VAM 1

Page 1

1

#

nr. 01/ 2020

Vakblad Asset Management

THEMA’S IN DE KETEN

Asset Management goed idee! Bijzondere Aanbesteding Flexible Manufacturing Preventieve en lange termijn assetstrategie


Meer weter? Ga naar www.mainnovation.com


1

#

nr. 01 / 2020

Colofon VAM is het vakblad voor Asset Management in Nederland. Concept en realisatie Elma Media B.V. Keizelbos 1, 1721 PJ Broek op Langedijk 0226 33 16 00 www.elma.nl Art Director Kim Speleman Martijn van der Wielen Hoofdredactie Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO VAM is een uitgave van de NVDO Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud Lange Schaft 7G Postbus 138, 3990 DC Houten 030 634 60 40 www.nvdo.nl info@nvdo.nl VAM is een samenwerking met WCM World Class Maintenance, en iTanks www.worldclassmaintenance.com https://itanks.eu Auteurs Pieter Pulleman (Integriteit, Aanbesteden gemeente Amsterdam) Evi Husson (Nederlandse AI-Coalitie) Mark Oosterveer, programmamanager bij iTanks (Inspire; Techniek College) Accenture (DSM) Maxime van Amersfoort (Robotica COTEMACO) WCM (Fieldlab Samen) Ellen den Broeder-Ooijevaar Redactie; John van Rooij (Ideo), World Class Maintenance (WCM), Sander Momberg (MME Group) Druk Elma Media B.V. Advertentie-exploitatie Elma Media B.V. Silvèr Snoek - Sales Manager 0226 33 16 67 - s.snoek@elma.nl

VOORWOORD <

GEWOON; Asset Management Ik was 8 toen ik regelmatig naar De Stratemakeropzeeshow mocht kijken. Dit was een Nederlands televisieprogramma voor kinderen vanaf mijn leeftijd, met Aart Staartjes als de Stratemaker (‘Straat’) die aan het begin van het programma, gezeten in een bootje op het water, een baksteen liet zinken. De naam van het programma, dat soms helemaal niet geschikt was voor kleine kinderen, was ontleend aan de traditionele vraag van volwassenen aan kinderen: “wat wil jij later worden als je groot bent”? En omdat de meeste kinderen dat helemaal niet weten, grapt de volwassene “nou, je kan altijd nog stratemaker worden…., op zee!”. Aart Staartjes maakte van dit soort kinderachtige uitspraken werkelijkheid, hij wérd stratemakeropzee! En alle afleveringen van de show eindigden met dezelfde tune: Goeie ome Karel vraagt altijd aan mij Wat wil je later worden in de maatschappij? Word je later schooljuffrouw of moeder van een kind? Goeie ome Karel, ‘k weet niet wat ik vind Nachtbraker? Nee Notenkraker? Nee Maar stratemaker, ja stratemaker Ja stratemakeropzee Staartjes pakte door. Na J.J. De Bom stond hij aan de wieg van Het Klokhuis, waarmee het niveau van poep en pies in de stratemakershow met Wieteke van Dort en Joost Prinsen werd overstegen. Het is een educatief jeugdprogramma van de NTR, dat in de vooravond wordt uitgezonden op NPO 3. Het Klokhuis leert kinderen in de leeftijdscategorie van 9 tot 15 jaar over de wereld om hen heen, in de breedste zin van het woord. De mopperige mijnheer Aart uit Sesamstraat, die in het Klokhuis veel verder ging dan een niet bestaande baan als stratemaker op zee, is niet meer. Ik denk dat hij trots was op het Klokhuis waarvan de jeugd leert. Zo wordt er aandacht besteed aan het ontwikkelen van games, ontwerpen en wordt ruimschoots aandacht besteed aan Techniek. Wat zou er gebeuren als Staartjes nog zou leven? Zou er dan een vervolg op het Klokhuis komen? En zou dat programma dan misschien GEWOON; Asset Management heten? En zou er dan een jarenlange reeks van uitzendingen gemaakt worden over alle thema’s die in de keten van Asset Management een positie innemen? Ik denk het wel. Staartjes had dat wel gekund. Want, hoewel hij geen echte kindervriend was, wist hij wel wat kinderen nodig hebben. En met de nieuwe programmareeks GEWOON; Asset Management zou hij die doelgroep op een leuke, scherpe, educatieve en mopperige manier enthousiast hebben kunnen maken voor ons vak. Want, in 1972 wilden er ook veel kinderen écht stratenmakeropzee worden, geïnspireerd door Staartjes. Maar, het komt er niet van, want Aart Staartjes is niet meer. Ik hoop dat deze eerste 2020-editie van VAM een beetje in de buurt komt van GEWOON; Asset Management en een mooi alternatief is voor een televisiereeks die er nooit komt. Ellen den Broeder-Ooijevaar, Verenigings Manager NVDO 3


VAN DE VOORZITTER <

Hoezo Asset Management, we doen toch Onderhoud? Zoek op internet met de term “Asset Management”, open een willekeurig document en de kans is bijna 100% dat het artikel over Onderhoud gaat. Enerzijds geeft dit aan dat Onderhoud een centrale en dominante rol heeft in het spectrum van Asset Management. Anderzijds geeft het aan dat nog lang niet iedereen kennis lijkt te hebben van de werkelijke betekenis van het begrip Asset Management.

Dat onderhoud voor het beheer van fysieke assets een centrale rol speelt, ligt voor de hand. Gedurende de levensduur van een asset wordt het meeste geld, tijd en middelen besteed aan onderhoud. Logisch dat er daarom altijd een focus is op het minimaliseren van onderhoudskosten. Verbazingwekkend is dat men hier vaak in doorschiet en de potentiële levensduur niet volledig te gelde maakt. Ook verbazingwekkend is dat de focus bijna altijd op de onderhoudskosten ligt en niet op de integrale bedrijfskosten. De impact van investeringsbeslissingen, inkoopcontracten, wijzigen procesvoering, achterstand in opleiding en ondeskundige operatie op de onderhoudskosten, is enorm. En dat is nou precies waar het bij Asset Management om draait. Ja, Asset Management draait om Onderhoud, maar gaat eigenlijk niet zozeer over het onderhoud zelf. Asset Management gaat vooral over het managen van disciplines die onderhoud beïnvloeden. Welke investeringsbeslissingen nemen we om de levensduurkosten zo laag mogelijk te houden? Welke inkoopcontracten dragen bij aan continuïteit en een bestendig kostenverloop? In welke competenties moeten onze medewerkers zich bekwamen?

4 februari 2020

Welke kennis dienen operators van de installatie te hebben? Welke onderhoudstrategieën passen het beste bij de bedrijfssituatie? Dit zijn de vragen die een Asset Manager constant moet stellen. Vragen die betrekking hebben op de integrale bedrijfsvoering vanuit het beheer en exploitatie van fysieke assets. Is een goede Maintenance Manager ook een goede Asset Manager? Is een snel paard een goede ruiter? Een Maintenance Manager die dagelijks met de eerder genoemde vragen bezig is, een (bedrijfskundige) kennis heeft van de disciplines om hem of haar heen en energie krijgt van intensieve samenwerking met collega’s, is zeker een geschikte kandidaat. Moet een Asset Manager een diepgaande kennis hebben van onderhoud? Niet per se. Kijk naar het voetbal, of andere teamsporten. Een goede spelverdeler is niet altijd de beste voetballer. Zolang hij of zij het spel overziet en het team de kansen laat benutten daar waar ze opkomen, heeft hij of zij het grootste rendement, maar voetballen moet ie zeker kunnen!

‘Een goede spelverdeler is niet altijd de beste voetballer’


Inhoud

03 Voorwoord

04 Van de voorzitter

08 Samen aan het werk bij DSM > Sinds een maand of vier is Minke Docter de kersverse manager Maintenance Engineering en Facilities bij DSM Engineering Plastics in Emmen.

11 Ambities bij Inspectie SZW

14 Robotica doet haar intrede 20 Fieldlab SAMEN legt focus op organisatie- en verdienmodel 24 De keten centraal bij Project Afsluitdijk In 2018 is Rijkswaterstaat gestart met Project Afsluitdijk om de waterveiligheid in Nederland te vergroten. Het project heeft als doel om de Afsluitdijk en de bijbehorende sluizen sterker te maken.

30 De keten voorspelt 33 Kort

46

37 Gemeente en aannemers samen op weg naar nul uitstoot

De stap naar Life Cycle Value

01 02 03 04 05 06 07 08 09 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52

06 Ontmoet Gerrit Berghorst > Connectiviteit is essentieel bij het verbeteren van onze levenskwaliteit, nu en in de toekomst. VolkerWessels telecom kijkt daarom voorbij de technische uitdagingen, zoals exploderend dataverbruik of het mobiele bereik in goed geïsoleerde gebouwen. Van de 1600 medewerkers die zich elke dag af vragen hoe connectiviteit ons kan helpen met de uitdagingen van onze samenleving (mobiliteit, veiligheid, energie, gezondheidszorg en afvalstromen), is Gerrit Berghorst er één.

Sharing knowledge is key

12

Spare parts on-demand streamen

Kort

18

23

Nederlandse AI-Coalitie

26

Gast Column - Opleiden Maintenanceprofessionals bij- of noodzaak? 29 Toegevoegde waarde

32

Groot onderhoud aan de ‘Trots van Utrecht’ 34

We moeten het gesprek over integriteit op gang brengen 40

Kennis als ketenverantwoordelijkheid

Cursuskalender Casus

44

48

50 5


ww

Wie

Gerrit Berghorst

Wat

VolkerWessels telecom

Focus op de aanleg en herbouw van verschillende glas- (en coax)netwerken Connectiviteit is essentieel bij het verbeteren van onze levenskwaliteit, nu en in de toekomst. VolkerWessels telecom kijkt daarom voorbij de technische uitdagingen, zoals exploderend dataverbruik of het mobiele bereik in goed geïsoleerde gebouwen. Van de 1600 medewerkers die zich elke dag af vragen hoe connectiviteit ons kan helpen met de uitdagingen van onze samenleving (mobiliteit, veiligheid, energie, gezondheidszorg en afvalstromen), is Gerrit Berghorst er één.

Ruim 35 jaar werkt hij al bij het Nederlands concern. “We zijn actief op vele gebieden. Van bouw & vastgoed tot civiele techniek en van spoor- en wegenbouw tot energie, telecom en offshore. Hoewel de techniek altijd aan de basis van onze werkzaamheden staat, ligt onze focus bij de eindgebruiker”. De bevlogen Uitvoerder uit Apeldoorn is trots op zijn werk en beseft dat hij zich midden in de keten van Asset Management bevindt. “In elk project sta ik nooit alleen. Ik ben een mensen-mens en zie graag dat we met elkaar in een ontspannen en bouwende manier samen werken”. Berghost noemt het prject waarbij de tuien in de meetmast van het KNMI in Cabauw werden vervangen. De 213 meter hoge meetmast gebruikt het KNMI om atmosferisch en klimatologisch onderzoek te doen naar de algemene meteorologische situaties, de staat van de atmosferische grenslagen met daarin luchtverontreiniging, de interactie van de atmosfeer met het landoppervlak, bewolking en neer-

6 februari 2020

slag. De meetmast Cabauw is mede vanwege de gegevens die het genereert ten behoeve van de Nederlandse luchtvaart (met name voor het vliegverkeer van Schiphol) een belangrijk onderdeel van de Nederlandse infrastructuur voor de veiligheid. “Na een levensduur van bijna 50 jaar waren de twaalf tuien van de meetmast aan vervanging toe. Door het vervangen van de tuien en kleine aanpassingen aan de mast, is de levensduur van de meetmast in Cabauw nog eens met 50 jaar verlengd. In de definitiefase van het project werken medewerkers van KNMI, ingenieursbureau ABT en het Rijksvastgoedbedrijf aan de voorbereidinge. De uitvoeringsfase was gegund aan ons. In de ontwerpfase werkten onze eigen engineer en constructeurs, in samenwerking met ABT en TNO, nauw samen. De werkwijze en materialen en berekeningen maakten dat we het project tot een goed einde konden brengen”. Daarna begon de uiteindelijke vervanging van alle twaalf tuien Hierbij werd veiligheid,


ONTMOET Gerrit Berghorst <

Gerrit Berghorst, VolkerWessels telecom Foto: VWT

‘Goede werksfeer en open communicatie zorgen voor succesvolle projecten’ kwaliteit, en planning voortdurend bewaakt. “En door de geweldige samenwerking van verschillende partijen en de professionele werknemers van VolkerWessels Telecom, hebben we deze geweldige klus tot een goed eind kunnen brengen”.

