Maak kennis met het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds vanaf pagina 63.
impactmet muziek
Vijf musici over wereldse stijlen • Gambiste Mieneke van der Velden • Jong talent • Toekomstvisie van het fonds • Violiste Quirine Scheffers • Muziek is topsport • Pronkstuk Pleyel • Donateurs aan het woord • Fagot voor het voetlicht • Balanceren tussen succes en blessures
WILT U EEN VAN ONZE 440 MUSICI STEUNEN? KIJK OP PAGINA 70.
impactmet muziek
Impact. Er valt veel over te zeggen en er is ook al veel over gezegd. Toch is blijvend impact maken wat we willen als fonds. Impact kent vele facetten. Vakdocenten luidden de noodklok voor de fagot, waarna we er dit jaar drie aankochten. Ook zijn we blij en trots om te hebben voorkomen dat een museumwaardige viola da gamba, een schitterend barokinstrument van Pieter Rombouts, naar het buitenland verdween. We hielpen musici in jazz, pop, Zuid-Amerikaanse en West-Aziatische muziek aan een passend instrument. En binnenkort is een zeldzame Pleyel-vleugel door zorgvuldige renovatie weer op topniveau bespeelbaar. Over deze en andere mooie wapenfeiten leest u meer in dit magazine.
Het fonds staat. De collectie staat. Toch is er geen reden om rustig achterover te leunen. Impact gaat niet alleen over het heden, maar ook over de toekomst. Daarover maken we ons zorgen in een politiek klimaat waarin de cultuursector het wederom moet ontgelden. Waarin, ondanks positieve beoordelingen, de subsidies voor jeugdorkesten, -koren en -concoursen worden stopgezet. Stel je voor dat er ineens geen geld meer zou zijn voor Jong Oranje? Sport en muziek zijn bijzondere werelden, die ook veel gemeen hebben. Ze verbinden, zonder dat daar woorden voor nodig zijn. Ze geven de vreugde iets te ontdekken waarin je goed bent. Het vraagt discipline en toewijding. Het leert samenwerken, incasseren en doorgaan. Alles wat je ieder kind gunt. Verschil is er ook. Want op school behoort sport tot het vaste curriculum en gemeenten beschikken over middelen waardoor kinderen uit arme gezinnen toch kunnen sporten. Uitblinkers vallen op en krijgen kansen.
De muziek moet het veelal zonder deze voorzieningen stellen en het muziekonderwijs kreeg jaren geleden al een nekslag. Met haar verbindende kracht is muziek een sterk tegengif voor polarisering. Muziek brengt een samenleving met kansen dichterbij. Op de basisschool ontkiemt muzikaal talent, bij jeugdorkesten groeit het verder en op de conservatoria komt het tot volle bloei. Jeugdgezelschappen zijn een onmisbare brug van de wereld van gevorderde amateur naar beroepspraktijk. En nieuwe generaties van gedreven musici zijn nodig om het voortbestaan van de Nederlandse orkesten en muzieksector te waarborgen.
Gelukkig is ons fonds niet afhankelijk van subsidies – en dat is dankzij u! Uw hart voor muziek en cultuur schenkt zoveel mensen vreugde.
Ik wens u veel leesplezier.
Manon Veenendaal directeur
Fotografie: Lars van den Brink
MET HAAR VERBINDENDE KRACHT IS MUZIEK EEN STERK TEGENGIF VOOR POLARISERING’ ‘
Op pagina 20 vertelt Manon u meer over de verbrede, maatschappelijke visie van het fonds.
30
muziek is topsport 53
De impact van een muzikaal talent in het gezin. ‘Zijn broers zuchten: Pieter moet zeker weer viool studeren.’
12 nieuwe glorie voor een pleyel
‘Deze renovatie is een bijzondere reis terug in de tijd.’
balanceren
tussen succes en blessures
Over gezondheid en welzijn van topmusici.
6
een ander geluid
Vijf musici over hun wereldse stijlen. ‘Klassiek alleen is voor mij niet genoeg.’
de vreugde van geven
Muziekinstrumenten Fonds
COLOFON
Jaargang 12, september 2024
Oplage 10.000 exemplaren
Redactie
Contentdirector Yolande Verheyen
Contentmanager Wieke Ringeling
Artdirector Veronique van Campen
Namens het Nationaal Muziekinstrumenten
Fonds
Directeur Manon Veenendaal
Marketing & fondsenwerving
Lennart van der Sman
Relatiebeheer Marie-Therese Kuijkhoven
Assistent marketing Indy de Vries
Fotografie cover Astrid Zuidema
Aan dit nummer werkten mee
Frederike Berntsen, Jan Boekhout, Menno de Boer, Lars van den Brink, Jeroen Dietz, Annemarie van Dijk, Joost Galema, Marjory Haringa, Karen Jochems, Sevilay Maria, Kim van der Meulen, Maarten Noordijk, Guido van Oorschot, Jannemieke Oostra, Annelien Smet, Marc de Smit, Jeannette Verleg, Stella Vrijmoed, Astrid Zuidema
Drukwerk NPN
Heeft u vragen aan het fonds? Of vragen over dit magazine of uw donateurschap?
Stichting Nationaal Muziekinstrumenten Fonds
Postbus 11912, 1001 GX Amsterdam
Sint Annenstraat 12, 1012 HE Amsterdam 020 622 1255 info@muziekinstrumentenfonds.nl www.muziekinstrumentenfonds.nl
IBAN: NL58 ABNA 0555 0286 66
KVK: 41205257
RSIN: 009056002
Beschermheer Z.K.H. Prins Constantijn Erevoorzitter prof. ir. W. Dik (1939-2022) Oprichters Pieter Moerenhout (1930-2018) en Theo Olof (1924-2012)
Alle rechten voorbehouden. Eenieder die meent rechten te kunnen ontlenen aan deze uitgave wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met het fonds.
Dit magazine is CO2-neutraal gedrukt doordat de uitstoot is gecompenseerd. De drukkerij verbruikt minder energie en water en het papier komt uit een duurzaam beheerd bos.
een ander
geluid
Van jazz tot improvisatie. Van oosterse klanken tot de Mexicaanse ranchera. Klassieke instrumenten lenen zich voor meer dan alleen klassieke muziek. Vijf musici vertellen over hun wereldse stijlen.
Tekst: Kim van der Meulen | Fotografie: Astrid Zuidema
Teddy heeft een Paul Max Möller-viool (Amsterdam, 1918) en een Paul Max Möller-strijkstok (Amsterdam, 1910-1950) van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen.
‘Klassiek alleen is voor mij niet genoeg’
sicking teddy
Teddy Sicking (20) studeert jazz én klassiek. Onlangs won ze de Keep an Eye Outstanding Talent Award, een prijs voor uitzonderlijk talent van Jong Metropole.
‘Veel mensen denken bij een viool aan klassieke muziek, maar er zijn steeds meer strijkers die zich in verschillende genres ontwikkelen. Ook op het conservatorium vindt daarin een modernisering plaats. Ik zit nu in het derde jaar van twee bachelors: klassiek en jazz. Beide genres kreeg ik van huis uit mee. Mijn moeder is klassiek zangeres en mijn vader jazzpianist. We maakten samen muziek; ik begon met vioolspelen toen ik zes was. Vanaf mijn dertiende ging ik naar de Sweelinck Academie, een conservatoriumafdeling voor jong klassiek talent. Ik voelde al snel dat klassiek alleen niet genoeg was voor mij. En dus ben ik ook lessen gaan volgen aan het Junior Jazz College, een andere conservatoriumopleiding voor jong talent. Daar ontdekte ik dat ik jazz het allerleukste vind, omdat het mij de vrijheid tot zelfexpressie geeft die ik met alleen klassieke muziek niet kon vinden. Daarom doe ik beide. Op dit moment ben ik vooral bezig met jazz en mijn band TJ’s Pretty People. We spelen jazzfusion en neosoul, en ik probeer me te ontwikkelen als componist en arrangeur.’
Stijlen combineren
‘Qua sound, stijl en missie ben ik nog een beetje zoekende. In mijn band probeer ik viool en zang te combineren en ik experimenteer veel met het gebruik van effecten op mijn viool. Ik vind het in elk geval belangrijk dat mijn muziek eerlijk is: ik wil laten zien wie ik ben. En ik wil een stijl ontwikkelen waarin ik mijn beide opleidingen kan combineren. In jazz kan ik me het beste uitdrukken en die artistieke vrijheid vind ik heel belangrijk. Maar het fijne van de klassieke opleiding is dat ik daarmee goed kan werken aan de techniek. Soms vragen mensen me wat ik zou kiezen als ik een keuze zou moeten maken. Ik probeer me vooral te ontwikkelen als allround musicus. Ik wil mijn band verder ontwikkelen: een album opnemen, meedoen aan concoursen. Een grote droom? In ieder geval één keer op North Sea Jazz staan.’
puente cesar donker duyvis chieko
‘Onze muzikale smaak overlapt grotendeels’
César heeft een René Zaal-contrabas (Bemmel, 2000) van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen. Chieko speelt op een Daniël Royé-cello (Amsterdam, 2010) van het fonds. Beiden lenen ook een strijkstok van het fonds.
César Puente (29) en Chieko Donker Duyvis (26) treden regelmatig samen op. Ze tourden onder meer door Mexico. Tijdens de Cello Biënnale in 2024 spelen ze nummers van hun nieuwe album, Aventuras
Chieko: ‘We hebben elkaar leren kennen op het conservatorium, waar we allebei les hadden van jazzcontrabassist Ernst Glerum. Ik altijd na César. Toen ik hem hoorde spelen, vond ik dat zo mooi dat ik hem vroeg eens te jammen. Zo begon onze samenwerking, zes jaar geleden. Onze muziek is erg geïnspireerd door onze achtergrond: César komt uit Mexico, ik heb Braziliaanse roots. We maken een mix van klassiek, jazz en Latijns-Amerikaanse muziek. Ik heb een bachelor klassiek gedaan, César heeft een bachelor en master in jazz. Maar onze muzikale smaak overlapt grotendeels.’
César: ‘Ik kwam bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds terecht via Chieko, die al een cello van het fonds in bruikleen had. Een uitkomst. Als je beter wilt klinken en een stap verder wilt zetten in je carrière moet je een goed instrument hebben. Ons album Aventuras verschijnt rond de Cello Biënnale in november. Ik heb vier nummers geschreven, muziek met een boodschap. Zo gaat het duet Corrido a lo macho over femicide, vrouwenmoord, een groot probleem in Mexico. Je zou kunnen zeggen dat de muziek is bedoeld om sociale impact te maken.’
Grote droom
Chieko: ‘Ik vind het een van Césars mooiste liedjes. Hij schreef het vanuit het perspectief van een man, die spijt heeft en vertelt hoe het zover kwam. Daar hebben we de kant van de vrouw aan toegevoegd, zodat ze met elkaar praten. Een pijnlijk verhaal, maar het klinkt als een klassieke Mexicaanse ranchera, bijna vrolijk.’
César: ‘Naast onze samenwerking spelen we ook in andere bands. Zo speel ik in het Edson Ensemble en in mijn bluesband The Hi-Stakes, waarmee we volgend jaar naar Mexico en de VS gaan.’
Chieko: ‘Vorig jaar tourden we samen al door Mexico. We speelden op Eurojazz. Fantastisch! Of we een grote droom hebben? In Brazilië spelen en natuurlijk op North Sea Jazz. In onze band, Chieko Collective, is iedereen componist en we doen veel met vrije improvisatie. Deze band heeft het wel in zich om daar op het podium te staan.’
Anton heeft een Buffet Crampon-basklarinet (Parijs, 2003) van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen.
jakimenko anton
‘De
muziek heeft me
gered’
Anton Jakimenko (33) combineert kamermuziek graag met jazz. Zijn Chamber Jazz Consort speelde onlangs in Het Concertgebouw en bracht een debuutalbum uit.
‘Ik was tien jaar toen ik met mijn ouders vanuit Oezbekistan naar Nederland vluchtte. Acht jaar lang woonden we in een asielzoekerscentrum. Een deprimerende, zware periode. Mijn ouders konden niet werken, ik vond alles vreemd en moeilijk en had geen vrienden. De muziek heeft me gered. Vanaf mijn achtste kreeg ik dagelijks pianoles van mijn moeder, maar in Nederland begon mijn vader mij klarinetles te geven. Hij was professioneel klarinettist en een groot jazzliefhebber. Die wekelijkse lessen waren mijn houvast. Ik ontdekte dat ik goed was in klarinetspelen, en dat ik daarmee iets kon bereiken in mijn leven. Van mijn dertiende tot mijn achttiende volgde ik in de jong talent-klas in Groningen lessen bij Reinier Hogerheijde, die me aanvankelijk gratis lesgaf. Dat was een belangrijk moment in mijn ontwikkeling als klarinettist.’
Gevoel van vrijheid
‘Toen we een verblijfsvergunning kregen en ik mocht studeren, koos ik voor klassieke muziek aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen, en later heb ik mijn bachelor afgerond in Tilburg. Hoewel ik ben opgegroeid tussen de jazzplaten van mijn vader, raakte ik pas op mijn 24e gefascineerd door jazz. Ik luisterde nergens anders meer naar. Het gaf me een gevoel van vrijheid. Jazz past bij mijn karakter, want ik ben heel spontaan en levendig. Kamermuziek, maar dan met jazzritmes en improvisaties: dat wilde ik leren spelen. Daarom ging ik naar het Conservatorium van Amsterdam. Ik kreeg veel verzoeken om in ensembles te spelen op de basklarinet, een instrument dat mijn docent Joris Roelofs ook speelt. Maar geld voor een goed instrument had ik niet. Fluitist Remi J. Edson adviseerde me het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds aan te schrijven. Zo kreeg ik een fantastisch instrument waarmee ik op hoog niveau de muziek kan maken die ik wil. In juli speelde ik met mijn formatie Chamber Jazz Consort – een strijkkwartet met klarinet –in Het Concertgebouw en kwam onze cd Blue in Green uit. Een mijlpaal. Met mooie gezelschappen spelen en een brug slaan tussen kamermuziek en jazz, dat is wat ik wil.’
‘Muziek is er om te delen’
Yannic heeft een Yamaha-vleugel (Japan, 1986) van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen.
forster yannic
Yannic Forster (26) speelt vooral jazz en laat zich inspireren door ritmes uit het Midden-Oosten. Dit najaar verschijnt het debuutalbum van zijn jazzformatie Yannic Forster Trio.
‘Mijn oma heeft klassiek piano gestudeerd en ik groeide op met muziek. Toch begon ik pas met pianospelen toen ik elf was. Toen mijn ouders gingen scheiden, was muziek maken een manier om daarmee om te gaan. Mijn moeder kreeg een piano van een vriendin en ik ging op les. Achteraf ben ik blij dat ik mijn emoties kwijt kon in muziek, want nu kan ik hopelijk andere mensen inspireren. Als ze daardoor moed krijgen om lastige situaties onder ogen te zien, is mijn doel bereikt. Op het Utrechts Conservatorium koos ik voor de richting Jazz & Pop. Ik speel voornamelijk jazz, met zowel klassieke als Midden-Oosterse invloeden. Als ik ritmes uit het Midden-Oosten hoor, denk ik vaak: daar moet ik iets mee. Zo heb ik een compositie geschreven met het zogenoemde jurjuna-ritme. Het werd de eerste single van het Yannic Forster Trio, waarin ik speel met contrabassist Zack Lober en drummer Damian de Muijnck. Vorig jaar wonnen we tijdens de Grachtenfestival Jazz Competitie de Denise Jannah Award. De prijs: een optreden met zangeres Denise Jannah. Dat beviel zo goed, dat we onder meer tijdens de concertreeks Taste of Jazz nogmaals samenwerkten. Ook schreef ze teksten op mijn composities. Ontzettend leuk! Muziek is er om te delen, met elkaar en met publiek.’
Verbinden
‘Sinds kort heb ik een Yamaha-vleugel van het fonds in bruikleen. Mijn pianodocent Rembrandt Frerichs wees me op die mogelijkheid. Nú was het moment voor een aanvraag. Als ik straks klaar ben met mijn master, kan ik geen gebruik meer maken van de vleugels op het conservatorium. En mijn tweedehandspiano voldoet niet aan de eisen die je als professioneel musicus wilt en ook moet stellen. Een vleugel heeft een vollere klank en het kantelpunt van de toets is verder weg. Daardoor kun je nog preciezer spelen. Dankzij het fonds kan ik blijven componeren, studeren en doen wat ik wil doen: verbinden!’
zeldzame Pleyel nieuwe glorie voor
Pleyel-dilemma’s
Aankoop en onderhoud zijn twee oorspronkelijke pijlers onder het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. De afgelopen jaren dook het fonds ook in het ontwikkelen van nieuw instrumentarium en het restaureren van historische vondsten. In die laatste categorie valt een Pleyel-vleugel, waarop de beroemde Franse organist en componist Charles-Marie Widor zijn eerste muzieklessen kreeg.
Tekst: Joost Galema | Fotografie: Jeroen Dietz | Illustraties: Jannemieke Oostra
Hoe breng je een oude vleugel zo goed mogelijk terug in zijn 'oorspronkelijke' staat en zorg je er als restaurateur tegelijk voor dat het instrument op topniveau bespeelbaar is? Deze vraag roept ook bij de Pleyel uit 1843 enkele dilemma’s op. ‘De zangbodem repareren we’, zegt piano-expert Bart Houtgraaf, ‘want die is wezenlijk voor de klank. Maar we gaan die alleen opnieuw in elkaar lijmen. Ik kan wel een nieuw stuk hout zoeken met dezelfde nerfrichting en dikte, maar dat klinkt toch anders. Wat dat betreft is elke boom uniek. De hamerkoppen zijn ook bepalend voor de toonvorming. De groeven van de snaren staan in de leren hamerkop. Ze zijn inmiddels plat aan de bovenkant die eigenlijk mooi rond zou moeten zijn. Maar ze zijn origineel en klinken prachtig, dus we laten ze zitten. Misschien kan het geluid beter door het leer te vervangen, maar dan vernietig je historisch materiaal.’
De Pleyel staat er wat ontzield bij in de Haarlemse werkplaats van Andriessen Piano's-Vleugels. Hij is ontdaan van klep en klavier. Een tandeloze tijger: waar anders de ivoren toetsen zitten, gaapt nu een gat. Het ooit goudkleurige metalen frame oxideerde in honderdtachtig jaar naar een schimmelachtig groen. Op veel plekken missen stukken fineer. Het witte leer op zijn hamerkoppen is nog nooit vervangen, de groeven van de snaren hebben er sporen in getrokken. Hier staat een instrument dat kan zeggen: ‘Ik heb geleefd.’ Restaurateur Bart Houtgraaf en collega Wies van Beest buigen zich over de donkerbruine kast van de vleugel om metingen aan de snaren te doen. Achter hen staat een apotheekkast, waarin lade 65 gereserveerd is voor de kleinere onderdelen van de Pleyel. Het serienummer 10192 staat hierop geschreven. Veel oude strijkinstrumenten hebben een naam, meestal die van een beroemde voormalige bezitter. Maar dat geldt niet voor vleugels, waarvan doorgaans hoogstens de eerste koper nog terug te vinden is in de papieren. ‘En dat is in dit geval interessant’, zegt Houtgraaf, ‘want Pleyel leverde deze vleugel in 1843 nieuw aan ene Charles Widor in Lyon. Dat was de vader van de bekende organist-componist Charles-Marie Widor. Hij kreeg als kind dus zijn eerste muzieklessen op deze vleugel.’ Alle reden om deze Pleyel om te dopen tot de 'Widor'. Het fonds vond de vleugel bij de weduwe van een verzamelaar in de Belgische kuststad Oostende. Normaal worden er geen opknappers gekocht, beaamt collectiebeheerder Frits Schutte. ‘We willen vermijden dat we na aankoop meteen moeten investeren in restauratie. Bij strijkinstrumenten laten we altijd uitgebreide conditierapporten opstellen, zodat we weten dat ze in goede staat verkeren.’
Andere afwegingen
Onderhoud is in eerste instantie dan ook een sleutelbegrip. Musici die bij het fonds aankloppen, krijgen na het tekenen van een overeenkomst uitgebreid de do's-and-don'ts op papier. Daarnaast zijn ze verplicht hun instrument ieder jaar te laten nakijken door een vooraf bepaalde expert, die zijn of haar
Boven: Voordat de vleugel uit elkaar wordt gehaald, worden door Bart en Wies alle originele onderdelen nauwkeurig in kaart gebracht, zoals de snaren. Bart: 'Het demonteren is een ontzettend belangrijk onderdeel van de restauratie. Het geeft veel kennis over hoe we de Pleyel zo goed mogelijk in de oorspronkelijke staat kunnen herstellen.'
Links: De hamerkoppen zijn bepalend voor het geluid van de Pleyel en blijven behouden.
SPEELBAARHEID EN AUTHENTICITEIT
STAAN SOMS OP GESPANNEN VOET
bevindingen in een onlinesysteem vastlegt. Het fonds en de musicus krijgen dit verslag, zodat iedereen weet of er iets moet gebeuren. ‘Als er iets misgaat, heeft dat meestal te maken met onwetendheid’, zegt Schutte. ‘Daarom bedacht mijn collega Geertje van der Linden workshops waarin deskundigen de musici bijpraten over zaken waarop ze moeten letten bij het onderhoud van hun instrument.’ Lange tijd was er in de collectie van het fonds geen plek voor vleugels, omdat er simpelweg geen ruimte was om de instrumenten te herbergen. Die houding veranderde zo’n vijftien jaar geleden met de toetreding van pianist David Kuyken tot de Instrumentencommissie. ‘Toen drong bij ons door hoe hoog de nood was onder pianostudenten’, zegt Schutte. ‘Veel van hen kunnen maar een uur of twee op het conservatorium terecht, en vaak in de avonduren, omdat ze thuis geen instrument hebben.’
Tijdeigen geluid
Daarna groeiden langzamerhand de aanvragen en meldden zich ook meer mensen die een vleugel wilden doneren. ‘Daar zaten regelmatig mooie historische exemplaren tussen’, zegt Schutte. ‘Plotseling sta je dan voor afwegingen die je eerst niet hoefde te maken.’ De toenemende fascinatie van musici voor tijdeigen instrumenten, liet ook de belangstelling groeien voor oude vleugels. Pianisten wilden de klank ontdekken van de Erards en Pleyels
Jaarlijkse kostenpost
Met een instrumentencollectie die dagelijks onderweg is en intensief wordt bespeeld, ontkomt het fonds er niet aan jaarlijks een behoorlijk bedrag te begroten voor restauratie en onderhoud. Vleugels die op de operatietafel komen, een scheurtje in een viool, het maken van een nieuwe cellokam, een ongeluk met een harp, een gemoderniseerd instrument terugbouwen naar de authentieke staat –het is slechts een greep van werkzaamheden waar het fonds mee te maken krijgt. Slijtage of kleine reparaties door eigen gebruik – zoals het kopen van nieuwe snaren of het laten bijwerken van de lak, het stemmen en afregelen van een vleugel – zijn voor rekening van de bespeler. De reparaties en restauraties laat het fonds altijd uitvoeren door gerenommeerde instrumentenbouwers en -experts.
waarop Frédéric Chopin speelde. ‘Het repertoire is gelimiteerd', zegt Schutte. ‘Daarom plaats je zo’n piano meestal niet bij een musicus thuis. Dat zijn uitzonderingen. Ze zijn daarentegen wel geschikt voor een conservatorium, waar een brede groep studenten dan kan ervaren hoe het voelt om op dit soort vleugels te spelen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij de ‘Brahms-vleugel’ van Streicher die we door Maene lieten restaureren. Die staat nu op het conservatorium in Den Haag. We zijn nu zover dat we gericht kijken of onze collectie gaten bevat waarvan wij vinden dat die moeten worden opgevuld. Deze Pleyel uit 1843 past in die filosofie. Daarom nemen we de kostbare restauratie op de koop toe.’
Geen museumstuk
Na het herstel zal deze vleugel in een studio van de Japans-Nederlandse pianist Keiko Shichijo komen te staan. De Pleyel blijft op die manier ook voor anderen toegankelijk. Nu bevindt het instrument zich nog in de werkplaats van Andriessen, waar restaurateur Bart Houtgraaf er bewonderend omheen loopt. ‘De bouwers van Pleyel waren altijd bezig met toon en klank’, zegt hij. ‘En daarom waren pianisten er in de negentiende eeuw ook zo dol op. Een Erard leverde altijd, maar voor de echte magie in klank moest je bij de weerbarstige Pleyel zijn. Daarom vind ik dit ook zo’n fascinerend instrument.’
Een belangrijke reden voor de eigenaresse om het instrument aan het fonds
EEN ERARD LEVERDE ALTIJD, MAAR VOOR DE ECHTE MAGIE IN KLANK MOEST JE BIJ DE WEERBARSTIGE PLEYEL ZIJN’
te verkopen, was het feit dat het weer onder handen van beroepsmusici tot leven zou komen met behoud van zijn historische eigenschappen. ‘Speelbaarheid en authenticiteit kunnen op gespannen voet met elkaar staan’, zegt Houtgraaf. ‘Er bestaat geen restauratieopleiding voor ons. Mijn vrouw komt uit de museumwereld, waar deze dilemma’s helderder uitgekristalliseerd zijn. Vanuit de pianotechniek – wat mijn opleiding is –bekijken we de vleugels vooral als instrument, niet als kunstwerk. Daar sta ik ook achter. Maar wanneer het gaat om historische piano’s komen er andere vragen om de hoek kijken. Bij een schilderij uit de zeventiende eeuw wil je niet dat het er als nieuw uitziet, dat elk barstje weggestreken is. Soms nemen we ook vleugels voor een museum onder handen, waarbij speelbaarheid ondergeschikt is aan originaliteit of een esthetisch uiterlijk. In dat geval maak je met zo’n conservator samen andere afwegingen.’
Moderne oren
Het grootste probleem bij zulke vraagstukken is dat pianorestaurateurs op het belangrijkste gebied vrijwel in het duister tasten. ‘Bij een schilderij is goed te achterhalen hoe het eruit heeft gezien, want je ziet alles wat je daarvoor nodig hebt voor je. Maar hoe klonk een Pleyel die in 1843 uit de fabriek kwam? Dat geluid is niet bewaard. Er bestaan beschrijvingen, maar betekenen die woorden nog hetzelfde voor de mensen van nu, die zijn opgegroeid met de moderne Steinway in hun oren? We zullen nooit weten hoe deze Pleyel klonk in de negentiende eeuw, hoezeer ik dat ook probeer te achterhalen. Restaurateurs passen de geschiedenis altijd aan, daar moeten we ons bewust van zijn. Het ontleden van deze mechanieken is een reis terug in de tijd, en dat heeft iets ontroerends.’ Een ander obstakel bij restauratie is een gebrek aan documentatie over de bouw ervan, zegt Houtgraaf. ‘Zulke bedrijfsgeheimen werden – uit angst voor diefstal – vaak niet vastgelegd. We moeten het doen met briefwisselingen tussen musici en makers, vage beschrijvingen over de aard van de klank of de werking van het instrument. En dat dienen we dan ook nog te plaatsen in het perspectief van die tijd. Zo proberen we ons tastend een beeld te vormen van de visie van bouwers.’
Verschillende inzichten
Op het onderste kozijn van de bovenramen in het atelier staan kleine blokjes hout met de namen van die bouwers. Velen bestaan al lang niet meer. ‘Kleine grafzerken’, noemt Houtgraaf ze. ‘Een eerbetoon, gezaagd uit piano’s die wij met pijn in het hart hebben moeten slopen.’ Maar soms komen die niet te repareren instrumenten goed van pas. ‘Er zat bijvoorbeeld een Erard tussen, waarvan we onderdelen van de zangbodem bij de restauratie van een andere Erard konden gebruiken. Dat is geweldig. Want dan breng je zo’n vleugel voor je gevoel weer dicht bij de oorspronkelijke staat.’ Voor het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds staat de speelbaarheid voorop, zegt collectiebeheerder Frits Schutte. ‘Als museum zouden we er anders naar kijken. Over het behoud van de originele kenmerken maken we een afweging met de restaurateurs. Als fonds spelen we geen rol in algemene discussies over de restauratiepraktijk. We maken slechts keuzes wanneer er verschillende meningen over onze instrumenten op ons afkomen. Ik denk ook niet dat er één juiste aanpak bestaat, er zijn altijd uiteenlopende inzichten. Ons uitgangspunt is een vleugel die na restauratie zoveel muzikale kwaliteit heeft dat het instrument gehoord mag worden.’
DONATEUR IN BEELD
Tekst: Wieke Ringeling
Fotografie: Jeroen Dietz
Sophie Rothe-Sodenkamp doneerde haar Amati-viool
‘Toen ik een jaar of tien was, kreeg ik een briefje mee naar huis over algemeen vormend muziekonderwijs. Ik had eerst geen interesse, maar mijn ouders zeiden:
‘‘Muziek hoort bij het leven.’’ Na een paar lessen vond ik het geweldig en het bleek dat ik muzikaal was. Na twee jaar bij de Amsterdamse muziekschool van Willem Gehrels mocht ik een instrument kiezen. Het werd viool. Mijn viooldocent Hetta Richter gaf me extra lessen en liet mij al snel overal spelen. Vioolspelen ging mij goed af. Dat zag Hetta ook en dankzij haar kon ik met een studiebeurs naar het Conservatorium van Amsterdam. In de orkestklas zat ik naast Bernard Haitink, die toen nog viool studeerde, aan de eerste lessenaar van de tweede violen. Ik wist meteen dat ik in een orkest wilde spelen. Na een proefspel nam Anton Kersjes mij aan als eerste violiste in het Kunstmaand Orkest. Het succesvolle gezelschap werd later het Amsterdams Philharmonisch Orkest en is nu het Nederlands Philharmonisch Orkest. Toon [Anton, red.], zijn vrouw Greet en ik musiceerden vaak samen. Na Greets overlijden schonk Toon mij een Amativiool. Daar heb ik dertig jaar op gespeeld. Sinds vier jaar speel ik altviool in het orkest van Toonkunst Bussum. Omdat ze maar één altviolist hadden, vroegen ze mij daar te komen spelen. Ik heb daardoor wel besloten de Amativiool over te dragen aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Op mijn hoge leeftijd is viool en altviool studeren iets te veel van het goede. De Amati heeft een prachtige klank, strijkt makkelijk aan en is niet al te groot. Ik ben ervan overtuigd dat hij een mooie bestemming krijgt. Ik mis de Amati enorm, maar ik hoor nog altijd zijn prachtige klank. De wetenschap dat een muzikaal talent hem zal laten zingen, doet mij goed!’
DAT
EEN MUZIKAAL TALENT HEM ZAL LATEN ZINGEN, DOET
MIJ GOED!’
impact maken met muziek
WE WILLEN ONS SOCIALE HART MEER
Eens per vier jaar ontwikkelt het fonds een nieuwe meerjarenstrategie, waarbij doelen en ambities van de statuten uit 1988 fier overeind blijven. Met zijn toekomstvisie wil het fonds ze nu breder en maatschappelijker inkleuren. ‘Iedereen houdt van cultuur, ongeacht politieke voorkeur en huidskleur.’
Tekst: Yolande Verheyen | Fotografie: Lars van den Brink
HHoe gaat dat, het ontwikkelen van een nieuwe visie?
‘Bij het uitstippelen van een nieuwe meerjarenstrategie kijken we altijd goed naar de maatschappelijke context en onze positie. Zijn we relevant? Zien we iets over het hoofd? Spelen we de rol die we willen? De laatste jaren is de tijdgeest sterk veranderd en daarmee ook het politieke klimaat. Het lijkt haast vanzelfsprekend dat Den Haag niet meer aan cultuur hecht. Het woord cultuur komt überhaupt niet voor in het hoofdlijnenakkoord en het toekomstperspec tief is weleens rooskleuriger geweest. Zelfs met positieve adviezen belanden vaste subsidieontvangers, zoals de Nationale Jeugdorkesten Nederland, onder de zaaglijn. Ook lokaal is er minder geld, terwijl de beste blazers in toporkesten vaak ooit bij een fanfare begonnen. Dat zijn zonder meer zorgwekkende ontwikkelingen voor de sector. Als fonds willen wij een positieve impuls geven, ons sociale hart meer laten spreken.’
Tegenwicht bieden aan maatschappelijke issues?
‘De samenhang brokkelt af. Om polarisatie tegen te gaan is cultuur hard nodig. Iedereen houdt van cultuur, ongeacht politieke voorkeur en huidskleur. Cultuur draagt bij aan een samenleving met kansen voor iedereen. Dat begint met cultuuronderwijs zodat talentvolle kinderen opvallen en ze, los van
De foto’s bij dit artikel zijn genomen tijdens het zomerconcert van Watermusic, een sociaal en muzikaal programma van Muziekschool Waterland. Tijdens dit programma spelen kinderen al van jongs af aan in een orkest en zingen in een koor. Manon weet uit eigen ervaring hoe stimulerend en vreugdevol het is om met andere jongeren samen te spelen in een orkest. Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk kinderen dit ook kunnen ervaren. Daarom wil het fonds in de toekomst gaan samenwerken met Muziekschool Waterland.
hun achtergrond, de mogelijkheid krijgen zich te ontplooien. Ook is er subsidie nodig voor organisaties op het gebied van talentontwikkeling zoals jeugdorkesten, -koren en -concoursen. Daar ontmoeten tieners elkaar, ontdekken ze de vreugde van samen spelen en samen zingen. Dat houdt het vuur brandend en voorkomt dat ze op die leeftijd hun viool of gitaar aan de wilgen hangen, maar voor het conservatorium durven kiezen. Verse aanwas, vers bloed is nodig voor verjonging van orkesten. Daarmee voorkomen we ook dat alle orkesten en gezelschappen straks alleen uit buitenlandse leden bestaan. Maar behalve een lans breken, willen we zelf ook impact maken.’
Zijn daar concrete voorbeelden van te noemen?
‘De verbrede toekomstvisie raakt aan al onze kernwaarden en activiteiten, maar voor de komende jaren hebben we onszelf sowieso drie vastomlijnde, heldere taken gesteld. Zo willen we minstens twee structurele samenwerkingen met maatschappelijk relevante organisaties aangaan. De focus ligt daarbij op muziekeducatie. Bijvoorbeeld het Leerorkest, Muziekschool Waterland of een inspirerend initiatief op de Antillen. Dat onze talenten buddy’s worden of workshops aan kinderen gaan geven, is ook een waardevol idee. Volgend jaar willen we tevens minimaal drie talenten helpen die volgens de huidige, wat nauwere criteria minder snel geholpen zouden worden. Last but not least gaan we – naast Natuurmonumenten – op zoek naar een grote, maatschappelijke organisatie die er net als wij op gebrand is impact te maken.’
Wat beoogt het fonds met de nieuwe strategie?
‘Het doel is laagdrempeliger te worden, zodat nog meer mensen ons weten te vinden. Zo verschuiven we bijvoorbeeld van harde beoordelingscriteria naar het geven van kansen. Het is passend dat we dan ook een wat toegankelijkere naam krijgen, en die lanceren we volgend jaar. Een naam die makkelijk te onthouden is en direct duidelijk maakt waar we voor staan. Een naam ook die geen anonieme afkorting kan worden. Onze huidige naam werd afgekort tot NMF en omdat tal van andere organisaties ook zo heten, wekte dat verwarring. Woorden hebben veel zeggingskracht, dus hebben we onze taal hier en daar herzien. Zo heten musici voortaan muzikale talenten en spreken we niet meer van hoge en lage collectie, maar van
top- en kerncollectie. Topcollectie voor erfgoed en unieke instrumenten van wereldklasse, kerncollectie voor alle andere instrumenten samen. Verder willen we het beeld ontkrachten dat het fonds er alleen is voor het klassieke genre. We hebben musici in jazz, pop, improvisatie, neoklassiek, klezmer, tango en nog veel meer muzikale stijlen uit alle delen van de wereld. Bij laagdrempelig zijn, hoort ook dat we onze aanvraagprocedure vereenvoudigen en dat de gebruiksvergoeding voor een instrument betaalbaar blijft.’
Is bij de herijking ook besloten dingen níét meer te doen? ‘Zeker. Scherpe keuzes maken hoort erbij. Het fonds is vitaal, maar ook wij hebben met beperkingen in tijd en geld te maken. Daarom hebben we onder meer besloten geen nietwesterse instrumenten in de collectie op te nemen. Daarvoor hebben we onvoldoende expertise en menskracht. Ook gaan we geen vleugels meer op concertlocaties neerzetten, omdat we dan geen grip hebben op condities als temperatuur en luchtvochtigheid. Daarbij is het heel intensief om bij te houden hoe goed een instrument wordt benut. Een ander besluit is om als fonds zelf geen instrumenten meer in bruikleen te nemen van particulieren. Het komt weleens voor dat iemand zijn of haar uitgeleende instrument voortijdig terug wil hebben. Dat is desastreus voor onze muzikale talenten. Behalve dat het hun broodwinning is, zijn zij ook zeer gehecht aan hun instrument.’
Vreest het fonds te worden gekort op subsidies?
‘Ooit kregen we wel overheidssubsidie, maar al vanaf het begin zijn we vooral een particulier fonds. Toen die 6 procent subsidie wegviel was dat jammer, maar gelukkig geen drama. Nu er van overheidswege nog minder geld voor cultuur beschikbaar komt, zullen meer stichtingen een beroep gaan doen op particuliere donateurs. Wij horen elk jaar weer terug hoeveel vreugde het mensen geeft bij te dragen aan de mooie doelstellingen van het fonds. Ze vinden het waardevol muzikale talenten te steunen en bij te dragen aan cultureel erfgoed. Want behalve instrumenten aanschaffen, die helaas nog steeds schrikbarend in prijs stijgen, vergt het nogal wat om onze collectie in topconditie te houden. Zo is dit jaar bij een aantal strijkstokken het schildpadschild in de slof vervangen. Dat materiaal is tegenwoordig immers verboden waardoor muzikale talenten niet met de stok mogen reizen. Instrumenten moeten goed worden verzekerd en ook de administratie van bruiklenen moet secuur. Maar met de giften organiseren we bijvoorbeeld ook workshops talentontwikkeling of leren muzikale talenten van bouwers hoe ze hun instrument in topconditie kunnen houden. Het is dankzij alle gulle giften dat wij ons werk kunnen doen. Daarvoor danken wij u uit het diepst van ons hart.’
CULTUUR DRAAGT BIJ AAN EEN SAMENLEVING MET KANSEN VOOR IEDEREEN’
de magie
meesters van de
Drie musici in de bloei van hun muzikale carrière. Ze bespelen een instrument van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds en geven vol overgave hun kennis, ervaring en passie door aan de nieuwe generatie. ‘Natuurlijk hebben we ook een lesboek en leren we noten, maar uitgaan van het individu is cruciaal voor mij.’
Adrián Moncada begon op zijn vierde met vioolspelen, maar verruilde het instrument op zijn achtste voor piano. Eerst klassiek, maar als tiener begon hij met jazz en improvisatie. Hij studeerde jazz aan de Escuela de Música Creativa in Madrid. In 2014 verhuisde hij naar Nederland waar hij cum laude afstudeerde aan het Conservatorium van Amsterdam. Hij geeft les, componeert, speelt met andere musici en heeft zijn eigen band, het Adrián Moncada 6tet. Adrián heeft een Bechstein-vleugel uit 1972 van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen.
Adrián Moncada
‘Muziek geeft mij zoveel, die passie probeer ik mijn leerlingen mee te geven. Ik wil een vuurtje aanwakkeren. Ik ga altijd uit van het individu, iedereen is anders en leert op een andere manier. Mijn jongste leerling is 6, de oudste 76. De een wil later professioneel musicus worden, de ander vindt het gewoon fijn om muziek te maken. Het belangrijkste is dat ze een diepe connectie gaan voelen met muziek. Dat begint voor mij door te investeren in hun belevingswereld. Ik laat hen een favoriet nummer uitkiezen en dat pluizen we dan helemaal uit. Waarom vind je het zo goed? Wat doet het met je? Wat hoor je eigenlijk? Kunnen we het anders spelen? Hoe zou je erop dansen? Dat stimuleert niet alleen hun nieuwsgierigheid en creativiteit, het zorgt vooral ook voor plezier en dat is de basis om te leren. Vanuit daar kunnen we dan andere stijlen ontdekken. Zo gaan we bijvoorbeeld van Bruno Mars en Taylor Swift naar Schumann. Natuurlijk hebben we ook een lesboek en leren we noten, maar uitgaan van het individu is cruciaal voor mij. Ik ben een soort cheerleader die hen aanmoedigt om echt te verbinden met de muziek die ze horen en maken.
Dat is een totaal andere ervaring dan ik op mijn achtste had. Mijn pianolerares was erg goed, maar gaf heel strikt les en dat paste niet bij de fase van mijn ontwikkeling. Pas toen ik andere docenten kreeg, kon ik deurtjes openzetten naar andere stijlen of technieken. Toen kwam de passie vanzelf. Of noem het gerust een obsessie. Sinds kort heb ik een vleugel van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen. Ik ben zo gelukkig dat ik op dit mooie instrument mag spelen. Na een paar maanden merk ik al dat ik anders speel, met meer detail. Ik kan mezelf dagen verliezen in het spelen van Bach en me daarna verdiepen in jazz of complexe muziek uit niet-westerse landen. De geweldige Bechstein biedt me alle vrijheid en kansen om mij als musicus te blijven ontwikkelen. Het is als experimenteren in een eigen laboratorium, alleen en samen met andere musici. En het mooie is: ik zie mijn leerlingen ook groeien nu ze op deze prachtige vleugel kunnen spelen.’
Emma Breedveld
‘Ik wist op jonge leeftijd al dat ik viool wilde spelen en dat ik onderwijzeres wilde worden. Ik kan me herinneren dat ik vroeger al bedacht wat voor docent ik zou worden. Tijdens vioolles maakte ik mentale notities van wat ik over zou nemen en wat ik anders zou doen. Als je jong begint met vioolspelen, komen er momenten in je leven dat je weer even echt voor de muziek moet kiezen. Je bent bezig een eigen identiteit te ontwikkelen en muziek moet daar een onderdeel van worden. Ik wist dat ik iets met viool wilde, maar wat precies, daar was ik zoekende naar.
Ik heb nooit het gevoel gehad dat ik door docenten werd ondersteund in die zoektocht, gefocust als ze waren op het volgen van hun eigen methodiek. En ik voelde me niet veilig genoeg mijn eigen missie als musicus te ontdekken. Als docent pak ik dat heel anders aan. Ik wil de juf zijn die iemand heel erg goed viool laat spelen en daarvoor put ik deels uit de lessen die ik heb gehad. Maar ik wil ook de juf zijn die haar leerlingen de liefde voor muziek meegeeft.
Die muziek een uitingsvorm voor hen laat zijn en helpt bij het vinden van hun intrinsieke motivatie. En ik wil met mijn leerlingen community's bouwen. Ik vind het heel belangrijk dat ze samenspelen, elkaar vertrouwen en respecteren, dat ze vriendjes worden. Dat er niet gekeken wordt naar wat de ander kan en jij niet, maar dat ze elkaar stimuleren en dat ze zich veilig voelen.
Muziek is voor mij verbinding maken. Na mijn studie volgde ik masterclasses van vrije musici, zoals Yvri Gitlis, Gilles Apap en Giora Feidman, en toen wist ik waarom ik muziek wilde maken. Hoe zij musiceerden en over muziek spraken, was zo ontzettend inspirerend. Ik vond de bevestiging dat muziek zoveel groter is dan wat een mens kan bevatten: een onuitputtelijke krachtbron die mensen verbindt. Toen ik later bij Sexteto Canyengue van Carel Kraayenhof tango ging spelen kwam alles samen en kon ik me ontwikkelen tot de violist die ik wilde zijn. Een vertolker van emoties, een verhalenverteller. De uiting van emoties bij het tangopubliek is zo direct, daar heb ik als violist heel veel aan en dan raak ik zelf ook snel in vervoering. Daarom speel ik ook ontzettend graag Turkse of Volendamse muziek. Muziek wordt in die gemeenschappen echt samen beleefd, ik voel me dan onderdeel van die hechte community. Het gaat mij niet om de muziekstijl, maar juist om het verbinden en de liefde voor muziek. Als ik dat kan meegeven aan mijn leerlingen en we die visie delen, maakt dat mij ontzettend gelukkig.’
Emma Breedveld kreeg op jonge leeftijd vioolles van Coosje Wijzenbeek en speelde bij Coosjes strijkersensemble
Fancy Fiddlers. Ze studeerde aan het Utrechts Conservatorium en het Conservatorium van Amsterdam. Ze tourde jarenlang de wereld over als violiste bij Sexteto Canyengue van Carel Kraayenhof. Emma componeert en speelt in het door haar opgerichte Trio Escapada. Ze speelt ook in het Ives Ensemble en bij Nieuw Amsterdams
Peil. Ten slotte is ze docent aan het Conservatorium van Amsterdam en aan de Muziekschool Amsterdam. Emma had tot voor kort een anonieme Italiaanse viool van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen.
‘Ik vind het ontzettend belangrijk dat mijn leerlingen ook samen spelen’
Springplankviool
Heel jonge violisten weten vaak nog niet of ze van vioolspelen ook echt hun beroep willen maken. Toch kunnen zij al wel terecht bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Dit wordt vaak ingegeven door hun docent, die er niet alleen voor zorgt dat ze goed viool leren spelen, maar er ook op toeziet dat hun instrument van goede kwaliteit is.
In de collectie van het fonds zitten violen die al vele violisten een eerste impuls hebben gegeven. Met zo’n instrument bloeien talenten open. Daarna kunnen deze jonge talenten doorgroeien naar een instrument dat past bij hun ontwikkeling en bij hun klankideaal, vertelkracht en speelmanier. Een Max Möller-viool (Amsterdam, 1928) van het fonds is bijvoorbeeld voor 14 violisten op jonge leeftijd een grote liefde geweest, onder wie niemand minder dan Janine Jansen en Carla Leurs. Een kleine 18e-eeuwse viool hielp Rosanne Philippens, Salomé Bonnema en nog 10 violisten op weg.
Karlien Bartels
‘Mijn eerste gevoelsmatige herinnering is dat ik als klein kind de cellosuites van Bach op de achtergrond hoorde. Een enorm warm gevoel gaf me dat. Nog steeds brengt de muziek van Bach een diepe emotie bij me teweeg. Mijn docent grapte weleens dat ik een lijntje met Bach heb, het zit heel diep. De cello die ik bespeel heb ik al achttien jaar in bruikleen. Ik studeerde destijds aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs en was echt toe aan een ander instrument. Ik weet nog goed dat ik een telefoontje kreeg van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds met de vraag of ik een Miremont wilde proberen. Mijn grote voorbeeld, cellist Pierre Fournier, speelde ook op een Miremont. Het was een droom die uitkwam. Toch was het geen liefde op het eerste gezicht. De cello zat behoorlijk dicht, ik moest hem echt open spelen. Maar ik hoorde wel direct een enorme kracht en expressie. In Parijs speelde ik kamermuziek met grote musici en in het Orchestre de Paris met gerenommeerde dirigenten. Het is dan cruciaal om een goed instrument te hebben; niet alleen voor je eigen ontwikkeling, maar ook om de eindeloze expressiemogelijkheden van de muziek te ontdekken. Het is uitzonderlijk dat we in Nederland het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds hebben dat zoveel muzikale talenten in verschillende fasen van hun leven ondersteunt met een passend instrument. Lesgeven heeft er bij mij altijd in gezeten. Ik ben van jongs af aan geïnteresseerd in het overbrengen van kennis. Als klein meisje corrigeerde ik mijn broertje al als hij zijn viooltje niet goed vasthield. Het mooie aan lesgeven is dat je mensen de kans geeft muzikaal tot bloei te komen. In Parijs heb ik veel geleerd van Franse cellopedagogen en ik geef ook les in die Franse traditie, die al decennialang hoog aangeschreven staat vanwege de grondige werkwijze. Dezelfde traditie wil ik mijn studenten ook meegeven, dat ze fysiek echt snappen wat ze doen en dat ze zich tegelijkertijd de taal van muziek eigen maken. En dan maakt het niet uit in welke stijl ze zich willen ontwikkelen. Docent zijn zie ik als een verantwoordelijke taak. Het gaat verder dan hen alleen cello leren spelen. Je bouwt een relatie op met je studenten en dat kan alleen als er vertrouwen is. Nog steeds krijg ik soms de vraag van oud-studenten of ik advies kan geven, of ze iets mogen voorspelen of dat ik kom kijken naar een concert. Het is heel bijzonder zo’n band met elkaar te hebben.’
Karlien Bartels begon op jonge leeftijd met pianospelen en koos op haar negende voor de cello. Op haar twaalfde ging ze op voordracht van haar toenmalige docent naar de jong talent-klas van het Prins Claus Conservatorium (toentertijd Noord-Nederlands Conservatorium). Na de middelbare school vertrok ze naar Parijs en behaalde daar haar bachelor en master aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs, en een postgraduate aan de Universität für Musik und darstellende Kunst Wien. Sinds 2012 is ze hoofdvakdocent aan het ArtEZ Conservatorium in Zwolle. Ze speelt in het Gauguin Ensemble en is een veelgevraagd solist. Karlien heeft een cello van Claude-Augustin Miremont (Parijs,1882) van het fonds in bruikleen.
‘Dat wil ik mijn studenten meegeven, dat ze de taal van muziek kennen’
balanceren tussen succes en blessures
Spelen in een orkest is natuurlijk een fantastisch vak, maar helaas ook een beroep met een verhoogde kans op lichamelijke blessures en mentale klachten. Musici kijken jaloers naar de sport, waar professionals al decennialang worden omringd door hulpverleners en coaches. ‘Gelukkig heerst er geen taboe meer op het onderwerp, zoals vroeger.’
Tekst: Guido van Oorschot | Illustraties: Annelien Smet
Onthullend was de documentaire Janine (uit 2010), waarin we violiste Janine Jansen zagen afkoersen op een burn-out. Maar niet alleen topsolisten botsen tegen grenzen aan, ook orkestmusici lopen gevaar. Wat maakt hun vak zo veeleisend? Bij welke hulpverleners kunnen ze terecht? Mascha van Sloten, violiste in het Nederlands Philharmonisch Orkest, had al tijden last van een pijnlijke elleboog, maar bleef doormusiceren. ‘Ik kon niet stoppen, want wilde voor mijn collega’s niet verzaken. Tot het echt niet meer ging. Er móést iets gebeuren’, blikt Mascha terug. Laurens Woudenberg is solohoornist bij het Koninklijk Concertgebouworkest. ‘Het was ronduit traumatisch’, zegt Woudenberg. Hij refereert aan zijn auditie, jaren geleden, bij Het Gelders Orkest. Hij was net in dienst als derde hoornist toen de positie van solohoorn vrijkwam. ‘Omdat ik al deel uitmaakte van het orkest deed ik mijn proefspel niet
anoniem, zoals gebruikelijk. Maar het maakte me zo gespannen dat ik geen kracht en geen hoogte had. Na een sorry ben ik halverwege afgedropen.’ Overbelasting, fysiek of mentaal, is voor veel musici een loerend gevaar. En als overbelasting voor deze beroepsgroep zo’n groot risico kent, wordt het dan niet tijd voor meer preventie?
HET HIELP ENORM DAT DE CHIRURG ZELF ALTVIOOL SPEELT’
REPETITIEVE BEWEGINGEN
‘Eigenlijk bedrijven we topsport’, zegt Mascha. ‘Naast onze eigen symfonische programma’s begeleiden we bijvoorbeeld ook operaproducties. Daar zitten soms Wagners tussen van wel vijf uur. De hersteltijd is vaak beperkt, soms heb je de volgende dag alweer een repetitie of concert.’ ‘Die klacht hoor ik vaker’, zegt Laura Kok, orthopedisch chirurg in Tergooi Medisch Centrum in Hilversum. In 2023 begon ze de Muziekpoli, gericht op musici met blessures. ‘Ik ben gespecialiseerd in klachten van schouder, elleboog, hand en pols. Dat heeft deels te maken met mijn verleden. Ik heb niet alleen medicijnen gestudeerd, maar ook altviool aan het conservatorium.’ Cellisten met rugklachten, blazers met een pijnlijke duim, violisten met een tennisarm: allemaal krijgt Kok ze op consult. ‘Meestal zijn het overbelastingsklachten, die ontstaan doordat dezelfde beweging té vaak wordt gemaakt. Soms helpt een ergonomische duimsteun, maar geregeld moet ik toch opereren.’ Zo behandelde Kok de linkerelleboog van Mascha van Sloten. De violiste wilde eindelijk weleens af van de tintelingen, het krachtverlies en de uitvalsverschijnselen. ‘Het hielp enorm dat de chirurg zelf altviool speelt’, zegt Van Sloten. ‘Ze weet hoe je een instrument vasthoudt en wat het betekent om op professioneel niveau te presteren. Bij mij zat het probleem uiteindelijk in een beklemde zenuw. Laura heeft die zenuw vorig jaar verlegd, nu speel ik weer voluit.’
VERBORGEN KWESTIES
Laurens Woudenberg vond in Monica Luijendijk een gespecialiseerde hulpverleenster. Voordat ze haar praktijk Toonkracht oprichtte, speelde Monica als hoorniste in binnen- en buitenland. ‘Ik coach musici die zich persoonlijk willen ontwikkelen', zegt Monica. ‘Bijvoorbeeld als voorbereiding op een proefspel of met de algemene ambitie het beste uit zichzelf te halen. Lang niet iedereen zit diep in de problemen, al ervaren sommige musici dat zelf wel zo.’ Achter stress en faalangst schuilen vaak andere kwesties, meent de coach. ‘Streven naar controle, geen fouten willen maken. Zo had ik een geroutineerde orkestmusicus over wie iedereen tevreden was, maar zelf voelde hij steeds meer stress. Wat bleek? Met het klimmen der jaren was hij minder gaan studeren, en dan nog alleen orkestpartijen. Kortom, hij daagde zichzelf niet meer uit. Intussen werd zijn lichaam ouder en verscheen verderop een lessenaar met een jonge god. Natuurlijk gaf dat spanning.’ Luijendijk ging met hem terug naar de basis. Waarom had hij ooit voor het vak gekozen? Waarom was hij zo bang voor fouten? Hoe kreeg hij weer zin in het ambacht? Haar coaching bestaat niet alleen uit praatsessies. Ze laat mensen altijd muziek spelen om te kijken wat er gebeurt. Ook werkt ze graag met bewustzijnsoefeningen. ‘Hoe voelt je lijf? Gestrest? Ga je daar dood aan? Eh, nee. Moet je er dan bang voor zijn? Misschien niet.’ Hoornist Woudenberg: ‘Mij heeft het enorm geholpen. Monica heeft me geleerd mijn focus te verleggen. Je kunt maar aan één ding tegelijk denken. Dus liever niet: wat als ik straks die ene noot mis in de solo aan het slot van Stravinsky’s Vuurvogel? Maar wel: hoe laat ik boven dat gonzende strijkersbedje mijn hoorn zo klinken dat het lijkt alsof de zon opkomt?’
PERSOONLIJK BUDGET
Sommige orkesten onderkennen het probleem. Zo heeft elke musicus van het Nederlands Philharmonisch een persoonlijk budget, dat kan worden besteed aan een fysiotherapeut of psycholoog. Mascha van Sloten: ‘Onderling wordt er ook over gesproken, we zijn redelijk op de hoogte van elkaars klachten. Er heerst geen taboe meer op het onderwerp, zoals
ALLE STUDENTEN TOEKOMSTBESTENDIG OPLEIDEN, MET VERPLICHTE SCHOLING OVER FYSIEK EN MENTAAL FUNCTIONEREN’
vroeger. Toch blijft het vaak lijmen achteraf. Zo merk ik nog weinig van aanpassingen in de planning van repetities en concerten.’ Laura Kok: ‘Terwijl dat op zichzelf al bijdraagt aan het gevoel van overbelasting. Vreemd genoeg is nergens bijgehouden hoeveel orkestmusici in de loop van de tijd met gezondheidsklachten afhaken. De volhouders behoren echt tot de lucky few. Kennelijk hebben ze de gave handig om te gaan met stress en blessures.’ Komt het aan op preventie, dan kijken musici jaloers naar de sport. Daar is het al decennia volstrekt normaal dat professionals worden omringd door hulpverleners en coaches. Maar gelukkig is er verandering op til, aldus Luijendijk. ‘Ik geef alweer een paar jaar trainingen aan de academisten van het Koninklijk Concertgebouworkest. Dat zijn getalenteerde, jonge musici aan het begin van hun carrière. Zo leren zij van jongs af aan dat preventie erbij hoort.’ Kok ziet ook dat conservatoria meer
aandacht geven aan overbelasting. ‘Vroeger had je nog weleens een hoofdvakleraar van de ouderwetse soort. Hard werken, elke blessure was een gebrek aan talent. Zo ontstond een systeem van natuurlijke selectie, met overlevers en afvallers. Tegenwoordig worden er ook vakken gegeven als Gezond Musiceren. Daar was twintig jaar geleden amper aandacht voor.’ Maar voor een duurzame opleiding moeten conservatoria nog verder gaan, vindt Kok. ‘Ze richten zich vooral op het afleveren van een beperkt aantal topmusici. Ik zie liever een opleiding in de breedte. Dat betekent dat je álle studenten toekomstbestendig opleidt, met verplichte scholing over fysiek en mentaal functioneren.’ Luijendijk pleit voor een jaarlijkse apk. ‘Gewoon even met iemand nagaan hoe je ervoor staat. Musiceer je nog altijd ontspannen en gezond? Het zou enorm veel klachten en verzuim schelen. En het speelgeluk bevorderen.’
Onthullend proefschrift
Hoe kwetsbaar orkestmusici zijn, bleek in 2022 uit een proefschrift van Heather Kurzbauer. De Amerikaanse kent het vak van binnenuit: tot de opheffing in 2013 speelde ze viool in de Radio Kamer Filharmonie in Hilversum. Na het gedwongen ontslag hernam ze haar juridische carrière en promoveerde op een studie naar de arbeidsomstandigheden in orkesten. Musici zijn te meegaand, luidt een opmerkelijke conclusie. Dat begint al op het conservatorium, waar de meester vertelt hoe de leerling moet spelen. Bij een orkest is er dan weer een dirigent die zegt hoe alles moet. Extra kwetsbaar zijn de zzp’ers. En er is tegenwoordig veel te doen over grensoverschrijdend gedrag, ook in de muzieksector. Deze uitdaging is recent opgepakt. Zo wijdden de Vereniging van Nederlandse Orkesten en de Kunstenbond dit voorjaar een studiedag aan sociale veiligheid in orkesten.
onbevreesd voor een vracht noten
Wanneer Sara klassiek ontdekte? Als baby. Niet verwonderlijk met twee ouders die elkaar ontmoetten aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Maar hoe schitterend de muziek van moeder Misaki op haar vleugel of van vader Yoshi aan zijn klavecimbel ook was, de Zevende symfonie van Beethoven behoorde niet tot de mogelijkheden. Dat was Sara’s lievelingsmuziek, die haar ouders elke avond als ze in haar bed lag voor haar afspeelden.
Wanneer Sara de viool ontdekte? Dat was helemaal geen ontdekking. Het was gewoon zo. Geen haar op haar hoofd die eraan zou denken een ander instrument te kiezen.
Met vanzelfsprekende passie en vastberadenheid studeert ze drie tot vier uur per dag. ‘Als ik vioolspeel, vliegt de tijd voorbij’, aldus Sara die de fotoshoot van krap twee uur toch best lang vindt. Eén keer per week heeft ze les van de wereldberoemde violist Dmitri Makhtin, en vaker voor een concours. Zo kan het gebeuren dat de net elfjarige al een ingewikkelde caprice van Niccolò Paganini op haar muziekstandaard heeft staan. Een duizelingwekkende hoeveelheid noten, door haarzelf met potlood van aanwijzingen voorzien. ‘Volgens Dmitri zijn stukken die er makkelijk uitzien moeilijk en stukken die er moeilijk uitzien makkelijk. Dat klopt eigenlijk wel.’
Maandag balletdag. Eigenlijk wilde Sara boulderen in een klimhal, maar dat was haar ouders te gortig. Ballet leek hun een goede keuze want goed voor houding, lichaam en geest. Een gouden greep, want Sara draait pirouettes dat het een lieve lust is. Anna (3), legt haar miniviooltje opzij en bootst haar grote zus na. Ziet u Sara’s jurk? Ook daar heeft ze de hand in. ‘Ik geef mama instructies hoe het eruit moet zien en in welke kleur en dan gaat ze het maken. Ik heb echt geluk met mijn moeder, want er zijn maar heel weinig kinderen die vioolspelen en elke dag met piano kunnen oefenen.’
Sara Kazama (11) is met het fonds op zoek naar een passende ¾-viool en strijkstok. Met haar huidige instrument (½-viool, Mittenwald, ca. 1900) en stok (Morizot, ca. 1930) ontving ze al vier prijzen, onder meer op het Britten Concours en het Nederlands Vioolconcours.
Tekst: Yolande Verheyen | Fotografie: Marjory Haringa
‘Dit instrument klinkt onwaarschijnlijk mooi. Edel, zou ik het willen noemen’
Geschiedenis van een gamba
Aan wie de Amsterdamse bouwer Pieter Rombouts de viola da gamba verkocht toen hij hem in 1708 voltooide, is vooralsnog onduidelijk. Waarschijnlijk kwam het instrument wel in rijke kringen terecht – getuige de ornamenten en het milieu waarin Rombouts zich bevond. Hij trouwde namelijk twee jaar eerder met een vrouw uit een vermogend gezin, die een paar duizend gulden meekreeg als bruidsschat. Ter vergelijking: voor 4000 gulden kocht je in die tijd een huis in Amsterdam.
het idioom van de
gamba
Na ruim drie eeuwen rondzwerven is een zeldzame viola da gamba van de Amsterdamse bouwer Pieter Rombouts weer terug in Nederland. Het instrument uit 1708 is een van de negen Rombouts-gamba’s die tot nu toe zijn teruggevonden. En de enige die niet in een museum staat te pronken, maar bespeeld mag worden. Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds kocht het aan en gambiste Mieneke van der Velden mag er als eerste in jaren weer op spelen.
HHet was een worsteling om de eeuwenoude viola da gamba aan de praat te krijgen. Het hout had jaren niet getrild – hoeveel jaar weten we niet – en zat helemaal dicht, vertelt Mieneke van der Velden. Ze is een van de meest gevraagde gambisten in NoordEuropa en speelt solistische partijen in grote oratoria zoals de Johannesen Matthäus-Passion, onder andere met de Nederlandse Bachvereniging. Ze krijgt het bijzondere instrument nu in bruikleen voor concerten en opnames. ‘Maar dat een instrument oud is, wil niet direct zeggen dat het ook goed is’, zegt Mieneke. ‘Ik moest in het begin echt zoeken naar geluid. Met een nieuwe set snaren ging het al een stuk beter, maar bij de eerste perspresentatie vorig jaar juni kon je nog wel horen dat het instrument wat gesloten klonk, zonder veel resonantie. Ik had de gamba toen net vier dagen.’
VEEL SPEELUREN
Na nog wat kleine aanpassingen zoals een nieuwe kam en vooral veel speeluren, ontvouwde de klank van het instru
ment zich pas echt. Inmiddels is duidelijk wat voor parel deze viola da gamba is. Mieneke: ‘Dit instrument klinkt onwaarschijnlijk mooi. Edel, zou ik het willen noemen. Een rijk, eerlijk geluid. Het is een eer dat ik erop mag spelen. En fantastisch dat het niet in een museum is komen te hangen, want dan zou je dit nu dus niet horen. Iedere gambist zou wel op een oude gamba willen spelen, je kunt er zoveel van leren. Maar ze zijn zeldzaam. De meesten hebben een nieuw gebouwd instrument. En dat verschil is groot.’
MINIATUURHOUTSNIJWERKJE
Niet alleen de klank van deze gamba, compleet met origineel Romboutsetiket, is uitzonderlijk. Mieneke laat het instrument zien in een studio in het Amsterdamse conservatorium, waar ze wekelijks lesgeeft aan jonge gambisten. De lak, het soort dat de beroemde schilders uit die tijd ook gebruikten om hun schilderijen af te werken, is nog geheel intact en geeft het instrument een frisse en glanzende look. En op de krul zit een origineel, uit hout gesneden gezicht met een krans op het hoofd, zoals de meeste gamba’s hebben. ‘Wat ik ook zo bijzonder vind, is dat de maker hier in de
Amsterdamse binnenstad heeft rondgelopen’, zegt Mieneke. ‘Dat je je dan voorstelt dat hij die beroemde schilders gewoon op straat tegenkwam.’
ERFGOED ERKENNEN
Weinig mensen weten van de florerende Nederlandse instrumentenbouw in de 16e en 17e eeuw, met zeker 24 makers alleen al in Amsterdam. Vioolbouwer en onderzoeker Hubert de Launay noemt het zelfs gênant dat er in zijn vak zo weinig kennis is over oudHollandse vioolbouw. Hij verdiept zich er al veertien jaar in en werkt momenteel aan een boek om deze geschiedenis te ontsluiten. ‘Wij Nederlanders zijn ongelooflijk slecht als het gaat om ons eigen erfgoed erkennen. Het gaat altijd maar over Italië, over Stradivari en Guarneri. Maar wij leverden ook schoonheid en kwaliteit. De Nederlandse bouwers waren echt geen jongens die een leuk viooltje in elkaar klusten.’
SCHAT AAN INFORMATIE
Vier jaar voordat Pieter Rombouts de bewuste viola da gamba maakte, had hij de zaak overgenomen van zijn stiefvader en beroemde bouwer Hendrik Jacobs. Rombouts was zeer productief. Volgens De Launay zijn er ongeveer honderd instrumenten van hem gevonden, waarvan negen gamba’s. In het jaar 1708 bouwde Rombouts er maar liefst vier. De meeste hangen in een museum of maken deel uit van een privécollectie. Deze geconserveerde instrumenten, die niet jarenlang bespeeld en opnieuw gerepareerd zijn, leveren een vakman als De Launay een schat aan informatie. ‘Origineel materiaal kan ik bestuderen om goede instrumenten te leren maken.’
TWEESTEMMIG SPEL
Waar De Launay de gamba graag onderzoekt, speelt Mieneke van der Velden er liever op. Gekleed in spijkerbroek en gympen neemt ze het eeuwenoude instrument voorzichtig tussen haar knieën. In de hoek staat een gloednieuwe witte koffer, speciaal door het fonds laten maken om dit exemplaar veilig in te vervoeren. ‘Ik ben de hele ochtend al niet naar de wc geweest, want ik kan de gamba hier niet onbewaakt achterlaten’, zegt ze. Ze pakt haar strijkstok en strijkt een snaar aan. Een heldere klank vult de kleine ruimte. Als ze pizzicato speelt, dan klinkt de toon nog lang na, zoals bij een gitaar. 'Dat is waar het instrument zich onderscheidt van een cello, waarop een getokkelde toon al snel wegsterft. Nog een verschil met een cello: deze Romboutsgamba heeft zes snaren (sommige gamba’s hebben er zeven). Dit biedt de mogelijkheid om volle akkoorden te spelen, tot zesstemmig. Zo kun je op een gamba een melodie spelen met akkoorden als je eigen begeleiding.’
Met zorg en toewijding
De viola da gamba van Rombouts uit de collectie van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds is alleen beschikbaar voor bruikleen bij kortlopende projecten. Voor en na ieder project wordt het instrument zorgvuldig nagekeken en zorgt het fonds voor een veilige opslag. De viola da gamba zal ook worden ingezet tijdens lezingen, presentaties, masterclasses en wellicht ook exposities.
‘
DIE MOGELIJKHEID TOT VERFIJNING, DAT IS DE SCHOONHEID’
OUDE EN NIEUWE MUZIEK
Wat je ook goed op een gamba kan spelen, vindt Mieneke: de cellosuites van Bach. Voor een nieuwe cd gaat ze daar een aantal stukken van opnemen met de Romboutsgamba. Opmerkelijk in de wereld van de oude muziek: ze gaf componiste en pianiste Calliope Tsoupaki de opdracht om nieuwe muziek te schrijven voor op dit album. ‘Calliope heeft heel goed geluisterd naar het idioom van het instrument, van wat wij gambisten doen met Bach en Franse muziek. Ze weet goed hoe ze die resonantie, dat lang doorklinken van de gamba, moet gebruiken in haar composities. Ze heeft in coronatijd al een heel mooi solostuk geschreven, Thin Air. Ik heb dat stuk aangepast voor de viola da gamba en ga dat ook opnemen voor op de cd.’
EXPRESSIEF EN KLEURRIJK
Die resonantie is een van de redenen waarom Mieneke zo houdt van de gamba. En al helemaal van dit exemplaar. ‘Het geluid is niet hard, de viola da gamba is geen tetterinstrument. En juist omdat het een beperking in volume heeft, moet je klankkleuren maken. Die mogelijkheid tot verfijning, dat is de schoonheid: de klank is heel expressief en kleurrijk.’ Het geluid past bij haar persoonlijkheid, zou je kunnen zeggen. ‘Ik had een pianospelende broer en zus, maar mijn ouders zochten voor mij een ander instrument. Een muzikale vriend van hen zag me toen ik negen jaar was en zei: zij moet gamba spelen. Ik denk dat hij dat zag aan het soort meisje dat ik was, timide en rustig. Geen grote mond. Ik heb zijn advies opgevolgd en nooit iets anders gespeeld.’
DONATEUR IN BEELD
Tekst: Jeannette Verleg
Fotografie: Jeroen Dietz
Mariet Bogaerts-Tholen doneerde haar
Bösendorfer-vleugel
‘Muziek is de rode draad in mijn leven. Ik kom uit een gezin van zeven kinderen. Mijn ouders deden er alles aan om ons allemaal naar muziekles te laten gaan.
Zelf wilde ik eigenlijk op vioolles, maar omdat mijn zussen net waren gestopt met pianospelen, leek het mijn vader een beter idee daarmee te beginnen. Ik heb op de opening van de allereerste muziekschool van Nederland, in Geleen, gespeeld. Daarna mocht ik naar het conservatorium. Toch wilde ik liever medicijnen studeren en tropenarts worden. Later werd dat rechten en werkte ik als advocaat op ons eigen advocatenkantoor. De laatste dertien jaar was ik rechter, een heel mooi vak. Muziek bleef belangrijk en ik ben altijd blijven spelen. Van een bekende pianiste, Cecile de Grijs, heb ik meer dan dertig jaar les gehad. Ik ging er zó graag naartoe. Omdat mijn man en ik waren gegrepen door de warme, unieke klank van een Bösendorfer zijn we er een in Wenen gaan uitzoeken. Van dat prachtige instrument heb ik zoveel plezier gehad. De laatste jaren kon ik er door reuma niet meer op spelen. Dus heb ik hem gedoneerd aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Het instrument heeft een mooie bestemming gekregen. Stichting Strijkkwartetten Ommen e.o. gebruikt de vleugel voor kamermuziekconcerten. Nu kunnen meerdere mensen de Bösendorfer bespelen. Ik ben daar heel gelukkig mee. En ik weet zeker dat mijn man, die vijf jaar geleden is overleden, het met me eens zou zijn.’
‘
IK HOUD HEEL ERG VAN DE WARME KLANK VAN DEZE VLEUGEL’
‘Daar zijn twee redenen voor’, vertelt Hidde Bekkers, die zich bij het Nationaal Muziek instrumenten Fonds als freelanceprojectmedewerker bezighoudt met strijkinstrumenten en -stokken. ‘Een belang rijke reden is het behoud van historisch cultureel erfgoed en daarnaast het feit dat er streng gecontroleerd wordt op de handel in verboden exotische materialen. Veruit de meeste sloffen van strijkstokken zijn van ebbenhout gemaakt. Dat is mooi, zwart hout met een hoge dichtheid. Maar er bestaan ook strijkstokken met een slof van olifantenivoor of van het schild van de zeeschildpad. Daar werd voor gekozen vanwege de luxueuze uitstraling. Stokkenmakers uit WestEuropa gebruikten die materialen als een soort visitekaartje voor hun beste werk.’
Beschermde soorten
In 1975 werd de handel in ivoor en schildpad we reldwijd verboden en de controle hierop is sinds 2015 steeds verder aangescherpt. ‘Zelfs het kleine ivoren kopplaatje onder de punt van de strijkstok kan er al voor zorgen dat de stok bij een doua necontrole in zijn geheel wordt ingevorderd’, legt Hidde uit. ‘De strijkstokken waar wij nu andere slof fen op laten zetten zijn weliswaar van ver vóór het handelsverbod, maar het reizen met deze materia len wordt wel erg lastig. De stokken moeten wor den voorzien van speciale reisdocumenten die bij het verlaten van de EU bij elke grens moeten wor den afgestempeld. Er is daarnaast vaak sprake van gebrek aan kennis bij douaniers en er ontstaan re gelmatig lange rijen bij grenscontroles. En wat als je vergeet de benodigde papieren mee te nemen waardoor je je strijkstok moet inleveren? Kortom, het reizen met dit soort strijkstokken is op deze ma nier voor musici vrijwel onmogelijk geworden. Om
In de collectie van het fonds bevinden zich ook antieke stokken met ebbenhouten sloffen die door jarenlang gebruik slijtage vertonen. ‘Hier gaat het om het behoud van historisch, cultureel erfgoed zoals strijkstokken die in de eerste helft van de negentiende eeuw in Frankrijk zijn gemaakt’, legt Hidde uit. ‘Musici gebruiken deze stokken al meer dan honderdvijftig jaar zeer intensief. Om de originele sloffen te bewaren voor de toekomst laten we hier ook exacte kopieën van maken. Alles bij elkaar gaat het om ongeveer 25 sloffen. Een uitdaging, want zelfs voor de meest ervaren vakman is dat een tijdrovende klus. Maar het gaat de goede kant op: inmiddels is het leeuwendeel gedaan.’ Waarom
dat te voorkomen, hebben we verschillende stokkenmakers gevraagd om de strijkstoksloffen met ivoor of schildpaddenschild te vervangen door exemplaren van ebbenhout. Er worden dan kopieën gemaakt waarbij de slof tot op de millimeter wordt nagebootst en goed wordt uitgebalanceerd. Er is nauwelijks een verschil merkbaar tussen de originele slof en de kopie.’
Exacte kopieën
Wilt u meehelpen met het vervangen van de slof van enkele strijkstokken? Scan de QR-code of kijk op steun.muziekinstrumentenfonds.nl.
Heeft u ook een vraag? Mail hem naar info@muziekinstrumentenfonds.nl
fagot voor het voetlicht
‘De steun van het fonds wijst hopelijk op een nieuwe fase in de emancipatie van de fagot’
Bram van Sambeek
Veel fagottalenten in Nederland kunnen muzikaal niet doorgroeien, omdat een goed instrument onbetaalbaar wordt. Marktleider
Heckel drijft de prijzen en de wachttijden op. Fagottisten Bram van Sambeek en Pieter Nuytten luidden de noodklok en vonden gehoor bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.
Bijna tien jaar geleden trok het Holland Festival de aandacht met de ludieke actie Red de fagot! Bram van Sambeek kreeg de ruimte om een pleidooi voor zijn instrument te houden. Maar de speelse knipoog van toen heeft zijn ironie inmiddels verloren. Want hoewel ‘de fagot niet bij de bedreigde diersoorten hoort’, aldus Bram, is de situatie allerminst verbeterd. De professionele instrumenten, vooral die van de Duitse monopolist Heckel – de Stradivarius onder de fagotten – zijn zo langzamerhand onbetaalbaar. En wie wel meer dan een ton kan uitgeven om na het conservatorium met een nieuwe Heckel de wereld in te trekken, moet hopen dat zijn of haar ouders tijdens de kleutertijd een vooruitziende blik hadden, want de wachttijd bedraagt zo’n zeventien jaar en loopt nog steeds op.
Emancipatie van de fagot
Van Sambeek klopte de laatste jaren vaak op deuren van fondsen. ‘Het is mooi dat jullie renteloze leningen van vijfduizend euro aanbieden, zei ik dan. Alleen kun je daar tegenwoordig zo weinig mee. Ik heb onlangs zo’n bedrag moeten neertellen voor zes klepjes. Hoe moet het straks
DE
FAGOT IS EEN KAMELEON DIE KAN KIEZEN UIT VELE PRACHTIGE KLEUREN’
met fantastische talenten, zonder fagotten waarop ze zich verder kunnen ontplooien?’ Van Sambeek kijkt uit het raam op de vijfde verdieping van het Rotterdams conservatorium Codarts, over een stad waar nog steeds de sky the limit lijkt. Naast hem zit Pieter Nuytten, solofagottist van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. Het grootste deel van
‘
HOE MEER IK HEM BESPEEL DES
TE
EINDELOZER LIJKEN
ALLE MOGELIJKHEDEN'
de dag hebben beiden geluisterd naar de eindexamens van een nieuwe generatie. Ze zijn blij dat hun noodkreet is doorgedrongen tot het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds, zodat drie talenten die zij onderwijzen nu niet langer tegen hun muzikale grenzen op lopen, maar met een goede fagot hun weg kunnen vervolgen. ‘We hebben veel overlegd met het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds en ik ben dankbaar dat het fonds tot actie is overgegaan’, zegt Nuytten. ‘Voor mijn vijftienjarige leerling Emma Vondenhoff vonden het fonds en ik een mooie Püchner, een instrument waar Bram en ik mee begonnen voor we ten slotte bij een Heckel uitkwamen. De fagot bezit een warme klank, zonder beperkingen – een ideale tussenstap. Voor Emma’s tweelingzus Roos zoeken we nog een instrument.’ ‘Mijn Letse student Edgars KarpenskisAllažs is met zijn 23 jaar alweer wat verder in zijn ontwikkeling’, zegt Van Sambeek. ‘Het is ongelooflijk hoeveel vooruitgang hij al in korte tijd boekt op de net gekochte Heckel. De steun van het fonds wijst, hoop ik, op een nieuwe fase in de emancipatie van de fagot. Dat kan voor de toekomst van het instrument en aanwas van Nederlandse talenten enorme impact hebben.’
Brombeer onder houtblazers
Want de brombeer onder de houtblazers is dan misschien geen ‘bedreigde diersoort’, hij leidt wel een leven in de schaduw van andere instrumenten. Binnen het klankweefsel van het orkest treedt de fagot meestal niet op de voorgrond, maar o wee wanneer het instrument een keer niet zou komen opdagen. Dan begint het cement tussen de bakstenen van het orkesthuis te verkruimelen. Soms mag de fagot even het voetlicht opzoeken, zoals in een van bijna veertig soloconcerten van Vivaldi of als de mopperende grootvader in Prokofjevs Peter en de Wolf. Hoe invoelend verdiept de fagot de klaagzang ‘Scherza infida’ in de Händelopera Ariodante En dan is er de mythevorming rond die beruchte fagotnoten, waarmee Stravinsky zijn Sacre du Printemps laat beginnen.
Mengen en wegcijferen
Fagottisten kunnen over het algemeen goed om zichzelf lachen, beamen beide musici. Een mengsel van hartstocht en humor kenmerkt hen. En dat geldt voor meer instrumentalisten die het minder zichtbare fundament van ensembles en orkesten vormen. En soms verenigen ze zich zelfs. Zoals Van Sambeek deed met contrabassist Rick Stotijn, Hammondorganist Sven Figee en percussionist Marijn Korff de Gidts. Zij richtten de rockband ORBI op, een afkorting van The Oscillating Revenge of the Background Instruments. ‘Enerzijds kennen we onze plek in de muzikale achtergrond’, zegt hij. ‘Dan maken we daar grappen over, maar we willen ook emanciperen, want fagot is gewoon buitengewoon mooi en sprekend. Ik zie in hem een kameleon die kan kiezen uit
Testen in Zwitserland en Portugal Hoe krijg je als fagottalent in Letland de tienduizenden euro’s bij elkaar voor een goed instrument? ‘Niet’, antwoordt de 23-jarige Edgars Karpenskis-Allažs. ‘Iedereen worstelt daarmee. Overal. Alleen sommige Duitse, Oostenrijkse en Zwitserse conser vatoria hebben bij mijn weten eigen instrumenten voor hun studenten. Hier in Nederland ook niet.’ De leerling van Bram van Sambeek heeft geen stabiel inkomen, waardoor hij ook geen leningen kan afsluiten voor de aankoop van een fagot. ‘Ik ben intens gelukkig dat het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds uitkomst kon bieden’, zegt hij. Met Van Sambeek ging hij op speurtocht naar een tweedehandsHeckel. ‘Een fagot die we in Zwitserland uitprobeerden, had niet de kleuren en het karakter die goed bij me passen. Bij een Portugese musicus vonden we het ideale instrument, gebouwd in 1998. Elke dag ontdek ik weer iets en hoe meer ik hem bespeel des te eindelozer lijken alle mogelijk heden.’Welk fagotwerk hij kan aanraden? Edgars: ‘Woodlands, het stuk dat Sebastian Fagerlund voor Van Sambeek schreef.’
Bassoon Twins
Van de vijftienjarige tweelingzussen Emma en Roos Vondenhoff, leerlingen van Pieter Nuytten, heeft Emma inmiddels een fagot uit de collectie van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in bruikleen. Roos speelde fagot en toen er toevallig twee fagotten in huis waren, speelde Emma met haar samen. Dat vond ze zo leuk dat ze naast harp ook fagot ging spelen. Voor Roos gaat de zoektocht naar een nieuwe fagot nog door. ‘Op onze oude instrumenten merkten we dat we muzikaal niet verder konden groeien’, zegt Roos, ‘dus het is mooi dat het fonds ons in staat stelt te zoeken naar een fagot waarop dat wel kan.’ Emma: ‘Mijn Püchner, die ik in bruikleen heb, heeft een groot bereik. De hoge noten komen gemakkelijk en in de laagte is hij ook heel mooi. Hij geeft zoveel meer mogelijkheden dan ik eerst had.’ De zussen spelen samen concerten voor twee fagotten. ‘Als The Bassoon Twins’, lacht Emma. Voor wie zich in hun instrument wil verdiepen, tipt Roos het Fagotconcert van Carl Maria von Weber en Emma de Fagotsuite van Alexandre Tansman.
vele prachtige kleuren. Fagottisten kunnen zich wegcijferen en mengen met anderen, maar we zijn evengoed in staat om het gewicht van een solorol te dragen.’ Om dat laatste te benadrukken laat Van Sambeek regelmatig nieuwe stukken schrijven. Het opent nieuwe werelden en vergezichten voor zijn instrument, al kan het soms wat lichamelijk ongemak opleveren. Een concert van de Finse componist Sebastian Fagerlund vroeg om een techniek – hoog spelen en tegelijkertijd laag zingen – die spontane bloedneuzen veroorzaakte. ‘De ogen van mijn leerling Edgars beginnen te glinsteren bij het horen van dat verhaal. Zo’n stuk wil hij dan leren spelen. Dat is precies wat ik hoop.’
Blinkend goud
Wat Nuytten als kind aansprak, was vooral de weemoed van de fagot. ‘Het grommen in de laagte, dat ik tot in mijn buik voelde. Voor het eerst moet ik dat ervaren hebben bij Peter en de Wolf, een kindervoorstelling op de lagere school. Ik speelde toen in de harmonie dwarsfluit, maar er waren altijd te weinig fagottisten. Enerzijds is de fagot een wat clownesk instrument, dat ik vaak hoorde wanneer er iets grappigs gebeurde in een tekenfilm op televisie. Maar een clown heeft ook altijd een droefgeestige kant, het moment dat hij zich eenzaam in de kleedkamer van zijn schmink ontdoet. Dan komt de melancholie naar boven.’ Die tweeslachtigheid vond Nuytten al vroeg onweerstaanbaar. ‘Op sommige instrumenten kun je volmaakter spelen, homogener, juister. Maar aan het einde van de rit, wanneer je technisch een topniveau bereikt, doet dat uitgangspunt er dan nog toe? Dan gaat het vooral over welk verhaal je vertelt, welke emoties je uitdrukt, hoe je je tot anderen verhoudt. De weerbarstigheid van de fagot wordt in dat geval een grote kracht.’ Van Sambeek viel voor de klank van het instrument. ‘Letterlijk’, zegt hij. ‘Ik was dol op goud blinkende voorwerpen, onder meer de saxofoon. Die zag ik regelmatig in videoclips op popzender MTV. Dat instrument glom en klonk sexy. Mijn moeder zat in de bijstand en zag de bui al hangen.’ Maar op de open dag van de muziekschool besloot zijn moeder dat haar zoon op zijn gehoor een instrument mocht kiezen. ‘We bleven op de gang en elke deur mocht maar op een kier open. Zo heb ik alle instrumenten echt alleen maar gehoord. De fagot maakte de meeste indruk. Mijn moeder schrok zich een ongeluk toen ze hoorde hoe duur zo’n instrument was. Veel kostbaarder dan een saxofoon. Maar in die tijd kon je gelukkig nog fagotten huren bij de muziekschool.’
‘
OP ONZE OUDE INSTRUMENTEN MERKTEN WE DAT WE
MUZIKAAL NIET VERDER GROEIDEN’
Pieter Nuytten met studenten Emma (l.) en Roos Vondenhoff. Emma speelt inmiddels op een Püchner-fagot van het fonds. Naar een fagot voor Roos wordt nog gezocht.
HET WAS LIEFDE OP HET EERSTE GEHOOR’
meerwaarde een viool met
Quirine Scheffers bespeelde twee violen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds en heeft nu een eigen viool. Quirine over de zoektocht die haar bracht bij haar droominstrument: ‘Bij iedere periode in je leven past een ander geluid.’
Tekst: Frederike Berntsen | Fotografie: Bruno Bonansea | Illustratie: Jannemieke Oostra
HHoe heeft jouw geluid zich in de loop van je muzikale leven ontwikkeld?
