7 minute read

Klimgedachtes

Leven in het nu in het Couturier Couloir

Klimgedachtes

Advertisement

De wekker gaat, het is vroeg. Aarzelend rits ik mijn slaapzak open, de koude buitenlucht omarmend. Ik doe mijn hoofdlamp aan en word verblind door het licht dat zich een weg door de duisternis boort. Mijn slaperige ogen moeten wennen. Ik zoek mijn handschoenen en rits de tent open om sneeuw te smelten. Het kokende water giet ik in het ontbijtzakje. ‘Adventure food’, staat er met schreeuwende letters op de groene verpakking, maar het enige avontuur op dit moment is het naar binnen werken van dit prutje. Ik neem een hap, puur functioneel. Een gebakken eitje of vers croissantje zou beter smaken, maar de energie heb ik vandaag hard nodig.

Tekst Line van den Berg Beeld Line van den Berg en Bas Visscher

Het moment in de tent ‘s ochtends vroeg is als stilte voor de storm. Warm in een eigen wereld terwijl buiten de hoge toppen wachten op het eerste zonlicht. Ik neem de laatste hap van mijn pap en weet dat dit het moment markeert dat ik mijn slaapzak uit moet. Ik doe mijn Gore-Tex kleding aan en kijk naar buiten. Mijn hoofdlamp laat een witte streep achter op het sneeuwdek. Ik prop mijn voeten in de ijskoude, stijve skischoenen die de hele nacht buiten hebben gestaan. Moeizaam. Kunnen de creatievelingen in de klimindustrie geen lichtgewichte, voorverwarmde skischoenen ontwerpen? Ik weet dat ik mezelf voor de gek houd, maar het idee leidt me af. Al zijn het stiekem deze oncomfortabele momenten waar we achteraf luidkeels over praten met onze vrienden. Ik kijk naar mijn klimmaat en weet dat we de ongemakken delen, ook al houden we onze lippen stijf op elkaar. Gedeelde smart is halve smart.

Ik stap in mijn ski’s en we beginnen te vellen, het donker in, de gletsjer over. Het is stil. De enige geluiden om me heen komen van mijn eigen adem en mijn ski’s die een voor een over de harde, opgevroren sneeuw glijden. De wereld is zo groot als mijn hoofdlamp reikt, daarbuiten is een oneindigheid aan duisternis. We verplaatsen ons als twee kleine lichtpuntjes op een zwart doek, terwijl in het dal iedereen nog slaapt.

De helling wordt steeds steiler en ik vervloek mezelf dat ik in dezelfde valkuil ben gevallen: we hebben stijgijzers, dus waarom harschijzers meenemen? Ik zou beter moeten weten. De natte sneeuw van de dag ervoor is in een ijzige bobsleebaan getransformeerd. Mijn klimmaat worstelt met zijn ski’s en begint meer hoogte te verliezen dan te winnen. Ik zie hoe hij zijn ski’s uitdoet om omhoog te lopen naar wat vaag op een pad lijkt, maar één ski een ander lot kiest. Met elke meter die de ski naar beneden glijdt, wint hij meer snelheid en binnen een oogwenk is hij verdwenen in de wijde wereld. Wat nu? Na een kort overleg gaan we gedwongen te voet voort, wegzakkend in de diepe sneeuw. Terwijl we steeds hoger klimmen, komt de zon langzaam tevoorschijn. Het zwarte doek verandert in vormen en kleuren. Ik doe mijn ogen dicht en stel me voor hoe de zonnestralen mijn gezicht raken. Het zou nu niet lang meer moeten duren. Op de top van de berg zie ik hoe de zon de koude kleuren omtovert in een brandend rood en oranje.

We komen aan bij de bergschrund en laten onze tassen vallen. Op de automatische piloot beginnen we het materiaal aan onze gordels te hangen en de touwen

uit te leggen. Ik kijk naar de cams en ijsschroeven die aan de gordel van mijn klimmaat bungelen, en omhoog. Het voelt komisch om te hopen dat we iets hiervan kunnen plaatsen in de sneeuw boven ons. Harde, ijzige sneeuw, maar geen ijs. Perfect om te klimmen, verre van perfect om af te zekeren. Ik doe het touw in mijn zekerapparaat en mijn klimmaat gaat omhoog.