> Het Vak. Als Uitvoerder ligt de focus op de aanleg en herbouw

moet altijd met elkaar ervoor zorgen dat de werksfeer goed blijft en de klant waar je voor werkt tevreden is, zoals in het project Hytera (vernieuwde C2000 t.b.v. Hulpdiensten). We hebben hier gewerkt met onderaannemers, maar ook met eigen mensen met veel kennis dat heeft veel bijgedragen aan verbetering en vernieuwing van het netwerk op antennegebied”.

van verschillende glas- (en coax)netwerken. “We doen dat voor KPN, Vodafone Ziggo en T-Mobile”. Berghorst krijgt in zijn dagelijkse werk niet alleen te maken met directe collega’s, maar ook met onderaannemers. “Dat is wel eens lastig, omdat we soms een andere taal spreken en ik natuurlijk wel de oplevering van de uitgevoerde werkzaamheden in de gaten moet houden. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor het operationele en financiële uitvoeringsresultaat”. Het is van belang dat je ook die taal spreekt en dat je open en oprecht met elkaar kunt communiceren zodat je elkaar altijd recht in de ogen kunt blijven kijken. Soms moet je ook streng zijn, maar je

> Tevreden naar huis. Berghorst rondde onlangs het project Cabauw af. “Als de klus geklaard is, ga ik als een tevreden mens naar huis. Dan is het tijd voor andere ontspanning. Met mijn gezin ga ik graag op vakantie naar Oostenrijk of Italië en graag laat ik niet de hond ‘even uit’, maar trek er graag op uit. Lekker het bos in om te wandelen of met de mountainbike, of naar de sportschool en daarna lekker ontspannen in de wellness. Je hoofd leeg maken, aandacht voor elkaar en de buitenlucht, geven me energie voor een nieuwe werkdag”. <

7


INTERVIEW <

Samen aan het werk bij DSM Sinds een maand of vier is Minke Docter de kersverse manager Maintenance Engineering en Facilities bij DSM Engineering Plastics in Emmen. Hoewel ze net is begonnen, is ze met bijna 20 jaar werkervaring in productie en onderhoud binnen de olie en gas- en staalindustrie zeker geen vreemde. Samen met haar afdeling van ruim 40 medewerkers is ze verantwoordelijk voor het onderhoud van drie fabrieken, elk met hun eigen ‘cultuur en taal’ ten aanzien van asset performance management. Minke’s team maakt momenteel een transitie door van het traditioneel response gedreven naar meer preventief of wel asset conditie gedreven beheer.

Deze transitie heeft al geresulteerd in een significante daling van het aantal storingsmeldingen. Om echter de volle baten te kunnen benutten, is een duurzame mentaliteitsverandering en breed gedragen asset eigenaarschap nodig binnen de eigen onderhoudsorganisatie. Maar ook bij productie en de overige stakeholders binnen de keten van Asset Management is het nodige te doen.

> Introductie. DSM heeft op het EMMTEC industrieterrein in Emmen drie fabrieken (polyamide 6-, compounding- en polyesterfabriek) waar gezamenlijk zo’n 350 werknemers werkzaam zijn. Ruim 10% hiervan (43 werknemers) betreft de onderhoudsorganisatie die, onder leiding van Minke, de fabrieken bedient ten aanzien van het onderhoud. De afdeling omvat een bedrijfsbureau dat verantwoordelijk is voor werkvoorbereiding en planning van onderhoudswerk, vaste monteurs voor uitvoering van werk in het veld, reliability & maintenance engineers voor het bepalen en beheren van (preventieve) onderhoudsstrategie en een aantal projectleiders voor met name de asset modificaties (management of change). > Traditioneel. In het verleden werd de onderhoudsorganisatie meestal pas betrokken na het optreden van storingen van het

8 februari 2020

productieproces in de fabrieken. Dit betekende naast ongeplande downtime, dat het onderhoudsteam op de korte termijn gericht was en response gedreven handelde. Enkele jaren geleden is hier echter verandering in gekomen door DSM’s bewuste keuze om te investeren in de preventieve en lange termijn assetstrategie. De groep werd versterkt met een aantal reliability en maintenance engineers. Het doel was de switch te maken van continu (figuurlijke) brandjes blussen naar meer proactief en preventief onderhoud. En met succes zegt Docter “De aanpak resulteerde in een forse verlaging van het aantal storingsmeldingen en het aantal correctieve werkorders. Tevens verminderde de ongeplande downtime. De consignatiedienst wordt nog gebeld, maar een stuk minder vaak”.

> Mentaliteitsverandering. Nu het aantal ongeplande storingen structureel is teruggedrongen, is de volgende uitdaging de beschikbare tijd die daarbij vrij is gekomen zo goed mogelijk in te zetten. Docter; “Waar we mee aan de slag gaan, is hoe we de vrijgekomen tijd optimaal kunnen benutten om de kwaliteitslat hoger te leggen”. Denk hierbij aan werk (taaklijst) standaardisatie en het


DSM Engineering Plastics Foto:DSM – Iris Sijbom Photography

steeds verder oprekken van de werkplanningshorizon. Uiteindelijk is het streven dat het team vrijwel alleen gepland werk uitvoert dat, waar zinvol, maximaal is gestandaardiseerd. Dit resulteert in minimale reparatietijd (Mean Time To Repair; MTTR) en maximale kwaliteit (First Time Right; FTR) en dus uiteindelijk gereduceerde operationele onderhoudskosten”. Een tweede gevolg van de doorgemaakte verbetering is dat de mentaliteit binnen de onderhoudsorganisatie bij het nieuwe prestatieniveau moet gaan aansluiten. Ofwel: het effectiever voorkomen van technisch falen door maximale Mean Time Between Failure; MTBF. “De reliability en maintenance engineering groep is hier wel mee bezig, maar momenteel is er nog teveel sprake van silo’s of eilandjes binnen de organisatie. Elk groepje richt zich toch met name op zijn eigen deelgebied waarbij het bovenliggende belang en noodzaak tot samenwerking nog wel eens wordt vergeten”. Docter zegt dat dit ook niet makkelijk is. “Men is gewend om jaren op dezelfde manier te werken en nu moet dit opeens veranderen. Het team bestaat uit zeer ervaren en loyale betrokken vakmensen. De uitdaging is om iedereen aan boord te houden terwijl we samen (en uiteindelijk ook met productie) de verbeterslag maken naar de toekomst”.

>Productie. Uiteraard zijn er intern ook andere afdelingen betrokken en van invloed op onderhoud en Asset Management. Met het team productie (de klant van de onderhoudsorganisatie) wordt het meest intensief samengewerkt. “Interessant is het feit dat de drie fabrieken sterk verschillend zijn, zowel qua productieproces, product en werkwijze” vindt Docter. Er wordt in continu proces, continu batch en volledig batchgewijs geproduceerd, dit resulteert in een eigen lokale werkcultuur en zo ook de manier waarmee er tegen onderhoud wordt aangekeken en hoe er wordt samengewerkt. Zo zijn binnen de compounding fabriek de operators intensiever bezig met het uitvoeren van productovergangen. Hier is de druk op continue paraatheid en aanwezigheid van de onderhoudsorganisatie nog heel hoog en is en blijft het een uitdaging om het werk minder ad hoc en reactief te maken en zo ver mogelijk vooruit te plannen. De aard van de productieprocessen in de andere fabrieken geeft meer tijd en ruimte en daardoor ook meer mogelijk ten aanzien van breder gedragen asset(conditie)eigenaarschap. Een goed voorbeeld hiervan zijn de gestandaardiseerde afnamechecks op onderhoudsklussen die door productie en onderhoud samen worden uitgevoerd. Voor de Polyetheylene productielijn is een protocol opgezet waarbij via een >

9


>

afnameformulier belangrijke onderhoudsinformatie wordt verzameld, dit begon in de lijnstop en is voortgezet naar de dagelijkse routine gezien het succes. Via deze gezamenlijke, dagelijkse intervalcontrole ervaart productie het belang van doelmatig onderhoud (bewustwording) en wordt onderhoud meer gezien als integraal onderdeel.

zijds vertrouwen, bevordert de werksfeer en resulteert uiteindelijk in breder gedragen verantwoordelijkheid voor de installaties. Wat vervolgens moet resulteren in een positieve invloed op de technische levensduur, de kosten en een betere assetconditie en -prestatie.

> Onderhoud integreren. Samenwerking buiten de eigen orga> Succesvol zijn doe je met elkaar. Docter benadrukt de sleutel tot succes. “We zullen veel meer met elkaar moeten samenwerken en dezelfde doelen nastreven, dit begint met bruggetjes slaan tussen de eilandjes en regelmatig oversteken. Samen succesvol zijn, ongeacht in welke afdeling je werkt of welke functie je vervult”. Het leren van elkaars fouten en successen, dit vastleggen in een verbeterd preventief plan of beleid speelt hierbij ook een cruciale rol. Continu leren en verbeteren helpt bij het vergroten van weder-

nisatie kan ook leiden tot prestatieverbetering. Met deze vorm heeft DSM Emmen veel succes; zoals de preventieve revisie en levensduurverlenging van 29 drogers in de polyester fabriek waarbij een externe dienstverlener zich als proactieve onderhoudspartner opstelt. “Het bleek veel goedkoper om de levensduur van de bestaande drogers te verlengen in plaats van te vervangen. Middels een continu verbeterend prestatiecontract worden onderhoudskosten gereduceerd met behoud van technische beschikbaarheid en gebruiksveiligheid”. <

Minke Docter Foto: DSM

‘Continu leren en verbeteren helpt bij het vergroten van wederzijds vertrouwen’ 10 februari 2020


Ambities bij

VEILIG WERKEN <

Inspectie SZW “In 2030 moet de Nederlandse petrochemische industrie een van de veiligste ter wereld zijn. Daar werken wij nu heel hard aan, samen met de branche en alle medeoverheden”, aldus Gohdar Massom, programmamanager Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen bij de Inspectie SZW. Gepassioneerd vertelt hij over alle ambities die hij wil waarmaken. “Ik vind de gezondheid en veiligheid van werknemers van groot belang en wil graag mijn bijdrage leveren,’ stelt Massom. “Het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen is nogal complex en de risico’s waar wij ons op richten liggen politiek- en maatschappelijk erg gevoelig. Het gaat daarbij om buitengewoon grote uitdagingen”.

> Een spannende baan. Massom; “Hoe zorgen we als Inspectie SZW met circa 1300 medewerkers voor de veiligheid van bijna 9 miljoen werknemers? Dat is voor onze organisatie het grootste vraagstuk”. Maar ook in de techniek schuilt een grote uitdaging. “Er ontstaan continu nieuwe technische ontwikkelingen en er komen steeds weer nieuwe stoffen bij. Als Inspectie moeten we ervoor zorgen dat we altijd op de hoogte zijn van de laatste ontwikkelingen en dat we ook zo snel mogelijk weten of deze nieuwe stoffen misschien gevaarlijk zijn”. De tegenstrijdige belangen tussen de verschillende partijen maken het werk spannend. “Bedrijven willen graag winst maken, maar de veiligheid van hun werknemers is ook belangrijk. De ervaring is dat de meeste ondernemingen hun verantwoordelijkheid hiervoor nemen. Maar helaas komt het soms ook voor dat bedrijven, onbewust óf bewust, niet voldoende doen aan de veiligheid van hun medewerkers”, stelt de programmamanager.

> Grote ambities. Massom heeft grote ambities, zowel binnen zijn eigen programma, als daarbuiten. “Intern wil ik graag het programmateam versterken. Dat betekent dat er voldoende capaciteit moet zijn. Daarnaast wil ik ook verder investeren in kwaliteit. Bijvoorbeeld om sneller in te kunnen spelen op nieuwe stoffen en technieken”. Verder wil Massom de samenwerking met de diverse sectoren en andere overheidsorganisaties versterken. “Wij moeten meer naar buiten gericht zijn”, vindt hij. “Een van de belangrijke doelen is dat wij binnen vier jaar informatiegestuurd toezicht houden binnen het programma Bedrijven met Gevaarlijke Stoffen. Dit betekent dat wij, gebaseerd op bestaande data van bedrijven, kunnen zien waar de risico’s voor werknemers liggen. We zijn gestart met een pilot Informatie-gestuurd toezicht voor BRZO-bedrijven en de komende vier jaar breiden we dat uit naar alle circa honderdduizend bedrijven met gevaarlijke stoffen in Nederland”.

Gohdar Massom Foto: Rijksoverheid

> Veilige en Gezonde werkplek. De laatste belangrijke ambitie van de programmamanager is dat zowel werkgevers als werknemers weten wat er nodig is voor een gezonde en veilige werkplek. “Elk werkgever elke werknemer moet zich volledig bewust zijn van de gevaren voor de eigen gezondheid en veiligheid die blootstelling op kan leveren. Het komt bijvoorbeeld nog steeds voor dat mensen niet weten dat zij zelf met kankerverwekkende stoffen werken. Samen met de branches en medeoverheden zoeken we graag naar innovatieve manieren om de veiligheid van werkgevers en werknemers te verbeteren. Dat doen we aan de hand van interventieprojecten, waarvoor we nauw met de branches overleggen. De bedoeling is dat bedrijven zelf actief maatregelen nemen om die bewustwording onder werknemers te stimuleren”. <

‘Helaas komt het voor dat bedrijven niet voldoende doen aan de veiligheid van hun medewerkers’ 11


EUROMAINTENANCE <

Sharing knowledge is key

From 29 – 31 March 2021, the Netherlands is host of the largest Maintenance convention of Europe: EuroMaintenance2021. With an approximate 2,500 visitors, this event is the most important platform for Maintenance and Asset Management. For three full days, all visitors will get to experience a variety of valuable keynotes, excursions and workshops. Here, they can learn new skills, exchange information and knowledge or expand their network. In addition to this, EuroMaintenance is collaborating with MaintenanceNEXT!

12 februari 2020


During EuroMaintenance we intend to offer international parties a stage and audience. Connecting professional,s not only from Europe but globally, is an important staple in this event. To ensure this goal, the program is built up of four pillars: Showing, Seeing, Hearing, Doing!

> Rotterdam Ahoy. EuroMaintenance will take place in the new state-of-the-art Rotterdam Ahoy convention center. This staple in Dutch event venues and host of the EuroVision Songfestival 2020 is currently expanding. The new convention centre, whose construction has already started, will open its doors to its visitors nearing the end of 2020. Rotterdam is one of the most important industrial cities of the Netherlands. Due to its convenient location, the port of Rotterdam became a global trade and industry hub.

> Call for Workshops. Leading up to EuroMaintenance 2021, NVDO and EFNMS (European Federation of National Maintenance Societies) invite you to send in your workshop proposal. We want our visitors to experience the best of Maintenance Europe has to offer. Following the theme of EuroMaintenance 2021 – “Asset Management at its best!” – attendees will be offered a variety of interactive sessions regarding Maintenance and Asset Management.

‘Submit your workshop before May 1st, 2020’ EuroMaintenance provides eye-opening experiences, revealing blindspots and memorable sessions. So, we encourage you to come up with a hands-on workshop proposal. How will you encourage interaction? Will you be teaching your attendees a new technique? Will you learn your audience how to make the most modern maintenance analysis? Create something new, generate ideas? Will you use digital media, physical media, or a combination? We invite you to contribute to Europe’s largest and most important event for Maintenance and Asset Management by writing up your workshop proposal and sending it to us.

Workshop Guidelines • All workshops will last 45 minutes; • Workshops will be based upon the lecturer’s own professional experience. The workshops are not meant for (self-)promotion or commercial purposes • We require active participation from attendees, encouraging contributions and rich interactions and discourage miniconferences • EuroMaintenance will facilitate the room, audio/visual essentials such as a projector and office tools such as a flip-over. All additional costs, e.g. handouts or certificates, are on behalf of the lecturer • All workshops will be able to accommodate a minimum of 35 attendees • All workshops will be held once • All workshops will be held in English • Deadline for submission; 1st of May 2020 All proposals will be reviewed by the Workshop Committee. Chosen proposals will be notified before 2nd of September 2020 about their inclusion in the main program of EuroMaintenance

> Send in your workshop. Do you have a valuable contribution that you would like to propose to us? Please fill in the Call for Workshops, or visit our website at https://www.euromaintenance. net/call-for-workshops where you can find all important information, news and updates regarding EuroMaintenance and our digital Call for Workshops.

> The Five Themes of the EuroMaintenance Workshops. Human Factor; The Scarcity of technically trained staff is one of the larger problems within maintenance. How will we enthuse young professionals to become part of one of the largest and most important global industries? And how will we secure the knowledge of ageing professionals? Safety; Obviously safety is a crucial point in maintenance. Maintenance engineers must be able to safely inspect, repair and maintain assets. Additionally, the maintenance must also ensure the safety of the asset’s end-users. But not just physical safety is key; also digital safety in the form of cyber security is part of this theme Sustainability; It’s important to take action to ensure the longevity of our planet’s existence. There’s a lot we can do within maintenance to combat climate change: remanufacturing, circular and extending life cycles, using sustainable materials, working on energy transition and more Smart (Industry); Artificial Intelligence, Digital Twins, Exoskeletons and more; Maintenance 4.0 is becoming Smarter everyday. For this theme we will follow all major developments in the Smart Industry Asset Performance Management; There are many different ideas, concepts and methods to Asset Management. Think of RCM, FMEC, VDM and more <

13


INNOVATIE <

Robotica

doet haar intrede

Soft gripper donuts Foto: Soft Robotics

Bedrijfsmatig integreren van robotica als innovatief onderdeel van het productieproces, neemt in rap tempo toe met maar liefst een verwachte jaarlijkse stijging van 15%. Het moeizaam schakelen van robots en de mogelijke risico’s voor de werkomgeving zijn echter een bottleneck in de gewenste flexibiliteit van de moderne productielijnen. Hoe de werkrelatie tussen robots en mensenhanden te optimaliseren en wat betekent dit voor de Foodsector?

John de Groot van Food Tech Brainport weet daar als projectmanager alles van. “Sinds 1,5 jaar ben ik verantwoordelijk voor het internationale project COTEMACO dat beoogt om voedselverwerkende bedrijven bekend te maken met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de inzet van cobots”. De potentie van deze Collaboratieve Ro-

14 februari 2020

bots in de processen van voedselverwerkende bedrijven biedt een goede langtermijnoplossing voor bestaande problemen. “Zo kampt ook deze branche met een groot tekort aan personeel. Dat geldt vooral voor het monotone en saaie werk. De automotive industrie en andere agile manufacturing passen robotica al veelvoudig toe. Food


is daarin een achterblijver en die bieden we nu, met steun vanuit Europa en de provincie Noord Brabant een helpende hand in het cobotiseren en digitaliseren”.

> Streven naar volledige optimalisatie. De stichting Food Tech Brainport heeft als maatschappelijke doel innovaties en technologieën naar de Foodsector te brengen. Dit kan bijvoorbeeld een andere manier van pasteuriseren zijn, die vitamines en de smaak veel beter behouden of voedingswaarden uit reststromen halen of de verwerking van voedsel automatiseren. “In de proeffabriek van Food Tech Brainport geven wij Foodbedrijven de gelegenheid om met hun product naar ons te komen om nieuwe Food Techs uit te proberen. Ze kunnen hier bijvoorbeeld laagdrempelig onderzoeken of met onze High Pressure machine de houdbaarheid van hun product verbeterd kan worden. We brengen hun product dan kortstondig onder 6.000 bar druk en meten de nieuwe houdbaarheid, die soms van vier dagen naar vier weken verbetert. Dat kunnen we ook doen voor hun reststromen (afval) van voedselproductie, waar we met verschillende filters nog eiwitten uithalen of de reststroom omzetten voor compleet nieuw voedsel. En zoals we dat voor voedsel doen, doen we het ook voor de geautomatiseerde verwerking van voedsel”.

> Human Touch. Traditionele industriële robots worden gekenmerkt door hun voorgeprogrammeerde, repetitieve handelingen en gebrek aan adaptief vermogen ten opzichte van de wisselende situatie om hen heen. Het implementeren van robots, als teamspeler tussen de vakmensen, vraagt dan ook om slimme aanpassingen. “Binnen zijn kooi voert een industriële robot zijn geprogrammeerde handelingen rigide uit, zonder bewustzijn van eventuele medewerkers in zijn omgeving. Een Cobot (Collaboratieve Robot) echter kan ook samen met, of in de buurt van mensen werken. De cobot merkt zelf of er mensen in de buurt zijn en zal bijvoorbeeld snelheid terugnemen of (naarmate de medewerker dichterbij komt) zelfs volledig stoppen met zijn bewegingen. Daarnaast, of additioneel, kan een cobot zijn uitgerust met technologie waarmee de cobot kan voelen of hij iets of iemand raakt, waarbij de cobot dan onmiddellijk stopt met zijn beweging.

Zo kan bijvoorbeeld bij aardbeien voor het verpakken al bepaald worden wat de uiterste houdbaarheidsdatum is, of dat bij wijze van spreken, de aardbei meteen door kan naar de jam-afdeling. Dit soort technologieën kan ons enorm helpen met het terugdringen van voedselverspilling”.

> Robots in de arbeidsmarkt. Robots en cobots zullen taken over gaan nemen van huidige medewerkers. Dit zal arbeidsplaatsen kosten, maar ook arbeidsplaatsen gaan opleveren. En met name de minst leuke, of meest onaangename werkplekken zullen gaan verdwijnen. De Groot ziet vier type werkzaamheden waar robots en cobots onaangenaam werk van mensen kunnen overnemen; Dull, Dangerous, Dirty, Difficult work. “Denk aan werkzaamheden in bijvoorbeeld een slachterij waar mensen de hele dag in een koude omgeving met vlijmscherpe messen werken. Of lopendebandwerk waar een medewerker de hele dag koekjes in een verpakking stopt, of cherry tomaatjes netjes in een doosje legt. Het decoreren van >

‘Met digitale technieken wordt complex onderhoud eenvoudig’

> Foodsector mee in ontwikkelingen. De ontwikkeling van hygiënische en reinigbare grippers en robotarmen is complex en is volgens De Groot een van de redenen voor de achterstand in deze sector. “In de automotive is het niet van belang of een gripper die een bout aandraait 100% vrij is van bacteriën, schimmels of virussen. De gemonteerde autoband zal er niet minder door rijden. Bij de verwerking van voedsel kan een verontreinigde gripper echter tot doden leiden. Inmiddels worden er steeds meer cobotarmen en innovatieve grippers ontwikkeld die hygiënisch zijn en goed reinigbaar zijn”.

John de Groot Foto: Food Tech Brainport

Ook andere technologische ontwikkelingen maken toepassing van cobots in de food steeds interessanter. “Enkele van de Technology Providers van COTEMACO hebben zich toegelegd op de mogelijkheden met hyperspectral imaging in het nabij-infraroodbereik. Met deze technologie kunnen we binnen enkele milliseconden dingen waarnemen die het menselijk oog niet kan zien, bijvoorbeeld het gehalte aan droge stof, vocht, zetmeel, eiwitten of vetten en de verzadigingsgraad van vetzuren en de rijpheid van groente en fruit.

15


> een bonbon met een minuscule versiering is misschien niet vies of gevaarlijk, maar wel monotoon en moeilijk om lange tijd met de benodigde nauwkeurigheid uit te voeren. Naarmate robots en cobots goedkoper worden, zullen deze vier D–werkzaamheden steeds vaker geautomatiseerd gaan worden. De banen die daarbij verdwijnen zullen gecompenseerd worden door nieuwe hoogwaardigere banen voor operators en onderhoudsmonteurs voor de cobots”. De inzet van cobots kan soms een verassend neveneffect scoren. De Groot; “Zo was er een ondernemer in Pasadena die een hamburgerrestaurant runde, maar een groot probleem had om het personeel bij de bakplaat in dienst te behouden. De bakplaat was heet, met vette dampen en de gemiddelde bakplaatmedewerker hield het na 3 dagen wel voor gezien. Uit nood is de ondernemer toen overgestapt op de inzet van een cobot die de hele dag hamburgers op de plaat legt, ze omdraait en de hamburger bij de juiste garing van de plaat haalt en op een broodje plaatst. Een medewerker, 2 meter verwijderd van de hete bakplaat, verzorgt verdere garnering en bedient de klant. Naast dat het personele probleem eindelijk opgelost was zorgde deze cobot-medewerker voor veel publiciteit en dito omzet. Deze autonome cobot-hamburger flipper is inmiddels uitgerold naar tientallen CaliBurger-restaurants over de hele wereld”.