‘Als kind had ik al klankidealen. De Russische violist David Oistrach was mijn voorbeeld. Tsjaikovski’s Vioolconcert, door hem gespeeld, was voor mij de hemel! Ik dacht toen: als ik ooit maar één promille van die klank in mijn eigen spel kan implementeren, ben ik gelukkig. Iedere musicus heeft natuurlijk zijn eigen klank. Die klank komt uit je hele wezen en zijn. Oistrach had een diep geaard geluid. Daar was ik ook naar op zoek. Mijn fascinatie voor de klank van de viool is altijd gebleven. Als kind zat ik op balletles, waar we dansten op klassieke muziek. Ik vond de muziek veel leuker dan het dansen zelf en op mijn achtste begon ik met vioolspelen. De viool voelde als een verlenging van mijn stem. Het strijken over de snaren, het mooie hout, de prachtige vorm – nooit kreeg ik genoeg van mijn viool. Ik was verlegen en dook altijd weg. Maar zodra ik met mijn viool op een podium stond, wist ik: dit is mijn wereld, ik heb iets te melden.’
Je speelde eerder op twee instrumenten van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Heeft dat jouw eigen geluid beïnvloed?
‘Jazeker! Het eerste instrument van het fonds was een Franse viool, briljant en stralend. Die viool klonk altijd goed. Mijn klank bloeide open, mijn geluid werd helderder. Ik was een vrij donker klinkend instrument gewend, waarop ik heel hard moest werken. De Franse viool bood mij het tegenovergestelde. Daarna kreeg ik een Gagliano in bruikleen, echt een instrument voor kamermuziek. Daar heb ik elf jaar op gespeeld. In die periode richtte ik het Rubens Kwartet op en het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds zocht vier kwartetinstrumenten bij elkaar, zodat we samen optimaal konden mengen. Hoewel de Gagliano prachtig was en ik er vele herinneringen aan koester – concoursen, audities, concerten – vond ik dat ik niet genoeg kon graven
op deze viool. Ik miste de uitdaging. Dat had puur met mijn eigen ontwikkeling te maken. Bij iedere periode in je leven past een ander geluid.’
Je vond dat het tijd was om naar een eigen instrument uit te zien. Hoe ging dat?
‘Ik heb altijd de wens gehad zelf een instrument te bezitten. Na de Gagliano zocht ik een viool die mij zou verrassen met rijkere boventonen en een groter kleurenpalet. Waar ik vervolgens allemaal niet geweest ben. Die zoektocht ging gepaard met desillusies, veel reizen, stress. Maar zo’n zoektocht is wel nuttig. Je bespeelt van alles, scherpt je gehoor, je leert wat je wel of niet bevalt en wat echt goede instrumenten zijn. Zo kun je de juiste keuze maken. Op een gegeven moment belde vioolbouwer Andreas Post. Ik kwam vaak bij hem en hij wist dat ik op zoek was. “Nu heb ik iets wat je misschien interessant vindt”, zei hij. Ik sprong direct op de fiets. Het was liefde op het eerste gehoor. Deze
Over Quirine
Quirine Scheffers is plaatsvervangend eerste concertmeester van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en docent kamermuziek aan het Koninklijk Conser vatorium Den Haag. Naast haar concertpraktijk legt Quirine zich toe op het begeleiden van jong talent. Zo is ze geregeld jurylid bij het Nederlands Vioolconcours en het Prinses Christina Concours. Tevens is ze initiatiefnemer en artistiek leider van Klassiek aan het Lint, de concertserie voor jong talent in haar woonplaats Berkel en Rodenrijs. Quirine is ook lid van de Instrumentencommissie van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.
MUSICI HEBBEN GEEN RUIM PENSIOEN, DAN KAN EEN EIGEN INSTRUMENT EEN
De viool voelde als een verlenging van mijn stem’
Guadagnini heeft een heldere esnaar die kan stralen en een heel diepe bas. Die gelaagdheid interesseert me, nergens klinkt het instrument egaal. Deze viool is een uitdaging. Ik moet iedere dag weer zoeken waar het zit wat ik wil horen. Kijk, het achterblad komt uit 1769 uit Parma. Het bovenblad uit Turijn, de krul stamt uit een latere periode. Dat gebeurde toen heel vaak. Het bijzondere aan een oud instrument is dat er een ziel in zit, zoals dat altijd zo mooi gezegd wordt. Een viool uit 1769 heeft vele bespelers gehad en allemaal hebben ze het instrument gevormd. Daar loop je ook weleens tegen aan; dan kun je de klank kneden, maar er nooit echt iets totaal anders van maken. Ik bezit naast de Guadagnini ook een nieuwbouwviool, van Bruno Rebolledo uit Stuttgart, die hem naar de Stradivarius van Frank Peter Zimmermann bouwde. Ook een prachtinstrument. De oude viool klinkt warm en intiem, de nieuwe open en helder. Op beide voel ik me thuis.’
Wat zou je de jonge musici adviseren over het kopen van een instrument?
‘Zonder het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds had ik bepaalde stappen in mijn loopbaan niet kunnen nemen. Mijn ouders waren zelfstandig ondernemers, er was bepaald niet veel geld bij ons thuis en ik heb vanaf jonge leeftijd gespaard. Een eigen instrument zag ik als een investering. Musici hebben geen ruim pensioen, dan kan een eigen instrument een verstandige keuze zijn. Ik weet dat het veel geld kost om een eigen instrument te kopen en rondkomen kan überhaupt al lastig zijn voor musici, maar ik probeerde altijd te denken in mogelijkheden. Er zijn in Nederland veel fondsen waar je kunt aankloppen. Niet alleen voor de aanschaf van een instrument, maar ook bijvoorbeeld voor het deelnemen aan een masterclass of om te studeren in het buitenland. Ik was altijd brieven aan het schrijven en vroeg al mijn docenten om aanbevelingen. Ik staarde me ook niet blind op een oud instrument – er zijn zoveel interessante, goedkopere nieuwbouwinstrumenten. Voor mij is de cirkel rond, nu ik deel uitmaak van de Instrumentencommissie van het fonds. Ooit was ik zelf het jonkie, op zoek naar mijn eigen geluid en een instrument dat daarbij past. Ik ben zeer geïnteresseerd in jong talent en ben benieuwd naar hoe ze zich ontwikkelen en hoe ik daaraan kan en mag bijdragen.’
DONATEUR IN BEELD
Tekst: Jeannette Verleg
Fotografie: Jeroen Dietz
Bas Aalders doneert jaarlijks een bedrag
‘Na het overlijden van mijn vrouw, in 2020, begon ik met het luisteren naar klassieke muziek. In een kerkje bij mij in het dorp organiseert een lokale stichting regelmatig kamermuziekconcerten. Ik ging er een keer naartoe en vanaf dat moment heb ik me in klassieke muziek ondergedompeld. Het brengt me zo ontzettend veel! Schoonheid, verdieping, verbinding. De concerten inspireren mij ook om te dichten. Soms word ik de ochtend erna wakker en dan móét ik schrijven. Omdat ik het erg belangrijk vind dat mensen muziek kunnen beoefenen en anderen daarvan kunnen genieten, doneer ik aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Een van de aanleidingen daarvoor was een kamermuziekfestival in Jachtslot Mookerheide, georganiseerd door het fonds en Natuurmonumenten. De optredens inspireerden me enorm. Het was mooi om te horen over het belang van een instrument voor een muzikaal talent, tot de strijkstok aan toe. Een andere reden was harpiste Ekaterina Levental, die een harp van het fonds in bruikleen heeft. Ze vertelt haar verhalen met haar muziek zo ontzettend prachtig en doorleefd. Ik ben al bij veertien van haar optredens geweest, waarvan ik er één zelf had georganiseerd. Het is waardevol dat het fonds mensen de kans geeft kostbare instrumenten te bespelen. Want wat is de waarde van een instrument als het niet wordt gebruikt? Elk jaar wordt mijn bedrag overgemaakt op een datum met een speciale betekenis: de trouwdag van mijn vrouw en mij.’
IK DONEER JAARLIJKS OP EEN SPECIALE DATUM’ ‘
visionair
in vioolbouw
Tekst: Jan Boekhout (huisbiograaf van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds)
Atelier Bazin, 1893.
Lees op onze website meer dan honderd verhalen over instrumentenbouwers, geschreven door Jan Boekhout.
Wat Florence betekende voor de kunsten en Silicon Valley voor de digitale industrie was het Franse stadje Mirecourt voor de Franse vioolbouw. Waar veel grote bouwers daar in hun vak boven zichzelf uitstegen, anderen verder hielpen en daar ook erkenning voor kregen, ontbrak een belangrijke naam in het rijtje. Die van Charles Nicolas Bazin (18471915). Niet dat hij als strijkstokmaker geen lof ontving. Hij werd zelfs gezien als een van de besten. Zijn betekenis voor de traditie in de Franse vioolbouw wordt alleen nergens genoemd. Bescheiden van aard heeft hij zelf nooit geclaimd dat hij aan de wieg stond van de École Nationale de Lutherie in Mirecourt, maar hij was wel de initiatiefnemer van het eerste uur.
Artisans d´Art
Het atelier van Charles Nicolas was een broedplaats voor veel anderen die het vak wilden leren. Bazin was niet alleen een goede leermeester, hij was ook sociaal en strijdbaar. Onvermoeibaar kwam hij op voor de belangen van zijn vakgenoten. Vioolbouw
was heilig voor hem en de Franse traditie moest coûte que coûte doorgaan. Toen het ministerie van Oorlog een nieuwe wet op dienstplicht invoerde, toog hij naar Parijs en drong aan op een uitzondering voor vioolbouwers. Anders zou de continuïteit en faam van de Franse vioolbouw in gevaar komen. Hij bepleitte de status van Artisans d´Art voor vioolbouwers en strijkstokmakers, zodat ze niet in dienst hoefden. De status kwam er, maar werd al snel weer ingetrokken. Zijn actie maakte Bazin niettemin erg populair en in 1889 werd hij gekozen als gemeenteraadslid van Mirecourt.
Gildetraditie
De perikelen rond de oorlogswet en de onzekerheden van zijn tijd deden Charles Nicolas beseffen dat er wel eens een eind zou kunnen komen aan de opleiding – in gildetraditie – tot vioolbouwer en strijkstokmaker. In de toekomst zou die door gebrek aan meesters niet meer in werkplaatsen kunnen plaatsvinden. Hij concludeerde dat een opleidingsinstituut beter zou zijn. Bazin bleek een vooruitziende blik te hebben. In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. Mirecourt lag tegen het front aan en talloze vioolbouwers en stokkenmakers lieten het leven of kwamen verminkt terug.
Vioolbouwschool
Charles Nicolas Bazin stierf in 1915. Jérôme Thibouville kreeg de eer het concept van een vioolbouwschool te hebben bedacht. Bazin was weliswaar geen Donatello of Steve Jobs, maar zijn bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe generaties Franse vioolbouwers en stokkenmakers kan nauwelijks worden overschat.
muziek is
topsport
Hoe is het voor de rest van het gezin als een kind op topniveau muziek maakt? Drie gezinnen vertellen. ‘Als ze de vaatwasser moeten inruimen, zucht de tweeling: Pieter moet zeker weer viool studeren.’
Jantien Meijssen en Kees Streefkerk hebben vier zoons: Jochem (17), Pieter (16), en de tweeling Maarten en Willem (14). Pieter speelt viool, heeft les van Chris Duindam aan het Utrechts Conservatorium en is verbonden aan de Academie Muzikaal Talent. Hij wil solist worden of in een kwartet spelen. Pieter heeft van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een viool van Gaetano Pollastri uit 1953 in bruikleen.
KKees Streefkerk weet het nog goed. Op negenjarige leeftijd won Pieter een muziekwedstrijd op het landgoed van Herman van Veen. ‘Toen dacht ik voor het eerst: dit is geen liedje meer, dit is muziek. Hij stond zó te shinen.’ Dat een kind van hen een muziekinstrument zou bespelen, was voor Jantien en Kees vanzelfsprekend. Jantien studeerde dwarsfluit aan het conservatorium en Kees speelde jarenlang blokfluit en piano. Toen de vijfjarige Pieter een instrument mocht kiezen, bezocht het gezin een open dag van een muziekschool. Kees: ‘Pieter had al allerlei instrumenten uitgeprobeerd en wilde naar huis. Bij het vioollokaal drong ik aan: kom op, we zijn er nu toch. Pieter pakte de viool en liet hem nooit meer los. Ik ga vioolspelen, zei hij. Dat was een bijzonder moment.’ Jantien: ‘Hij is de enige van onze jongens die nu al weet wat hij wil. Gaaf om te zien dat hij een passie heeft en dat anderen van zijn talent kunnen genieten.’
GEEN BLAUW OOG
Het is hun taak om Pieter met twee benen op de grond te houden, zegt Kees. ‘Zo willen we dat hij zijn vwo afmaakt. Pieter zelf dacht havo, want dan kon hij een jaar eerder naar het conservatorium. Maar als een muzikale carrière anders loopt dan verwacht, is het toch fijn als je vwo hebt gedaan.’ Ook zijn broers houden Pieter downtoearth. ‘Toen Pieter de tweede prijs won tijdens een internationaal strijkersconcours in Brussel, appten we dat trots in de familieapp’, vertelt zijn moeder. ‘Waarop zijn broers meteen terug geinden: Tweede plek? Loser!’ Pieter studeert tweeënhalf uur per dag viool. Hoe gedreven ook, nu hij zestien is moet je hem weleens aanzetten, aldus Jantien. ‘Hij heeft moeite met vroeg opstaan, dus elke ochtend vóór school een uur studeren lukt vaak niet.’ Bij klusjes in huis – tafeldekken, vaatwasser inruimen – vraagt ze soms of een van de anderen dit wil doen. ‘Dat is best irritant voor hen. Dan klaagt de tweeling: Pieter moet zeker weer viool studeren.’ Kees grapt: ‘Gelukkig houden ze er wel rekening mee dat ze hem de week voor een optreden geen blauw oog slaan.’ Het draait altijd om de muziek in huize Streefkerk. Pieter bezoekt regelmatig een concours of masterclass en een weekend weg met het gezin komt er eigenlijk nooit van. ‘Dat is niet erg’, zegt Jantien. ‘Maar we gaan er geen vakanties voor afzeggen.’ Kees, lachend: ‘Tenzij het Concertgebouworkest belt van: we zoeken nog een solist.’
‘Het is onze taak Pieter met beide benen op de grond te houden’
‘Via Eline komen we op de meest gave plekken zoals Florence en New York’
Linde Brasem en Niels van Dijk hebben twee vioolspelende dochters: Annabelle (16) en Eline (14). Eline begon op vijfjarige leeftijd met vioolspelen. Ze kreeg les van Coosje Wijzenbeek op het Conservatorium van Amsterdam en inmiddels – net als Annabelle – van Chris Duindam aan de vooropleiding Academie Muzikaal Talent in Utrecht. Eline heeft van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een vioolstrijkstok van Albert Nürnberger in Markneukirchen uit ongeveer 1950 in bruikleen. Ze staat op de wachtlijst voor een viool.
IIn huize Van Dijk wordt elke dag urenlang viool gestudeerd. Annabelle en Eline spelen beiden in het Cugnon Junior Consort Ensemble. Annabelle daarnaast in het Nederlands Jeugd Strijkorkest. Toen het gezin nog in een gehorige jaren 30woning woonde, kon de hele buurt het vioolspel horen, zegt moeder Linde. ‘Dat voelde niet goed. Daarom zijn we verhuisd naar een vrijstaand huis, dat we zoveel mogelijk isoleerden zodat de meiden rustig konden studeren.’ Linde vindt het heel gezellig, al die muziek in huis. ‘Ik groeide op in een muzikaal gezin. Mijn moeder zong en mijn zussen maakten ook muziek. Niels is minder opgegroeid met muziek. Hij moest eraan wennen dat vioolspelen veel tijd kost en dat school bijvoorbeeld op de tweede plek lijkt te komen.’ En school, dat is wel een dingetje. Op de basisschool kreeg Eline vaak vrij van school voor een concours, concert of om te studeren. Nu op de middelbare school is dat lastiger. Linde: ‘Sporters op topniveau krijgen vaak vrij, muzikale talenten niet. Eline zou veel meer ruimte willen om te studeren, zodat ze in haar eigen flow kan komen zonder tijdsdruk. Daarnaast wil ze als tiener natuurlijk gezellige dingen doen met vriendinnen. Daardoor staat ze soms onder druk: ze wil veel doen en dat lukt niet altijd. Daar worstelt ze af en toe mee. Dat vinden wij als ouders weleens moeilijk om te zien.’
SCHIPPEREN MET WERK
Niels werkt door de week in het buitenland, waardoor veel op de schouders van Linde terechtkomt. Ze doet het graag, al voelt ze zich soms een soort manager. ‘Ik moet Eline vaak overdag ergens naartoe brengen. Dat betekent soms schipperen met mijn werk. Verder ben ik bezig met het aanvragen van speciale fondsen en dat is best een gedoe. Maar het is bijna niet zelf te betalen: de repetities, masterclasses, de reiskosten, de vooropleiding. Laat staan een eigen instrument. Eline speelt nu op een leenviool van haar docent, hopelijk komt er een mooie solistische viool beschikbaar bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.’ Dat vakantieplannen moeten worden omgegooid als er ineens een belangrijk optreden tussen komt, vinden de Van Dijks geen probleem. Ze gaan gewoon mee en maken er meteen een vakantie van. Linde: ‘Via Eline komen we op de meest gave plekken zoals Florence en New York. Ook deed ze mee aan Holland’s Got Talent, waar ze de finale bereikte. En ze speelde op de Nationale Kinderherdenking in Madurodam en het Kinderprinsengrachtconcert. Erg bijzonder om dat mee te maken. Onze dochter geniet ervan om als solist op het podium te staan, dat vinden we geweldig en we helpen haar daar graag bij.’
Reza en Rosalyn Pramana hebben twee vioolspelende kinderen: zoon Reo (14) en dochter Raelene (9). Reo zit in 5 gymnasium en studeert viool aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Hij speelt ook piano en componeert. Hij bespeelt van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een viool van Paul Max Möller uit 1919 met een strijkstok van Andreas Grütter uit ongeveer 2000.
D‘De drang om muziek te maken komt echt vanuit de kinderen zelf’, zegt moeder Rosalyn. ‘Anderen denken weleens dat we Reo en Raelene steeds achter hun broek aan zitten, maar zo is het helemaal niet. We hadden totaal niet verwacht zulke muzikale kinderen te krijgen. Ik zong vroeger graag en Reza speelde als bassist in een band, maar van klassieke muziek wisten we niet veel.’ Het is fijn om te zien dat Reo iets doet waar zijn hart ligt, vindt Rosalyn. ‘Op zesjarige leeftijd begon hij met pianolessen. Maar hij kon met de piano niet in een orkest spelen, en dat wilde hij graag proberen. Dus startte hij met vioolles om mee te kunnen spelen in het Hofstads JeugdOrkest.’ Ook voor de viool bleek hij talent te hebben. Tijdens de coronapandemie startte hij op het Koninklijk Conservatorium Den Haag met onlinelessen. Net zoals zijn zusje Raelene, zij bleek ook heel muzikaal. Inmiddels oefent Reo elke dag viool en piano. Ook componeert hij zelf muziek. Met school, alle muzieklessen, optredens en workshops erbij zorgt dat voor een druk rooster. Reza is vaak naar het buitenland voor zijn werk. Daarom ging Rosalyn op projectbasis werken, waardoor ze meer tijd voor de kinderen heeft. ‘Zo help ik Reo elke week bij het indelen van zijn agenda. Komt er een toetsweek aan of juist een optreden? Hoeveel tijd kan hij besteden aan school, hoeveel aan muziek? Wat heeft prioriteit? Aan het einde van elke week check ik of hij alles heeft gedaan. Verder zorg ik ervoor dat dat de kinderen genoeg slaap krijgen, dat vind ik heel belangrijk. Het is fijn dat Reo’s middelbare school hem veel vrijheid geeft om aan de muziek te besteden. Soms kan hij toetsen later inhalen.’
SNEL DE TREIN
Tenzij de kinderen tegelijkertijd iets hebben, gaat het hele gezin mee naar optredens. Zoals laatst, toen Raelene in de finale van het Koninklijk Concertgebouw Concours stond, terwijl Reo een belangrijke repetitiedag had van het Prinses Christina Compositie Concours in Den Haag. ‘Raelene wilde dolgraag dat Reo er toch bij kon zijn: zij kwam immers ook altijd naar hem luisteren. Na zijn repetitiedag pakte hij snel de trein. Voor luisteren was hij te laat, maar hij kon nog net de prijsuitreiking meemaken.’ Rosalyn, die altijd meer van popmuziek hield, begint door de kinderen klassieke muziek steeds meer te waarderen. ‘Ik luister nu ook graag naar een vioolconcert van Brahms of Bruch. Het lijkt me fantastisch als Reo op een dag deze stukken voor een groot publiek kan spelen. Het is best spannend wat er met hem in de toekomst zal gebeuren. Ik vind het één groot avontuur.’
‘Van klassieke muziek wisten we niet veel’
MUZIEK IS EMOTIE. HET KAN JE GELUKKIGER OF JUIST VERDRIETIG
De perfecte match
Nisa en Ecrin kregen een viool en een dwarsfluit in het kader van het project Doorspelen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Hierbij worden instrumenten ingezameld en geschonken aan vluchtelingen. Ben Cartens is sinds het begin in voorjaar 2022 voortrekker van Doorspelen. Inmiddels maakte hij al 94 mensen gelukkig met een instrument. Toen de aanvraag van Nisa binnenkwam, had Ben meteen een bijzondere viool in gedachten. ‘Die was van Marijke de Moel geweest, een jonge vrouw die muziek en technologie studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, met zang en viool als specialisaties. Helaas overleed Marijke op 25-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hersentumor. Haar ouders wilden niet dat het mooie instrument onbespeeld zou blijven en besloten het langdurig ter beschikking te stellen aan Doorspelen. Ook schonken ze Marijkes muziekboeken en een cd met haar muziek.’ De viool bleek een perfecte match met Nisa en een dwarsfluit bleek een gouden greep voor Ecrin. Ben: ‘Iedere keer weer als ik vluchtelingen ontmoet, heb ik bewondering voor hun veerkracht. Ook besef ik meer en meer hoe belangrijk muziek is voor mensen. Zo helpt het je contact te maken met anderen. En dat is van groot belang om je thuis te voelen in een nieuw land.’
‘Als ik speel, vergeet ik alle problemen’
De Turkse zusjes Nisa en Ecrin en hun ouders vluchtten anderhalf
jaar geleden vanwege het politieke klimaat naar Nederland. Vanuit het opvangcentrum in Balk, Friesland, probeert Nisa haar muziekcarrière voort te zetten. Daarin slaagde zij met een viool van het project Doorspelen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.
Tekst: Karen Jochems
Nisa (25) speelt al sinds haar negende viool. ‘Een van mijn vriendinnen ging vioolspelen en dat vond ik zo mooi. Dat wilde ik ook. Ik ging op les, begon te spelen en daarna ben ik niet meer gestopt!’ Nisa bleek talent te hebben en werd door haar lerares aangemoedigd door te gaan in de muziek. ‘Ik ben de eerste in mijn familie die musicus is geworden. Van huis uit zongen we wel veel en werden er traditionele instrumenten bespeeld.’ Na haar conservatoriumopleiding speelde Nisa viool in verschillende orkesten en genres –van theater en jazz tot symfonie en pop. Ze nam haar viool mee naar Nederland om haar carrière hier voort te zetten, maar het instrument bleek niet goed genoeg om te spelen op professioneel niveau. Een bevriende Turkse musicus raadde Nisa aan om contact te leggen met Ben Cartens van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds om te vragen of hij haar misschien kon helpen. Wonder boven wonder bleek het fonds een instrument te hebben dat perfect bij haar paste.
Muziek is onmisbaar
‘Mijn nieuwe viool is echt heel goed’, vertelt Nisa trots. ‘Dat geeft me extra motivatie om te oefenen en samen met anderen te spelen.’ De viool kwam op het juiste moment, precies toen het verblijf in het opvangcentrum haar even te veel werd.
‘Wonen in het azc is niet goed voor mij en mijn familie, en het wachten duurt zo lang. Ik werd zelfs een beetje depressief. Spelen op mijn nieuwe viool heeft mij enorm geholpen. Ik voelde me meteen gelukkiger. Als ik speel, vergeet ik alles om me heen, en ook alle problemen die er zijn. Muziek verbindt me ook met anderen en dat is een geweldig gevoel.’ Muziek is
ook onmisbaar voor haar zusje Ecrin (17). ‘Muziek is emotie. Het kan je gelukkiger of juist verdrietig maken. Ik zing graag en zat ook in een band in Turkije. Omdat Nisa zoveel plezier heeft met vioolspelen, besloot ik zelf ook een instrument te gaan spelen. Ben heeft een dwarsfluit voor mij gevonden en mij de basisbeginselen uitgelegd. Nu ga ik lessen volgen om goed te leren spelen. Ik hoop dat ik op een dag kan samenspelen met Nisa. Dat is mijn grote wens.’
Opnieuw een toekomst
Dankzij haar viool kan Nisa haar droom als professioneel violiste nastreven. Ze speelt inmiddels mee in lokale en regionale orkesten. Op den duur hoopt ze audities te kunnen doen voor grotere orkesten ook elders in Nederland. Eerst staat er een verhuizing op het programma. Het gezin heeft namelijk een verblijfsvergunning toegekend gekregen en zal binnenkort het azc verruilen voor een eigen woning in de buurt van Enschede. Beide zusjes zijn het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds, en Ben in het bijzonder, dankbaar voor de hulp en de instrumenten. ‘Met muziek hebben we een toekomst hier in Nederland!’
Wilt u meer weten over het project Doorspelen, meer verhalen lezen of misschien een instrument doneren? Scan de QR-code of kijk op muziekinstrumentenfonds.nl/doorspelen.
DONATEUR IN BEELD
Tekst: Jeannette Verleg
Fotografie: Jeroen Dietz
Barbera Drion doneert haar tijd
‘Op de radio hoorde ik over de noodhulpactie Doorspelen van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds, waarbij instrumenten werden gezocht voor gevluchte Oekraïense musici. Ik vond het een mooie gedachte om mijn cello, die helaas al jaren onbespeeld in een hoek stond, deze bestemming te geven. Eenmaal op de site van het fonds stuitte ik op een vacature: redactiewerk voor de biografieën van instrumentenbouwers. In taal en muziek was ik altijd al geïnteresseerd, en nadat ik mijn carrière als fysiotherapeut beëindigd had, wilde ik iets nieuws in mezelf aanboren. Dus heb ik gereageerd. Tot mijn vreugde werd ik aangenomen en inmiddels doe ik dit werk alweer een jaar. Het is fantastisch leuk! Ik zet de puntjes op de i in de teksten van onze biograaf Jan Boekhout en zoek er beeld bij. Dat is soms flink speuren. Veel bouwers leefden eeuwen geleden, dus foto’s zijn er niet. Dat probeer ik dan op een creatieve manier op te lossen, zoals laatst bij de 18eeeuwse vioolbouwer Giovanni Celoniato. Uiteindelijk vond ik twee schilderijen uit die tijd van personen die Jan in zijn tekst had genoemd. En het Musée de la Musique in Parijs bleek nog een pochette, een miniviool, van Celoniato in de collectie te hebben. Daar was dan wél een foto van die we van het museum mochten gebruiken. Op die manier groeien mijn kennis en contacten. Wat ik hier verder zo leuk vind, zijn de collega’s. Iedereen is oprecht geïnteresseerd: in de donateurs, de muzikale talenten en in elkaar. Het voelt als één grote familie.’
OP DEZE MANIER GROEIEN MIJN KENNIS EN CONTACTEN’ ‘
over het
Nationaal Muziekinstrumenten Fonds
Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds is een goed doel en maakt zich, met de steun van muziekliefhebbers zoals u, hard voor een muzikale missie: het in bruikleen geven van passende instrumenten aan muzikaal talent in Nederland. Maar liefst 440 professionele musici, conservatoriumstudenten en jonge talenten bespelen een instrument uit de collectie van het fonds. Zo bouwen we mee aan een bloeiend Nederlands muziekleven.
DONATEUR IN BEELD
Tekst: Jeannette Verleg
Fotografie: Jeroen Dietz
Annelies Visser en Ton Wagemakers namen het fonds op in hun testament en doneren periodiek
Annelies: ‘We komen allebei uit de museumwereld. Daar hebben we altijd veel te maken gehad met educatie. Ton als directeur van het Textielmuseum, waar hij jonge kunstenaars de kans gaf zich te ontwikkelen. Zelf was ik als voorzitter van het Jeugdfonds Sport & Cultuur Brabant betrokken bij kinderen die opgroeien in armoede. Ook zij moeten de kans kunnen krijgen zich te ontplooien. Toen we nadachten over onze nalatenschap kwamen we onder andere uit bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds.’
Ton: ‘Ik kan me zo goed voorstellen dat jongeren die in aanraking komen met klassieke muziek daar echt betoverd door kunnen raken. Zelf had ik, in tegenstelling tot Annelies, geen kennis van klassieke muziek. Tot ik werd opgenomen in haar familie en ik een voor mij onbekende wereld binnenwandelde. Ik luisterde vol bewondering naar het pianospel van de moeder van Annelies. Ik leerde gaandeweg de kracht van muziek kennen.’
Annelies: ‘Met het fonds hebben we afgesproken ons vooral te richten op educatieprojecten. Naast een deel van onze nalatenschap schenken we ook periodiek. Bijzonder is dat het fonds ook samenwerkt met andere organisaties. Volgend jaar is in ons dorp een kamermuziekconcert, dat het fonds samen met Natuurmonumenten organiseert in het kader van het tweejaarlijkse Kamermuziekfestival van beide organisaties. Daar dragen we graag aan bij. Het is leuk om bij leven al betrokken te zijn. Daarbij zien we onze steun ook als eerbetoon aan mijn ouders, die ons de liefde voor muziek hebben bijgebracht.’
WE ZIEN ONZE STEUN OOK ALS EERBETOON AAN MIJN OUDERS’ ‘
het fonds over
Een muziekinstrument van hoge kwaliteit is vaak kostbaar, maar natuurlijk ook onmisbaar voor een muzikaal talent. Een goed instrument bevordert de ontwikkeling van talent, inspireert en daagt uit. Bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds kloppen musici aan wanneer zij een passend instrument nodig hebben.
DE CAPPA DIE IK BESPEEL
IS EEN PRACHTIGE VIOOL
UIT EEN BIJZONDERE VIOLENFAMILIE. HET IS
MIJN VIERDE KIND, IK
HEB HEM ALTIJD BIJ ME
EN SAMEN ZOEKEN WE
NAAR ONZE WAARHEID. IK
VOEL ME UITGEDAAGD EN GEÏNSPIREERD’
Diet Tilanus (44), violiste
Muzikale missie
In 1988 werd het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds opgericht door Pieter Moerenhout en violist Theo Olof. Toen Pieter in 1984 een viool voor zijn dochter wilde kopen, die net haar studie aan het conservatorium had afgerond, schrok hij van de prijzen. Hij wilde de financiële zorgen wegnemen voor musici en voorkomen dat zij zonder instrument zouden zitten. Zo ontstond het idee voor een instrumentenfonds. Dankzij de steun van particuliere donateurs wordt deze muzikale missie al bijna 40 jaar waargemaakt voor honderden musici in Nederland. Hartelijk dank daarvoor!
HHet Nationaal Muziekinstrumenten Fonds stelt vanuit zijn collectie een instrument in bruikleen beschikbaar aan toegewijd muziektalent. Onze collectie bestaat uit strijk en toetsinstrumenten, strijkstokken, harpen, gitaren, marimba’s en blaasinstrumenten. In totaal bijna duizend! Veel van deze instrumenten dragen een prachtige geschiedenis met zich mee. Ze zijn door ons aangekocht of aan ons geschonken door muziekliefhebbers. Met optimale zorg en in handen van nieuwe generaties bespelers geven de instrumenten blijvend vreugde.
GROOT BEDANKFEEST
Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds onderhoudt de collectie met uiterste zorg en aandacht. Minstens zo belangrijk vinden wij het zien en horen van de instrumenten op het podium, in bevlogen handen. Muziek klinkt niet achter glas. Je moet het maken, horen, voelen, beleven. Ons doel is muziekinstrumenten in bruikleen te geven, zodat ze elke dag vol toewijding worden bespeeld. Het fonds stimuleert dit door zelf evenementen te organiseren. Zo kunnen donateurs aan den lijve ervaren hoezeer ze musici hebben geholpen met hun bijdrage. Daarnaast zijn de concerten een manier om onze dankbaarheid te uiten naar onze donateurs. Een groot bedankfeest is het Presentatiefestival: op deze dag laten we al onze relaties gratis genieten van een breed scala aan concerten van musici die een instrument in bruikleen hebben van het fonds. Iedereen weet: muziek verbindt. Naast de nauwe betrokkenheid bij onze donateurs willen wij alle muziekliefhebbers met elkaar verbinden. Hoe prachtig is het om te mogen bijdragen aan bijzondere muzikale momenten, waar voeten van de vloer komen of tranen worden weggepinkt?
OUD-HOLLANDSE VIOOLBOUW
Een instrumentencollectie als de onze vereist een grote verantwoordelijkheid. Het fonds stelt tientallen eeuwenoude instrumenten beschikbaar aan musici, waaronder instrumenten uit de 17e en 18eeeuwse vioolbouwscholen van Amsterdam en Den Haag. Daaronder een zeldzame viola da gamba van Pieter Rombouts (1708), een koninklijke viool van Van der Sijde (1691) en een origineel klassieke cello van Johannes Theodorus Cuypers (1788). Intensief gebruik gaat voor ons hand in hand met de beste zorg en zorgvuldig onderhoud door experts.
KLINKENDE NAMEN
Professionele musici vertrouwen na hun carrière hun dierbare instrument geregeld toe aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. De collectie bevat bijvoorbeeld de violen van Theo Olof, Herman Krebbers, Bouw Lemkes, Paul Godwin en Davina van Wely. Plus de cello’s van Anner Bijlsma en André Navarra, de strijkstok van Frieda Belinfante, de vleugel van George van Renesse, en de instrumentencollecties van Max Rodriguez, Anton Kersjes en Margreet van de Groenekan. Nu dankbaar bespeeld door een nieuwe generatie musici!
AUTHENTIEKE UITVOERINGSPRAKTIJK
Oude muziek speelt een grote rol bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Orkesten, ensembles en individuele musici maken met veel plezier gebruik van de collectie barok en klassieke instrumenten en strijkstokken. Ze lenen deze unieke en zeldzame instrumenten voor kortlopende projecten. Zo geven we voor bijzondere concerten graag een houten pijporgel uit de tijd van Monteverdi, een Brusselse basse de violon of Duitse discantgamba in bruikleen.
NIEUWBOUWOPDRACHTEN
Nieuwbouwinstrumenten zijn voor ons net zo waardevol. Het plaatsen van opdrachten bij bouwers geeft hun niet alleen een impuls, maar draagt ook bij aan het erfgoed van morgen. Daarnaast omarmt het fonds ook innovatieve projecten als die zich aandienen. U kunt hierbij denken aan het ontwerpen van een vijfsnarige cello, een reuzenharp met twee extra snaren en een metalen panfluit.
EDUCATIEVE MISSIE
Het fonds hecht eraan kennis en ervaring door te geven aan musici. In de afgelopen decennia bouwden we een groot netwerk op van instrumentenexperts, concertpodia, creatieve makers, ondersteunende fondsen en andere organisaties met gelijksoortige visies en kennis. Samen met hen ondersteunt het fonds muzikaal talent op verschillende gebieden – van podiumpresentatie tot het kunnen uitvoeren van eenvoudige reparaties aan hun instrument.
GULLE MUZIEKLIEFHEBBERS
Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds krijgt steun van gulle muziekliefhebbers die allen op hun eigen manier bijdragen aan een rijker Nederlands muzieklandschap. Onze musici zijn daar ontzettend dankbaar voor! Op pagina 70 leest u op welke manieren u ons kunt steunen.
‘NA
STUDIES IN VERSCHILLENDE LANDEN, BESEF IK EENS TE MEER DE ONVOORSTELBARE WAARDE VAN HET NATIONAAL MUZIEKINSTRUMENTEN FONDS.
IN GEEN ANDER LAND HEBBEN
ZOVEEL JONGE MUSICI DE KANS OM OP ZULKE GOEDE
INSTRUMENTEN TE SPELEN’
Joris van den Berg (38), cellist
Van bruikleners tot bouwers Bent u benieuwd naar onze collectie en alle musici die een instrument in bruikleen hebben? Op onze website maakt u kennis met de muzikale talenten en leest u verhalen over de instrumenten en bouwers, van de Italiaanse Stradivari tot de Nederlandse Jacobs. www.muziekinstrumentenfonds.nl
quirine VIERSEN
IK BEN VERRUKT
DOOR ZIJN
STRALENDE
KLANK’
‘Mijn instrument, de ex-André Navarra Guarnerius ‘filius Andreae’, intussen bijna 310 jaar oud, is voor mij nog steeds iedere dag een ongelooflijk wonder om op te kunnen spelen. Dankzij het geweldige Nationaal Muziekinstrumenten Fonds! Iedere keer als ik mijn cello uitpak, sta ik versteld van zijn schoonheid. Iedere keer als ik de eerste tonen aanstrijk, ben ik verrukt door zijn warme en stralende klank. Het instrument is waanzinnig, maar niet gemakkelijk. Het speelgemak wisselt sterk. Als het hout vochtiger wordt, gaan de trillingen er een stuk minder, nóg minder makkelijk doorheen en moet ik heel secuur met mijn streek omgaan –een grote uitdaging. In het hout zitten trouwens fascinerende knoesten, iets wat een enorm risico moet zijn geweest voor Giuseppe Guarneri. Ze kunnen er per slot van rekening uitvallen. Soms is het bijna alsof mijn cello een persoon is. Ergens is het dat ook, want als musicus communiceer je met je instrument met het publiek. Die communicatie is een enorme rijkdom in mijn leven. Ik hoop nog eindeloos lang met mijn Guarneri verhalen te kunnen blijven vertellen!’
Fotografie: Marco Borggreve
‘De droom die ik had, de Janine Jansen van de harp worden, bleek uiteindelijk niet de mijne. En toen ik de meeste muziek die voor harp geschreven is wel gespeeld had, besloot ik zelf te gaan schrijven en te ontdekken wat mijn eigen muzikale taal is. Dat is het pad dat ik sindsdien bewandel. Op mijn uitgebrachte albums en tijdens het Dutch Harp Festival hoor je de harp zoals je die nog nooit gehoord hebt. Ik ben enorm gelukkig dat het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds mijn zoektocht naar nieuwe artistieke mogelijkheden heeft willen steunen door mee te gaan in een groot avontuur.
Ik droomde van een nieuwe harp, met extra mogelijkheden. Meer snaren. Meer klank. Zowel akoestisch als elektrisch te versterken en toegerust met een demppedaal. Dankzij de niet aflatende steun van het fonds en de geweldige harpbouwers van het Italiaanse harpmerk Salvi is dat gedroomde instrument werkelijkheid geworden: de Réus 49. Dit nieuwe instrument heb ik totaal omarmd. De mogelijkheden en klank zijn enorm!’
‘Toen ik mijn contrabasstudie begon bij bassist Olivier Thiery, aan het Conservatorium van Amsterdam, was ik toe aan een instrument dat bij mijn ontwikkeling paste. Ik deed een aanvraag bij het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds, maar op dat moment was een veelzijdige contrabas, die ook solistisch krachtig genoeg was, niet beschikbaar. Dankzij een genereuze gift van een heel betrokken donateur kon het fonds een nieuwe contrabas aankopen. En ik mocht helpen kiezen! We organiseerden een klanktest om de best passende te selecteren. Om mij heen lagen twee 19e-eeuwse Italianen, een jonge Zuid-Italiaan, een grote Fransman, drie fraaie Duitsers en een nog ongelakte blankhouten Hollander. Een bijna onmogelijke keuze, ik leerde er ongelooflijk veel van. Uiteindelijk is het de Scaramelli geworden, de moderne Italiaan. Die paste me het best. Het voelde alsof hij in alle opzichten voor mij gemaakt is. De klank, de vorm, het speelgemak. Nu, vijf jaar later, studeer ik voor mijn masterdiploma in Düsseldorf en richt ik me op een carrière als solist. Het fonds gaat mij nogmaals helpen door een bas aan te kopen met een grotere, solistische klank, die beter past bij de huidige fase van mijn ontwikkeling. Een droom!’
Fotografie: Marco Borggreve
10 manieren om te steunen
Muziek zorgt voor vermaak, troost en saamhorigheid. Muziek laat het lichaam bewegen en de hersenen kraken. We kunnen niet zonder! Om de mooiste muziek te maken, kunnen musici niet zonder een passend instrument. Wilt u een goed instrument toegankelijk maken voor alle muziektalenten? Lees dan hier hoe u hen kunt steunen en daarmee kunt bijdragen aan een rijk muziekleven!
1 nalaten voor muziek
Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds in uw testament Legaten en erfenissen zijn echte cadeaus voor het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds. Dankzij nalatenschappen heeft het fonds bijvoorbeeld fantastische instrumenten kunnen aankopen. Met uw nalatenschap kunt ook u de musici van een volgende generatie steunen. Wij informeren u graag in een gesprek.
2 groot geven
Help met een grote gift
Overweegt u een grote schenking te doen? Dat is geweldig! Het fonds kan daarmee bijvoorbeeld een kostbaar en vaak ook cultureel waardevol instrument aankopen, dat anders buiten ons bereik ligt, of een grote renovatie van een vleugel bekostigen. Overlegt u gerust met ons waar u ons op dit moment het best bij kunt helpen.
3 periodiek schenken
Doneer 5 jaar met extra voordeel Wist u dat periodiek schenken aan het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds extra belastingvoordeel oplevert? U doneert periodiek door uw gift vast te leggen in een schenkingsovereenkomst voor een periode van minimaal 5 jaar. U kunt rekenen op extra belastingaftrek en het fonds is verzekerd van inkomsten op de lange termijn. Wilt u meer informatie of het direct regelen? Stuur ons een e-mail of bel ons.
4 vaste donateur worden
Doneer structureel
Doneert u maandelijks of jaarlijks een vast bedrag via automatische incasso, dan heeft u er geen omkijken meer naar. Als donateur houden wij u als eerste op de hoogte van onze activiteiten en speciale evenementen. Ook ontvangt u ons magazine vol muzikale verhalen. Meldt u zich aan via de website.
5 direct doneren
Doneer eenmalig een bedrag
Eenmalig een bedrag doneren is de eenvoudigste manier waarop u kunt helpen. Of het een groot of klein bedrag is, maakt niet uit. Wij zijn dankbaar voor elke donatie! Direct een donatie doen kan via uw bank naar NL58 ABNA 0555 0286 66 of online met iDEAL.
Scan de QR-code en doneer direct. Of ga naar: muziekinstrumentenfonds.nl/doneren
8 huiskamerconcert
Organiseer met ons een huiskamerconcert
Muziek komt nog meer tot leven wanneer u luistert in gezelschap, met vrienden of familie. Organiseer samen met ons een concert bij u thuis, op locatie of op ons kantoor. Zo steunt u musici direct en maakt uw publiek kennis met het fonds. Wij regelen in overleg met u enkele musici die instrumenten uit onze collectie bespelen. Kijk op muziekinstrumentenfonds.nl/ huiskamerconcert voor meer informatie.
6 inzamelactie
Betrek uw vrienden en familie
Start een inzamelingsactie voor het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds op uw verjaardag of een andere speciale gelegenheid. U ontvangt van ons desgewenst een digitale doneerknop (persoonlijke QR-code), brochures en promotiemateriaal. En gewoon een pot op een tafeltje mag natuurlijk ook. Neem contact met ons op!
7 maak reclame
Bezoek een concert en zeg het voort Muziek moet gehoord worden! Wij organiseren geregeld concerten en vertellen graag waar onze instrumenten te horen zijn. Bekijk de agenda op onze website. En heel belangrijk: hoe meer mensen weten van ons bestaan, des te beter wij musici kunnen helpen. Wij stellen het zeer op prijs als u ook uw vrienden, familie en collega’s vertelt hoe zij het fonds kunnen steunen. Verspreid onze naam, volg ons op sociale media en abonneer op onze e-nieuwsbrief.
9 muziek doorgeven
Schenk een instrument
Heeft u een instrument in bezit dat u niet (meer) bespeelt? Het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds is mogelijk een passende bestemming. Zo zorgt u ervoor dat uw instrument niet in een koffer op zolder verdwijnt, maar bespeeld blijft door gedreven musici. U leest op onze website welke instrumenten geschikt zijn.
Fotografie: HaarlemAmsterdam.nl
10 een project steunen
Steun een specifiek project
Wilt u graag dat het fonds uw donatie inzet voor een specifiek doel? Dat kan. U kunt momenteel aan deze donatieprojecten bijdragen:
• Behoud strijkstokken: kwetsbare onderdelen van strijkstokken vervangen.
• Veelzijdige topcontrabassen: de collectie uitbreiden met contrabassen uit het topsegment.
• Uitblinken in oude muziek: onze collectie optimaliseren voor de authentieke uitvoeringspraktijk.
• Noodhulpactie Doorspelen: instrumenten voor gevluchte musici.
• Steunfonds: een financiële tegemoetkoming in de gebruiksvergoeding voor musici.
Helpt u mee onze doelen te bereiken? Kijk op: steun.muziekinstrumentenfonds.nl
Contact opnemen
Wij staan u graag te woord: 020-6221255 info@muziekinstrumentenfonds.nl www.muziekinstrumentenfonds.nl
vogelvlucht het fonds in
Misschien kent u ons al of misschien maakt u net kennis met ons. Op deze pagina leest u meer over het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds om ons (nog) beter te leren kennen.
1634
ONS OUDSTE INSTRUMENT IS EEN BAROKVIOOL (CHRISTOF KLINGLER, RATTENBERG AM INN)
MET LEEUWENKOP-KRUL
sleutel tot muziek
Het Nationaal Muziekinstrumenten
Fonds is in 1988 opgericht en werkt sindsdien aan het zorgvuldig opbouwen van een kwalitatief hoogwaardige en op vraag afgestemde collectie van uiteenlopende muziekinstrumenten en strijkstokken. Vooral de zinvolle bestemming maakt de collectie wereldwijd uniek. De instrumenten worden dagelijks bespeeld door honderden musici. De instrumenten worden expliciet niet aangekocht als investering en liggen evenmin te verstoffen in een museum of depot. Ze zijn de waardevolle sleutel voor de ontwikkeling van talentvolle instrumentalisten en een impuls voor een glanzende loopbaan in muziek.
Fotografie: Foppe Schut
kostbaarste stuk
In de collectie bevindt zich een echte Stradivari-viool. Bijna dan, want het bovenblad is later door iemand anders gebouwd. Dat verklaart wellicht waarom niet deze strad, maar een viool van Guarneri del Gesù (ca. 1736), een andere Italiaanse meesterbouwer, het kostbaarste instrument uit de collectie is. Het fonds heeft de viool niet zelf aangekocht, maar kreeg het als geschenk van verzamelaar Max Rodriguez.
buitengewoon repertoire
Een viool, cello of harp: bij uitstek geschikt voor klassieke muziek uit West-Europa. Maar de aandacht van het fonds is zoveel ruimer. We omarmen musici met een breed scala aan genres zoals jazz, tango, neoklassiek, folk, Balkanmuziek, pop, improvisatie en alles buiten de meer traditionele kaders. Op pagina 6 vertellen vijf musici over hun buitengewone repertoire.
CBF-keurmerk
Wij zijn van oudsher een particuliere stichting, volledig gefinancierd door particulieren. Het fonds beschikt over een CBF-Erkenning, hét keurmerk voor goede doelen in Nederland.
V.l.n.r.: Hidde Bekkers, Marie-Therese Kuijkhoven, Lennart van der Sman, Manon Veenendaal, Frits Schutte, Geertje van der Linden, Iefke Wang, Katrien Kloos, Steven Heybroek. Niet op de foto, maar wel onderdeel van het team: Maarten ter Horst en Indy de Vries.
Fotografie: Lars van den Brink
ONS JONGSTE INSTRUMENT IS EEN CELLO VAN DANIËL ROYÉ (AMSTERDAM) NAAR
HET MODEL VAN EEN CELLO
DIE STRADIVARI (1644-1737)
BOUWDE VOOR CELLIST
GIOVANNI MARA
het team
Het team van het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds bestaat uit 7 medewerkers en 4 freelancers. Daarnaast werken op kantoor 6 trouwe vrijwilligers en enkele krachten voor specifieke projecten. Ons kantoor in hartje Amsterdam, om de hoek van de Oude Kerk, was het oudste stenen woonhuis van de hoofdstad (1565) en werd later gereconstrueerd door Stadsherstel. Een inspirerende en dynamische plek; een levendig komen en gaan van musici en relaties. Wilt u ons bezoeken? Belt u dan even van tevoren, dan weet u zeker dat wij u kunnen ontvangen.
nieuwe naam!
Maandenlang heeft het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds een groot geheim bewaard! Nu mogen wij eindelijk met u delen dat het fonds vanaf 2025 een nieuwe naam en identiteit krijgt. Binnenkort onthullen we onze nieuwe naam en ons nieuwe uiterlijk, dus houd onze website en nieuwsbrief in de gaten. Geen zorgen, de muzikale missie blijft fier overeind! Op pagina 20 vertelt directeur Manon Veenendaal u meer over de nieuwe accenten en ambities van het fonds.
de instrumentencollectie
Fotografie: Foppe Schut
Natuurlijk vergt het hard studeren, maar een goed instrument om me daarbij te inspireren is noodzakelijk’ ‘
van jong tot volleerd
Een goed instrument is een enorme impuls voor een jonge musicus –onmisbaar om muzikaal te groeien. Maar ook gearriveerde musici in beroepsorkesten en topensembles wereldwijd geven we graag het beste gereedschap in handen om op het hoogste niveau te kunnen musiceren. Daarom is het Nationaal Muziekinstrumenten Fonds er voor de heel jonge talenten én de professionals tot aan hun pensioen. Onze jongste bruiklener is 10 jaar, onze oudste 67 jaar.
‘Het hebben van een viool van deze buitengewone kwaliteit heeft mijn leven totaal veranderd’
PRIJZEN
STIJGEN DE GEMIDDELDE WAARDE VAN EEN
VIOOL UIT DE
COLLECTIE IS € 96.000,EN DE PRIJZEN VAN STRIJKINSTRUMENTEN BLIJVEN STIJGEN
de beste zorg 52 nationaliteiten
INSTRUMENT IN DE COLLECTIE IS DE CONTRABASFLUIT (KINGMA, 2016), MET EEN LENGTE VAN 2,75 METER
Onze musici voelen zich allen zeer verantwoordelijk voor hun instrument, waaraan zij ook zeer verknocht zijn. Om de kennis over zorg en onderhoud van hun instrument te vergroten, ontwikkelden we een speciaal onderhoudsboekje. Daarnaast organiseren we klusworkshops onder leiding van gerenommeerde vioolbouwers. Contractueel zijn jaarlijkse controles vastgelegd.
Met onze collectie bedienen we musici van 52 verschillende nationaliteiten. 18 procent van de musici van het fonds heeft niet de Nederlandse nationaliteit. Na de Nederlandse is de Spaanse de meest voorkomende nationaliteit.