De bergschrund is enorm. Iedereen die klimaatverandering ontkent, zou ik deze plek graag willen laten zien. De gletsjers trekken zich rap terug, waardoor de enorme scheuren in het ijs aan de voet van de bergen steeds groter worden. Gisteren hebben we ook al een groot gevecht gehad met de bergschrund en het zou niet de eerste keer zijn dat het me zou doen omdraaien, met lege handen achterlatend. Mijn gedachtes stoppen abrupt door mijn klimmaat die aan het touw trekt. Ik zie hem niet, maar ik kan zijn bewegingen voelen in het touw. Dan roept hij iets en zie ik zijn gezicht boven de sneeuw uitsteken. Zijn lichaam volgt snel, en in een oogwenk is hij de bergschrund over. Yes! Simultaan klimmen we de sneeuwhelling, links, rechts, links, rechts. De beweging is monotoon, niets bijzonders op zichzelf, maar de sfeer van het helemaal alleen zijn in zo’n grote wand, omringd door prachtige bergen, is zeldzaam. Mijn gedachtes richten zich op mijn linkervoet, dan op mijn rechter, en dan weer op mijn linker. Soms afgewisseld met mijn handen die de bijlen in de sneeuw drukken. Wat een verschil met de ‘gewone’ wereld, waar ‘leven in het nu’ vaker voorkomt in zelfhulpboeken dan in de werkelijkheid. Misschien is het de truc om meer tijd in de bergen te zijn? Welke gedachtes mijn hoofd ook beheersten de afgelopen weken, het schrijven van mijn proefschrift, nieuwe levenskeuzes, op dit moment zijn ze vervaagd, naar de achter-

De eentonigheid keert terug. Links, rechts, links, rechts.

grond verdwenen. Alleen zijn, in het hier en nu. De wand wordt steeds steiler en we slaan onze bijlen in het perfecte, piepschuimachtige ijs. Het doet me denken aan het ijs dat ik in Kirgizië klom, hard genoeg om af te zekeren, zacht genoeg om gemakkelijk een weg naar boven te vinden. Dit is puur genot. De wind trekt aan en ik kan de koude lucht voelen die dwars door mijn kleding blaast. Mijn handschoenen zijn, ondanks de dikte, bevroren. Ik schud ze om de doorbloeding te stimuleren. Ook mijn knieën zijn nat. Na alle winters die deze broek hee doorstaan, is het beste van de Gore-Tex er wel af. Ik voel dat het touw weer beweegt en zet weer een stap omhoog. De lichte poedersneeuw is tricky en ik vraag me af of ik mezelf zou kunnen afremmen als ik hier wegglijd. Puur hypothetisch, ik weet dat ik niet ga vallen. We vallen nooit, regel 1 van het alpinisme. Tot iemand het doet. Dan hebben we touwen. Mijn gedachtes stoppen en de eentonigheid keert terug. Links, rechts, links, rechts. Ik schud mijn handen en klim verder. Links, rechts, links, rechts.

De sneeuwhelling is eindeloos. Telkens als we denken dat we er bijna zijn, worden we verrast door een nieuw punt op de horizon, nog hoger. Ik ril in mijn jassen. Ik vind de kou niet per se erg, maar tegen de wind of water kan zelfs de beste, duurste kleding maar moeilijk beschermen. Vorige week klom ik nog in een T-shirt en korte broek, wat een verschil. We klimmen om seracs heen en sporen in kniediepe poeder. De hoogte beginnen we steeds meer te voelen. Ik vis een reep uit mijn zak en werk hem naar binnen. Vaak vergeet ik te eten tijdens het klimmen, maar de kou maakt me extra alert dat ik genoeg brandstof binnen krijg.

Onze glimlachen reiken van oor tot oor als we de top bereiken. We worden verwelkomd door een fenomenaal uitzicht op de Grandes Jorasses en de Mont Blanc. Aan de andere kant zie ik de Matterhorn en de Weisshorn. Zwijgend neem ik de schoonheid tot me. Dit is de reden dat ik jaren geleden ben begonnen met klimmen, maar helemaal wennen zal het nooit. We drinken de laatste slokjes van onze lauwe thee en maken ons klaar voor een lange afdaling. Zonder ski’s zijn we gedwongen de hele wand te abseilen met behulp van abalakovs, zandlopers van ijs die we maken door twee ijsschroeven schuin ten opzichte van elkaar in het ijs te draaien. Zo kunnen we elke keer 60 meter naar beneden.

16 abalakovs maken we. Ik tel ze. Tegen de verveling, om scherp te blijven. Het spelletje werkt, op de een of andere manier voelt deze afdaling ‘leuk’ (in hoeverre abseilen over abalakovs leuk is… Het blij tricky business). Als een geoliede machine voeren we de verschillende stappen uit: de standplaats bouwen, de abalakov maken, prusik erdoorheen halen, het touw doortrekken, abseilen, en repeat. We blijven elkaar dubbelchecken om geen fouten te maken. De afdaling duurt met zijn 6,5 uur langer dan het klimmen zelf. Moe, maar ontzettend voldaan komen we met het laatste licht bij de tent aan.

Ik word wakker door de zon die op de tent schijnt en de gevoelstemperatuur zeker 10 graden doet stijgen. Ik draai me nog een keer om, dromenland nog niet willen verlaten. Ik hoor het gekraak van mijn klimmaat die zich omdraait op zijn matje. Zo is het tijd voor een echt vers, Frans croissantje.

Couturier Couloir

Het Couturier Couloir is de klassieke lijn door de noordwand van de Aiguille Verte, voor het eerst geklommen in 1932. De route is technisch niet moeilijk voor ervaren winterklimmers, maar vereist wel oplettendheid met zijn 1000 hoogtemeters aan sneeuw en ijs.

This article is from: