt. Ik groei daardoor ook zelf, want jonge mensen leggen jouw visie en manier van werken onder een vergrootglas. Pas als je kennis doorgeeft, word je je ervan bewust op welke manier je iets doet.’

Nieuwe potloden

‘Het is leuk om nieuwsgierige, jonge mensen te helpen. En niet alleen met hun spel. Toen we na een jarenlange vacaturestop drie nieuwe, jonge violisten in onze groep kregen die regelmatig hun potlood vergaten mee te nemen naar de repetitie, was ik degene die iedereen nieuwe potloden gaf. Een orkest is een kleine republiek: er zijn regels, er zijn groepen, elke groep heeft een eigen mentaliteit. Daar moeten jonge musici hun weg in vinden. Als ervaren musicus kun je met elke noot een zaadje in iemands spel en leven planten. Zo laat je echt iets achter.’

13
‘Ik voel de plicht om jonge musici te helpen’
14
‘Hoe oud je ook bent, je leert altijd van elkaar’
Maarten speelt afwisselend op zijn Nicolas Augustin Chappuy-cello (Parijs, 1787), te zien op de foto, en zijn Johannes Theodorus Cuypers-cello (Den Haag, 1796).

mostert maarten

Cellist Maarten Mostert (67) nam onlangs afscheid van Amsterdam Sinfonietta. Hij blijft betrokken bij de Cello Biënnale, ook door hem opgericht, en is hoofdvakdocent cello aan het Conservatorium van Amsterdam.

‘Een paar dagen na mijn laatste concert met Amsterdam Sinfonietta, het strijkorkest waarvan ik 35 jaar geleden medeoprichter was, vierde ik mijn verjaardag. Het halve orkest kwam op mijn feestje, zoals altijd. Nu voelde het als de afsluiting van een periode, met vrienden die ik al meer dan dertig jaar heb. Tot ik met orkestpensioen ging, was ik een van de oudsten van het strijkorkest, zo niet de oudste. Maar of je nou 65 of 22 bent: je leert altijd van elkaar. Zeker als je samenspeelt met uitstekende musici, die hun hart hebben verpand aan de muziek en humor hebben.’

Menselijke maat

‘Het leuke aan Amsterdam Sinfonietta is de menselijke maat. De organisatie is klein en overzichtelijk, je speelt met zo’n 25 man op het podium. Dat betekent dat je iedereen kent – meer dan de helft van het orkest zit er ook al twintig jaar of langer – en dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Bij grote orkesten krijg je al snel te maken met veel meningen of mensen die verschillende belangen hebben. Ik ben altijd tweede cellist geweest, nooit celloaanvoerder. Als ik het had gekund, had ik het misschien best gewild. Maar ik was er gewoon te zenuwachtig voor. Die rol hebben, tussen al je vrienden, terwijl je ook de organisatie doet: dat was te veel druk voor mij.’

Volgende generatie

‘Bij mijn afscheid richtte het orkest een fonds voor talentontwikkeling voor me op, het Maarten Mostert Fonds. Heel leuk, want ik vind het belangrijk om kennis over te dragen. Als docent aan het conservatorium doe ik niet anders, ik ben een echte lesgeefboer. Ik blijf lesgeven, maar van Amsterdam Sinfonietta heb ik echt afscheid genomen. Dat had ik niet op een beter moment kunnen doen: de sfeer is goed, er worden interessante programma’s gemaakt, het is zakelijk goed geregeld. Ja, het orkest is in goede handen bij een volgende generatie.’

15

stapert koen

Violist Koen Stapert (32) was eerste violist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Recent is hij begonnen als tweede concertmeester bij het Nederlands Philharmonisch Orkest.

‘In de eerste vioolgroep van het Rotterdams Philharmonisch Orkest spelen mensen die al veertig jaar in dienst zijn, maar ook musici die, net als ik, nog maar vier jaar een vast contract hebben. Die combinatie van een flinke dosis ervaring en nieuw bloed vind ik mooi. De oudere generatie weet hoe bepaalde stukken gespeeld worden en hoe er gemengd moet worden binnen de groep. Van hun ervaring gaat een bepaalde vanzelfsprekendheid uit. Daartegenover staat de frisse energie van een jonge generatie. Een net aangenomen orkestlid is vaak dankbaar voor de kans en is vol enthousiasme en heeft misschien bewijsdrang.’

Nostalgie

‘Er kunnen ook nadelen zitten aan het hebben van veel ervaring. Het kan op den duur betekenen dat je er te veel op gaat terugvallen, waardoor je drive een beetje verloren gaat. En als oudere musici bijzondere jaren hebben meegemaakt met dirigenten waar ze een speciaal gevoel bij hebben, kan nostalgie gaan overheersen. Tegelijkertijd kan een nieuwe generatie te weinig respect hebben voor het verleden van een orkest. Het is aan hen om niet roekeloos het orkest in te duiken, maar af te stemmen op het spel van de groep.’

Klankideaal

‘Een gebrek aan begrip tussen generaties kan ook te maken hebben met verschillen op het gebied van speelstijl: een oudere generatie heeft wellicht andere voorbeelden gehad, en heeft dus een ander klankideaal. Van samenspelen met andere generaties heb ik geleerd dat er niet één manier van orkestspel bestaat. Ieder orkest, en iedere groep binnen dat orkest, is anders. Het is de kunst je daarnaar te kunnen voegen zonder je eigen spel te verliezen. Samenspelen met degene naast je aan de lessenaar is prachtig, maar tegelijkertijd moet je de richting van de groep in de gaten houden. Oudere generaties hebben me op deze balans gewezen. Daar pluk ik nog altijd de vruchten van.’

16
‘Ieder orkest is anders, leerde ik van samenspelen met verschillende generaties’
Koen
bespeelt van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een Valentino de Zorzi-viool (Pistoia, 1876).

Sasha heeft een Sergio Scaramelli-contrabas (Ferrara, 2018) en een Roger Lotte-contrabasstrijkstok (Mirecourt) in bruikleen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Op dit moment oriënteert zij zich samen met het NMF op een ander instrument.

witteveen sasha

Contrabassiste Sasha Witteveen (20) studeerde aan het Conservatorium van Amsterdam en was afgelopen seizoen academist bij het Koninklijk Concertgebouworkest.

‘Mijn rol in het Concertgebouworkest zou je kunnen vertalen naar die van een stagiair: ik had het afgelopen seizoen een academieplek. Elk jaar neemt de Academie van het Concertgebouworkest twaalf academisten aan: jonge musici die een jaarcontract krijgen en met veel projecten mogen meespelen. Ik was dus een jaar lang een collega van de contrabassisten en de andere orkestleden. Te gek natuurlijk, om op zo’n jonge leeftijd al naast die grote sterren te staan. Het was voor mij, zoals voor veel musici die in orkesten spelen, een grote droom om met het Concertgebouworkest te spelen. Van veel contrabassisten in het orkest heb ik les gehad. Van Olivier Thiery bijvoorbeeld, die hoofdvakdocent contrabas op het Conservatorium van Amsterdam is. Samenspelen met mijn docenten vond ik weleens spannend, maar als academist word je gelijkwaardig behandeld. Tegelijkertijd ben je er om te leren.’

Grote schoenen

‘Het klinkt misschien gek, maar alleen door te kijken en luisteren naar de contrabassisten heb ik al heel veel opgestoken. Op het conservatorium leerde ik al veel van hen in één lesuur en nu stond ik een jaar lang een beetje in de schoenen van die geweldige bassisten. En van andere musici: als academicus mag je twintig lessen per jaar aanvragen bij andere orkestleden. Te gek, want iedereen brengt zijn eigen ervaring mee. Leeftijd doet er daarbij niet toe. Van jonge musici die pas net bij het orkest spelen, leer ik evengoed als van orkestleden die er al jaren bij zitten. Iedereen die in het Concertgebouworkest speelt, staat aan de top.’

Muzikale brein

‘Al die ervaring neem ik mee als ik straks mijn master ga doen in Düsseldorf. Mijn academieplek heeft me een goed beeld gegeven van het orkestleven, mijn muzikale brein vergroot en me veel motivatie gegeven om heel hard te studeren voor als er een keer een contrabasplek vrijkomt in dit grote symfonieorkest.’

17
‘Te gek om op zo’n jonge leeftijd al naast grote sterren te staan’

het speelplezier van charlotte

INTERVIEW 18

Voor Charlotte Spruit (22) was het van jongs af aan duidelijk: ze zou van vioolspelen haar beroep maken. Nu is ze kamermusicus en solist, studeert ze aan de Royal Academy of Music in Londen en speelt ze in grote zalen over de hele wereld. ‘Ik hoop dat ik meer jonge mensen kan bereiken.’

AAlleen als ze een heel drukke tijd achter de rug heeft, raakt Charlotte Spruit haar viool even niet aan. Dan geeft ze zichzelf een paar dagen rust om daarna weer vol energie aan de slag te kunnen. Tussen het repeteren door maakt ze een dagelijkse wandeling door het park, vlak bij haar Londense appartement. ‘Even wat frisse lucht en beweging, en dan weer geconcentreerd verder,' zegt ze aan de telefoon. ‘Vioolspelen is heel fysiek, dus dat heb ik echt nodig. Ik haal er ook inspiratie uit. Van de hele dag in mijn studeerkamer zitten, word ik gek.’ Op de dag dat we Charlotte spreken, heeft ze een examen voor haar masteropleiding aan de Royal Academy of Music in Londen, bij Rachel Podger en Pavlo Beznosiuk. Intussen repeteert ze de recitals die ze over twee weken speelt op het Bachfest in Leipzig. En deze zomer stonden verschillende festivals en concerten op de planning. ‘Hectisch, maar leuk,’ vat ze haar agenda samen. ‘Naar elk optreden kijk ik ontzettend uit.’

Geen podiumvrees

Charlotte heeft op 22-jarige leeftijd al een indrukwekkend cv. Zo trad ze op in het Concertgebouw, de Wigmore Hall in Londen en de Elbphilharmonie in Hamburg. Ze speelde kamermuziek met gerenommeerde violisten als Janine Jansen en Rachel Podger en ze werd als solist gevraagd door onder meer het Residentie Orkest en het Pauliner Barockensemble. Daarmee doet ze precies wat ze als jong meisje al wilde. ‘Ik heb altijd geweten dat ik van vioolspelen mijn beroep wilde maken,’ zegt ze. ‘Mijn ouders zijn musici: mijn vader pianist, mijn moeder violiste. En mijn zus speelt ook viool. Er klonk altijd muziek, iedereen was altijd aan het studeren. Dat wilde ik ook. Toen ik nog heel klein was, zat ik al op kleine viooltjes te krassen. Op mijn vierde mocht ik dan eindelijk op les, haha.’ Haar docent was Coosje

19
Tekst: Kim van der Meulen | Fotografie: Marco Borggreve

Over Charlotte

Charlotte Spruit is kamermusicus en solist. Ze treedt op in grote zalen over de hele wereld en heeft kamermuziekwerken gespeeld met musici als Gidon Kremer, Tabea Zimmermann en Lawrence Power. Als solist speelde Charlotte met onder meer het Radio Filharmonisch Orkest en Ensemble Esperanza. In 2020 ontving ze de Anton Kersjes Vioolbeurs. Ze won daarnaast diverse (inter)nationale concoursen. In 2022 won ze de eerste prijs, de publieksprijs én de Genuin Classicsprijs op de International Johann Sebastian Bach Competition en onlangs won ze de finale van Young Classical Artists Trust in Wigmore Hall. Charlotte speelt ook regelmatig op festivals, zoals het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht en het Mendelssohn on Mull Festival.

Wijzenbeek, decennialang de bekendste vioolpedagoog van Nederland. Onder haar begeleiding zette Charlotte al snel haar eerste stappen op het podium. ‘Coosje organiseerde wekelijks concerten, vooral met de Fancy Fiddlers, haar strijkersensemble. Daar speelde ik bijna elke week mee samen, soms als solist.’ Of ze dat spannend vond? ‘Nee, als je zo jong bent, heb je geen podiumvrees. Dan vind je het gewoon leuk om lekker viool te spelen. Ik ben later pas een beetje zenuwachtig geworden, omdat ik het altijd goed wil doen. Al kan ik dat ook wel loslaten op het podium en genieten van de muziek. Ik ben blij dat ik zo jong al ben begonnen met optreden, want daardoor is het heel natuurlijk voor mij om op het podium te staan.’

Unieke kans

Met die ervaring op zak vertrok Charlotte meteen na de middelbare school, op haar zeventiende, naar Londen. ‘Een kennis introduceerde me bij een docent van de Guildhall School of Music,’ legt ze uit. ‘Ik dacht: ik neem gewoon een les om te zien of het leuk is. Dat beviel zo goed dat ik besloot er te studeren. En nu ben ik bezig met mijn master aan de Royal Academy of Music.’ Een plek op dat conservatorium is geen vanzelfsprekendheid: slechts tien procent van alle studenten die zich aanmelden, wordt toegelaten. ‘Voor elk concours en elke auditie moet je geluk hebben, want muziek is toch subjectief. Iedereen heeft z’n eigen smaak. Dat is ook het mooie eraan.’ Wat haar zover heeft gebracht? ‘Ik hoop de liefde voor muziek,’ antwoordt ze. ‘Spelen is wat ik het liefste doe. Als ik daar iemand blij mee kan maken, vind ik dat een groot cadeau.’

Generaties mixen

Binnen de kamermuziek is Charlotte meestal een van de jongste musici. Maar als je samenspeelt met mensen die evenveel van muziek houden, spelen leeftijdsverschillen geen rol, zegt ze. ‘Dan spreek je dezelfde taal. Het is bovendien fijn om te spelen met doorgewinterde musici. Als ik een stuk voor het eerst speel, terwijl zij dat al twintig keer hebben gespeeld, kan ik er vragen over stellen. Van hun ervaring kan ik veel leren. Ik denk dat het altijd gezond is om generaties te mixen.’ Die mix hoopt ze ook meer in concertzalen te zien. Jongeren komt ze in de zaal weinig tegen en dat zou ze graag anders zien. ‘Ik groeide op met klassieke muziek en hoorde het al voordat ik werd geboren. Ik heb het altijd mooi gevonden. Maar ik weet dat dat helaas heel zeldzaam is bij jonge mensen. Klassieke muziek wordt toch vaak gezien als iets voor de elite. Ik wil er graag meer mensen bij betrekken.’

Aantrekkelijk voor jong publiek

Dat doet ze onder meer door verschillende kunstvormen bij elkaar te brengen. Vorig jaar won ze samen met haar vriend, de Franse kunstenaar Jérémie Queyras, het Goodmesh

20
‘Spelen is wat ik het liefste doe’

Haar viool

Charlotte Spruit speelt sinds juli 2020 op een achttiende-eeuwse Italiaanse viool van een anonieme maker, die ze in bruikleen heeft van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. ‘Hij heeft een heel warme, mooie klank, waar ik op slag verliefd op werd. Vanaf de eerste noot voelde ik me heel verbonden met dit instrument. Het klinkt heel cheesy, maar het is wel waar: ik kan me geen leven meer zonder deze viool voorstellen.’

HET IS GEZOND OM GENERATIES TE MIXEN’

Concours: een multidisciplinaire wedstrijd waarbij ze muziek en schilderkunst combineerden. ‘Ik speelde een bestaand stuk terwijl hij een groot doek beschilderde,’ vertelt ze. ‘Een bijzondere ervaring, ook omdat ik het podium normaal gesproken alleen deel met andere musici. We hebben samen een paar concerten gegeven op deze manier. Soms schilderde Jérémie wat hij wilde, terwijl ik improviseerde. Ook heel inspirerend. De uitkomst is altijd anders dan je verwacht.’ Zo’n performance trekt doorgaans een jonger publiek dan kamermuziek- en klassieke concerten, merkt Charlotte. ‘Ik denk dat het jonge mensen meer aanspreekt, omdat het iets nieuws is. Het is geen klassieke muziek op een klassieke manier. Misschien vinden ze het ook aantrekkelijker om mensen van hun eigen leeftijd op het podium te zien, omdat ze zich meer met hen kunnen identificeren.’ Maar het allerbelangrijkste vindt ze dat er programma’s worden gemaakt die – ook qua vormgeving en prijs – aantrekkelijk en toegankelijk zijn voor jonge mensen en niet-muziekkenners. ‘Als zij mijn muziek waarderen, vind ik dat bijna een groter compliment dan als wekelijkse concertbezoekers dat doen. Jonge mensen bereiken is een van mijn topprioriteiten. Ik vind het ontzettend belangrijk om klassieke muziek ook voor volgende generaties levend te houden.’

21
Samenspel van kwast en strijkstok op het Goodmesh Concours. Fotografie: Melanie Lemahieu
22
ACHTERGROND
‘Ik zou zeggen: begin de schooldag met muziek’

in de klas vrolijke noten

Dat muziek heilzaam is voor kinderen wordt keer op keer bewezen. Maar van structurele muziekles op de basisschool is geen sprake. Hoe komt dat? En wat valt eraan te doen? Drie experts delen hun visie. ‘Je kunt met muziek tegenwoordig zoveel meer dan vroeger.’

Muziekdocent André Accord ziet het vaak gebeuren. Geeft hij op een basisschool een workshop rappen of beatboxen, fleurt een complete klas op. ‘Kinderen lachen, hebben plezier, kruipen uit hun schulp. Soms verandert een leerling zo dat docenten verbaasd tegen me zeggen: zo kennen we hem niet!’ Het verbaast Accord niks. ‘Muziek prikkelt een ander deel van de hersenen dan rekenen of taal. Dat gun je toch elk kind?’

