Leven in het nu in het Couturier Couloir
Klimgedachtes De wekker gaat, het is vroeg. Aarzelend rits ik mijn slaapzak open, de koude buitenlucht omarmend. Ik doe mijn hoofdlamp aan en word verblind door het licht dat zich een weg door de duisternis boort. Mijn slaperige ogen moeten wennen. Ik zoek mijn handschoenen en rits de tent open om sneeuw te smelten. Het kokende water giet ik in het ontbijtzakje. ‘Adventure food’, staat er met schreeuwende letters op de groene verpakking, maar het enige avontuur op dit moment is het naar binnen werken van dit prutje. Ik neem een hap, puur functioneel. Een gebakken eitje of vers croissantje zou beter smaken, maar de energie heb ik vandaag hard nodig. Tekst Line van den Berg Beeld Line van den Berg en Bas Visscher
H
et moment in de tent ‘s ochtends vroeg is als stilte voor de storm. Warm in een eigen wereld terwijl buiten de hoge toppen wachten op het eerste zonlicht. Ik neem de laatste hap van mijn pap en weet dat dit het moment markeert dat ik mijn slaapzak uit moet. Ik doe mijn Gore-Tex kleding aan en kijk naar buiten. Mijn hoofdlamp laat een witte streep achter op het sneeuwdek. Ik prop mijn voeten in de ijskoude, stijve skischoenen die de hele nacht buiten hebben gestaan. Moeizaam. Kunnen de creatievelingen in de klimindustrie geen lichtgewichte, voorverwarmde skischoenen ontwerpen? Ik weet dat ik mezelf voor de gek houd, maar het idee leidt me af. Al zijn het stiekem deze oncomfortabele momenten waar we achteraf luidkeels over praten met onze vrienden. Ik kijk naar mijn klimmaat en weet dat we de ongemakken delen, ook al houden we onze lippen stijf op elkaar. Gedeelde smart is halve smart. Ik stap in mijn ski’s en we beginnen te vellen, het donker in, de gletsjer over. Het is stil. De enige geluiden om me heen komen van mijn eigen adem en mijn ski’s die een voor een over de harde, opgevroren sneeuw glijden. De wereld is zo groot als mijn hoofdlamp reikt, daarbuiten is een oneindigheid aan duisternis. We verplaatsen ons als twee kleine lichtpunt-
68 | HOOGTELIJN 1-2022
jes op een zwart doek, terwijl in het dal iedereen nog slaapt. De helling wordt steeds steiler en ik vervloek mezelf dat ik in dezelfde valkuil ben gevallen: we hebben stijgijzers, dus waarom harschijzers meenemen? Ik zou beter moeten weten. De natte sneeuw van de dag ervoor is in een ijzige bobsleebaan getransformeerd. Mijn klimmaat worstelt met zijn ski’s en begint meer hoogte te verliezen dan te winnen. Ik zie hoe hij zijn ski’s uitdoet om omhoog te lopen naar wat vaag op een pad lijkt, maar één ski een ander lot kiest. Met elke meter die de ski naar beneden glijdt, wint hij meer snelheid en binnen een oogwenk is hij verdwenen in de wijde wereld. Wat nu? Na een kort overleg gaan we gedwongen te voet voort, wegzakkend in de diepe sneeuw. Terwijl we steeds hoger klimmen, komt de zon langzaam tevoorschijn. Het zwarte doek verandert in vormen en kleuren. Ik doe mijn ogen dicht en stel me voor hoe de zonnestralen mijn gezicht raken. Het zou nu niet lang meer moeten duren. Op de top van de berg zie ik hoe de zon de koude kleuren omtovert in een brandend rood en oranje. We komen aan bij de bergschrund en laten onze tassen vallen. Op de automatische piloot beginnen we het materiaal aan onze gordels te hangen en de touwen