Onderzoek na onderzoek bevestigt Accords ervaring. Muziekles maakt kinderen blij en creatief. Het leert ze samenwerken en verrijkt het gevoelsleven. Jantien Westerveld hoef je van de zegeningen evenmin te overtuigen. Ze is directeur van Méér Muziek in de Klas, een stichting die zich sinds 2015 inzet voor structurele muzieklessen op de basisschool. ‘Samen zingen en muziek maken, geeft plezier. En plezier is een randvoorwaarde om überhaupt te kunnen leren. Dus ik zou zeggen: begin de schooldag met muziek. Dan gaat het leren daarna makkelijker.’ Maar

MUZIEK PRIKKELT EEN ANDER DEEL VAN DE HERSENEN.

DAT GUN JE

TOCH ELK KIND?’

23
Tekst: Guido van Oorschot | Illustratie: Annelien Smet

Meer muziek in de podcast

In de podcast In gesprek met Méér Muziek in de Klas gaat Saskia Weerstand in gesprek met betrokkenen van muziekonderwijs. Waarom muziekonderwijs volgens Erik Scherder (neuropsycholoog) verplicht moet zijn op basisscholen, wat muziek doet met de ontwikkeling van kinderen en wat de kracht is van storytelling. De podcast is te beluisteren via de reguliere platforms.

kijk om je heen en je ziet: muziek op de basisschool heeft geen prioriteit. ‘Dat moet ik helaas onderschrijven,’ zegt Kristel Baele, voorzitter van de Raad voor Cultuur. ‘Ik zie veel goedwillende leerkrachten en scholen die muziekles willen aanbieden, maar het systeem stribbelt tegen.’

HOLLANDSE NUCHTERHEID

Oppervlakkig beschouwd gebeurt er van alles. In de Amsterdamse Bijlmer wortelt bijvoorbeeld het Leerorkest. Kinderen krijgen een instrument, muziekles en spelen samen. Rotterdam kent het programma Ieder Kind Een Instrument. En ouders die boffen, treffen een kinderopvang waar peuters alvast kunnen snuffelen aan een xylofoon of een trom. Allemaal prachtig, zegt Jantien Westerveld, maar meestal buitenschools. ‘Binnenschools heerst helaas nog te vaak Hollandse nuchterheid. Zo van: rekenen en taal zijn tóch belangrijker.’ Kristel Baele, een geboren Vlaamse, herkent het. Voordat ze voorzitter van de Raad voor Cultuur werd, zat ze acht jaar in een ander adviescollege: de Onderwijsraad. ‘Nederland mag dan wel nuchter zijn, er speelt meer. Denk aan het lerarentekort of aan de nasleep van corona. Het kost scholen moeite alles weer op de rit te krijgen. Daar komt bij dat Nederland al jaren gestaag daalt op internationale onderwijslijstjes. Er heerst een sterk gevoel dat je moet focussen op de cognitieve vakken.’

Was het vroeger beter? ‘Ik kreeg op de basisschool in elk geval nog blokfluitles,’ zegt André Accord, ‘dat voelde voor mij als een verrijking.’ Jantien Westerveld herinnert zich het meerstemmige zingen in de klas. ‘En vanuit ons Twentse dorpje kon ik in de

jaren 70 naar een muziekschool verderop. Maar laten we het verleden niet idealiseren. Misschien had het basisonderwijs meer aandacht voor muziek en tierden de muziekscholen welig. Maar ook toen waren er genoeg kinderen die weinig meekregen.’

DIDACTISCH CONCEPT

André Accord behoort tot de Vliegende Brigadiers, oftewel de docenten die namens Méér Muziek in de Klas langs basisscholen reizen. Wat hij aantreft, wisselt sterk. ‘Sommige scholen hebben een vaste vakleerkracht muziek, andere doen helemaal niets. Maar na een workshop hoor ik steevast: goh, dat zouden we vaker moeten doen.’ En Jantien Westerveld meent: ‘Per stad of regio brengen we partijen bij elkaar. Dat reikt van schoolbestuurders tot vakdocenten tot pabo’s. Over één ding is iedereen het snel eens: elk schoolkind verdient structureel muziekonderwijs. Soms, zoals in de stad Groningen, trekt een wethouder de kar. In een Overijssels dorp begon het met een donatie van een gepensioneerde huisarts. We leggen alle afspraken vast in een MuziekAkkoord. In Nederland en het Caraïbisch gebied hebben we er inmiddels 65 gesloten.’ Méér Muziek in de Klas bereikt rond de 900 duizend van de bijna 1,5 miljoen basisschoolkinderen. Mooie score, maar geen honderd procent. ‘Het onderwijs in Nederland is decentraal ingericht,’ zegt Jantien Westerveld. ‘Er zijn weliswaar kerndoelen, maar veel beslissingsbevoegdheid ligt bij de schoolleiders. Een regering kan niet zomaar zeggen: het moet.’ Kristel Baele: ‘Nederland heeft vrijheid van onder wijs, dat is een groot goed. Maar je kunt cultuuronderwijs, waarvan muziek onderdeel uitmaakt, binnen het curriculum wel degelijk verplichten. De Raad voor Cultuur pleit daar ook al jaren voor. Scholen hebben vervolgens alle ruimte om de lessen in te vullen op een manier die past in hun didactische concept.’

24

ZAADJES PLANTEN

Maar ja, zegt de scepticus, scholen moeten al zo véél. Er zijn de laatste jaren nogal wat taken over de schutting gegooid. Denk aan aandacht voor voeding en beweging. Lessen in tandenpoetsen en burgerschap. Westerveld: ‘Het wordt bijna een luxe om te denken dat muziek óók moet. Daarom zijn we op zoek naar slimme vormen van onderwijs. Dat begint bij goed opgeleide docenten. Samen met de pabo’s en conservatoria bekijken we hoe je muziek op een verantwoorde manier met andere vakken op de basisschool kunt integreren.’ Het wordt een kwestie van lange adem, denkt André Accord. ‘Maar ik heb er vertrouwen in. Ik geef geregeld workshops op pabo’s en voel bij de aankomende docenten volop enthousiasme. Niet iedereen hoeft een genie te zijn. En daarbij kun je met muziek tegenwoordig zoveel meer dan vroeger. Toen had je op pabo’s de verplichte blokfluitles, nu hebben we rap, songs, spoken word. Je kunt op allerlei manieren een zaadje planten.’

OVER ÉÉN DING IS IEDEREEN

HET EENS: ELK SCHOOLKIND VERDIENT STRUCTUREEL MUZIEKONDERWIJS’

KANSENGELIJKHEID

Intussen waait de politieke wind niet ongunstig. Westerveld somt op: ‘De afgelopen jaren waren er impulssubsidies voor muziekonderwijs. Er kwam een programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Er vloeide geld naar scholen om de negatieve gevolgen van de pandemie te verlichten. Ze mochten zelf beslissen: sommige scholen kozen voor rekenen en taal, andere juist voor meer cultuur. En er ging extra subsidie naar de opleiders van toekomstige docenten: de pabo’s en de conservatoria.’ ‘Grosso modo gaat het de goede kant op’, zegt Kristel Baele. ‘Regionalisering wordt de komende jaren belangrijk, daar kan het muziek- en cultuuronderwijs van profiteren. Een tweede positief element is dat bijna alle politieke partijen het belang inzien van kansengelijkheid. Je wilt toch niet dat alleen kinderen van gegoede ouders toegang hebben tot structureel muziekonderwijs?’

Met stille trom

Studentensymfonieorkesten zijn ontzettend belangrijk voor de klassiekemuziekcultuur. Ze zijn een kweekvijver voor talent en ze trekken doorgaans een breder publiek dan de professionele orkesten. Toch hebben studentenorkesten het zwaar, met name om hun ledenaantal op peil te houden. De reden? Volgens de dirigenten van de orkesten ligt het aan de jarenlange bezuiniging op muziekonderwijs. De Groene Amsterdammer doet in het artikel ‘Met stille trom’ een rondje langs de velden bij diverse studentenorkesten en laat zien waarom toegankelijke muziekles essentieel is voor het behoud van een levendige klassieke-muziekcultuur. U vindt het complete artikel op: groene.nl/artikel/met-stille-trom

25

IK

REMY VAN KESTEREN, harp

Het instrument voor staande ovaties

Remy van Kesteren was vijf jaar oud toen hij voor het eerst een harp bespeelde. Hij werd direct gegrepen door het instrument. Inmiddels is Remy een veel gevraagd topharpist en componist. Ook is hij artistiek leider van het Dutch Harp Festival. Jarenlang had Remy een droom: een harp die hem de mogelijkheid bood zijn muzikale ambities te realiseren. ‘Ik zocht een nieuwe toon. Rijker. Vernieuwend. Met die vraag benaderde ik het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Samen met de Italiaanse harpfabrikant Salvi creëerden we een uniek, nooit eerder gebouwd instrument. Met zijn twee extra snaren biedt de Réus 49 mij ongekende mogelijkheden. De harp heeft een uniek dempingssysteem en ik kan hem zowel akoestisch als elektronisch bespelen. Echt een droominstrument.’ Toen Remy tijdens het openingsconcert van het Dutch Harp Festival voor het eerst op zijn nieuwe instrument speelde, kregen hij en de Réus staande ovaties.

AL 35 JAAR HET INSTRUMENT VOOR SUCCES
JUBILEUMKATERN
‘ 26
ZOCHT EEN NIEUWE TOON. RIJKER. VERNIEUWEND. MET DIE VRAAG BENADERDE IK HET NATIONAAL MUZIEKINSTRUMENTEN FONDS’

AL 35 JAAR HET INSTRUMENT VOOR MUZIKAAL SUCCES

vertrouwen zorgeloos

Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds bestaat 35 jaar. Een heuglijk moment om bij stil te staan. Dat doen we graag met een campagne waarin onze musici en instrumenten centraal staan.

Het instrument voor een gedurfde toon ‘Na twintig jaar bij het Amstel Quartet en een grootse carrière, gooide saxofonist Ties Mellema het roer om. Hij startte met componeren van elektronische muziek en vormde met drummer Barry Jurjus het percussie en sax-duo PEAX. Ties: ‘Ik hou ervan om buiten de hokjes van muziek te opereren. Maar met mijn nieuwe muziek, liep ik tegen de grenzen aan van mijn tenor- en baritonsax. De oplossing was een bassaxofoon. Het geluid van een bassaxofoon vond ik te gek: vol power en durf, maar net zo goed een fluwelen toon.’

Dankzij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds verkreeg hij het perfecte instrument. Puur toevallig kwam een zo goed als nieuwe Benedikt Eppelsheim-bassaxofoon te koop. Ties: ‘Ik probeerde hem uit in het atelier van Eppelsheim in München. Verliefd! Het is echt een geweldige kans. Een nieuwe laten bouwen had te lang geduurd. Begin dit jaar overleed Eppelsheim. Dat er van zijn hand geen nieuwe meer komt, maakt deze sax extra bijzonder.’

TIES MELLEMA, bassaxofoon

Altijd verzekerd

Een glansrijke carrière als professioneel musicus begint met talent, discipline en doorzettingsvermogen. Een flinke dosis geluk helpt ook, maar een absolute vereiste is het juiste instrument, passend bij de ontwik keling en ambities van een musicus. Theo Olof was, met initiatiefnemer en bedenker Pieter Moerenhout, nauw betrokken bij de oprichting van het NMF. De legendarische violist speelde jarenlang op een instrument dat hij plotseling moest inleveren. Olof gaf die bittere ervaring een positieve wending voor talloze instrumentalisten. Zijn beleving en droom zitten verankerd in het DNA van het NMF. Musici zijn op zielsniveau met hun instrument verbonden. Ze beseffen dat hun ontwikkeling staat of valt met het juiste instrument. Met het NMF weten ze dat ze altijd verzekerd zijn van een goed instrument, waarop ze zolang kunnen spelen als ze het nodig hebben. Zo staat de collectie al 35 jaar aan de wieg van muzikaal succes.

27
‘Ik hou ervan om buiten de hokjes van muziek te opereren’
Fotografie: Martijn Gijsbertsen | Concept campagne: Café Society

Een kleine greep uit onze beroemde bruikleners

Janine Jansen, violiste, 1990-1992, Möller-viool (Amsterdam, 1928)

Pieter Wispelwey, cellist, 2003-2009, Rombouts-barokcello (Amsterdam, ca. 1690)

Rick Stotijn, contrabassist, 2008-2021, Gagliano-contrabas (Napels, 1846)

Lavinia Meijer, harpiste, 1998-2009, Lyon & Healy-harp (Chicago, 1998)

Hannes Minnaar, pianist, 2022-heden, Erard-vleugel (1858)

Het instrument voor ontroering

Als Nicholas van Kogelenberg op zijn viool speelt, vliegen de uren voorbij: ‘Ik vind het zo fijn om muziek te maken. Elke dag als ik uit school kom, ga ik meteen oefenen.’ Nicholas zit op de excellence-afdeling van de Muziekschool Amsterdam en doet vaak mee aan concerten. Hoe beter hij wordt, hoe beter ook de kwaliteit van het instrument moet zijn. Nicholas: ‘Ik speel moeilijke vioolstukken waarvoor ik een mooie klank moet kunnen maken.’ In een gewone winkel was de juiste viool met meer klank voor Nicholas niet te vinden. De viool die hij van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen kreeg, bleek de perfecte

match: ‘Als ik speel kan ik heel goed mijn gevoelens uiten. Met de warme, volle klank van deze viool kan ik die emotie ook echt overbrengen tijdens concerten.’

ALS IK SPEEL KAN

IK HEEL GOED

MIJN GEVOELENS UITEN’

Groot worden met het NMF

Rosanne Philippens werd letterlijk groot met het NMF. Op haar elfde kreeg het jonge talent haar eerste viool in bruikleen. Tot haar laatste bruikleen in 2016 volgden er nog drie, elk passend bij haar fase van muzikale ontwikkeling. Het langst, negen jaar om precies te zijn, speelde Rosanne op een relatief jonge viool (1942) van een Amsterdamse bouwer. Ook kreeg ze van het NMF een speciale Bergonziviool in bruikleen. Momenteel speelt ze op een Stradivarius-viool van een particulier fonds, die ze op voordracht van Janine Jansen kreeg.

De langste bruikleen

Marie-José Schrijner heeft haar instrument het langst in bruikleen. Na 31 jaar is ze nog steeds ontzettend blij met haar Camilli-viool (Mantua, circa 1750).

‘Hij is warm van klank, niet te hard aan het oor, maar draagt wél ver. Ik krijg vaak complimenten over de viool, en terecht!’

28
NICHOLAS VAN KOGELENBERG, viool

IK WAS DIRECT VERLIEFD’

Het instrument voor een eigen stijl ‘Ik was altijd een eigenaardig kindje. Mijn moeder zag een violiste in mij dus zette ze mij op vioolles. Ik was direct verliefd.’ Haar

moeder kreeg gelijk: Shauntell Baumgard ontpopte zich als een talentvolle violiste. Maar wel eentje die het graag op haar eigen manier aanpakt. Shauntell: ‘Ik speel verschillende muziekgenres: van hiphop, pop, soul, Argentijnse tango en Afrikaanse tot klassieke muziek.’ Tijdens haar studie merkte ze dat je op een viool van mindere kwaliteit minder

snel vooruitkomt. Op de Jaap Timmer-viool die ze van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen kreeg, kon ze pas echt verder werken aan haar eigen stijl. Shauntell: ‘Afrikaanse muziek houdt van lage tonen. De Jaap Timmer had een warme klank waarmee dit mogelijk was.’ Maar Shauntell zou Shauntell niet zijn, als ze niet ook aan haar viool een eigen draai zou geven: ‘Ik heb ’m Latosha genoemd. Het is mijn tweede naam en staat voor eigenwijs, nieuwsgierig, avontuurlijk. Hij is perfect.’

Het instrument voor wereldfaam

Uxía is uitgeroepen tot een van de tien beste contrabassisten ter wereld. Ze speelt al contrabas vanaf haar zesde. Ze ging naar het conservatorium in haar geboorteland Spanje, maar voltooide haar studie in Amsterdam. Uxía maakte internationaal carrière en speelde met de groten der aarde. Dat deed ze zo vaak mogelijk op haar favoriete contrabas: The English Lady. Uxía: ‘Het is een enorm elegant, verfijnd instrument waarmee ik zowel solo als in ensembles kamermuziek kan spelen. Ze heeft een breed scala aan klankkleuren, wat bij contrabassen wel zeldzaam is.’ Groot was ook haar vreugde toen ze dit instrument waarmee ze iedereen muzikaal omver blaast, in bruikleen kon krijgen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Uxía: ‘Ik voel me krachtig als ik The English Lady bespeel. En op haar beurt verdient zij het om door iedereen te worden bewonderd. We halen het beste uit elkaar. Sinds 2016 zijn we samen, en toeren we de hele wereld over.’

UXÍA MARTÍNEZ BOTANA, CONTRABAS

INDIRA NEZAMI, vleugel

Het instrument voor volle zalen Indira komt uit Roemenië, maar haar passie voor muziek leidde haar naar de andere kant van Europa. Ze studeert aan het Conservatorium van Amsterdam en ontdekte onlangs de schoonheid van een historische vleugel. Nadat haar talent werd gezien tijdens een masterclass werd ze uitgenodigd voor de Tweede Internationale Chopin Pianoconcours op Historische Instrumenten in Warschau. Er was alleen één probleem: op haar studenten-

kamertje op IJburg stond alleen een moderne vleugel. Die had ze van het NMF in bruikleen, dus besloot ze een nieuwe aanvraag te doen. Indira: ‘Ik ben zo dankbaar dat ik mijn vleugel heb mogen inruilen voor deze Erard. Het is een bijzondere vleugel, je moet er echt voor kiezen als musicus. Voor mij is het de sleutel om verder te komen. Nu in mijn studie en straks in mijn carrière. Ik hoop hem nog lang te mogen bespelen en droom ervan om samen op het podium te excelleren.’

29
‘Ik ben zo dankbaar dat ik mijn vleugel heb kunnen inruilen voor deze Erard’
SHAUNTELL BAUMGARD, viool
‘Sinds 2016 zijn we samen en toeren we de hele wereld over’
MIJN MOEDER ZAG EEN VIOLISTE IN MIJ DUS ZETTE ZE MIJ OP VIOOLLES.

35 jaar

Nationaal Muziekinstrumenten Fonds

OPRICHTING

Oprichting Nationaal

Strijkinstrumenten Fonds, naar het initiatief van Pieter Moerenhout (foto). Theo Olof wordt de eerste voorzitter.

HET EERSTE LOGO

Het eerste logo is een feit. Met een klassieke schreefletter en strepen die refereren aan de lijnen van het notenschrift.

EERSTE INSTRUMENTEN

Op 25 april wordt het fonds omgedoopt tot het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds om een bredere groep musici te kunnen bedienen. De eerste instrumenten komen in de collectie: een anonieme Italiaanse viool, een gloednieuwe Yamaha-vleugel en een net voltooide Willem Bouman-viool.

PRINS CLAUS

Tijdens een benefietconcert in Rotterdam overhandigt prins Claus een viool aan de 12-jarige Janine Jansen. In 1992 aanvaardt hij het beschermheerschap.

Noortje Olof is weduwe van violist Theo Olof die samen met Pieter Moerenhout het fonds oprichtte. ‘Zelf was ik niet actief betrokken bij de oprichting, maar als echtgenote van Theo kreeg ik natuurlijk wel het nodige mee. Het fonds was volgens Theo hard nodig. Nadat hij jarenlang mocht spelen op een geleende Stradivarius moest het instrument – om redenen die ons onbekend bleven – ineens weer terug naar de eigenaar. Dat was een enorme teleurstelling voor Theo. Als je als musicus een instrument leent, mag dat niet aan tijd gebonden zijn, vond hij. Je moet er zo lang als je wilt op kunnen blijven spelen. Vandaar dat hij zich graag aansloot bij het idee van Pieter Moerenhout voor een instrumentenfonds. De rest van zijn leven speelde Theo op een Pique-viool uit 1797. Dat deze na zijn dood naar het NMF ging, vond hij fijn. Zo kon een ander viooltalent erop spelen.’

Lees het uitgebreide interview met Noortje Olof op muziekinstrumentenfonds.nl/olof

30
1989
1986
1990
1988
Illustraties: Jannemieke Oostra Fotografie: Sjaak Ramakers Prins Claus met Theo Olof.

VERHUIZING

Het NMF verhuist van Bunnik naar de Sint Annenstraat in Amsterdam. Jan Deiters wordt de eerste directeur.

1999

MAX RODRIGUEZ

Koos Andriessen volgt Theo Olof op als voorzitter. De instrumentencollectie ‘Max Rodriguez’ wordt geschonken, de grootste schenking aan het NMF tot op de dag van vandaag.

FRITS SCHUTTE

Frits Schutte volgt

Christian Timm op als collectiebeheerder.

DIRECTEUR

Sabine Moors wordt directeur.

KUNSTVEILING

Theo Olof organiseert een kunstveiling met optredens ten bate van het NMF in de Olofskapel in Amsterdam. In 1996 start hier een reeks sponsordiners ('Diner Orchestral’).

Marcel Schopman was van 2004 tot 2018 directeur van het NMF. ‘Het was liefde op het eerste gezicht tussen het NMF en mij. In die baan verbond ik me met drie groepen mensen die bijdragen aan een mooiere maatschappij. Zo was het geweldig om voor Sinterklaas te mogen spelen voor musici die het instrument écht nodig hadden. Elke keer zag ik oprechte dankbaarheid in hun ogen. Fantastisch om hen daarna op het podium te zien en horen optreden. Ook het contact met de donateurs ontroerde me. Wat zijn veel mensen bereid om geld of een instrument te doneren. Hun goedheid gaf me meer vertrouwen in de mensheid. Ten slotte mijn collega’s, echt geweldige mensen. Met hart en ziel werken ze voor hun ideaal. Vóór het NMF werkte ik bij een platenmaatschappij en dacht ik dat ik de leukste baan ter wereld had. Maar werken bij het NMF was nóg mooier.’

31
1995 1995 1997
2000
Fotografie: Sjaak Ramakers Fotografie: Sarah Wijzenbeek Fotografie: Sjaak Ramakers Noortje en Theo Olof in de Olofskapel.

Violiste Liza Ferschtman: ‘Op mijn vijftiende studeerde ik viool bij Herman Krebbers. Toen ik toe was aan een beter instrument kon ik bij het NMF de Pique-viool lenen die van Theo Olof was geweest. Wat een eer. Mijn eerste grotemensenviool. Het betekende een flinke sprong voorwaarts in mijn muzikale ontwikkeling. Uniek aan het NMF is de enorme bandbreedte: grote talenten kunnen er terecht voor een instrument, maar ook jonge musici die een muzikale stap willen zetten, of orkestmusici. Daarnaast laat het NMF zien dat de aankoop van een instrument voor veel musici té kostbaar is. En dat het fonds dus een mooie bestemming is om geld aan te doneren of een instrument te schenken, zodat het niet op zolder ligt te verstoffen. De mensen van het NMF, echt vakmensen, hebben hart voor de zaak. Vol passie helpen ze musici een passend instrument te vinden. Toen ik een nieuwe barokstok zocht, mocht ik in de instrumentenkamer meerdere exemplaren van de NMF-collectie uitproberen.’

BERGONZI-VIOOL

Het NMF koopt de Bergonziviool aan van Herman Krebbers.

DUURSTE VIOOL

Het NMF koopt een Pietro Guarneri-viool, vroeger in het bezit van koningin Elisabeth van België. Tot dan toe de duurste viool die het NMF heeft aangekocht.

DERDE VOORZITTER

Wim Dik wordt de derde voorzitter van het NMF. Het ministerie van OCW verleent een subsidie.

BESCHERMHEER

Z.K.H. Prins Constantijn wordt beschermheer als opvolger van zijn in 2002 overleden vader.

DERDE DIRECTEUR

Marcel Schopman wordt de derde directeur.

Dirigent en (ex-)violist Jan Willem de Vriend: ‘In de jury bij het Nederlands Vioolconcours zei Theo Olof ooit tegen mij: “Hoe zou die persoon spelen als hij een goed instrument heeft?” Door zijn opmerking realiseerde ik me pas hoe belangrijk een instrument is voor de talentontwikkeling van een musicus. Ook later, toen ik artistiek leider was van het Combattimento Consort Amsterdam en chef-dirigent van het Orkest van het Oosten, zaten we soms te springen om goede instrumenten. Bijvoorbeeld voor cd-opnames, voor aanvoerders die een instrument met een solistisch karakter nodig hadden of gewoon voor musici die op zeer slechte instrumenten speelden. Wat was het fijn dat we bij het NMF konden aankloppen en wat hebben ze ons goed geholpen. Nu is het fonds niet meer weg te denken uit het Nederlandse muziekleven. Toen ik de Radio 4-prijs won, was voor mij ook meteen duidelijk: dit prijzengeld moet naar het NMF!’

32
2001 2004 2004 2005 2008
Fotografie: Sjaak Ramakers Fotografie: Marcel van den Broek Fotografie: Jeroen van der Meyde Fotografie: Marco Borggreve Herman Krebbers en Wim Dik.

KONINKLIJK HUIS

De collectie van Stichting

Studiefonds Oskar Back wordt in eigendom overgedragen aan het NMF. Het NMF krijgt een viool van Willem van der Sijde in bruikleen van het Koninklijk Huis.

Celliste Monique Bartels zat tot voor kort in de Instrumentencommissie van het NMF. ‘Als commissie buigen we ons over de aanvragen van musici. We beluisteren hun opnames en beoordelen die op kwaliteit. De grenzen daarbij kunnen niet strak zijn, want elke musicus is uniek. Het beoordelen is intensief werk, maar ook heel boeiend. Een jong talent moet een niveau hebben waarop een beter instrument ook echt wérkt. Dat kan bijvoorbeeld zijn als het instrument waarop iemand nu speelt, tegenwerkt. Een ander instrument kan dan enorm helpen bij de ontwikkeling. Het is fijn als wij commissieleden het eens kunnen worden in onze beslissing. En het is prachtig om te zien hoe blij musici zijn met hun instrument. Ik heb dit werk tien jaar gedaan, maar nu is het tijd om het stokje door te geven. Ik vond het altijd bijzonder om mee te denken over de prachtige collectie van het NMF.’

NATUURMONUMENTEN

Het NMF slaat de handen ineen met Natuurmonumenten en organiseert de eerste editie van een gezamenlijk kamermuziekfestival op bijzondere locaties door heel Nederland.

WILLEM VOGELAAR

Het NMF ontvangt de grootste schenking in tien jaar en stelt daarmee de ‘collectie Willem Vogelaar’ samen.

25-JARIG BESTAAN

Ter viering van het 25-jarig bestaan organiseert het NMF het ‘Weekend van het NMF’ in samenwerking met Vereniging Hendrick de Keyser, met 100 concerten in één weekend. En in de Ridderzaal waren twee jubileumconcerten.

STRADIVARIUS

Het NMF koopt zijn eerste

Stradivarius (Cremona, 1716)

voor een zachte prijs van Stichting Studiefonds Oskar

Back. De viool heeft een

anoniem bovenblad van latere datum.

Els Swaab wordt voorzitter. Een jaar later gaat het bestuur over in een Raad van Toezicht. Het bestuur van de stichting ligt in handen van de directie.

MANON VEENENDAAL

Manon Veenendaal volgt Marcel Schopman op als directeur. Het NMF Steunfonds wordt in het leven geroepen.

33
ELS SWAAB
2009 2013 2018 2010 2015 2017 2017
Fotografie: Sjaak Ramakers Fotografie: Lars van den Brink Fotografie: Marco Borggreve

Adriana Esmeijer was twintig jaar directeurbestuurder bij het Prins Bernhard Cultuurfonds. ‘Al vanaf het begin is het Cultuurfonds betrokken bij het NMF. We hielpen met een bijdrage bij de oprichting en droegen in de loop der jaren regelmatig ons steentje bij aan de aanschaf van verschillende bijzondere instrumenten. Het NMF heeft een fantastische collectie die nog steeds groeit en echt met de tijd meegaat. Er zitten ook bijzondere instrumenten in, zoals een marimba of een contrabasfluit. Mooi dat het fonds werkt aan behoud van oud erfgoed én zorgt voor nieuw erfgoed door nieuwe instrumenten te laten bouwen. Verder vind ik het bijzonder dat het fonds niet alleen instrumenten uitleent aan individuen, maar ook aan conservatoria en bijvoorbeeld kleinschalige kamermuziekorganisaties. Samen met Natuurmonumenten worden kamermuziekfestivals gehouden waardoor veel mensen kunnen genieten van klassieke muziek. Je hoort het: niets dan lof van mijn kant voor deze sympathieke club.’

DOORSPELEN

De noodhulpactie ‘Doorspelen’ met instrumenten voor gevluchte musici wordt opgetuigd vanwege de oorlog in Oekraïne.

DE NATIONALE VIOOLJUF

Ter ere van vioolpedagoge Coosje Wijzenbeek (overleden in 2021) wordt een prijs geïntroduceerd voor jonge violisten. Het NMF maakt over haar de film De Nationale Viooljuf.

MONTEVERDI-ORGEL

Het Monteverdi-orgel is voltooid, een nieuw innovatief ontwikkelproject na de Réus 49-harp voor Remy van Kesteren. Een volgend project start: een metalen panfluit.

ZOMER-VIOOL

Een omvangrijke erfenis maakt het mogelijk een Guadagnini-viool (Parma, 1770), de ‘Zomer-viool’, aan te kopen.

CORONAPANDEMIE

De coronapandemie zorgt voor nieuwe activiteiten: een vleugelnoodloket, livestreams, financiële hulp voor musici en het Presentatieconcert helemaal online.

OP NAAR EEN STRALENDE TOEKOMST

NMF 35 JAAR

Het NMF bestaat 35 jaar en viert dat met een campagne (zie pag. 26). De slogan: Al 35 jaar het instrument voor succes!

Wij zijn ontzettend dankbaar dat we al 35 jaar mogen rekenen op de steun van onze donateurs. Zo kunnen wij zorgen voor een passend instrument voor onze musici. Een instrument voor succes. Wilt u daaraan bijdragen? Uw donatie is onmisbaar. Scan de QR-code of kijk op www.muziekinstrumentenfonds.nl/doneren.

34
2018 2020 2021 2023 2022 2022
Fotografie: Roy Beusker

donateurs over het NMF

TOEN IK MET PENSIOEN GING, HEB IK COLLEGA’S EEN

GELDBEDRAG GEVRAAGD EN DAT

GEDONEERD AAN HET NMF.

ALLE STEUN HELPT HET FONDS

ZIJN DOELEN TE BEREIKEN.’

Een fortepiano is mooi om te zien, maar daar heb je een instrument natuurlijk niet voor. Ik heb besloten hem aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds te schenken.

Een pianist kwam bij ons op bezoek en heeft hier een hele avond gespeeld; hij was erg enthousiast. Mijn fortepiano is in goede handen gekomen. Dat is een prettig idee.’

Ik weet al jaren van het bestaan van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds en had dan ook geen enkele moeite het bestuur van mijn bedrijf te overtuigen van het verstrekken van een eenmalige donatie. Mijn complimenten voor het uitstekende en informatieve magazine. Het geeft een prima beeld van uw organisatie en activiteiten.’

EEN EERSTE DONATIE AAN

HET NMF, VOOR EEN HEEL

SPECIFIEK EN DANKBAAR DOEL

– WAT GEEFT ME DÁT EEN FIJN

GEVOEL!’

‘ Muziek biedt vreugde in mijn leven. In mijn studentenkoor en -orkest ben ik in contact gekomen met klassieke muziek. Het is geweldig om met een gezelschap op te gaan in de muziek en samen iets moois te creëren. Voor instrumentalisten is het vaak lastig om aan een (goed) instrument te komen. Laten we proberen om hier een barrière weg te nemen. Ter gelegenheid van mijn verjaardag heb ik daarom geld opgehaald voor de musici van het NMF.’

Na afloop van een concert las ik een brochure over het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Geweldig vond ik het, ik besloot ter plekke donateur te worden. Daarna werd mijn relatie met het NMF steeds hechter. Vandaar dat ik het fonds ook in mijn testament heb opgenomen.’

MUZIEK IS EEN BELANGRIJK

DEEL VAN MIJN LEVEN. DEGENEN

DIE MUZIEK LATEN KLINKEN, VERDIENEN HET OM GESTEUND TE WORDEN.’

35
‘ ‘

RUIMTE VOOR EIGEN INTERPRETATIE IS OOK EEN VORM VAN VRIJHEID’

INTERVIEW
‘ 36

stijlenspelen met

Van jazz, hiphop en soul tot klassiek: Yannick Hiwat is een allround musicus die als geen ander weet hoe hij de veelzijdigheid van de viool kan inzetten. Yannick liet zelfs een instrument maken geïnspireerd op historische exemplaren: zijn zevensnarige mezzoviool. Alles voor meer magie.

YYannick Hiwat laat zich niet beperken door één stijl. Dat hoor je natuurlijk aan zijn muziek, maar zie je ook direct aan zijn instrumenten. Met een bijzonder breed instrumentarium geeft Yannick een stem aan zijn gevoelens en ideeën. Hij bedient zich van synthesizers, heeft een vingerpiano (kalimba), maar ook een viool uit 1946 (gebouwd door Bernard LeBlond) die ooit van de overleden jazzlegende Stuff Smith was. Trots is hij ook op zijn hedendaagse zes- én zevensnarige (mezzo)violen van bouwer Eric Aceto. Die laatste liet de violist en componist, ingegeven door zijn zoektocht naar een vernieuwend geluid, naar eigen wens bouwen. Dankzij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds speelt hij nu ook op een viola d’amore. Het unieke renaissance- en barokinstrument heeft hij in bruikleen, speciaal voor zijn compositieopdracht voor het North Sea Jazz Festival.

Dat Yannick inmiddels de wereld over reist en met zijn band de grootste podia kan afvinken, is geen toeval. Muziek speelt al van jongs af aan een grote rol in zijn leven. Zijn vader zat

in een reggaeband en zijn moeder speelt nog altijd klarinet, harp en piano. ‘Voor mijn ouders is muziek maken een hobby, een fijne uitlaatklep,’ vertelt Yannick, die op zijn vijfde met blokfluit begon. ‘Ik dacht dat de eerstvolgende upgrade naar dwarsfluit zou zijn, tot ik de viool hoorde. Dat werd mijn eerste liefde.’ Yannick heeft door de jaren heen verschillende rolmodellen verzameld, die je net als zijn muzikale stijl ook niet in één hokje kunt stoppen: ‘Prince en Stevie Wonder, maar ook Beethoven en Bruckner. Ik kan net zo geïnspireerd raken door een pianist en saxofonist als door een violist. Vervolgens is het een uitdaging die inspiratie in mijn muziek te laten doorklinken. Een onuitputtelijke bron om nieuwe verhalen voor de wereld te creëren, op het podium en met composities.’

Experiment

Al op de Havo/vwo voor Muziek en Dans in Rotterdam legt Yannick de basis voor zijn veelzijdige muzikale stijl. ‘Mijn ene klasgenoot, met wie ik laatst nog samenspeelde op Pinkpop, was funkdrummer en de ander rockgitarist. We hadden allemaal een ander genre, maar in de tussenuren zaten we lekker samen te jammen. Het maakte niet uit of je

37
Tekst: Kim Buitenhuis | Fotografie: Maarten Noordijk

in de eerste of vijfde klas zat. Het ging om het enthousiasme, om samenspelen en experimenteren. Leeftijd en ervaring deden er niet toe. Dat zie ik ook aan mijn publiek, dat zeer divers is.’ De viool heeft Yannick, die aan het Fontys Conservatorium Tilburg bij violist Thijs Kramer van het Concertgebouworkest studeerde, veel gebracht. ‘Naast spelen in een klassiek orkest leerde Thijs me ook de waarde van verbinding met hedendaagse muziek,’ aldus Yannick.

Townships

Op het moment dat Yannick net een jaar op het conservatorium zit, wordt hij aangenomen als orkestlid door het KwaZulu-Natal Philharmonisch Orkest in Durban, ZuidAfrika. ‘Van Beethoven tot Brahms: we speelden alle grote symfonieën, fantastisch voor de uitbreiding van mijn repertoire. Geweldig om samen met zoveel getalenteerde musici stukken van grote componisten te kunnen spelen. Dat is gewoonweg magisch. Ik vond het sowieso geweldig te zien dat er in Zuid-Afrika zoveel waardering is voor muziek. Muziek is er echt diepgeworteld in de cultuur. Naast optredens in klassieke zalen en podia, gaven we ook concerten in townships, voor mensen die geen kaartje kunnen kopen. Daar zag ik hoeveel vreugde muziek brengt, hoe muziek mensen verbindt.’ Eenmaal terug in Nederland voelt Yannick drang en noodzaak zijn eigen muziek te schrijven. Eerst voltooide hij gedisciplineerd de opleiding tot jazzviolist, daarna verschoof de focus naar schrijven en muziek maken met zijn eigen band.

Match met zes

Al snel begon Yannick met meersnarige violen te experimenteren. ‘Die behoefte ontstond doordat ik meer ging improviseren en mijn repertoire uitbreidde; naast klassiek ook jazz, hiphop en soul. Maar het kwam vooral doordat ik mijn eigen muziek ging componeren. Ik werd daardoor steeds meer beïnvloed door instrumenten met een groter bereik dan een viool. Zo was ik bijvoorbeeld gefascineerd door de tenorsaxofoon. Tegelijkertijd wilde ik het bereik van de viool niet kwijt, maar miste ik nog wel wat in de diepte.’ Hij sprak erover met bouwer Eric Aceto. Die vermoedde dat

De viola d’amore

In de 17e eeuw kregen componisten –geïnspireerd door de liefde – behoefte aan een solo-instrument dat moest klinken als een verleidelijke stem. Een klein model viola da gamba, dat op de arm werd bespeeld, kreeg vijf tot zeven melodiesnaren met daaronder hetzelfde aantal meeresonerende snaren. De resonantiesnaren werden vaak met zilver omsponnen en gaven een zilverachtige klank. De klankopeningen werden in de vorm van een vlam of slang gesneden. Op de plek van de krul is Cupido te bewonderen. Maar omdat de liefde werd geacht blind te zijn, is hij wel geblinddoekt. Noord-Duitsland wordt beschouwd als de plaats van herkomst van de viola d’amore. In Salzburg werd het instrument voor het eerst in grote aantallen gebouwd. Heinrich Ignaz Franz Biber schreef er honderden composities voor.

38
IK WIST METEEN: BIJ FRIMANGRON HOORT DE VIOLA D’AMORE’

zijn zessnarige viool goed bij Yannick zou passen en het bleek inderdaad een perfecte match. Na enkele jaren verlangde Yannick opnieuw meer bereik en uitbreiding in de diepte en begon de queeste opnieuw.

Viola d’amore

Een lange zoektocht vol research en testsessies volgde en uiteindelijk bood een zevensnarige mezzoviool, ook gebouwd door Aceto, uitkomst. Tegenwoordig is dit de viool waarop Yannick het meeste speelt. ‘Het instrument is gebouwd op het frame van een mezzoviool, die in de jaren zestig door Carleen Hutchins werd ontwikkeld. Deze zevensnarige viool zit net iets onder het laagste bereik van de cello. Van de Cellosuites van Bach tot het complete repertoire met zijn Quintet: op deze viool kan Yannick écht alles spelen. Tijdens zijn zoektocht viel Yannicks oog ook op een viola d'amore, een renaissance- en barokinstrument. ‘De eerste keer dat ik de viola d’amore hoorde, was ik direct diep onder de indruk. Je stemt de zeven snaren waarop je speelt, evenals de zeven snaren eronder. Die onderste snaren worden niet bespeeld, maar resoneren wel mee. Dat geeft een sensationeel dragende klank, alsof je in een kathedraal staat. Het instrument zingt zo fantastisch met mij mee. Ik kreeg kippenvel toen ik er voor het eerst op speelde.’

Compositieopdracht

Net zoals de zevensnarige viool is ook de veelzijdige viola d’amore uitermate geschikt voor improvisatie, merkt Yannick nu hij het instrument van het NMF tijdelijk in bruikleen heeft. Hij gebruikt het instrument onder meer voor de vrije compositieopdracht van het North Sea Jazz Festival, die hij als getalenteerd Nederlands jazzmusicus kreeg. Yannick componeerde het stuk Frimangron, dat zoveel betekent als ‘het land van vrije mensen’. De titel van het stuk verwijst naar de gelijknamige wijk in Paramaribo waar vrijgelaten tot slaaf gemaakten een nieuw thuis vonden. Toen hij aan het componeren sloeg, voelde hij meteen: hier hoort de viola d’amore bij. ‘Het instrument heeft een bijzondere energie waarmee het de Surinaamse muzikale tradities, ritmes en harmonieën heel krachtig kan overbrengen. Ik denk en hoop dat het publiek dit ook echt zo zal voelen en ervaren. Vrijheid is een belangrijk, tijdloos en universeel thema – al helemaal in dit herdenkingsjaar. Behalve om letterlijke vrijheid gaat de compositie ook over de vrijheid van musici zichzelf op het podium te uiten. Samen te kunnen spelen, waarbij ieder ook is beïnvloed door diens culturele tradities en inspiraties. Maar Frimangron laat ook ruimte voor eigen interpretatie door het publiek. Dat is voor mij ook een vorm van vrijheid.’

Yannick Hiwat

Yannick Hiwat (1988, Roosendaal) speelt sinds zijn zesde viool. In 2007 behaalde hij cum laude zijn diploma aan de Havo/vwo voor Muziek en Dans in Rotterdam, een vooropleiding van het Rotterdams Conservatorium. Na het Fontys Conservatorium in Tilburg ontwikkelde hij zijn jazzvioolspel bij Tim Kliphuis. Vanaf de middelbare school kreeg hij achtereenvolgens verschillende violen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen. In 2017 was Yannick artist in residence bij De Doelen Rotterdam en in 2020 het gezicht van Het Concertgebouw. Naast zijn eigen Yannick Hiwat Quintet vergaarde hij bekendheid door samenwerkingen met Pete Rock, Chilly Gonzales, Snarky Puppy en Re:Freshed Orchestra. Op het North Sea Jazz Festival speelde hij onder meer met de bassist van Prince en de drummer van Lauryn Hill.

39
Fotografie: Isaac Owusu

spelenkapla, lego en goffriller

40
JONG TALENT
Tekst: Yolande Verheyen | Fotografie: Marjory Haringa

met

Op een zonnige junidag staan in het huis van Nicholas van Kogelenberg (10) en zijn ouders drie kostbare violen en eenzelfde aantal strijkstokken met de grootste zorg op de bank uitgestald. In het voorjaar diende Nicholas op voorstel van zijn docente Emma Breedveld, die ook een viool in bruikleen heeft van het NMF, een aanvraag in voor een instrument. Die werd goedgekeurd en nu mag de jongste lener ooit kiezen uit twee negentiendeeeuwse Duitse violen en een Italiaan. Al na enkele minuten spelen, valt hij voor een 3/4-viool met etiket ‘Matteo Goffriller, Venetië, 1731’. Nicholas’ ouders, Romana Goumare en Herman van Kogelenberg, zijn beiden professioneel fluitist. Op zijn vierde verjaardag gaven ze hun zoon zijn eerste viool cadeau. Nicholas: ‘Ik zag die koffer, het was een ding dat ik nog nooit had gezien. Ik dacht: wat zit daar nou in? En toen kwam er een viool uit!’ Hij was er meteen dolgelukkig mee. Met de piepkleine 1/16-viool mocht hij alleen op het dikke kleed oefenen ingeval het instrument per ongeluk zou vallen. Inmiddels oefent Nicholas minstens 350 dagen per jaar. En op vakantie staat hij erop zijn vioolkoffer zelf te dragen. Met Lego en Kapla bouwt Nicholas indrukwekkende bouwsels van soms wel duizend blokjes. Ook in de muziek houdt hij van groot, veel, uitbundig. Zoals zijn nieuwe oefenstuk Vioolconcert nr. 9 van De Bériot. ‘Daar zitten zóveel noten in! Het begint vrolijk, met piano, en dan komt de viool met heel veel geluid en lawaai binnen walsen.’ Veel noten of niet – Nicholas speelt het stuk volledig uit zijn hoofd.

streicher in de steigers

Johannes Brahms componeerde jarenlang op een Weense Streicher-vleugel.

Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds voegde een exemplaar uit 1874 aan de collectie toe en gaf het in bruikleen aan het Koninklijk Conservatorium

Den Haag. Na een revisie belooft deze Streicher een van de belangrijkste piano’s te worden voor het conservatorium.

Tekst: Joost Galema | Fotografie: Jeroen Dietz

VViolisten kunnen hun instrument overal mee naartoe nemen. Zij behoren tot de gelukkigen, want zij krijgen de kans tot het ontwikkelen van een intieme relatie met hun viool die zich kan vertalen in hun spel. Pianisten daarentegen moeten altijd afwachten wat voor vleugel er in een concertzaal op hen wacht. In zo’n geval is het prettig als die instrumenten gelijkgestemde zielen hebben. Ziehier het ‘geheim’ van het Steinway-monopolie, maar ook de oorzaak van een zekere eenvormigheid in het pianisteninstrumentarium de afgelopen eeuw. De krachtige Steinway brengt bovendien niet de klank voort waarmee componisten als Mozart, Beethoven, Schubert, Chopin en Brahms hun stukken boetseerden. Die vleugels luisterden naar namen als Walter, Graf, Broadwood, Erard, Pleyel en Streicher.

NIEUWSGIERIGE PIANISTEN

Jarenlang leken deze piano’s van de aardbodem verdwenen. Veroordeeld tot zwijgen stonden ze meestal in huiskamers of een enkel museum. Maar vanaf de jaren vijftig begonnen de pioniers

van de oude muziekbeweging te onderzoeken hoe muziek moet hebben geklonken tijdens de levens van componisten als Bach, Händel en Vivaldi. Langzaam spreidde die olievlek zich uit naar de geschiedenis van de piano. Nieuwsgierige pianisten ontdekten de muzikale reikwijdte van de fortepiano en andere vroege vleugels. Ze vonden ongehoorde kleuren en stemmen in muziek, die we dachten te kennen. ‘Je zou ze kunnen vergelijken met organisten,’ zegt de Belgische pianobouwer en restaurateur Chris Maene. ‘Die reizen van kleine kerken naar kathedralen en ontdekken op elke plek weer iets nieuws. Zo’n open houding is wat het vak van musicus moet of kan zijn.’

GROEIENDE VRAAG

Momenteel restaureert Maene een Streicher-vleugel die het NMF deels kocht en deels geschonken kreeg van pianopionier Frits Janmaat in Enkhuizen. Het is een instrument uit 1874 van hetzelfde type als waarop Johannes Brahms anderhalve eeuw geleden speelde en componeerde. ‘We staan vooral bekend als het violenfonds,’ zegt Frits Schutte, hoofd collectie van het NMF. ‘Maar vleugels zijn een groeiend deel van onze verzameling.

42
REPORTAGE
‘De rijkdom aan klank en kleur van de Streicher wast iedereen de oren’
Chris
Maene controleert de dempers. Zoon Frederic is bezig met de afregeling van de vleugel. Het leer op de hamerkoppen wordt hersteld.

Met het aantreden van pianist David Kuyken in 2009 in de Instrumentencommissie heeft het NMF een beter beeld gekregen van de noodzaak onder de doelgroep van het NMF en is de collectie flink uitgebreid: van zo’n twintig toen tot bijna negentig nu. De aanvragen stegen bovendien flink na ons initiatief om tijdens de coronalockdowns vleugels te bezorgen bij pianostudenten die thuis moesten blijven. Dat vergrootte onze bekendheid op dat gebied. In onze collectie voeren Steinways de boventoon, omdat die nu eenmaal de norm zijn in de concertzaal. Vrijwel alle vleugels zijn schenkingen, wat betekent dat we kritisch zijn in onze keuzes.’ Achttien NMF-vleugels zijn ouder dan honderd jaar, waaronder dus de Streicher. ‘Toen we die aangeboden kregen, onderzocht ik eerst of hier behoefte aan was,’ zegt Schutte. ‘Het NMF verzamelt over het algemeen geen instrumenten die maar eens per jaar worden gebruikt bij een speciaal project. We willen vooral dat instrumenten uit de collectie zoveel mogelijk gebruikt worden. De conservatoria van Amsterdam en Den Haag toonden belangstelling. Beide dienden een goed plan in. Dat de Streicher naar Den Haag ging, kwam deels omdat men daar – in tegenstelling tot Amsterdam – nog geen vleugels van ons heeft.’

MOOIE LINK

Teunis van der Zwart, het hoofd van de afdeling oude muziek op het Koninklijk Conservatorium, is blij met de bruikleen. ‘In de ontwikkelingsgeschiedenis van de vleugel verbindt de Streicher de fortepiano met de Steinway. In die zin is het instrument een mooie link tussen twee van onze studierichtingen: voor Oude Muziek is deze Streicher modern. En voor Klassiek – waarbij studenten op instrumenten uit onze tijd spelen – hoort hij bij een vroege periode. We vroegen docenten van de beide afdelingen om er een recital op te geven en dat leverde tal van nieuwe inzichten op. Streichers rijkdom aan klank en kleur wast iedereen de oren. Studenten kunnen op zo’n instrument hun palet enorm uitbreiden.’

HELDERE GESPREKKEN

Een van die Haagse leraren is pianist Bart van Oort, die fortepiano en historische uitvoeringpraktijk doceert. Hij pioniert sinds de jaren tachtig met voorlopers van de moderne vleugel. ‘Steinway ging er een eeuw geleden al prat op dat zij de instrumenten maakten met de langste, de rijkste en de luidste toon. Kwaliteiten die het concern gestaag uitbouwde, maar de vleugel verwijderde zich daardoor van de klank die de basis vormde voor componisten als Mozart, Beethoven, Haydn, Schubert, Brahms, Mendelssohn, Chopin en zelfs Debussy. Hun muziek is doorgaans helder en doorzichtig, met afzonderlijke stemmen die – alsof het personages zijn – een gesprek met elkaar voeren.’ Op oude piano’s is dat gesprek goed te volgen, want snaren liggen naast elkaar en de hoge snaren zijn door de vorm van de vleugel korter, wat ook geldt voor de duur van hun

MET DE STREICHER KUNNEN STUDENTEN

HUN PALET ENORM UITBREIDEN

44
’ ‘

klank. Op een Steinway is dat fundamenteel anders, daar zijn de snaren kruislings over elkaar gespannen. Dat betekent niet alleen dat ze met elkaar meetrillen, maar ook dat hoge snaren verlengd zijn en dus langer blijven klinken dan oorspronkelijk de bedoeling was. Individuele stemmen gaan door elkaar heen praten en klonteren samen tot wat je een koorklank kan noemen. ‘Dat overkomt Brahms bijvoorbeeld,’ zegt Van Oort. ‘Wie zijn muziek op een Streicher speelt, merkt meteen hoe de noten veel natuurlijker spreken.’

LICHTE BUIGING

Na anderhalf jaar intensief gebruik staat de Streicher nu bij de Belgische bouwer en restaurateur Chris Maene. Want het instrument bleek nodig aan revisie toe. In de zangbodem zaten scheuren, het leer op de hamerkoppen was niet overal meer even goed, en er zat speling op de toetsen waardoor de ene keer twee snaren in plaats van drie snaren werden aangeslagen. En andersom een hamer twee snaren meepakte als het er maar één moest zijn. ‘Het instrument wordt veel gebruikt,’ zegt Maene. ‘Je kon op de Streicher – zoals die was – een mooi klankbeeld van Brahms oproepen. Maar het is als met een oldtimer: je kunt zo’n auto goed onderhouden om er soms een rondje mee te tuffen, het wordt toch een ander verhaal wanneer je er regelmatig mee wil racen.’ Dat laatste willen het Koninklijk

45
‘Wie Brahms op een Streicher speelt, merkt dat de noten natuurlijker spreken’
Chris Maene en Tim Duyck werken aan de zangbodem van de Streicher, de ziel van het instrument.

Van generatie op generatie

Piano’s Maene is een Belgisch familiebedrijf dat werd opgericht in 1938 door Albert Maene en Zulma Doutreloigne. In 1984 kwam Chris Maene, zoon van Albert, aan het roer van het bedrijf dat inmiddels filialen heeft in onder andere Gent, Ruiselede, Alkmaar en Amsterdam. Vanaf 2004 zijn ook Chris’ zonen Dominique en Frederic betrokken bij de firma. Piano’s Maene verkoopt en restaureert niet alleen merken als Steinway & Sons, Yamaha en Kawai, maar specialiseert zich al sinds de oprichting in de restauratie van historische vleugels. Atelier Chris Maene bouwt ook fortepiano’s.

Conservatorium en het NMF. Zo’n reparatie is een ingewikkeld proces. Wat vervang je en waardoor, zonder het karakter van de vleugel aan te tasten? Maene kent de Streicher van haver tot gort, hij bezat ooit een twee jaar jonger exemplaar. ‘Maar het blijft altijd een dubbeltje op zijn kant,’ erkent hij. ‘Sommige onderdelen kan ik vervangen door ze na te maken – pinnen, het leer op de hamerkoppen – maar andere niet. Wie de zangbodem eruit haalt, berooft een instrument van zijn ziel. We hebben nu de Streicher in onze droogkamer gezet, en de scheuren hierin gedicht met soortgelijk zangbodemhout en lijm. En we hebben hem daarbij iets naar boven gedrukt, zodat de constructie weer de lichte buiging kreeg die deze zangbodem van oorsprong kende.’

KLEUR ONTDEKKEN

Maene werkt veel aan oude instrumenten. ‘Dat betekent dat ik hun karakters goed ken. Zoals een dirigent, de partituur lezend, de muziek al in zijn hoofd hoort, weet ik bij binnenkomst van zo’n Streicher hoe hij moet klinken. In dit geval: wat Brahms gehoord moet hebben.’ Voor dat laatste zal Bart van Oort het instrument inzetten bij de opleiding. ‘Ik heb gezien hoe moderne pianisten op de Streicher niet weten wat hun overkomt, hoeveel vrijheid dit instrument geeft. Hiermee kunnen we echt onderzoeken wat Brahms allemaal met zijn noten kon uitdrukken. Het is prima om zijn muziek in de concertzaal op een Steinway te spelen, niets op tegen, maar gun het jezelf als musicus om op zo’n Streicher te ontdekken welke klank, welk verhaal je kunt nastreven. Wat dat betreft verwacht ik dat deze vleugel na de revisie zal uitgroeien tot een van de belangrijkste instrumenten van onze afdeling.’

46
WETEN OP EEN STREICHER NIET WAT HUN OVERKOMT’ ‘
MODERNE PIANISTEN

schouders

staan op van reuzen

Voortborduren

In 1675 schreef Isaac Newton aan Robert Hooke: ‘Als ik verder kon komen dan anderen, dan kwam dat doordat ik op de schouders van reuzen stond.’ Zowel in de muziek, de techniek als in het echte leven staat er af en toe een reus op en dan bouwen gewone stervelingen daarop voort. Echte reuzen zijn schaars, soms in hun tijd miskend of pas na hun dood ontdekt. Te vooruitstrevend of de tijd zat simpelweg niet mee.

Andrea Amati (ca. 1505-1577) uit Cremona was een reus die alles meehad. Hij was innovatief, werd door het Franse hof beschermd en had nakomelingen met de juiste genen.

Andrea’s kijk op de vorm van de viool en zijn methode van werken waren vernieuwend. Zijn werk was overal geliefd en werd al snel in heel Europa nagevolgd. Toen de Franse koning een fors aantal verschillende instrumenten door Andrea Amati liet bouwen voor zijn hoforkest werden zijn opvattingen over vioolbouw definitief bevestigd: in Italië en ver daarbuiten. De immense hoeveelheid werk vereiste ook de handen en inzet van zijn beide zonen Antonio en Girolamo.

Beide broers bleven na Andrea’s dood in de familiewerkplaats voortborduren op hun vaders inzichten. Zijn schouders bleken breed genoeg voor twee. Antonio om er tot zijn dood op voort te bouwen en voor de ambitieuze Girolamo om de echte erfenis van zijn vader verder uit te werken. Girolamo Amati had al vroeg ontdekt dat de combinatie van esdoorn voor de onder- en de zijkanten en fijn dennenhout voor het bovenblad de klank opleverde die hij voor ogen had.

Gezegende genen

Girolamo’s zoon, Nicolò, was gezegend met de inzichten van de voorgaande generaties. Als eerste gebruikte hij een specifiek soort esdoornhout dat niet alleen goed klonk maar, eenmaal gelakt, ook een aantrekkelijk uiterlijk opleverde. Hij verlengde de hoeken van de viool en ontwierp een ander concept voor de welvingen. Tegelijkertijd experimenteerde hij met de dikteverhouding van het hout en met het volume van de viool. Ogenschijnlijk geen grote wijzigingen, maar de klank verbeterde aanzienlijk. Nicolò’s succes maakte het nodig om vaklieden van buiten de familiekring te vragen mee te werken. Een van hen was zijn jonge buurman, Antonio Stradivari. Ten tijde van Newtons brief was Stradivari een jaar of dertig en had hij de schouders van Amati niet meer nodig.

47
Tekst: Jan Boekhout (NMF-huisbiograaf) Lees op onze vernieuwde website meer dan honderd verhalen over instrumentenbouwers, geschreven door Jan Boekhout.
COLUMN
Andrea Amati

DONATEUR IN BEELD

Tekst: Menno de Boer

Fotografie: Jeroen Dietz

Dees Nijpels over de cello van zijn moeder

‘Mijn moeder, Brigitte de Groot, kwam uit een muzikale familie. Haar vader was concertpianist en dirigent. Er is een zwart-witfoto van mijn moeder als klein meisje samen met haar vijf broers en zussen. Allemaal hebben ze een muziekinstrument in de hand. Mijn moeder begon op 9-jarige leeftijd met cellolessen en voltooide cum laude het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Rond die tijd kocht ze een cello, een Engels exemplaar uit 1830. Het is een cello met een karakteristiek geluid. Dat geluid heb ik in mijn jeugd dagelijks gehoord. Mijn moeder is haar hele leven beroepscelliste geweest, onder andere bij Het Zeeuws Orkest. Ook is haar cellospel te horen op het album XXL van Bløf. Mijn moeder was een prachtig mens. Het was een enorme klap toen ze in 2013 ernstig ziek werd en datzelfde jaar overleed. Ze was nog maar 55. Ik heb haar cello geërfd. Ik speel zelf geen instrument, maar toen ik over het NMF hoorde, wist ik meteen wat me te doen stond. Nadat twee jonge talenten de cello een tijdje in bruikleen hebben gehad, is nu Mare Keja aan de beurt. Ze is nog maar 18 jaar en gaat later dit jaar naar een prestigieus conservatorium in Madrid. Onlangs ben ik naar een concert gegaan van het Drents Symfonie Orkest, waar Mare soleerde. Na afloop vertelde ze hoe blij ze is met de cello, over de mooie klanken van het instrument en dat ze nu opeens dingen kan spelen die haar vorig jaar nog niet lukten. Nu ik dit vertel, krijg ik weer kippenvel.’

HET IS EEN CELLO MET

EEN KARAKTERISTIEK

GELUID, DAT IK IN MIJN

JEUGD DAGELIJKS HOORDE’

‘ ‘

Na een concours werd mij op het hart gedrukt dat er nog meer kleur, klank, beleving en uitdrukkingsmogelijkheden zijn in mijn vioolspel. Natuurlijk vergt dat hard studeren, maar een goed instrument om me daarbij te inspireren en te ondersteunen was noodzakelijk. Ik werd door het NMF hartelijk ontvangen en heb nu een prachtige viool in bruikleen. Dit instrument gaat me helpen om mij verder te ontwikkelen en de grenzen van mijn kunnen te verleggen.’

Sanne Lam (W. Crijnen-viool, Marseille 2006)

musici over het NMF

IK BEN HET NMF ENORM

Ik ben het NMF enorm dankbaar dat ik mag spelen op twee harpen, een moderne pedaalharp en een historische triple harp. De passie en de toewijding die het NMF heeft voor de musici is zo ontzettend belangrijk. Het is onbeschrijfelijk wat zij doen om het muzikale landschap in Nederland te ondersteunen.’

Gwyneth Wentink (Salvi-harp uit 2009 en Hüttel-triple harp uit 2019)

DANKBAAR DAT ZIJ IN MIJ GELOVEN EN MIJ DIT PRACHTIGE EN COMPLEXE INSTRUMENT IN HANDEN HEBBEN GEGEVEN.’

Vadim Tsibulevsky (Guarneri del Gesù-viool, Cremona ca. 1736)

Ik ben het NMF zeer dankbaar; het werk dat ze doen is absoluut geweldig. Het hebben van een viool en strijkstok van deze buitengewone kwaliteit heeft mijn leven totaal veranderd. Ik hoop dat het NMF nog vele jaren kan doorgaan met hun fantastische werk, waar ze musici en publiek zo blij mee maken!’

Paula Pérez Romero (J. Boumeesterviool, Amsterdam ca. 1675)

‘ Toen ik een nieuwe visie had voor een ander soort pianogeluid bleek dat, na een hoop onderzoek, een specifieke fortepiano te zijn. Ik geloof niet dat ieder land een muziekinstrumentenfonds heeft. Was mijn omgeving er niet geweest, met het NMF en bouwers relatief dichtbij, dan was het misschien bij een droom of een ver beeld gebleven van wat ik als musicus zou kunnen doen.’ Rembrandt Frerichs (Maene-fortepiano naar een Walter uit 1805, Ruiselede 2014)

49
Lees meer verhalen van onze musici op muziekinstrumentenfonds.nl/kennismaken. Of scan de QR-code.

overdragen het stokje

De meeste instrumentenbouwers laten zich niet leiden door de pensioengerechtigde leeftijd. Toch rijst vroeg of laat de vraag wanneer het tijd wordt om het stokje over te dragen. En vooral aan wie. Drie bouwers over de continuïteit van hun ambacht.

50
INTERVIEW
Tekst: Wieke Ringeling | Fotografie: Sevilay Maria

Serge Stam (75) volgde een opleiding aan de vioolbouwschool in Mittenwald. Daarna werkte hij bij vioolbouwer René Morizot in Mirecourt en strijkstokkenmaker en expert Bernard Millant in Parijs. In 1972 kwam hij definitief terug in het atelier van vader Otto, waarover hij sinds 1979 de leiding heeft gehad. Toen hij 68 werd, stopte hij met het restaureren en taxeren van instrumenten. Tegenwoordig houdt hij zich voornamelijk bezig met het maken van nieuwe instrumenten. Ook zit hij in de Raad van Advies van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.

‘Je leert van anderen en door zoveel instrumentenmogelijkin handen te hebben’

‘Ik houd van de viool, hij fascineert me. De geschiedenis, de klank en vooral de esthetiek. Soms krijg ik er een in handen die zo mooi is dat mijn hart een sprongetje maakt. Ultiem geluk is dat. Ik wist op jonge leeftijd al dat ik dit vak in zou rollen. Mijn vader was eveneens vioolbouwer en ik groeide letterlijk op tussen de violen. Ik herinner me dat mijn broer en ik op onze driewielers in huis tussen de violen en cello’s fietsten. Mijn vader vond het belangrijk dat ik een opleiding zou volgen en hij had zelf de tijd niet om me op te leiden. Het werd de vioolbouwschool in Mittenwald. Daarna heb ik gewerkt bij bouwers in Frankrijk om hun methodes te leren. Terug in Nederland heb ik nog een aantal jaren samen met mijn vader gewerkt, dat was heel bijzonder. In die jaren onder zijn leiding heb ik de fijne kneepjes van het vak geleerd. Tijdens je opleiding leer je de theorie, in de praktijk bouw je je expertise verder uit. Die praktijkervaring is zo ontzettend belangrijk. Je leert van anderen, je leert door te kijken en door zoveel mogelijk instrumenten in handen te hebben. Ik heb geen geheimen en deel mijn kennis graag. Ik heb veel contact met buitenlandse collega’s en ik weet zeker dat ik net zoveel geleerd heb van hen als zij van mij. Ik vond het ook altijd belangrijk om medewerkers in de werkplaats te hebben. Natuurlijk hielpen zij met het vele werk, maar ik kon zo ook mijn kennis delen. Dankzij mijn vrouw Jacqueline, die van grote waarde was voor het bedrijf, had ik daar de tijd en mogelijkheid ook voor. Toen ik 68 werd, was het tijd om een deel van mijn werk, namelijk restaureren en taxeren, over te laten aan de volgende generatie. Het was een lastige keuze, maar in de tijd die ik nog heb, wil ik doen waar mijn hart echt ligt en dat is nieuwe instrumenten bouwen en daarmee musici blij maken. Alle kennis en ideeën die ik door de jaren heen heb verworven komen hierin samen. Dit wil ik blijven doen tot ik niet meer kan. Je volgende instrument moet altijd weer je beste worden. Het moment waarop ik zou moeten besluiten dat het mijn laatste is geweest, zal pijnlijk worden.’

Eva

‘Stoppen? Ik word al verdrietig als ik daaraan denk. Ik kan me niks leukers bedenken dan wat ik hier doe. Ik begon 49 jaar geleden en nog altijd ben ik het gelukkigst hier achter mijn werktafel, met vieze handen en mijn hoofd in een instrument. Toen ik net begon, specialiseerde ik me al snel in lage fluiten, zoals een alt-, bas- of contrabasfluit. Deze instrumenten werden naar mijn mening te weinig gewaardeerd en ik wilde ze als volwaardig instrument mee laten tellen. Dat kwam in een stroomversnelling toen mijn oom en ik in de jaren 80 de vraag van fluitist Jos Zwaanenburg kregen om een openklepaltfluit te maken. Het was een bijzonder verzoek, alle altfluiten waren immers altijd gesloten. Het bleek een ware revolutie. De altfluit werd een compleet instrument met veel meer mogelijkheden: boventonen en kwarttonen. In de jaren daarna ben ik volop blijven experimenteren om de openklepconstructie ook door te ontwikkelen voor de andere modellen. Samen met de beroemde fluitbouwer Bickford Brannen hebben we een paar prachtige instrumenten ontworpen. Hij was een tovenaar en ik heb ontzettend veel van hem geleerd. Dit soort innovaties bezorgt me regelmatig slapeloze nachten, maar als het lukt, dan vergeet je alle frustratie. Het heeft mij in elk geval nooit weerhouden nieuwe mogelijkheden te zoeken en tradities te doorbreken. Nog steeds stroomt mijn hoofd over van de nieuwe ideeën. Op dit moment ben ik bezig om de allergrootste fluit te ontwerpen die ik ooit gebouwd heb. Kijken waar de grens ligt en hoe ik die kan oprekken, dat drijft me altijd. Dat is misschien wel het allerleukste onderdeel van mijn werk: het is nooit klaar. Hoe lastig ik het ook vind, ik weet dat ik ooit moet nadenken over opvolging. In de werkplaats werkt al ruim 20 jaar een zilversmid, David Kerkhof, die geweldige contrabasfluiten maakt. Mooier dan ik ooit maakte. Het overdragen van techniek, dat kan ik wel. Maar mijn gedachtegoed, de drive om te innoveren, daar wil ik nog geen afstand van doen. Ik heb nog wel drie reïncarnaties nodig om alles te doen wat ik nog in mijn hoofd heb.’

52

In 1975 ging Eva Kingma aan de slag in de werkplaats van haar oudoom

Dirk Kuiper in Nederhorst den Berg. Ze was toen 18 jaar. Na zes jaar nam ze, vanwege de gezondheid van Kuiper, het bedrijf over. Ze ontwikkelde het Kingma Systeem, een openklepconstructie voor het Bohmsysteem, dat zelfs gepatenteerd is. In 1989 verhuisde ze met haar bedrijf naar Grolloo. In 2018 ontving ze een Lifetime Achievement Award van The National Flute Association. Het NMF heeft een contrabas- en altfluit van Eva in de collectie.

‘Nog steeds stroomt mijn hoofd over van de nieuwe ideeen’ :

Het NMF en Nederlandse bouwers

Nederland heeft een ongekend rijke traditie in vioolbouw. In de bloeitijd hiervan, tussen 1650 en 1728, waren er zeker vierentwintig bouwers actief in alleen al Amsterdam. We koesteren nog steeds deze oud-Hollandse instrumenten en het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds behoudt ze graag voor toekomstige generaties. Maar liefst 51 instrumenten in de NMF-collectie zijn Nederlands cultureel erfgoed. Die toekenning geeft de Erfgoedinspectie aan instrumenten ouder dan 50 jaar, gebouwd in Nederland en met een waarde vanaf € 50.000.

Ook nu nog kent ons land een riante schakering aan instrumentenbouwers. Sommige bouwers zijn internationaal geroemd en hebben lange wachtlijsten. Al gelijk in het oprichtingsjaar van het NMF, in 1988, zijn instrumenten bij Nederlandse makers besteld en in de collectie opgenomen. Met regelmaat plaatst het NMF nieuwe bouwopdrachten bij Nederlandse bouwers of firma's, zoals voor de metalen panfluit, het Monteverdi-orgel, een marimba, fluiten, strijkinstrumenten en strijkstokken. Het NMF heeft vandaag de dag met een groot deel van de instrumentenbouwers veelvuldig contact. Het gaat naast het laten bouwen van nieuwe instrumenten ook om de aankoop van al gebouwde instrumenten of om advies, taxaties, expertise, restauraties en onderhoud.

Harry & Sjeng Jansen

Harry: ‘Na een middagje in de werkplaats van een instrumentenbouwer wist ik genoeg: dit is zo gaaf, dit wil ik ook doen. En dus ging ik experimenteren met het bouwen van gitaren. Heel amateuristisch hoor, maar ach, je moet ergens beginnen. Ik leerde het vak aan het West Dean College in Sussex. Tijdens die opleiding was er weer zo’n moment, de magie van de contrabas greep me. Die krul, de welving van de bas, daar kan geen gitaar tegenop dacht ik. Ik richtte mijn pijlen op de contrabas en daar heb ik nooit een seconde spijt van gehad. Ik heb in mijn carrière ook andere instrumenten gebouwd, maar kom altijd weer terug bij de contrabas. Inmiddels ben ik veteraan, maar ik leer nog elke dag bij. Ik leer van elk instrument, maar ook van de vele musici die hier een bas komen uitproberen. Hoe zo’n instrument op hen reageert en andersom, daar haal ik heel veel uit. Of van Roger Rose die ooit mijn docent was, maar nu kind aan huis in deze werkplaats. Er is zoveel wisselwerking.’

Sjeng: ‘Roger zit al 60 jaar in het vak, mijn vader ruim 40. Dat is bij elkaar meer dan 100 jaar ervaring. Ik vind het echt te gek om in deze omgeving het vak te leren. Ik zie het als een voorrecht. Ik begon hier vijf jaar geleden. In eerste instantie om wat geld te verdienen voor een reis, maar de contrabas greep mij ook. Ik begon met het schoonmaken van instrumenten en heb recent mijn eerste eigen bas gemaakt. Ik ben vrij eigenwijs en vind het heerlijk om met een klein beetje informatie iets me helemaal eigen te maken. Zoals het nabootsen van kleuren bijvoorbeeld, daar heb ik echt een voorliefde voor ontwikkeld. Dit is mijn opleiding, hier in de werkplaats bij mijn vader. Ik wil alle kennis verzamelen die ik nodig heb en samen met hem bouwen, restaureren en repareren. Ik wil alles doen, ik wil zo breed mogelijk worden opgeleid.’ Harry: ‘Bouwen is altijd mijn uitgangspunt geweest. Repareren en restaureren kwamen er later bij. Dat is wel goed geweest, want veel daarvan neem je mee in nieuwbouw. Alleen al in de ontwikkeling van je smaak. Ik zie dat Sjeng een goed gevoel voor esthetiek heeft, hij pakt het snel op. Ik ben weleens bang dat dit ambacht verdwijnt en daarom ben ik ook blij dat ik het kan doorgeven aan mijn zoon. Maar zo heel romantisch zie ik het ook weer niet hoor. Hij gaat een leven lang keihard werken.’ Sjeng: ‘Ik vind het doorgeven van generatie op generatie heel speciaal. Samen met mijn vader werken aan een bas is zo bijzonder. Gelukkig denkt Harry nog niet aan stoppen, want ik hoop dat we dit nog lang kunnen blijven doen.’

54

Harry Jansen (1959) ging na de middelbare school naar de Grafische School in Arnhem. Daarna volgde hij een opleiding vioolbouw aan het West Dean College in Sussex (Engeland). Al tijdens de opleiding spitst hij zich toe op de contrabas. In 1989 opende hij een werkplaats in Amsterdam. Eerst deed hij alleen nieuwbouw, later ook reparatie en restauratie. Sinds vijf jaar werkt zoon Sjeng (1997) bij hem. Wellicht om ooit de zaak over te nemen, maar voor nu werken vader en zoon nog graag samen in de Amsterdamse werkplaats. Het NMF heeft vijf instrumenten van Harry’s hand in de collectie.

‘Als bouwer ben ik veteraan, maar nog elke dag leer ik bij’
INTERVIEW
‘Ik geloof niet dat ik al begreep wat voor fantastisch instrument het was’

van de

altviool in de ban

Nobuko Imai behoort tot de invloedrijkste altviolisten ter wereld. In ruim een halve eeuw lesgeven, waaronder aan het Conservatorium van Amsterdam, leidde ze in Europa honderden voortreffelijke altisten op. Zelfs nu ze 80 is, weet ze van geen ophouden.

DDe koningin van de altviool giechelt.

‘Klopt, ik ben 80 jaar, haha! Maar wat is daar zo bijzonder aan?’ Nou, misschien het feit dat Nobuko Imai vanuit haar woonplaats Genève nog altijd de wereld rondreist om les te geven en op te treden?

Vier, vijf keer per jaar neemt ze een retourtje Japan, haar geboorteland. Tussendoor duikt ze op in Madrid, Amsterdam, de Verenigde Staten, Schiermonnikoog zelfs. Ze geeft toe: ‘Ik heb iets van een zwerver. Maar reizen doet me goed. Alle jonge mensen die ik ontmoet, voeden mijn levenslust.’

Al ruim een halve eeuw leeft Nobuko Imai uit de koffer, zoals zoveel musici van wereldformaat. Als solist trad ze op met beroemde orkesten, van Amsterdam tot Berlijn en Chicago. Ze nam meer dan veertig cd’s op, deels met soloconcerten, deels met kamermuziek. Haar vermaarde landgenoot Toru Takemitsu was niet de enige componist die speciaal voor haar nieuw werk schreef.

Nederlands heeft ze helaas nooit geleerd, zegt ze zoomend vanuit Genève. ‘Jullie waren veel te aardig voor me, ik kreeg eenvoudig geen kans.’ Twintig jaar lang werkte ze vanuit Bennekom, getrouwd met een Nederlander. Haar dochter woont nog altijd bij het Amsterdamse Concertgebouw om de hoek. Nobuko Imai was docent aan de conservatoria van Utrecht, Den Haag en Amsterdam, waar ze nog geregeld lesgeeft. Dit voorjaar was ze het stralende middelpunt van haar eigen tweejaarlijkse Viola Festival in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Waar ze ook heen gaat: haar ouwe, trouwe altviool gaat mee. Die verliet in 1690 het befaamde atelier van Andrea Guarneri in Cremona. Over de historie van het instrument is weinig bekend. In de vakliteratuur heet hij tegenwoordig de ‘Nobuko Imai’. In 1965, toen ze net in de Verenigde Staten studeerde, hield ze hem voor het eerst vast. ‘Hij was toen in het bezit van de Amerikaanse altist en dirigent Frank Brieff. Ik geloof niet dat ik al begreep wat voor fantastisch instrument het was. Laat staan dat ik vermoedde dat ik hem later kon kopen.’

57
Tekst: Guido van Oorschot | Fotografie: Marco Borggreve

DAT

DEED U IN 1988. VIEL U TOEN ALS EEN BLOK?

‘Welnee. Dit instrument heeft zo’n stevige persoonlijkheid! Het heeft me minstens een jaar gekost om hem te leren kennen. Vaak was het frustrerend, maar ik bleef het hardnekkig proberen. Gelukkig maar, want beetje bij beetje openbaarde hij zijn geheim.’

EN DAT IS?

‘Kracht. Ik vermoed dat de eigenaren voor mij hem hooguit oppervlakkig hebben bespeeld. Dan komt het geluid amper uit de klankkast. Hij verlangt een stevige, maar tegelijk ontspannen strijkarm. Voor je de stok op de snaren zet, moet je precies weten hoeveel energie hij vergt.’

Zoals veel altisten begon Nobuko Imai op de viool. Met frisse tegenzin, want terwijl zij studeerde, speelden vriendjes en vriendinnetjes buiten. Maar toen ze als puber voor het eerst een altviool hoorde, raakte ze voorgoed gefascineerd.

‘Die toon, die diepte!’ Daarna werd het een lange zoektocht naar een geschikt instrument. ‘Altviolen heb je in soorten en maten. Hoe groter, hoe slechter hanteerbaar, daar komt het op neer. Tenminste, voor mij. Cello had ik daarom nooit kunnen spelen, ook al adoreer ik de toon.’

EEN INSTRUMENT

KAN NOG ZO’N VERFIJNDE TOON HEBBEN, ALS HET

VOLUME TE ZACHT IS, HEB JE ER WEINIG AAN’

Nobuko Imai

Nobuko Imai werd op 18 maart 1943 geboren in Tokio. Vanaf 1965 studeerde ze altviool in de Verenigde Staten. Ze speelde in het Amerikaanse Vermeer Quartet en stond in 2002 aan de basis van het Michelangelo Quartet. Ze bewerkte Bachs Cellosuites voor altviool en organiseerde festivals rond de kamermuziek van Paul Hindemith. Haar repertoire reikt van de middeleeuwen (Machaut) via de barok (Telemann, Bach) en de romantiek (Berlioz) tot aan de 21e eeuw (Mayke Nas, Willem Jeths).

WAT IS VOOR U DE IDEALE ALTVIOOLKLANK?

‘Volume vind ik ontzettend belangrijk. Een viool draagt uit zichzelf ver, die speelt nu eenmaal in een hoger register. Bij een altviool loop je het gevaar dat hij niet spreekt. Een instrument kan nog zo’n verfijnde toon hebben, als die aan de zachte kant blijft heb je er weinig aan. Het liefst heb ik een alt die niet in alle registers hetzelfde klinkt. De lage c-snaar mag iets ruws en donkers hebben. De d-snaar kan lichter zijn, als een menselijke stem. En het is fijn als de hoge a-snaar naar een viool kleurt. Maar dat is persoonlijk hoor, ik ken genoeg collega’s die zweren bij een rondom egale klank.’

Als docent zag Imai in een halve eeuw honderden studenten voorbijkomen. In Nederland waren dat bijvoorbeeld Judith Wijzenbeek en Sven Arne Tepl. Tot haar jongste protegés behoort de snel opkomende Brit Timothy Ridout. En aan iedereen hield ze voor: een goed instrument is cruciaal.

MAAR HELAAS, DE OUDE MEESTERS ZIJN SCHAARS. ‘Altviolen al helemaal, daar zijn er aanzienlijk minder van gebouwd. Die Guarneri kon ik trouwens kopen dankzij de steun van mijn familie. Met de prijzen van tegenwoordig zou dat niet meer lukken, haha! Maar anders dan toen zijn er veel uitstekende nieuwe altviolen in omloop.’

WAT ADVISEERT U IEMAND DIE EEN INSTRUMENT ZOEKT?

‘Probeer er zoveel mogelijk uit. Toen ik aan de Juilliard School of Music in New York studeerde, kon je me elke week vinden in de zaak van handelaren als Wurlitzer en Jacques Français.

58

Al spelend en luisterend vergrootte ik mijn begrip van klank. Gaandeweg leerde ik waar mijn voorkeur lag. Maar je moet ook weer niet overdrijven. Ik had eens een student die elke week een andere alt meebracht naar les. De arme stakker was zo wanhopig op zoek, dat het muziek maken erbij inschoot.’

WAT IS BELANGRIJKER, DE SPELER OF HET INSTRUMENT?

‘Dat gaat hand in hand. Een goede strijker haalt uit elk instrument het maximale. Maar met een beter instrument ga je niet vanzelf beter spelen.’

U ONTMOET VEEL TALENT. HOE STAAT HET ERVOOR MET DE ALTVIOOL?

‘Uitstekend, zou ik zeggen. We zagen de afgelopen decennia hoe de Sovjet-Unie en China zich hebben geopend voor

de wereld. Jonge musici die we anders niet hadden leren kennen, speelden zich op concoursen in de kijker. Het technische gemak vind ik vaak verbluffend, aan muzikaliteit ontbreekt het evenmin. Het enige wat ik weleens mis is persoonlijkheid. Iets eigens in muziek leggen, dat blijft toch de ultieme uitdaging.’

59
voeden
levenslust’
‘Jonge mensen
mijn

nieuwe aanwinsten

Zoals in elke editie van ons magazine vertellen wij u ook dit jaar graag meer over de meest bijzondere instrumenten waarmee we onze collectie mochten verrijken.

De collectie van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds is altijd in beweging. Nieuwe musici komen, oude musici gaan, of stromen door naar een ander instrument binnen de collectie. Structureel ondersteunt het fonds zo’n 400 musici, maar de groep verandert telkens.

Het NMF wil musici een instrument bieden dat voldoet aan de hoge eisen die zij stellen. Soms is dat met een eeuwenoud instrument en soms besluiten we een nieuw instrument te laten bouwen. Of zelfs te innoveren zodat er nieuwe mogelijkheden ontstaan wat betreft klank, dynamiek en andere te bewandelen muzikale paden. Het resultaat is een diverse collectie waar wij erg trots op zijn, met ruim 500 instrumenten en 250 strijkstokken.

De toevoegingen van de afgelopen tijd zijn met grote zorg geselecteerd of met een kritische blik geaccepteerd. Altijd in lijn met de doelstellingen van het fonds: musici helpen en cultureel erfgoed behouden. En in samenspraak met onze Instrumentencommissie, Raad van Advies en Raad van Toezicht.

Genereuze familieschenking

- Cello: Hilaire Darche, Brussel, 1917 (geschenk)

- Cellostrijkstok: Max Möller jr., Amsterdam, ca. 1970 (geschenk)

- Cellostrijkstok: Jules Fétique, Frankrijk, ca. 1925 (geschenk)

- Cellostrijkstok: Familie Dodd, Londen, ca. 1800 (geschenk)

Een echtpaar uit Berkel en Rodenrijs wilde afstand doen van hun prachtige instrumenten. De man, overleden in juni 2022, kwam uit een familie waar klassieke muziek een grote rol speelde. Zij waren Peranakan-Chinezen, opgegroeid in Jakarta, Indonesië. Hij speelde cello, later kwamen daar piano, klavecimbel, dwarsfluit, barokcello en traverso bij. Hij was onderzoeker op het gebied van natuurkunde en elektrotechniek en hield ook van het kweken van tropische planten. De familie had een hechte band met hun celloleraren Charles van Isterdael (solo-cellist van het Residentie Orkest) en diens leerling Kees Preuyt (Röntgen Strijkkwartet). Onder andere via hen zijn enkele prachtige instrumenten bij het echtpaar terechtgekomen. Een cello en drie cellostrijkstokken schonk de weduwe onlangs aan het NMF.

60
NMF-COLLECTIE
Nieuwe mogelijkheden voor klankkleur en dynamiek

Vier fantastische barokstokken

- Cellostrijkstok (barok): Kees van Hemert, Den Haag, 2022 (aankoop)

- Cellostrijkstok (barok): Luis Emilio

Rodriguez Carrington, Den Haag, 2022 (aankoop)

- Cellostrijkstok (vroegklassiek), model

Boccherini: Kees van Hemert, Den Haag, 2022 (aankoop)

- Cellostrijkstok (barok): Luis Emilio

Rodriguez Carrington, Den Haag, 2022 (aankoop)

Stichting Delden Klassiek vierde in 2020 haar 50-jarig bestaan. Met hun jubileumactie haalde de stichting €10.000 op voor het NMF. Het NMF had al een tijdje de wens om barokke cellostrijkstokken toe te voegen aan de collectie. Die droom kon nu worden waargemaakt: het NMF plaatste een bouwopdracht voor vier stokken: twee bij Luis Emilio Rodriguez Carrington en twee bij Kees van Hemert, beiden werkzaam in Den Haag. Drie van de stokken zijn te leen op projectbasis. Een van de Rodriguez Carringtonstokken is in bruikleen bij cellist Evan Buttar. Hij vertelt: ‘De strijkstok heeft een heldere, briljante klank met scherpe articulatie en een zingend legato. De stok is zeer inspirerend om mee te spelen, geeft me nieuwe technische mogelijkheden en ook frisse ideeën om me met muziek uit te drukken.’

Twee unieke Cuypers in bruikleen

- Altviool: Johannes Theodorus Cuypers, Den Haag, 1778 (bruikleen)

- Viool: Johannes Theodorus Cuypers, Den Haag, 1767 (bruikleen)

Twee oud-Hollandse instrumenten zijn aan het fonds in bruikleen gegeven. De eigenaresse van een Cuypers-viool, zelf violiste, reisde met dit instrument de wereld over, op tournee met vooraanstaande ensembles. Omdat ze nu vooral lesgeeft, besloot ze dat haar viool bespeeld mag worden door een nieuwe generatie. Deze viool, met een baroksetup, is een bijzonder vroeg en elegant werk van Johannes Theodorus Cuypers. Uit deze periode had het NMF van hem nog geen instrument.

De altviool kwam van een mevrouw die aanwezig was bij de première van De Nationale Viooljuf, de film die het NMF produceerde over viooldocente en muziekpedagoge Coosje Wijzenbeek. Het bracht die dame op het idee de zeer mooie altviool van wijlen haar echtgenoot – nog uit de nalatenschap van zijn vader en oom – aan het NMF in bruikleen te geven. De alt wordt nu bespeeld door Louise van Tuijl.

61
Met de collectie bedient het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds structureel ruim 400 musici
Cellist Evan Buttar (l.) en Luis Emilio Rodriguez Carrington. Fotografie: Geertje van der Linden

Vier rijke vleugels

- Vleugel: Erard, Parijs, 1903 (geschenk)

- Vleugel: Steinway & Sons, Hamburg, 2022 (aankoop)

- Vleugel: Bösendorfer, Wenen, 1997 (geschenk)

- Vleugel: Bösendorfer, Wenen, 1998 (legaat)

Voor de MuziekHaven in Zaandam, een thuishaven voor kamermuziekconcerten, repetities en opnames, selecteerde het NMF in Hamburg samen met musici en adviseurs een Steinway D uit zes splinternieuwe instrumenten. De keuze viel uiteindelijk op de vleugel die het mooist kan zingen, heel intiem kan klinken en ook flink kan uithalen. In oktober 2022 werd de vleugel in Zaandam

Wisseltruc

bezorgd. Van geheel andere orde is een late Erard-vleugel, geschonken door een particulier. De vleugel is rechtsnarig, iets waar Erard tot op het laatst aan vasthield. Als pianist is het best een stap ervoor te kiezen deze weg in te slaan. Indira Nezami deed dat met volle overtuiging. Zij heeft het spelen op historische toetsinstrumenten recent ontdekt en gaat zich met deze Erard nu voorbereiden op het Tweede Internationale Chopin Pianoconcours op Historische Instrumenten in Warschau.

De Theodora-bas

- Contrabas: Edward Popplewell J’Anson, Manchester, 1850 (aankoop)

In een klanktest om enkele contrabassen te onderzoeken, kwam een oud-Engels exemplaar als zeer potentieel uit de bus. De bas, gebouwd door Edward Popplewell J’Anson in Manchester rond 1850, had een prachtige klank en goede speelbaarheid en projectie. Iedereen was direct enthousiast. Het werd duidelijk dat deze bas een mooie aanwinst zou zijn voor de collectie. De vraag naar hoogwaardige en veelzijdige bassen is de laatste jaren aanzienlijk toegenomen. We zijn verheugd dat de aankoop geslaagd is. Met deze bas erbij telt de NMF-collectie nu 26 bassen. Inmiddels is de vonk overgeslagen tussen de J’Anson en contrabassist Javier Clemén Martínez. De aankoop is volledig bekostigd met gelden uit het Hans en Thea Alders-Timmer Fonds. Ter nagedachtenis aan Thea zal de contrabas door het leven gaan als de Theodora-bas. Op pagina 11 leest u het verhaal van onze begunstiger.

Inmiddels is de vonk overgeslagen

- Altvioolstrijkstok: Andreas Grütter, Amsterdam, 2010 (aankoop)

- Viool: Jean Baptiste Lefèbvre, Amsterdam, ca. 1760 (aankoop)

Een NMF-cellist was zo blij met zijn strijkstok dat hij hem het liefst van het NMF aankocht. In principe doet het NMF dat niet, want juist het behoud en de optimalisatie van de mooie collectie staat voorop. Maar bij levende bouwers kan het NMF hierop een uitzondering maken. Met het budget van de verkoop kochten we van dezelfde bouwer, Andreas Grütter in Amsterdam, een altvioolstrijkstok. Geen nieuwe: de stok maakte hij in 2010 al voor een Duitse handchirurg. De dokter ruilde deze uitmuntende strijkstok vervolgens bij de bouwer in voor een stok met bladgoud en diamanten. Het NMF greep zijn kans en voegde de beschikbare strijkstok aan de collectie toe. Een andere wisseling betrof een viool. Terwijl een Lefèbvreviool noodgedwongen aan de collectie onttrokken werd, kwam toevallig zijn broertje aan het licht. Met de aankoop van dit fantastische oud-Hollandse instrument is de collectie constant gebleven.

62
De vleugel die het mooist kan zingen
Nathalia Milstein en Omri Epstein testen nieuwe Steinway D's. Fotografie: Katrien Kloos

Briljante viool

- Viool: Jean Baptiste Vuillaume, Parijs, 1843 (bruikleen)

Het NMF kreeg een Vuillaume-viool in bruikleen, die inmiddels bespeeld wordt door Isobel Warmelink. Volgens Isobel is de staat van het instrument buitengewoon en zal iedere vioolliefhebber verrukt zijn van de schoonheid. Isobel: ‘Hij ziet eruit alsof hij net uit de werkplaats van Vuillaume gekomen is. De viool heeft een grote klank en projecteert zeer goed. Met een warme klank op de g-snaar en een heldere, briljante klank op de e-snaar. Een vioolconcert spelen is heerlijk met dit instrument, je hoort de kleinste details en hoeft het geluid nooit te forceren. Ik ben het NMF enorm dankbaar dat ze me het vertrouwen hebben gegeven op dit instrument te spelen en de eigenaar erg dankbaar dat hij ervoor heeft gekozen de viool actief te laten bespelen. Ik kijk ernaar uit om de klankkleuren van het instrument verder te ontdekken en de viool aan het publiek te laten horen!’

Zeldzame schat

- Viola da gamba: Pieter Rombouts, Amsterdam, 1708 (aankoop)

Een van de meest bijzondere aankopen in de NMF-geschiedenis: een zeldzame viola da gamba uit 1708, gebouwd door Pieter Rombouts in Amsterdam. Hiermee draagt het NMF bij aan het behoud van belangrijk Nederlands cultureel erfgoed. De viola da gamba is lang in de handen van verzamelaars geweest, maar kan nu gelukkig eindelijk weer publiekelijk worden bespeeld en gehoord. Hij verkeert in goede staat en heeft nog een groot deel van zijn originele lak. Het instrument is goed onderhouden en perfect bespeelbaar. Vanwege het culturele en historische belang voelt het NMF een grote zorgplicht en verantwoordelijkheid. Daarom wordt het instrument alleen onder strikte voorwaarden en op projectbasis aan musici beschikbaar gesteld.

Fijnzinnig scheurijzer

- Metalen panfluit: Flentrop Orgelbouw, Zaandam, 2022 (aankoop)

Een revolutionaire panfluit, gebouwd in opdracht van het NMF, is voltooid. Het instrument is gemaakt van messing en tin, voorzien van een stemmechanisme en heeft 29 pijpen. U las er misschien al over in ons vorige magazine en inmiddels is het instrument voor Matthijs Koene gereed. De Panfluiter des Vaderlands noemt de speciaal voor hem gebouwde fluit 'een fijnzinnig scheurijzer'. Het kostte drie jaar van nauwe samenwerking tussen orgelbouwer Flentrop, Matthijs en het NMF om dit unieke instrument te ontwikkelen. Het instrument heeft een heel karaktervolle en rijke klank, reageert snel en heeft een groot dynamisch bereik. Matthijs mocht de panfluit presenteren bij de talkshow van Eva Jinek. Op het NMF Presentatiefestival in september 2022 was de officiële onthulling.

Een revolutionaire panfluit van messing en tin

In de geest van Hendrik Jacobs

- Viool (barok) naar Hendrik Jacobs: Hubert de Launay, Utrecht, 2022 (aankoop)

Met bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds en Stichting VLB Fonds kocht het NMF een barokviool aan, gebouwd door Hubert de Launay. Deze jonge Utrechtse bouwer doet al jaren onderzoek naar de oud-Hollandse vioolbouw en diens nestor Hendrik Jacobs (ca. 1629-1704).

Met die verworven inzichten bouwde De Launay een viool volgens Jacobs’ constructie en model.

63
De viola da gamba heeft deels nog zijn originele lak
Fotografie: Foppe Schut Fotografie: De Schaapjesfabriek

Meesterbouwer Lorenzo Lippi Lorenzo Lippi uit Milaan is wereldwijd beroemd om zijn gitaren, luiten en mandolines. Sinds 1979 geeft hij les aan de beroepsopleiding Civica Scuola di Liuteria. Lippi schreef standaardwerken over zijn vakgebied en geeft lezingen en masterclasses over instrumentenbouw. Zijn verfijnde instrumenten worden bespeeld door musici van over de hele wereld. Lippi won de felbegeerde eerste prijs en een gouden medaille op de 3e International Instrument Making Competition.

64
HULPACTIE DOORSPELEN

mandoline een

voor amaliia

Als je alles kwijt bent geraakt, kan muziek een enorme troost zijn. Met het project Doorspelen zamelde het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds vorig jaar honderden instrumenten in voor gevluchte Oekraïense musici. De talentvolle conservatoriumstudente Amaliia Houri kreeg zelfs een op maat gemaakte mandoline.

Tekst: Karen Jochems | Fotografie: Maarten Noordijk

DAmaliia Houri (19 jaar) zat in haar derde jaar aan de hogeschool in Charkiv in Oekraïne toen de oorlog uitbrak. De domra, een Oekraïens volksinstrument, was haar hoofdvak, de mandoline haar bijvak. ‘Ik speel al sinds mijn zesde jaar muziek. Het is echt een integraal onderdeel van mijn leven,’ vertelt zij. ‘Toen we op stel en sprong moesten vluchten, kon ik wel mijn domra meenemen maar niet mijn mandoline.’ Eenmaal in Nederland verbleef Amaliia in Edam in een tijdelijk opvangcentrum voor vluchtelingen. Tijd om aan de situatie te wennen, gunde zij zichzelf niet. Ze wilde haar opleiding tot musicus zo snel mogelijk vervolgen. ‘Ik wist dat ik hier niet met de domra verder zou kunnen. Daarom besloot ik me te richten op mijn tweede instrument, de mandoline. Daarop spelen maakt mij zo blij. Het is iets vertrouwds, verbonden met mijn ziel. Als ik er langere tijd niet op kan spelen, raak ik in de put en kan ik niet goed functioneren als mens.’

Auditie

Haar zoektocht bracht haar naar ArtEZ Conservatorium in Zwolle, waar Sebastiaan de Grebber mandoline doceert. Hij zag haar aanmelding en nam contact met haar op om te checken of ze over een instrument beschikte: ‘Toen ik hoorde dat dat niet zo was, stelde ik voor om eerder af te spreken op de dag van de auditie. Dan zou ze daarvoor nog kunnen oefenen op een van mijn mandolines.’ Hij nam er drie mee, waarvan Amaliia onmiddellijk het instrument koos dat Lorenzo Lippi voor Sebastiaan had gebouwd.’ Amaliia trok zich terug in een lokaal en oefende uren aaneen totdat het tijd was voor haar auditie. ‘Ik had al enkele maanden geen mandoline meer gespeeld, dus het was best spannend om voor Sebastiaan en de directeur te spelen,’ zegt ze. Sebastiaan: ‘We zagen dat zij niet alleen zeer getalenteerd is, maar ook een werkpaard. Dat zijn de studenten die het verst komen.’ Na de succesvolle auditie werd Amaliia toegelaten.

MET DIT INSTRUMENT

KAN IK WERKEN AAN

MIJN TOON EN ALLE KLEINE TECHNIEKEN'

Mandoline op reis

Van het verhaal van de mandoline van Amaliia is een heel korte documentaire gemaakt door regisseur Stijn van der Loo. Je ziet de reis van het instrument, vanaf de bouw in het atelier van Lorenzo Lippi in Milaan tot het moment dat Amaliia het instrument voor het eerst bespeelt.

Troefkaart

Sebastiaan zorgde voor een tijdelijk instrument waarop zij voorlopig kon oefenen en ging actief op zoek naar fondsen die zouden kunnen helpen met de aanschaf van een eigen mandoline. Zo kwam hij in contact met Ben Cartens, projectleider van het project Doorspelen, dat het NMF sinds het begin van de oorlog heeft opgezet om vluchtelingen te kunnen helpen aan een instrument. Ben: ‘Sebastiaan vertelde mij dat hij voor een zeer getalenteerde en gemotiveerde studente op zoek was naar een instrument. Ik deed meteen een oproep aan onze donateurs, maar helaas bleek het lastig om een echt goede mandoline te vinden, geschikt voor professioneel gebruik. Gelukkig had ik nog een troef achter de hand.’ Ben had namelijk contact gehad met Margot Bierman van de Stichting FeelGood Alkmaar. De organisatie hield op te bestaan, maar had nog wel geld in kas. Dat wilde de stichting graag aan het project Doorspelen doneren. ‘Ik vroeg haar of we het ook zouden kunnen gebruiken om een mandoline te laten bouwen voor Amaliia,’ zegt Ben. ‘Dat vond Margot direct een goed plan.’

Voorrang

In overleg met Sebastiaan werd besloten om de opdracht uit te besteden aan Lorenzo Lippi, de befaamde Italiaanse bouwer van het instrument waarop Amaliia auditie had gedaan. Hoewel hij eigenlijk geen tijd had, begreep hij de noodzaak en was hij bereid om deze mandoline voorrang te geven. Lorenzo Lippi bouwt verschillende types mandoline. Hij staat vooral bekend om de mandolines die hij bouwt naar voorbeeld van het 5bis-model van de beroemde Italiaanse bouwer Luigi Embergher, zo ook de mandoline van Amaliia. De bouw werd nauwlettend gevolgd. Voor een korte documentaire is Ben zelfs naar het atelier van Lippi in Italië afgereisd. Sebastiaan keek vanuit Nederland mee. ‘Lorenzo stuurde geregeld foto’s door, zodat Amaliia en ik het ontstaan van zo’n prachtig instrument konden volgen. Dat was echt uniek,’ aldus Sebastiaan.

Toekomstpad

Een eigen mandoline van dit kaliber is een geschenk uit de hemel voor Amaliia. ‘Het hebben van zo’n goed instrument is een reuzenstap vooruit,’ vertelt zij. ‘Met dit instrument kan ik veel meer werken aan mijn toon en aan het verfijnen van technieken die je niet altijd op een minder goed instrument ziet en hoort. Het zal me enorm helpen op mijn pad. Wie weet kan ik hiermee ooit mijn droom om solist te worden verwezenlijken! Ik ben echt heel blij met mijn mandoline en dankbaar dat dit mogelijk is.’ ‘Het is prachtig dat we Amaliia blij hebben kunnen maken met iets dat zo wezenlijk is voor haar toekomst. Het is haar van harte gegund,’ besluit Ben.

Op 3 november zal Amaliia spelen tijdens een Bedankconcert voor de noodhulpactie Doorspelen. Kijk voor meer details op onze site bij Agenda.

Scan de QR-code om de microdocu te bekijken.

Of ga naar: www.muziekinstrumentenfonds.nl/mandoline

66

stijgersen dalers

‘Dit is een vraag die ik regelmatig krijg,’ zegt Frits Schutte, hoofd collectie van het NMF. ‘Het leuke is dat bijna iedereen weet dat eeuwenoude strijkinstrumenten soms extreem veel waard kunnen zijn. Elke keer als er een Stradivarius miljoenen opbrengt op een veiling springen de media erbovenop. Het is iets wat enorm tot de verbeelding spreekt. Zelden lees ik echter een goede uitleg waarom die stokoude instrumenten zo kostbaar zijn geworden.

Maar terug naar de vraag. De meeste instrumenten worden in de loop der jaren minder waard of behouden in het beste geval hun oorspronkelijke waarde. Harpen, toetsinstrumenten en een aantal blaasinstrumenten hebben een complex mechaniek dat slijt. Vaak kan die slijtage goed worden hersteld, maar het instrument wordt er op de lange termijn niet beter op. De bouwers van deze instrumenten blijven natuurlijk ook ontwikkelen, waardoor de kwaliteit van een nieuw exemplaar aanzienlijk beter kan zijn dan een instrument van een paar generaties terug. Bij harpen en toetsinstrumenten is het bovendien zo dat de enorme trekkracht van de snaren (1.000 kilo bij een harp en bij een grote vleugel zelfs 20.000) zijn tol eist. Ontwikkelingen in de muziek kunnen er ook voor zorgen dat een instrument minder populair wordt, zoals bijvoorbeeld geldt voor alle voorlopers van de moderne vleugel. Kortom, het ligt voor de hand dat

een instrument op den duur minder waard wordt. Strijkinstrumenten vormen de uitzondering. Die slijten natuurlijk ook, maar dat hoeft niet ten koste te gaan van de klankkwaliteit. Bovendien kunnen toprestaurateurs schade prachtig herstellen. Een goed gebouwd instrument kan dan ook probleemloos eeuwen meegaan. Maar worden alle oude strijkinstrumenten meer waard?

Het antwoord is nee! Talloze matige of slechte oude exemplaren zijn afgedankt en verloren gegaan. Jaarlijks worden duizenden oude strijkinstrumenten voor een habbekrats op veilingen verkocht. En ook vioolhandelaren hebben vaak een aanbod van oude instrumenten in een lage prijsklasse. Het zijn vooral de instrumenten van een handjevol grote Italiaanse bouwers uit de 17e en 18e eeuw die extreem veel waard zijn geworden. In de slipstream daarvan zijn ook de “mindere goden” uit die periode flink in waarde gestegen. Waarom?

Ik zie het als een combinatie van het hoge niveau waarop in Italië werd gebouwd, zeldzaamheid en historische waarde. En uiteindelijk natuurlijk heel simpel: het principe van vraag en aanbod, dat zich steeds meer afspeelt binnen een netwerk van verzamelaars, investeerders, musea, veilinghuizen en tophandelaren. Of de kwaliteit en de klank zo’n hoge waarde rechtvaardigen, is een vraag die de gemoederen altijd zal blijven bezighouden.’

67
LEZERSVRAAG
Heeft u ook een vraag? Mail naar info@muziekinstrumentenfonds.nl

DONATEUR IN BEELD

Tekst: Menno de Boer

Fotografie: Jeroen Dietz

Nynke Haardt-Bloys van Treslong is al elf jaar donateur

‘Mijn moeder nam mij elf jaar geleden mee naar een door het NMF georganiseerd concert, waar jonge talenten gepassioneerd optraden. Ik vond dat zo ongelooflijk leuk dat ik ter plekke besloot om ook donateur te worden. Sindsdien ga ik regelmatig naar presentatieconcerten van het NMF, die altijd op bijzonder mooie locaties plaatsvinden. Mijn zoon van 19 en dochter van 17 gaan vaak mee. Zij spelen allebei piano en zijn daardoor klassieke muziek meer gaan waarderen. Dat pianospelen doen ze niet op een podium hoor, maar voor zichzelf. En hoewel we hier thuis een piano hebben waar ze regelmatig op oefenen en ik ze weleens probeer te verleiden om voor mij te spelen, zit een privéconcert er helaas niet in. Ondertussen is het wel zo dat als mijn dochter in een treinstation een piano ziet staan ze er even op gaat spelen. Het liefst zou ze thuis een vleugel hebben. Dat komt denk ik omdat we regelmatig naar pianoconcerten in het Concertgebouw gaan. Hopelijk zorgt het enthousiasme dat mijn zoon en dochter voor klassieke muziek hebben ervoor dat zij straks ook donateur van het NMF worden. Mijn ouders hebben mij altijd gestimuleerd om aan belangrijke doelen bij te dragen. Thuis proberen wij onze kinderen ook te betrekken bij wat wij als familie willen ondersteunen. Daarbij blijft het NMF steevast op ons lijstje staan. Het blijft een mooi idee dat dit fonds jonge, talentvolle musici in staat stelt om op historische, bijzondere en waardevolle muziekinstrumenten te spelen.’

WE BETREKKEN ONZE

KINDEREN BIJ WELKE

DOELEN WE ALS FAMILIE WILLEN ONDERSTEUNEN’

techtrends in muziek

Moderne ontwikkelingen raken ook de muziekwereld. Blijven instrumenten puur ambacht of worden ze sterke staaltjes technologie? Hoe helpt dendrochronologisch onderzoek bij het vaststellen van de herkomst van een instrument? Zijn cd's en vinyl straks verleden tijd? En wat is de invloed van kunstmatige intelligentie op compositie en spel? Een update.

LIVE ON STAGE: AI

Hoewel artificial intelligence (AI) bij muziekproducties vaak achter de schermen actief is, zijn er ook projecten waar de technologie een prominente plek op het podium krijgt. Zo was er in oktober 2022 een optreden waarbij er naast de muziek van de orkestleden van het BBC Philharmonic Orchestra ook door AI-algoritmen gegenereerde klanken te horen waren. De toepasselijke naam van die compositie: Silicon Dit initiatief was zeker geen uitzondering. Zo was er een maand later een andere AIoplossing betrokken bij een podiumoptreden, wederom in Groot-Brittannië. Dit keer was AI de ’virtueel improviserende pianist’, in samenspel met een kamerensemble van vijf musici met blaasinstrumenten. Een initiatief van George E. Lewis, een muziekprofessor van Columbia University die zich bezighoudt met de inzet van technologie bij het maken van livemuziek. Misschien blijft het bij dit soort experimenten. Maar het zou ook goed kunnen dat zangers en musici steeds vaker digitaal gezelschap op het podium krijgen.

DIGITALE COMEBACK

New York, afgelopen juni. In een zaal van The Shed zit het publiek in een kring naar een pianoconcert van Ryuichi Sakamoto te kijken en luisteren. En dat terwijl deze Japanse componist toch echt op 28 maart, dus een paar maanden daarvoor, was overleden. Dat de aanwezigen hem desondanks levensecht achter zijn vleugel een selectie van zijn pianostukken zagen spelen, was een knap staaltje virtual reality. Maar dat alles was zeker geen kwestie van een simpele druk op de knop. De voorbereidingen waren al in 2020 begonnen. In Tokio werd Sakamoto destijds drie dagen lang met maar liefst 48 camera’s gefilmd. Krachtige computers hadden vervolgens vijf maanden nodig om die enorme hoeveelheid data te verwerken. Maar dat alles

69
ACHTERGROND
Tekst: Menno de Boer

KRACHTIGE

leverde wel een indrukwekkend afterlife-concert op. En wie weet: misschien staan er bij het volgende VR-concert van Sakamoto ook volledig nieuwe nummers op de speellijst. Geen sciencefiction, want AI is intussen al behoorlijk bedreven in het maken van composities in de stijl van bekende componisten.

VEEL MEER DAN EEN DIGITALE PAPEGAAI

Samples van bestaande muziek gebruiken: dat gebeurt al decennialang. Maar heel precies menselijke stemmen nabootsen en bestaande artiesten teksten laten zingen (of rappen) die je wilt: dat is iets wat AI het afgelopen jaar mogelijk heeft gemaakt en wat ook tot de nodige opschudding in de muziekwereld heeft gezorgd. Want hoe zit het met de rechten? Tegelijkertijd biedt het artiesten ook nieuwe mogelijkheden. Zo heeft Paul McCartney onlangs aangekondigd dat er later dit jaar een nieuw nummer van The Beatles uitkomt, inclusief een vocale bijdrage van wijlen John Lennon. Met dank dus aan AI.

ALS LUISTERAAR GEVOELSMATIG TUSSEN DE ORKESTLEDEN ZITTEN

Ruimtelijk geluid. Dat is iets wat de laatste tien jaar sterk in opkomst is. Steeds meer streamingservices bieden die optie (Dolby Atmos) aan bij een groeiend aantal albums. Het mooie is: om tot dat ruimtelijke effect te komen, hoeft de luisteraar zich niet per se met peperdure luidsprekers te omringen. Het ruimtelijke effect komt ook al tot stand met speciale speakers die in staat zijn om verschillende klanken in verschillende richtingen te sturen. Zoals schuin naar boven, zodat bepaalde klanken uiteindelijk via weerkaatsing achter de luisteraar te horen zijn. Ook met airpods of speciale koptelefoons klinkt het ruimtelijke geluid behoorlijk overtuigend.

IS HET EINDE VAN FYSIEKE GELUIDSDRAGERS IN ZICHT?

Muziek streamen? Nog niet zo heel lang geleden huiverden de echte muziekliefhebbers alleen al bij het idee. Zij hielden vast aan fysieke muziekdragers, waarbij ook vinyl een overtuigende comeback maakte. Ondertussen maakte de streamwereld ook een interessante ontwikkeling door: bij steeds meer muziekplatforms werd het mogelijk om audio te beluisteren in een resolutie die vele malen hoger is dan die van fysieke geluidsdragers. ‘Het is natuurlijk leuk om iets in handen te hebben en de hoezen van platen en cd’s kunnen kunstwerkjes zijn, maar voor de audiokwaliteit is het echt niet meer nodig om je te beperken tot fysieke geluidsdragers,’ zegt Brendon Heinst, oprichter van platenlabel TRPTK. ‘Overigens is het ook weer niet zo dat iedereen meteen het kwaliteitsverschil tussen hires-streams en cd’s merkt,’ nuanceert hij. ‘Je hebt echt een geoefend oor nodig om het verschil te kunnen horen. Maar het verschil tussen een hires-stream en een gecomprimeerd audiobestand is wel heel groot. Ook voor ons als platenlabel zijn hires-streams heel interessant. We kunnen er een grote doelgroep mee bereiken. Bovendien leveren dat soort streams zowel voor ons als de artiesten meer op dan muziek in een lagere audiokwaliteit die bijvoorbeeld door grote streamingplatforms als Spotify wordt aangeboden.’

BLADMUZIEK OP JE TABLET

Steeds vaker verruilen musici hun papieren bladmuziek voor een tablet. Zelfs bij een concert. Het scheelt een hoop gezeul, want als musicus reis je nog weleens van repetitie naar repetitie en naar een concert. Alle bladmuziek zit nu in één apparaat.

70
COMPUTERS HEBBEN VIJF MAANDEN NODIG OM DE ENORME HOEVEELHEID DATA TE VERWERKEN

Een voorwaarde voor het gebruik van een tablet is wel dat de technische problemen minimaal zijn. Het vergt een goede voorbereiding, zoals vanzelfsprekend het apparaat opladen. Maar ook bepaalde functies van de tablet uitschakelen. Met een elektronische pen kun je eenvoudig notities maken tijdens de repetities. Gaat er weleens iets mis? Uiteraard, maar het is overkomelijk. En daar staat tegenover dat voor een pianist bijvoorbeeld het zoeken naar een bladomslaander verleden tijd is. Het is voor velen ook een tweede natuur geworden. Als zij nu een papieren boek voor zich hebben, komt het regelmatig voor dat ze op de bladzijde ‘tikken’ om om te slaan.

DENDROCHRONOLOGIE NUTTIG VOOR VIOOLBOUW

Dat het mogelijk is om op basis van jaarringpatronen te bepalen hoe oud een specifiek stuk hout is, ontdekte de Amerikaanse astronoom Andrew Ellicott Douglass al ruim een eeuw geleden. Hij was daarmee de grondlegger van de dendrochronologie. Ook bij strijkinstrumenten wordt die dateringsmethodiek ingezet. Het NMF laat regelmatig een dendrochronologisch onderzoek verrichten. Tegenwoordig is dat bijna een standaardonderdeel van aankooptrajecten van oude instrumenten. Je wilt tenslotte zoveel mogelijk onzekerheden uitsluiten. Met elk onderzoek groeit de database van de onderzoekers wereldwijd en zo worden de referenties steeds sterker. Met een gedegen analyse van de jaarringen kunnen grote misverstanden worden voorkomen. Zo kan bijvoorbeeld naar voren komen dat de jongste jaarring van het hout uit een later jaar stamt dan het jaartal dat op het etiket vermeld staat. Of erger nog: later dan het sterfjaar van de vermeende bouwer. Niet zelden moet na onderzoek een toeschrijving worden bijgesteld. Vioolbouwer Roberto Furnari verricht regelmatig zo’n onderzoek. ‘Dendrochronologisch onderzoek is gebaseerd op beproefde wetenschappelijke principes. Een belangrijk basisprincipe is dat bomen die aan dezelfde weersomstandigheden zijn blootgesteld overeenkomstige groeipatronen vertonen. Als we uitgaan van dit principe kan hout van onbekende herkomst door het vergelijken met al eerder gedateerde jaarringreeksen nauwkeurig tot op het jaar worden gedateerd. Het vergelijken van groeipatronen gebeurt in eerste instantie met behulp van wiskundige methodes, maar de visuele beoordeling van jaarringgrafieken is nog altijd een essentieel onderdeel van het onderzoek. Ik maak gebruik van gespecialiseerde software omdat het wiskundige gedeelte vrij rekenintensief is. Maar ik zou de berekeningen in principe ook zelf kunnen doen. Dit laatste is heel belangrijk. Want als het rekenwerk voor mij verborgen zou blijven, kan ik de uitslag van het onderzoek niet onderbouwen. Dat is de reden waarom dit nog altijd mensenwerk is.’

COMPUTERGESTUURD RESTAUREREN

Er zijn al instrumentenbouwers die moderne technologie inzetten tijdens reparaties. Een goed voorbeeld is de in Wenen actieve vioolbouwer Usa von Stietencron. Om de conditie van een te repareren viool te bepalen, gebruikt hij een endoscopische camera en laat hij CT-scans maken. Is het hout van de viool op een bepaalde plek te dun? Dan laat Von Stietencron met een laserscanner een 3D-afbeelding van dat gebied maken. Vervolgens snijdt een computergestuurde frees een passend stuk uit een massief blok hout. Vastlijmen en klaar. Maar op die manier een volledig houten viool maken, die voldoet aan de hoge eisen en die ook net zo karakteristiek klinkt als een klassiek exemplaar? Zo’n vaart zal het niet lopen.

ALLE BLADMUZIEK ZIT NU IN ÉÉN APPARAAT

71

fotoshoots voor musici gedoneerd:

‘IK WIL HET NMF EN DE SCHENKER BEDANKEN VOOR DE GEWELDIGE FOTOSHOOT. HET WAS ERG LEUK OM TE DOEN EN HET RESULTAAT IS SUPER! FOPPE HEEFT

EEN INTERESSANTE VISIE OP FOTOGRAFIE VAN MUSICI ALS MARKETINGTOOL EN JE PRESENTATIE AAN HET PUBLIEK.’ KETEVAN ROINISHVILI, cello

Het begon met het lezen van een NMF-brochure en eindigde in het financieren van fotosessies met musici. Donateur Willemien de Vlieger-Moll wilde graag dat haar periodieke schenking op een andere manier zou worden aangewend, namelijk in de vorm van professionele fotografie. ‘Een goede presentatie is van wezenlijk belang.’

Het NMF ging met het idee aan de slag. Fotograaf Foppe Schut, die al dertien jaar musici voor zijn lens heeft, werd in de arm genomen. Om de donatie zo krachtig mogelijk in te zetten, vond het NMF het belangrijk dat de musici vooraf een workshop volgden over het belang van passende foto’s voor je muziekcarrière en waar je allemaal aan moet denken bij het briefen van je fotograaf. Willemien was aanwezig bij de twee ochtenden in maart: ‘De workshops waren zeer inspirerend. Aanwezig kunnen zijn in de rol van weldoener is heel bijzonder. Het vertrouwen dat je meteen ontvangt was bemoedigend en hoopgevend. Hun oprechte interesse in de muziek, het instrument, in de kunst; het was alles bij elkaar een eyeopener voor mij. Mooie, passende foto’s van jezelf zijn zó belangrijk. Voor op je mediakanalen, voor impresario’s en agenten, en ook het NMF kan ze gebruiken. Ik heb veel geleerd over deze jonge generatie die zo intensief met muziek bezig is, over hun diepgevoelde drang en overtuiging dat dit voor hen de juiste weg is. Ik maak een diepe buiging voor hen.’

REPORTAGE
EMMY STORMS, viool DUO LECOULTRE & VANHEES, viool/gitaar

‘DE FOTOSHOOT WAS ONTZETTEND LEUK! IK BEN HEEL BLIJ EN VERRAST OVER HOE MOOI EN AUTHENTIEK DE FOTO’S ZIJN GEWORDEN DIE FOPPE HEEFT GEMAAKT. BIJZONDER HOE HIJ MET VAKMANSCHAP EN ARTISTICITEIT JONGE MUSICI EEN GEZICHT GEEFT, DAT IS HEEL WAARDEVOL VOOR ONS.’ MARE KEJA, cello

73
‘Ik had het geluk gekozen te worden voor dit prachtige cadeau. De foto’s zijn fantastisch en het helpt me enorm ze te hebben!’
JUAN PEDRO GARCÍA OLIVA, piano
‘Ik ben erg dankbaar voor deze shoot! Erg fijn dat ik mocht deelnemen aan de workshop en deze dag met Foppe, het was een voorrecht.’
MATTIAS SPEE, piano
3VIOLAS, altviolen MERLE VAN DER LIJKE, harp NIKOLA MEEUWSEN, piano GUY MAORI, klavecimbel

blijvend

vreugde door geven

Geef uw muzikale vreugde door aan volgende generaties! Legaten en erfenissen stellen het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in staat musici blijvend te helpen bij de zoektocht naar hun perfecte instrument. Uw steun geeft musici een uitdagend instrument in handen en behoudt kostbaar Nederlands erfgoed.

Ontvangt u graag de brochure over nalaten aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds? Of stelt u een persoonlijk gesprek over de mogelijkheden op prijs? Scan dan de code of ga naar muziekinstrumentenfonds.nl/ vreugde.

74
NALATEN
Foto: Anne Paul Roukema

Er is gereedschap

Dat klein parelend spookje op je schouder, dat schokje in de adem, die vonk in de vingers: er is iets nodig om in je hoofd te kunnen krabben.

Een hoofd waar de stilte nooit echt valt, hoogstens even wankelt.

Wanneer er scheefte aan je schouders kleeft, vorst in je longen rijpt, een nerveuze trilling die je niet kan afschudden dan is er gereedschap dat ‘s nachts als oude god boven de kamer uit rijst.

De kleppen, de snaren, de vliezen. Ze lonken. Bij sommigen strak gespannen, bij anderen opengesperd.

Naar metaal ruikt het soms. Koper, hout. Materialen uit de aarde gewonnen.

Neem het gereedschap.

Blaas leven, pluk pezen, tokkel hartslag in de wereld: zo het vorstbos dooien, de bittere planken plooien tot er iets ontstaat dat heel even in de wereld ligt.

Soms is het een waterlelie die in je hoofd ontwaakt. Soms is het een vogeltje, pas pril nog uit het nest, dat zijn kopje opricht naar de zon.

Heel even blinkt het.

Heel even vonkt het.

Er is gereedschap

dat die jeuk in je hoofd kan sussen, vertalen in een onverteld verhaal.

Dat de keel verlengt, de polsen heelt, de vingers rillen laat.

Dat de tijd van dauw voorziet. Er is gereedschap.

Jens Meijen

Jens Meijen (1996), die werd verkozen tot de eerste Jonge Dichter des Vaderlands van België, schreef op verzoek van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een gedicht over muziek*. Behalve dichter is hij ook romanschrijver, en journalist en recensent voor diverse kranten en opiniebladen. Zijn dichtbundel Xenomorf werd bekroond met de C. Buddingh’-prijs. Oorspronkelijk afgestudeerd als letterkundige is hij werkzaam als doctoraatsonderzoeker in de politieke wetenschappen aan de KU Leuven. Verder is hij Europaeum Scholar aan de Universiteit van Oxford en teamleider bij het Center for Artificial Intelligence and Digital Policy in Washington.

* Op pagina 2 vindt u het gedicht dat Hester Knibbe voor ons schreef.

75

Al 35 jaar het instrument voor succes

MUZIEKINSTRUMENTEN
NATIONAAL
FONDS

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.