> Digitaal onderhoud. Niet alleen productiepersoneel is schaars, ook operators en onderhoudsmonteurs voor cobots en robots zijn schaars. Ook hier biedt de technologie volgens De Groot een oplossing voor. “Met digitale technieken, zoals je die ook in ons field lab Smart Food Processing in Helmond kunt bekijken, wordt complex onderhoud eenvoudig. Wellicht ken je Apps als Pokémon Go! waar je via het beeldscherm op jouw telefoon naar jouw omgeving kijkt en in die omgeving extra elementen (poppetjes als Pickachu) worden

Wanneer een bedrijf interesse heeft in het aanschaffen van een cobot, raadt De Groot aan om de reinigingsinstructies goed af te stemmen met de leverancier. Zo kan een verkeerd reinigingsmiddel zorgen voor het poreus worden van kunststoffen, het aantasten van coatings of het corroderen van materialen. “Naast dat dit negatieve gevolgen heeft voor de levensduur, vergroot dit ook meteen het risico op bacteriën of sporen die zich dan makkelijker kunnen nestelen in kiertjes en barstjes. Er moet op worden toe gezien dat de juiste reiniging geïmplementeerd wordt. Schoonmakers hebben nog niet altijd kennis van en ervaring met nieuwe technologie zoals grippers en robotarmen en kunnen soms verkeerde (concentratie) reinigingsmiddelen gebruiken of met te hoge waterdruk aan het werk gaan. Let erop dat ook de tijdelijke (vakantie)kracht gewezen worden op de juiste manier van reinigen”

toegevoegd aan jouw beeldscherm. Dit plakken van gegevens op de werkelijke wereld heet Augmented Reality, of indien wat intelligenter gekoppeld met de werkelijke wereld: Mixed Reality. Met deze zelfde technologie kan ook een onderhoudsmonteur met beperkte technologische achtergrond via een speciale Mixed Reality bril kijken naar zijn wereld terwijl hij van een ervaren monteur (bijvoorbeeld de leverancier) ondersteund wordt. De ervaren monteur kijkt van een afstand mee en kan in de bril van de lokale monteur onderdelen tonen en instructies geven”. De Groot voorspelt dat met deze digitale techniek monteurs en operators veel minder gedetailleerd opgeleid hoeven te worden en dat ze veel sneller inzetbaar zijn. <

Hamburger Cobot Flippy Foto: Miso Robotics

16 februari 2020


Netwerken Beheer en Onderhoud Asset Management Techniek Branchevereniging

Conditiebewaking Prestatiemanagement Maintenance Academy Kennisontwikkeling

Onderhoud je netwerk en Deel kennis en ervaring

Maak onderdeel uit van Europa’s grootste netwerk De Nederlandse Vereniging voor Doelmatig Onderhoud (NVDO) is dé toonaangevende brancheorganisatie die middels belangenbehartiging, kennisontwikkelingen en -overdracht en netwerken ondersteuning biedt aan bedrijven en personen die bij de besluitvorming op het gebied van Beheer en Onderhoud/Asset Management betrokken zijn en daarmee de Nederlandse onderhoudssector als ’s werelds beste helpt te presteren.

>> Word lid!

De NVDO doet dit door in de sector een onafhankelijke positie in te nemen en alle relevante bedrijfssectoren met behulp van voorlichting, advisering, kennisontwikkeling, (wetenschappelijk) onderzoek en kennisuitwisseling ten dienste te staan en zo op weg te helpen naar excellent Asset Management.

Het NVDO-lidmaatschap biedt vele voordelen!

Het NVDO-Lidmaatschap geeft toegang tot

• • • •

Grootste netwerk van Europa (fysiek en digitaal) Regionale activiteiten Vakinhoudelijke kennis en netwerk Compleet portfolio Maintenance Academy Collectieve abonnementen op vakbladen

• • • •

Kengetallen, Trends, Visie (NVDO Onderhoudskompas) Platform Materiaalkunde (wetenschappelijke) Publicaties, waaronder Visiedocumenten Kortingen op ons cursusaanbod van de NVDO Maintenance Academy Jongerenboard

Asset Management, Duurzaamheid, Veilig Werken en Energie-efficiency zijn belangrijke thema’s waaraan de NVDO regelmatig en in breder verband aandacht besteedt!

Ga naar www.nvdo.nl en meld je aan >> Lange Schaft 7G - 3991 AP Houten | Postbus 138 - 3990 DC Houten 030 - 634 60 40 | info @ nvdo.nl | www.nvdo.nl

17


TECHNIEK <

Spare parts on-demand streamen Vincent Wegener 18 februari 2020Foto: RAMLAB


In Rotterdam bevindt zich een laboratorium dat onderzoek doet naar nieuwe ontwikkelingen en toepassingen van 3D-printen in de industriële wereld. RAMLAB wordt ondersteund door 25 partners en heeft grote ambities. “We bestaan inmiddels 3 jaar”, vertelt Vincent Wegener, Managing Director van RAMLAB. “We komen uit een pilotfase waarin we onderzoek deden naar 3D-printen”. Dat proces is gestart mede dankzij Port of Rotterdam, Innovation Quarters en RDM Makerspace. “Uit dat eerste onderzoek bleek dat het een interessante techniek is om in te verdiepen. We zijn onderzoek gaan doen naar het grootschalig printen van metalen onderdelen. Het eerste grote project was het printen van een propeller voor Damen Shipyards. Intussen zijn er diverse andere grote projecten bij gekomen. We zitten vooral in de hoek van impellers en propellers, onderdelen voor de chemie, olie- en gasindustrie, waar onderdelen normaal gesproken gegoten worden”.

> Voordeel. 3D-printen levert een verbetering in kwaliteit op in vergelijking tot gegoten onderdelen, geeft Wegener aan als potentie binnen de nieuwe techniek. “Daarnaast kunnen 3D-geprinte onderdelen sneller gefabriceerd worden. Een belangrijk onderdeel van ons onderzoek is het elimineren van menselijk handelen bij het 3D-printen om het volledig te kunnen automatiseren. Daarnaast zijn we aan het onderzoeken hoe je die geprinte onderdelen correct kan certificeren”. Op dit moment is het onderzoek geconcentreerd op metalen onderdelen. Het toevoegen van andere materialen zou wel mogelijk kunnen zijn, maar dat vereist nog aanvullende ontwikkelingen.

> De techniek. “Voor het 3D-printen van die metalen onderdelen maken we gebruik van WAAM”, vertelt Wegener. Dit staat voor Wire Arc Additive Manufacturing. Hierbij wordt er door middel van lassen steeds een laag metaal toegevoegd. De techniek werd in 1920 al gepatenteerd en bestaat dus al honderd jaar. Door de opkomst van snellere en betere computers, 3D-software en verbeterde hardware maakt WAAM nu grote sprongen in de context van 3D-printen. Het is niet alleen nuttig voor het fabriceren van spare parts. Wegener; “De techniek leent zich ook goed voor reparatie. Onderdelen die snel slijten kan je oplassen met onze techniek waardoor je de levensduur verlengt”. > Doel. “Uiteindelijk willen we toe naar een wereld waarin je metalen onderdelen on-demand maakt”, zegt Wegener. “Binnen de industrie verschepen we op dit moment nog onderdelen de hele wereld over, van bijvoorbeeld China naar Europa. Vervolgens blijkt dat 70% van de onderdelen weggegooid wordt omdat het niet gebruikt wordt. Dat is een enorme verspilling van resources. Dat willen we verhelpen. De partijen die we spreken tijdens het onderzoek willen af van warehouses die vol liggen met al die ongebruikte spare parts. Shell heeft bijvoorbeeld voor miljarden aan voorraad liggen en dat is gewoon zonde. We willen toe naar een digital warehouse waar alle onderdelen in de cloud staan. De bedoeling is dat je dan net als een soort Spotify onderdelen naar de andere kant van de wereld kunt streamen”.

de TU Delft en TU Twente. Weer andere partijen helpen ons met het vinden van klanten met de juiste businesscases”. Over hoe het contact gelegd is met die partners zegt Wegener; “Sommige partners hebben ons benaderd, andere hebben wij benaderd. Ze zijn allemaal erg nauw betrokken bij wat we doen. Dankzij deze partijen komen we ook te weten welke onderdelen interessant zijn om te printen: van sommige van die onderdelen hadden we zelf nog nooit gehoord. Inmiddels werken we ernaar toe om deze onderdelen commercieel te kunnen printen”.

> De volgende stappen. Wegener; “Binnen een paar jaar zullen we commerciële onderdelen kunnen printen. Nu printen we voornamelijk prototypes om, aan de hand van de verschillende business cases, de voordelen te laten zien”. De bekendheid van de techniek speelt een grote rol, of eigenlijk het gebrek daaraan. Industriële partijen kennen deze techniek nog niet en kennen de voordelen of beperkingen ook nog onvoldoende. De juiste automatisering zal volgens RAMLAB ook bijdragen aan goed commercieel gebruik. De bevlogen managing director adviseert om 3D-printen vooral eens te proberen. “Ga eens door die molen om te zien wat erbij komt kijken. Daarmee win je ook een stuk informatie in over het hele proces: wat de techniek wel al kan en wat nog niet. Maar houd het niet bij het lezen of zien van een stuk tekst of presentatie”. <

‘Partijen willen af van warehouses die vol liggen met ongebruikte spare parts’ WAAMpeller RDM Foto: RAMLAB

> RAMLAB partners. Met 25 partners krijgt het RAMLAB veel ondersteuning en de toevoeging van de verschillende partners is dan ook uiteenlopend. Sommige partners leveren kennis of adviezen. Anderen sponsoren het RAMLAB-initiatief. “We werken onder andere met gasleveranciers en hardware leveranciers. We halen onze talenten bij 19


FIELDLAB SAMEN <

Fieldlab SAMEN legt focus

op organisatie- en verdienmodel

Smart Industry staat bij veel ondernemers in de maak- en procesindustrie op de strategische agenda. Toch blijkt uit onderzoek (red.) dat het overgrote deel van de bedrijven nog moeilijk de impact van deze bedrijfseconomische vernieuwing kan doorgronden, laat staan dat daadwerkelijke vernieuwing al met succes is doorgevoerd. Met Fieldlab SAMEN wil World Class Maintenance deze ondernemers op weg helpen.

vorm? Dat kan voor een belangrijk deel in de bestaande Fieldlabs en daarnaast richten we ons in SAMEN meer op de rol van de mens op alle niveaus, vanaf de vloer tot en met de beslissers”.

> Grote verandering. “Waarom de focus op de mens nu pas aan de orde komt? Het besef dringt door dat het om een grote verandering gaat en dat de factor mens daarin een belangrijke is. Er is angst voor robots die werk zouden afnemen van mensen, voor artificial intelligence die zijn eigen weg gaat, et cetera. Als bedrijf moet je daar iets mee wil je niet de volgende Kodak worden. Ook voor ons, ABB, spelen dit soort vraagstukken: we ontwikkelen veel nieuwe technologieën, maar hoe breng je die op de juiste manier naar de markt. Wat verwachten asset owners van ons? Daarnaast: we hebben zelf veel engineers in dienst. Wat hebben die nodig?”

> Van voorspellen naar voorkomen. Seurinck; “Alle equipe-

Staf Seurinck Foto: Privécollectie

Staf Seurinck, vice-president Motion Business bij ABB Benelux, lid van de project board van WCM en deelnemer in verschillende Fieldlabs, waaronder SAMEN; “We hebben de koppen bij elkaar gestoken. Daarbij kwamen we tot de conclusie dat de rol van de mens binnen de technologische ontwikkeling onderbelicht is. Hoe gaan de mensen ermee om? Hoe krijg je de oudere techneuten mee? Helpt de digitalisering bij het tegengaan van het tekort aan technici? De vraag waar we voor staan is: hoe geef je die hele digitale transformatie

20 februari 2020

ment zal straks verbonden zijn. Dat is vaak al het geval, met draadjes, maar straks kan alles draadloos en kunnen we al die slimme apparatuur veel eenvoudiger uitlezen. Eventueel hebben we wat extra sensoren nodig. Dat levert een berg data op waarmee je in principe voorspellingen kunt doen; wanneer faalt iets, wanneer moet je onderhoud doen? Of gaat het zelfs zover dat de software self healing wordt? Dat als het algoritme bijvoorbeeld cavitatie in een pomp ziet aankomen, de software eerst de snelheid omlaag brengt en daarna zo nodig het systeem terugzet naar een eerder setpoint? Als dat lukt (en ik denk dat het een kwestie van tijd is), dan ga je van voorspellen naar voorkomen”.

> De mensen ondersteunen. Technisch kan het allemaal al (bijna), zegt Seurinck, maar de echte uitdaging ligt bij hoe je het als bedrijf moet toepassen – of misschien is inpassen beter gefor-


Kick Off Foto: WCM

muleerd. “En dan is het zaak dat je als ondernemer ook de business case maakt. Ook de kleine en middelgrote bedrijven. Nu zijn het vooral de innovatievere bedrijven die dat voor elkaar hebben. Mkb’ers hebben veel aan hun hoofd, maar ze zullen uiteindelijk de nieuwe technieken ook moeten omarmen. En hoe ga je de mensen daarin ondersteunen? De nieuwe generatie technici, voor zover die er is, kun je niet net als vroeger twee, drie jaar intern opleiden. De Generatie Z geeft immers aan om elke drie jaar een nieuwe uitdaging te willen aangaan. Het inzetten van gaming technology en mixed reality bieden mogelijk oplossingen, denkt Seurinck. “Aan de ene kant bieden die nieuwe technologieën mogelijkheden om het onderhoudsvak aantrekkelijker te maken en het on boarden te versnellen, aan de andere kant helpt het in de operatie. Een monteur scant bijvoorbeeld met zijn tablet of smart glasses de machines en een apparaat met een defect licht. Via zijn tablet kan hij of zij meer informatie opvragen. Eventueel kan een expert op afstand meekijken en de monteur bijstaan in de acties die hij of zij ter plaatse moet uitvoeren. Het 5G communicatienetwerk wordt daarin een belangrijke factor en dat is de reden dat KPN en Ericsson zijn aangesloten in Fieldlab SAMEN”.

> Living Labs met proven technology. Het plan is om binnen SAMEN bij verschillende deelnemers vijf zogenoemde living labs in te richten. In deze praktische proeftuinen kunnen (combi’s van) de vier thema’s nader uitgewerkt en getest worden. Cargill, Tata Steel

‘De rol van de mens op alle niveaus, vanaf de vloer tot en met de beslissers’ en Sitech Services hebben al toegezegd een living lab te faciliteren. “We zitten nu in de fase om dat nader vorm te geven. We willen alleen werken met proven technology, dus met bestaande sensoren en 4G/5G om een Proof of Concept met een hoog TRL-niveau >

21


>

te realiseren. Daarbij zetten we de mens centraal: de operator, de (onderhouds)technici, de beslissers. Hiermee hopen we aan te tonen dat je met de nieuwe technologieën honderd procent voorspelbaar onderhoud kunt realiseren. Ook willen we asset owners helpen meerwaarde te creëren door het bereiken van lagere kosten en meer output. En tot slot moet het bijdragen aan het maatschappelijke probleem van het tekort aan technici”.

> Nieuwe technology gaat helpen. Voor dat laatste ziet Seurinck nog andere pluspunten. “Veel hoogopgeleide technici werken nu onder hun niveau. Tegelijkertijd zie je veel angst voor robots. Maar industriële robots worden steeds goedkoper en zijn uitermate geschikt voor het uitvoeren van transactionele taken, die nu nog vaak door mensen worden gedaan. Die groep mensen kun je met behulp van nieuwe technologie en door ze op te leiden, nieuwe, complexere taken geven. Daarmee komt er ruimte voor de hoogopgeleide technici om te doen waarvoor ze zijn opgeleid. Kortom: je moet niet bang zijn voor nieuwe technologie, het gaat ons juist helpen”.

SAMEN staat voor Smart Maintenance Enabled Business. In het Fieldlab ontwikkelt een consortium van asset owners, dienstverleners en onderwijsinstellingen nieuwe kennisproducten in het kader van industry 4.0 die ook de basis moeten vormen voor nieuwe verdien- en organisatiemodellen. Bij de start is Fieldlab SAMEN het consortium van World Class Maintenance, Sitech Services BV, Tata Steel, Stork, SPIE, ABB, Lan Handling Technologies, OCE, WEMO Nederland BV, Fokker Services, Cargill, Jheronimus Academy of Data Science (JADS), KPN, PDM, Ericsson en Perfact; met support van Aeronamic Services, IBM Nederland B.V., Thales Nederland en Vanderlande.

> Van concept tot kennisloket. Fieldlab SAMEN heeft een looptijd van drie jaar en is opgedeeld in drie werkpakketten. In het eerste worden de concepten nader uitgewerkt, waarna in fase twee vijf living labs worden opgezet. “Daar starten de testen, verzamelen we de feedback en verwerken we die. Dat doen we dus met een echte case van een asset owner en met technologieleveranciers en service providers. Met echte equipement en een echte proces owner. Dat is de beste manier om te leren”. Daarna volgt het borgen, documenteren en publiceren in werkpakket drie. Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs en de universiteiten. “Dat gebeurt pas in de eindfase en hoe we dat precies gaan doen, is nog onderwerp van studie. Het idee is om uiteindelijk een loket op te zetten bij WCM, als verbinder tussen vraag en antwoord”. <

Industrial Robots Foto: ABB

22 februari 2020

Het beoogde resultaat is een kennisloket waar asset owners, asset providers en service providers terecht kunnen met hun vragen over nieuwe implementatie-, organisatie- en verdienmodellen op het gebied van smart maintenance. Fieldlab SAMEN ontvangt subsidie uit het OPZuid-programma voor de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg. De deelnemende bedrijven dragen zelf ook bij aan het Fieldlab. Seurinck; “Uit de toegekende subsidie blijkt ook dat de beleidsmakers het een belangrijk onderwerp vinden en onze aanpak ondersteunen”


Kort Bijzondere mariene data nu voor iedereen in te zien

Foto: Rijkswaterstaat

Alle onderzoeksgegevens uit het onderzoeksproject Kustgenese 2.0 zijn nu beschikbaar op één plek en voor iedereen te downloaden. Dat betekent dat iedereen een schat aan informatie over de Noord- en Waddenzee kan inzien én gebruiken. Een primeur voor Rijkswaterstaat. Klimaatverandering en bodemdaling hebben invloed op de manier waarop wij onze kust in de toekomst moeten onderhouden. Hoeveel zand hebben we hier in de toekomst voor nodig en waar en wanneer moeten we dat neerleggen? Deze en andere vragen onderzoekt Rijkswaterstaat in het onderzoeksprogramma Kustgenese 2.0.

Nieuwe inzichten opdoen Binnen het onderzoeksprogramma is heel veel data verzameld. Waarbij een heel belangrijk uitgangspunt was om de gegevens zo op te slaan dat ook anderen er gebruik van kunnen maken. Nu én in de verre toekomst. “Door eigen onderzoeksdata te combineren met die van anderen, kunnen onderzoekers en beleidsmakers tot nieuwe inzichten komen. Met big data-technologie kun je heel snel grote hoeveelheden data analyseren en er patronen in herkennen. Dat maakt dit soort gegevens best populair”, zegt John Schobben, datacoördinator bij Rijkswaterstaat. Bovendien neemt de vraag, met het oog op de zeespiegelstijging, naar deze gegevens alleen maar toe. Het in het systeem opnemen en beschikbaar maken van de honderden datasets is een grote klus geweest. Rinse Wilmink, projectleider

voor het datamanagement voor Kustgenese 2.0; “Het bleek enorm veel werk om de data op een goede, consistente manier in het systeem te zetten. Omdat zo veel partijen bij het project betrokken zijn, waren er veel overleggen nodig om te zorgen dat iedereen zich richtte op dezelfde dingen bij het verzamelen, opslaan en ontsluiten van gegevens”.

Over 10 jaar nog steeds bruikbaar Uiteindelijk is de verwachting dat onderzoekers tot ver in de toekomst profiteren van het werk van het team. Zo is het hele proces gedocumenteerd, zodat wetenschappers precies weten wat er allemaal met de verzamelde gegevens is gebeurd. Wilmink; “Het systeem is zo ingericht dat de data over 10 jaar nog steeds bruikbaar zijn. En hopelijk nog lang daarna”. Met de livegang van de website bereiken Schobben, Wilmink en hun team een belangrijke mijlpaal. Het is het sluitstuk van jarenlang werk. Wilmink; “Het is een hele klus geweest waarin we met grote precisie en hoge consistentie met data moesten omgaan. Maar het resultaat mag er zijn”. Schobben; “Ik kijk er met voldoening op terug. Niet alleen vanwege de hoeveelheid gegevens en de gedetailleerde manier waarop het allemaal handmatig is omschreven. Ook het feit dat we hier een standaard neerleggen voor toekomstige opendataprojecten is een reden tot trots”. Meer informatie: https://waterinfo-extra.rws.nl

<

23


IMPROVE <

Toegevoegde waarde voor projecten, door systeem integratie in de cloud Foto: Ideo

De keten centraal bij Project Afsluitdijk In 2018 is Rijkswaterstaat gestart met Project Afsluitdijk om de waterveiligheid in Nederland te vergroten. Het project heeft als doel om de Afsluitdijk en de bijbehorende sluizen sterker te maken. Rijkswaterstaat werkt hiervoor samen met een consortium van een drietal infra-bedrijven, de twee provincies en een drietal gemeenten. Een correcte en tijdige informatievoorziening is voor dit soort projecten essentieel. Cloudoplossingen ondersteunen een succesvolle samenwerking in de keten. 24 februari 2020


‘Toegevoegde waarde na afronding van een project’ tenoverzichten, deze worden centraal in de cloud vastgelegd. Het project consortium muteert, rapporteert en stuurt, de provincies en gemeenten zullen voornamelijk raadplegen. Hetzelfde werkt voor digitale kaarten en locatie gerelateerde data. Deze kunnen zowel lokaal (enginering en werkvoorbereiding) als decentraal (uitvoering) gemuteerd worden. Doordat de locatie van de werkzaamheden op de kaart is vastgelegd en deze gegevens centraal beschikbaar zijn, kunnen de provincies en de gemeentes deze data gebruiken in hun communicatie naar omwonenden en gebruikers van de Afsluitdijk. Voor de uitvoering op de dijk zelf wordt relevante data mobiel ontsloten, zodat de mensen buiten ook data kunnen raadplegen en muteren.

> Tijdelijke integratie van systemen. Voor dit soort langdurige projecten worden vaak ‘tijdelijke’ informatiesystemen in het leven geroepen. Deze systemen vervangen de bestaande systemen niet, maar faciliteren het project met project specifieke data en koppelen bestaande systemen aan het centrale projectsysteem. Engineers van de infrabedrijven stellen bijvoorbeeld bouwtekeningen met ontwerpen uit hun eigen systemen in het centrale systeem beschikbaar. Uitvoerders kunnen deze tekeningen vanuit de cloud raadplegen, middels redlining muteren en is vervolgens door andere partijen te raadplegen.

Het Project Afsluitdijk is in 2018 gestart en zal in 2021 worden afgerond. Gedurende deze 3 jaar wordt er hard gewerkt om de waterveiligheid te vergroten en ons daarmee te beschermen tegen de gevolgen van externe risico’s, zoals zeespiegelstijging en extreem weer. Tijdens een dergelijk langlopend project is een goede informatievoorziening tussen samenwerkende partijen onontbeerlijk. Het heeft daarom grote voordelen als alle data wordt vastgelegd in een centrale digitale bewaarplaats in de cloud, zodat deze relatief eenvoudig ontsloten kan worden voor de belanghebbende partijen en het één waarheid betreft voor allemaal.

> Gecentraliseerde data. Specifieke data wordt op basis van de juiste autorisatie aan één of meerdere partijen beschikbaar gesteld. Deze autorisatie bepaalt ook of een partij de data mag muteren of alleen mag raadplegen. Zo zal bijvoorbeeld de centrale planning door één partij gemuteerd worden en kunnen de andere partijen deze alleen raadplegen. Decentrale planningen kunnen daarentegen wel weer door de verantwoordelijke partijen gemuteerd worden. Een ander voorbeeld zijn financiële gegevens, zoals contracten en kos-

“De aanpak past helemaal in de visie van Ideo.” zegt Bas Horvers, SAP EAM Consultant bij Ideo.“Wij adviseren dat dit soort projecten altijd op deze manier moeten worden aangevlogen. Zo’n centraal systeem functioneert perfect in de cloud, omdat het daarmee profiteert van de reeds beschreven meerwaarde voor alle samenwerkende partijen”. SAP-expertise partner Ideo heeft voor BAM, een van de infra bedrijven uit dit project, het asfalteringsproces geautomatiseerd.

> Ontstaan nieuwe asset data. Tijdens het project wordt de bestaande assetdata gemuteerd en ontstaat er ook nieuwe assetdata. De betrokken partijen zullen in samenspraak met Rijkswaterstaat deze gegevens centraal registreren en onderhouden. Uiteindelijk, na afloop van het project, vloeien deze gegevens terug de bestaande systemen in. Na evaluatie en goedkeuring worden deze gegevens gebruikt voor het meerjarenonderhoud van de Afsluitdijk. Rijkswaterstaat heeft hier, als verantwoordelijke partij voor dit onderhoud, een groot belang bij. Zo heeft het vastleggen van data in een centrale digitale bewaarplaats in de cloud niet alleen voordeel tijdens het project, maar ook een grote toegevoegde waarde na afronding van een project. <

25


OPGELEVERD <

Nederlandse AI-Coalitie De ontwikkelingen rond Artificiële Intelligentie (AI) volgen elkaar snel op. AI zal voor nieuwe doorbraken zorgen die de economie en samenleving tot een hoger niveau brengen. Maar artificiële Intelligentie is geen plug-and-play pakket waar je meteen mee aan de slag kunt. Bedrijven zullen de technologie moeten omarmen en nieuwe toepassingen moeten ontwikkelen om er de vruchten van te kunnen plukken.

Daarom is ook de Nederlandse AI Coalitie gelanceerd, een platform waar ondernemingen, onderzoeksinstellingen, overheden, onderwijsinstellingen en vertegenwoordigers van de maatschappij de samenwerking opzoeken. Samen gaan ze van start met een actieagenda en bundelen ze krachten om snel te kunnen leren welke mogelijkheden AI kan bieden.

> Verbinden. Een van de actiepunten is AI inzetten om de energietransitie van de industrie mogelijk te maken. “Energie en artificiële intelligentie zijn twee heel verschillende disciplines die op het eerste gezicht weinig raakvlakken vertonen. Door deze twee werelden wat dichter bij elkaar te brengen, kunnen toepassingen worden ontwikkeld waarmee Nederland in Europa een voortrekkersrol op zich kan nemen als het gaat om nieuwe technologische vernieuwingen”, zegt Tijs Wilbrink. Hij is strategisch verbinder van de Nederlandse AIcoalitie vanuit de Topsector Energie en is verantwoordelijk voor het smeden van succesvolle publiek-private samenwerkingsverbanden. > Sterk inzetten op CO2-reductie. “De gebouwde omgeving, industrie, mobiliteit en landbouw hebben de opgave om te komen tot 49 procent CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Concreet betekent dit dat de gebouwde omgeving 3,4 megaton vermindering van de CO2-uitstoot zal moeten realiseren tegen 2030. Voor de industrie ligt dat bij 14,3 megaton, terwijl voor hernieuwbare elektriciteitsproductie door onder andere wind op zee 20,2 megaton vermindering van CO2-uitstoot het doel is. In de domeinen industrie en wind op zee liggen met andere woorden de komende jaren grote uitdagingen. Het sterk inzetten op CO2-reductie draagt niet alleen bij aan de energietransitie, maar zorgt naar verwachting ook voor meer bedrijvigheid en biedt kansen voor AI-toepassingen en de onderhoudssector”.

26 februari 2020

> Datagedreven. Wilbrink neemt wind op zee als voorbeeld. “Nederland heeft al een rijk kennisniveau op het gebied van windturbines op zee en onderzoekt de mogelijkheden van de inzet van AI in deze discipline. Aan de TU Delft is Jan-Willem van Wingerden sinds eind 2017 benoemd tot hoogleraar Data Driven Control bij het Delft Centre for Systems and Control. Hij heeft als doel om via een datagedreven controlesysteem de energieproductie van windmolens te maximaliseren en tegelijk de belasting erop te minimaliseren. Hoe? Het verzamelen van data en het gebruik van geavanceerde technieken kunnen zorgen voor een beter begrip van de interactie tussen wind en turbine. Zo blijkt uit onderzoek dat wanneer een eerste turbine op zee energie uit de wind haalt, de windsnelheid afneemt en een turbulente stroming ontstaat. Hiervan ondervindt de windturbine die in het veld achter de eerste turbine staat, hinder. Deze tweede

‘Geleidelijk wordt het onderhoud ook voorspelbaar’


turbine in het veld is hierdoor minder efficiënt en de energieproductie wordt minder voorspelbaar. Bovendien ontstaan door de gewijzigde luchtstroom meer trillingen waardoor in rotorbladen sneller slijtage optreedt en sneller onderhoud nodig is. Hoe dichter de turbines bij elkaar staan in een veld, hoe groter de negatieve effecten”.

> Slimme drijvende windturbineparken. Het verzamelen van data wordt steeds belangrijker. “Aan de hand van slimme algoritmes en AI kan de invloed van de positie van de turbines op windstromen en andere turbines worden geanalyseerd. Dankzij een beter inzicht kun je vervolgens de windparken op zee optimaliseren door de kop van de windturbines te draaien zodat de negatieve effecten op de turbines die erachter staan verminderen. Een turbinepark ontstaat, dat als geheel een optimale energiebalans krijgt, waar slijtage aanzienlijk minder wordt en waar minder snel onderhoud nodig is. Ga je nog een stap verder, dan kun je denken aan slimme, drijvende windturbineparken. Ook hier wordt in Delft onderzoek naar gedaan, zodat turbines altijd in onverstoorde wind kunnen blijven staan en de energieproductie, en dus ook het onderhoud, beter is te voorspellen”.

Wat is de AI-Coalitie? De Nederlandse AI-Coalitie is een publiek-private samenwerking die juist al deze partijen samenbrengt met als doel elkaar te versterken en helpen en te zorgen voor synergie, zodat Nederland kiest voor een geheel eigen aanpak waarbij we de vruchten van AI ten volle plukken met kansen voor iedereen. Meedoen met de Nederlandse AI Coalitie betekent: • snel kunnen starten met nieuwe initiatieven en projecten • het bundelen van krachten, snel kunnen leren van anderen en niet alles zelf hoeven uitvinden • toegang hebben tot relevante contacten en organisaties in het Nederlands AI-veld • partner zijn bij nieuwe investeringsimpulsen voor AI • meewerken aan een sterke propositie van Nederland op het gebied van kennis en innovatie in Europa

> Offshore onderhoud. Onderhoud is een grote kostenpost van offshore windenergie. “Windturbineparken worden op tachtig kilometer van de Nederlandse kust geplaatst, dus dat is best een uitdaging om zover uit de kust toch grip te houden op de conditie van deze windturbines, zeker wanneer het aantal turbines nog zal toenemen en groter en hoger (tot 250 meter) worden”.

normale camera’s die beelden produceren. Deze beelden kun je met videoherkenning en AI interpreteren. Vandaaruit kun je aangeven of bijvoorbeeld corrosie plaatsvindt en meteen onderhoud nodig is dan wel onderhoud kan worden uitgesteld tot een volgende geplande onderhoudsbeurt. Geleidelijk wordt het onderhoud ook voorspelbaar”.

Dit zorgt weer voor nieuwe onderhoudsvraagstukken aangezien de veiligheid van onderhoudsmonteurs altijd moet zijn gegarandeerd. “Onderhoudsinspectie van windturbines op zee gebeurt daarom zoveel mogelijk met drones voorzien van geavanceerde realtime beeldanalyse. Qua filmmogelijkheden zijn het momenteel nog gewone

Tegelijkertijd komen ook de mogelijkheden van het werken met een digital twin, een digitale kopie van de werkelijkheid, in beeld. “De digitale tweelingen zorgen voor nieuwe uitdagingen. Een systeem ontvangt de realtime data van meerdere sensoren die op een turbine zijn geplaatst. De moeilijkheid ligt er vooralsnog in om de data van >

‘Lancering van de Nederlandse AI Coalitie. Centraal staat staatsecretaris van Economische Zaken Mona Keijzer met links van haar initiatiefnemers Cees Oudshoorn (algemeen directeur VNO-NCW) en Focco Vijselaar (DG Ministerie van Economische Zaken en Klimaat) Foto: Topsector Energie

27


> die sensoren op een goede manier te koppelen met de modellen die je binnen de digitale tweeling gebruikt. Welke zaken zijn nuttig en zinvol om te meten en analyseren? Hoe zorg je voor een betrouwbare dataset waar geen ruimte is voor interpretatie? Hoe koppel je hieraan vervolgacties? Welke impact hebben deze acties op andere sectoren die actief zijn op de Noordzee?”

> Antwoorden. De AI-Coalitie wil antwoorden bieden op dergelijke vragen. “Bij een vergaande exploitatie van de Noordzee zijn veel partijen betrokken, verantwoordelijk voor windenergie, gaswinning, natuurbehoud, visserij, enzovoort. Elke partij heeft een eigen datamanagementsysteem terwijl er weinig inzicht is in elkaars sector. De moeilijkheid is daarnaast dat de verschillende datasets vaak ook niet compatibel zijn. We hebben het over data, maar wat meet je precies? Voor het koppelen van sensoren aan machines hebben we nog niet altijd de goede afspraak gemaakt waar op de machines een sensor moet worden gekoppeld om hem uit te lezen. De positie en ook het tijdstip van uitlezen van data kunnen een belangrijke rol spelen om de data op een juiste manier te interpreteren en er patronen uit te halen. Een aantal programma’s waar wij aan beginnen te werken zijn bijvoorbeeld semantische koppelingen tussen modellen om te zorgen dat de input en output van verschillende modellen kan worden uitgewisseld. Er zou een goede data-infrastructuur moeten komen waarbij iedereen dezelfde taal spreekt die eveneens kan zorgen voor een goede basis voor nieuwe AI-toepassingen”. > Datadelen. De coalitie verkent ook de mogelijkheden of en in welke mate men bereid is tot datadelen onder welke voorwaarden. “We willen een digitale infrastructuur voor de Noordzee organiseren. Hierin verlopen investeringen en operaties tussen meerdere exploitanten en betrokken partijen vlekkeloos. Denk aan datadelen, maar ook aan onderzoeks- en AI-toepassingsinfrastructuren voor meervoudig ruimtegebruik in de Noordzee. Welke toepassingen en welke

Tijs Wilbrink Foto: Topsector Energie

28 februari 2020

data zijn voor welke partijen relevant? Om te voorkomen dat het wiel opnieuw wordt uitgevonden, is samenwerking nodig, in een coalitie”. Niet alleen op zee, maar ook in de industrie kan een AI-coalitie veel opleveren. “De technologische industrie verandert razendsnel waardoor de industrie geleidelijk aan digitaliseert. Die digitaliseringsslag is niet voor iedereen even eenvoudig. Veel bedrijven, vooral het MKB, vinden het moeilijk om een balans te vinden tussen enerzijds het dagelijkse produceren en anderzijds het investeren in technologische vernieuwing en digitalisering”.

> Van oud naar nieuw. De digitalisering kan en zal een belangrijke rol spelen in de energietransitie in de industrie. “Tijdens de transitie moeten we overstappen van ‘oude’ fossiele brandstoffen naar nieuwe energiedragers. Op dit moment kunnen we nog niet zonder de fossiele brandstoffen. Het is continue zoeken naar een optimum. Wanneer nieuwe energiestromen samenkomen, is operationele sturing noodzakelijk die rekening houdt met vele factoren zoals weersinvloeden, marktprijzen, energievraag en uitstoot. De coalitie organiseert dat bestaande AI-toepassingen worden toegepast op een fysieke energiehub. Die maakt het mogelijk om beter te voorspellen en in te spelen op het continue veranderende energiesysteem. Door de inzet van digitale middelen en AI zouden we de energie die ons ter beschikking staat, voor de volle honderd procent moeten kunnen gebruiken”. Daarbij moeten wel alle randvoorwaarden voor AI op orde zijn. “Denk niet alleen aan het verzamelen en delen van betrouwbare data, maar ook aan het beveiligen van de datastromen. Ik hoop dat we door goed samen te werken als Nederland een meer vooruitstrevende rol kunnen innemen in de digitalisering en de energietransitie op die manier ook kunnen versnellen”. <

‘Hoe zorg je voor een betrouwbare dataset waar geen ruimte is voor interpretatie?’


GAST COLUMN <

Opleiden Maintenanceprofessionals

bij- of noodzaak? In mijn dagelijks werk als technisch trainer/ opleider bij Van Meeuwen Education krijg ik diverse technici aan tafel die verschillende functies vervullen. Wat ik dagelijks hoor en zie is dat men werkzaam is in een uitdagende werkomgeving. Technische installaties worden alsmaar complexer en er worden minder grote (vervangings)investeringen gedaan in installaties of fabrieken.

Beheer en onderhoud staat in een heel ander daglicht dan een decennium terug. Duurzaamheid en circulaire economie zijn zomaar een paar voorbeelden waar onderhoud steeds meer mee te maken krijgt. Maar ook het stilvallen van een productieproces, als gevolg van verkeerd onderhoud, kan dus enorme consequenties hebben. Daarnaast is er door de vergrijzing een grote uitstroom aan (gepensioneerde) technische collega’s op alle niveaus en een te beperkte instroom vanuit het onderwijs. In deze context toegevoegde waarde creëren met onderhoud is niet eenvoudig. On-the-job training wordt moeilijker door personeels-, tijds- en geldgebrek, etc. En daarom is goede maintenance engineering van groot belang. Wat ik zie is dat de sector die met dit soort uitdagingen te maken heeft, steeds meer moeite heeft of krijgt om dit het hoofd te bieden. Kennis is immers niet (meer) aanwezig, storingen mogen niet meer ontstaan, klanten kunnen niet teleurgesteld worden, er is minder budget beschikbaar, et cetera. Men werkt met verouderde gedachten en verouderende systemen (we doen dit al jaren zo) en komen zodoende in een moeilijke positie terecht. Als trainer/opleider draag ik met Van Meeuwen Education heel graag bij om zo’n lastige situatie te voorkomen. Ik ben er best trots op dat we dat ook samen met de NVDO doen, want het uitvoeren van professioneel smeertechnisch

Kees Oskam Foto: privécollectie

onderhoud is een specialisme en vereist specifieke kennis. Om productieprocessen te optimaliseren is goed smeertechnisch onderhoud en het delen van smeertechnische kennis uiterst belangrijk. Gelukkig zie ik in de praktijk dat men zich durft te blijven ontwikkelen in de dynamische wereld van onderhoud. Maintenanceprofessionals raken meer bekend met vernieuwde systemen. En dat moet ook wel in het vakgebied waar Asset Management meer en meer wordt toegepast, waar problemen uitdagingen worden en er nieuwe kennis nodig is om doeltreffender te werken. Door zichzelf te ontwikkelen, brengt men weer nieuwe kennis in het bedrijf. Daar kunnen ook collega’s de vruchten van plukken. De vakkennis die men opdoet, kan men breed delen. Daar profiteert de gehele organisatie van. Door nieuwe kennis wordt de motivatie hernieuwd en is men productiever. Ik hoop dat niet alleen de maintenanceprofessional zich hiervan bewust is, maar ook de boardroom. Vakkennis is het nieuwe beleg op je boterham! < Kees Oskam, Trainer / Consultant bij Van Meeuwen Education BV

29


ONDERZOEK <

De keten voorspelt Big Data algoritmen inzetten om storingen aan infrastructuur en productiemiddelen beter te voorspellen en zo onderhoud beter te plannen, dat is het doel van het onderzoeksproject PrimaVera: ‘Predictive maintenance for Very effective Asset Management’. Marielle Stoelinga is als professor verbonden aan de Universiteit Twente en Radboud Universiteit en ontving onlangs vijf miljoen euro van wetenschapsfinancierder NWO voor het project.

“Mede dankzij deze financiële impuls wordt het mogelijk om verder te werken aan het integrale project over het voorspellen van onderhoud aan kapitaalgoederen”. Nooit meer treinvertragingen, stroomstoringen of uitval van productiemachines? Het PrimaVera-project betekent een grote stap naar dit doel. Met predictive maintenance, of just-in-time maintenance (onderhoud net voordat een systeem kapot gaat), kan de betrouwbaarheid van infrastructuur en productiemiddelen omhoog en de kosten van onderhoud omlaag.

> Samen naar Succes. UT-hoogleraar Marielle Stoelinga is samen met prof. Tiedo Tinga één van de trekkers van het project. “Predictive maintenance is een veelbelovende technologie”, vertelt Stoelinga. “Beter onderhoud en minder storingen tegen lagere kosten, dat wil iedereen. Echter, om predictive maintenance te realiseren zijn er heel wat harde noten te kraken, en die willen we binnen PrimaVera oplossen”. Stoelinga en Tinga vullen elkaar uitstekend aan. Tinga is werktuigbouwkundige en inhoudelijk maintenance expert en Stoelinga is opgeleid als ICT-er (wiskunde en informatica). Met deze beide achtergronden worden optimalisatie en onderhoud prima verbonden binnen de keten van Asset Management. Stoelinga en haar collega-onderzoekers werken aan veel betere en schaalbare prognose-methoden voor storingen. “Prognosemethoden zijn van het allerhoogste belang om te komen tot voorspellend onderhoud. En daarbij is de kwaliteit van de methoden van groot belang. Een asset met onjuiste conditieprognoses leidt tot fouten en de onderhoudsorganisatie is daar helemaal niet bij gebaat”.

30 februari 2020

Predictive maintenance vergt niet alleen een goed data science proces, maar ook een omschakeling in de bedrijfsprocessen.

> De Keten.“We willen dat de hele maintenanceketen meedoet”. Stoelinga bedoelt daarmee sensoren, informatie en voorspellen. “We willen dus meten, plannen en ten slotte de menselijke factoren combineren. Alle stappen moeten op elkaar afgestemd worden. Bestaande predictive-maintenancetechnieken werken alleen voor kleinschalige systemen en zijn moeilijk op te schalen. Keuzes die op één plek in de keten gemaakt worden, hebben een belangrijke invloed op andere processen in de keten. De keuze voor een bepaald type sensoren en metingen heeft invloed op het soort van voorspellingen dat men kan doen, en daarmee ook de kwaliteit van de voorspellingen. Daarom worden binnen PrimaVera zogeheten cross-level optimalisatiemethoden ontwikkeld. > Menselijke factoren. Het PrimaVera-project wordt uitgevoerd door een divers consortium bestaande uit een multidisciplinair team van wetenschappers en bedrijven. Naast de Universiteit Twente zijn nog vijf andere kennisinstellingen en 11 bedrijven betrokken. Stoelinga; “Bij onderhoud spelen niet alleen technische factoren, zoals de kwaliteit van de prognoses en de planningsalgoritmen een belangrijke rol, maar ook menselijke factoren. Als je geen rekening houdt met hoe mensen met onderhoudsbeslissingen omgaan, en informatie interpreteren, dan kan alles voor niets geweest zijn.” Er vinden diverse activiteiten plaats om ervoor te zorgen dat de traditionele onderhoudsprofessional meegaat in de transitie van traditio-


‘Beter onderhoud en minder storingen tegen lagere kosten’ neel onderhoud naar predictive maintenance. Het PrimaVera-project doet dat in samenwerking met 11 industriepartners. Als algoritmen in plaats van onderhoudsexperts bepalen welke onderhoudsacties worden uitgevoerd, is een omschakeling nodig. “Er is nog niet veel bekend over hoe onderhoudsprofessionals omgaan met data die uit algoritmen komen. Juist daar gaan we aandacht aan besteden, want de onderhoudsprofessional van vandaag kan nooit de data scientist van vandaag zijn. Maar, misschien wel van morgen”.

> Stip aan de horizon. Het is van groot belang dat de uit het project gegenereerde kennis terecht komt bij nieuwe professionals. Daarom zijn er binnen het consortium al diverse partners die maintenance engineers opleiden. Stoelinga noemt het voorbeeld van de Haagse Hogeschool die een minor Smart Maintenance heeft ingericht. Maar ook de summerschool van WCM en de master Data Science in Eindhoven dragen bij aan de doelstellingen van PrimaVera. “Zero faillures” zegt Stoelinga stellig. Daarop richt het project zich. “En we laten met predictive maintenance ook zien dat het hartstikke leuk is om je niet alleen te richten op kostenbesparing, maar vooral op het leveren van waarde. Onderhoud in combinatie met nieuwe technologie, denk aan 3D printing, robotisering en virtual reality, is duurzamer en leuker. Daarmee wordt het voor jonge mensen echt interessant om in Onderhoud te werken”. < Marielle Stoelinga Foto: Universiteit Twente 31


KIJK OP <

Ir. Joanne Meyboom President KIVI

Toegevoegde waarde Joanne Meyboom Foto: KIVI

Goed onderhoud betekent dat je je assets als geen ander kent. Verschillende disciplines moeten samenkomen om deze assets te beheren. Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is niet alleen de grootste vereniging van ingenieurs, maar verbindt ingenieurs met kennis en kunde binnen en tussen deze verschillende disciplines. De KIVI-leden komen uit verscheidene vakgebieden en delen hun inzichten vanuit verschillende rollen, zo ook het Asset Management.

“Vanuit het KIVI kijken we naar onderhoud als onderdeel van de Asset Management keten, waarin waarde gecreëerd kan worden. De waardecreatie moet vanuit een visie komen en een samen gedragen gedachtengoed. Zo dienen beslissingen niet alleen voor de korte termijn worden genomen, maar houden asset managers rekening met verschillende tijdshorizons”. Dat zegt Ir. Joanne Meyboom, President Koninklijk Instituut Van Ingenieurs. Bij maatschappelijke ontwikkelingen, zoals het streven naar een Circulaire Economie, is bijvoorbeeld sprake van een transitiefase waarin een verschuiving plaatsvindt in de omgang met reststromen. In deze periode is vaak sprake van afschrijving die op termijn pas wordt terugverdiend.

32 februari 2020

Meyboom; “Echter een heldere maatschappelijke duiding van vraagstukken als klimaatverandering en energietransitie ontbreekt vooralsnog. De omvang en noodzaak van adequate aanpak van deze vraagstukken vindt langzamerhand zijn intrede in de mondiale politiek, evenals het besef van de economische impact op de productieketens. De effecten en het moment waarop die optreden zijn lastig te voorspellen, wat vraagt om flexibiliteit van organisaties”. Ingenieurs met kennis van Asset Management en transitie management zijn nodig om deze vraagstukken aan te pakken. “Het werven van dergelijke ingenieurs is daarentegen voor veel bedrijven een lastige aangelegenheid” constateert Meyboom. “Jongeren lijken steeds meer open te staan om bij te dragen aan transities. Het bedrijfsleven kan de jongeren niet altijd de ruimte geven, zowel om economische redenen als om het feit dat er al te weinig technische capaciteit is voor de dagelijkse werkzaamheden. Toch is, mede door onderhoud in een breder perspectief te zetten, Onderhoud- en Asset Management een aantrekkelijk vakgebied”. “Binnen KIVI ondersteunen wij deze invulling met onder andere onze vakafdeling Maintenance en de KIVI Chair Dynamic Based Maintenance. Zo wordt er gewerkt aan studiemateriaal voor maintenance opleidingen voor studenten, vernieuwend onderzoek en kennisuitwisseling tussen professionals. Wij helpen praktijkgericht onderzoek naar bijvoorbeeld een prestatiemeetsysteem voor circulariteit en deelt actief kennis die met onderzoek wordt opgedaan. Wij streven naar een duurzame toekomst gedragen door kundige ingenieurs. Ingenieurs met kennis van zaken, die de waarde van predictief onderhoud inzien en Asset Management aanwenden om waarde binnen organisaties te creëren”. <


Kort Noodzaak tot innovatie Om uitdagingen als operational excellence, verbeteren van verouderde assetdatabase, beter samenwerken, duurzaamheid en schaarste van technisch personeel het hoofd te bieden, is het belangrijk om te innoveren. Conventionele middelen en benaderingen geven slechts mogelijkheden tot incrementele stappen.

Om te overleven in dit tijdperk zijn echter radicale stappen noodzakelijk. Het digitale tijdperk biedt een aantal nieuwe mogelijkheden die disruptief zijn voor de huidige processen en modellen. Producten en diensten worden in een rap tempo ontwikkeld, maar zijn ook weer sneller passé. De cycli worden korter, terwijl de eisen van de klanten groeien. Anders gezegd, als een bedrijf niet op de nieuwe innovatiegolf meegaat, dan zal ze door andere bedrijven worden ingehaald. En dit betekent een verschuiving in de markpositionering; of je nu zelf initiatief neemt of niet.

‘De cycli worden korter, terwijl de eisen van de klanten groeien’ Stappen zetten Om het juiste onderhoud op het juiste moment te kunnen uitvoeren, moeten bedrijven zich bewegen naar predictief en prescriptief onderhoud. Onderhoud moet voorspelbaar zijn en tevens moet worden aangegeven welke onderhoudsactiviteiten nodig zijn. Daarvoor zijn smart sensoring, big data en geïntegreerde IT-systemen nodig. SAP Intelligent Asset Management is het ICT-platform waarmee de procesverbeteringen, om de operational excellence te verhogen, kunnen worden gerealiseerd. Deze digital core stelt een bedrijf in staat om zich te richten op de waarde in de gehele keten. Het nodigt uit tot samenwerken, zowel bedrijfsbreed als daarbuiten. Het geeft de mogelijkheid om onderhoud naar een hoger plan te tillen en operational excellence nog verder te brengen door Assetmanagement centraal te positioneren. Op basis van de ondersteuning van alle nieuwe technologieën (zoals big data, IoT, smart sensoring, mobility, 3D/augmented reality en machine-learning) kunnen procesinnovaties worden uitgevoerd.

De 5 innovatie-ingrediënten voor succesvol Asset- en Onderhoudsmanagement Op 26 maart a.s. vertellen de NVDO, SAP en Ideo er meer over in het SAP Experience Center, ’s-Hertogenbosch. Dan worden de volgende vragen beantwoord; • Wat is mijn rol als leider binnen innovatie? • Hoe kan ik Asset Management inzetten als strategisch middel? • SAP kent een nieuwe productsuite op dit gebied, maar welke onderdelen dragen nu werkelijk bij aan mijn doelstellingen? • Als het duidelijk is welke innovaties ik wil doorvoeren, wat is dan de meest succesvolle manier om ze te implementeren?

Raak geïnspireerd door; • Chris Rijsdijk (dagvoorzitter), Bestuurslid NVDO, Universitair Docent bij de Nederlandse Defensie Academie, spreker in maintenance en reliability gerelateerde onderwerpen. Chris gaat dieper in op de trends in de markt ; • Klantcase Bayer Crop Science, een expert van Bayer legt uit hoe zij intelligent assets beheren; • Patrick van de Kamp, Director Alliances & Innovation, Ideo, geeft uitleg over een Innovatie framework in relatie tot Asset Management; • Stefan Verhoeven, Managing Director, Miele Nederland, inspireert en licht toe wat leiderschap en innovatie gemeen hebben; • Patrick Crampton, Global Head of Digital Products and Asset Management, SAP, legt uit hoe het SAP IT platform als innovatie-enabler fungeert in de digitale transformatie. In een ronde-tafel opzet praat u met andere deelnemers over innovatie, uitdagingen en mogelijkheden binnen Asset- en Onderhoudsmanagement (Hoe kom ik tot de juiste innovatiestrategie en -projecten? Hoe manage ik het veranderingsproces van mens & cultuur binnen innovatie?).

<

33


ONDERHOUD <

Groot onderhoud aan de

‘Trots van Utrecht’ Met een hoogte van 112 meter en 465 treden, is de Domtoren de hoogste kerktoren van Nederland. Het middelpunt van de stad Utrecht heeft in meer dan 600 jaar oorlogen doorstaan, stormen opgevangen en vele jaren schade geleden door uitersten in weersomstandigheden. Tijd voor grootschalig onderhoud aan een van Nederlands’ mooiste historische monumenten.

Uit inspecties van de Monumentenwacht bleek dat er wederom groot onderhoud nodig was, met name aan het voegwerk, de natuurstenen onderdelen en het ijzerwerk. De Monumentenwacht noemde de onderhoudstoestand van de Domtoren ‘matig’. Natuursteen slijt en voegen en verbindingen komen langzaam los.

> Voorbereiding. De Monumentenwacht inspecteert de Domtoren jaarlijks aan zowel de buiten- als binnenkant. Omdat het hier gaat om veilig werken op hoogte, is gekozen voor inspecties middels abseiltechnieken. In 2015 bleek uit de inspectie dat de slijtage aan de toren de laatste jaren sneller is gegaan dan van tevoren verwacht werd en er dus dringend onderhoud gepleegd moest worden. Inmiddels zijn de voorbereidende werkzaamheden voor de restauratie gestart. In 2017 is voor onderzoek een tijdelijke steiger om de lantaarn geplaatst. In 2019 werd de Domtoren in zijn geheel verpakt in steigers. Verwacht wordt dat de restauratie in 2024 gereed is. Het doel van de restauratie is om het gebouw voor 50 jaar vrij te waren voor grootschalig onderhoud. “Tussentijds planmatig onderhoud zal wel nog nodig blijven”, vertelt Ralph Backer, projectmanager van de adviesgroep Bouw & installaties bij de Antea Group. Hij is door de gemeente Utrecht ingehuurd als projectleider om de restauratie van de Domtoren te begeleiden.

34 februari 2020

Toren met de steiger om de lantaarn in 2018 Foto: Margot Kat


> De werkzaamheden De torenspits en lantaarn van de Domtoren worden aangepakt. Met name houtwerk en het lood- en leiwerk moeten hier gerepareerd en vervangen worden. In de lantaarn (die op 70 meter hoogte begint en op 95 meter hoogte eindigt) zal het meeste restauratiewerk plaatsvinden. “Het meeste verval wordt veroorzaakt door corrosie”, vertelt Jaap van Engelenburg, beheerder Domtoren vanuit de Utrechtse Vastgoed Organisatie. “Zeker op plekken waar de lantaarn volledig open is en blootgesteld wordt aan de buitenlucht.” Verder zullen installaties en vaste onderdelen gerestaureerd worden. Denk hierbij aan glas in lood en wijzerplaten. Veel van de schade die de Domtoren heeft geleden is aan de buitenkant duidelijk zichtbaar. Denk hierbij aan scheuren in de natuurstenen. Om de ringanker (een constructie rondom de lantaarn die uitzetten en verzakken moet voorkomen) zijn als noodoplossing al enkele ondersteunende klemmen gemonteerd. Van Engelenburg; “Het doel hiervan is om verdere schade te beperken”.

‘Vervanging zal altijd de laatste keuze zijn’ > Data. De historische waarde van de Domtoren, waarvan de bouw in 1321 startte, brengt unieke uitdagingen met zich mee tijdens het risicogestuurde onderhoud. Er wordt steen voor steen een afweging gemaakt door de stenen te ‘kloppen’. Dit houdt in dat gekeken wordt wat de huidige staat van de steen is en uit welk van de 35 soorten natuursteen die verwerkt zijn in de toren de desbetreffende steen bestaat. Al deze informatie wordt opgeslagen en nagekeken in een BIM-BRS: Bouw Informatie Model – Blokken Registratie Systeem. De Domtoren is hier letterlijk steen voor steen in vastgelegd, onder andere aan de hand van uitvoerig onderzoek gedaan door TNO, Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en de Utrechtse Gemeentelijke Afdeling Erfgoed.

De steiger om de lantaarn van dichtbij Foto: Margot Kat

Dan wordt besloten of de steen behouden, geconsolideerd of vervangen wordt. Backer: “Vervanging zal altijd de laatste keuze zijn. In het geval dat dit wel moet gebeuren, wordt er gekeken naar huidige technologieën en kennis om te zien welke steensoort het geschiktst is én het beste bij de toren past historisch gezien”. “Dat is nog best een lastige beslissing”, merkt van Engelenburg op. “Want de vraag is: hoe ver in de archieven ga je terug? Zo is de Dom bijvoorbeeld ooit beschilderd geweest”. De Utrechtse Gemeentelijke Afdeling Erfgoed geeft hier advies in. Backer; “De restauratie architect is primair verantwoordelijk voor de keuzes, maar wil deze wel gedragen maken”.

> Uitdagingen. “De blokken wegen al gauw 500 à 600 kilogram”, vertelt Backer. “Deze op grote hoogte brengen is een logistieke uitdaging.” Ook veiligheid speelt hierin een grote rol. Backer; “Je hebt ten eerste te maken het werken op 112 meter hoogte. Daarnaast staat de Dom midden in het centrum: je hebt op de grond veel >

35


Het ringanker dat heel stevig is ingepakt Foto: Margot Kat

‘De Domtoren is van groot historisch belang’

> Kom kijken! De restauratie wordt geschat op 37 miljoen euro. Acht miljoen euro van dit totaalbedrag is gesubsidieerd. “Je kan de toren tijdens de restauratie blijven bezoeken”, vertelt Backer. De binnenruimtes zijn nog in originele staat zichtbaar. Enkel het bezoek aan de spits is iets anders dan normaal. “Helemaal bovenaan de toren is een soort kraaiennest gebouwd van steigers,” legt Backer uit. “Deze is hoger dan de originele omloop, waardoor de bezoekers een spectaculair uitzicht hebben”. De restauratie wordt zo veel mogelijk meegenomen in de rondleiding door te vertellen over de werkzaamheden. “Met de steigers hebben we nu de mogelijkheid ook een bezoekerslift te installeren. Op die manier wordt het bezoeken van de Domtoren ook mogelijk voor mensen met een beperking”. > Toekomst. De restauratie biedt de komende jaren bijzondere

> voorbijgangers”. Om het risico op brandgevaar zo klein mogelijk te houden, is een deel van de steiger in metaal uitgevoerd.. “Het grootste deel van de steigerlagen bestaat uit hout, met uitzondering van de middelste delen. Deze zijn van metaal om een firestop te creëren”. Dit houdt in het weliswaar onwaarschijnlijke geval dat er brand ontstaat op de steiger, deze niet helemaal naar boven over kan slaan.

36 februari 2020

kansen voor extra activiteiten zoals rondleidingen op de bouwplaats en een uniek inkijkje in wat een restauratie van een ruim zes eeuwen oud monument met zich meebrengt. De Domtoren is van groot historisch belang. Niet alleen binnen Nederland, maar ook internationaal. “Toen de Zweedse DJ Avicii overleed, werd één van zijn nummers op het carillon gespeeld”, zegt Backer. “Dit eerbetoon werd zelfs door de internationale media opgepakt. Dat laat wel zien hoe belangrijk dit monument is voor Utrecht én voor Nederland”. <


Gemeente en aannemers samen op weg naar nul uitstoot

AANBESTEDEN <

Begin vorig jaar zette de gemeente Amsterdam een aanbesteding uit voor straatwerk en asfalteringswerkzaamheden. Bijzonder daarbij was dat niet de prijs, maar het beperken van de uitstoot leidend was bij het beoordelen van de inschrijvers. Hoe lager de uitstoot, hoe hoger de score. Jorrit Kalt; “Deze manier van aanbesteden is een strategische zet om onze duurzame ambities in te vullen. Het is zeker geen pilot; het is voor ’t echie voor de hele stad”.

Het idee om het straat- en asfaltwerk in de stad ‘klimaatvriendelijk’ aan te besteden is een invulling van de duurzaamheidsagenda van de stad. De hoofdstad heeft scherpe duurzaamheidsambities dankzij de groene coalitie die er de scepter zwaait. In 2025 moet de werkzaamheden in de stad binnen de ring uitstootvrij zijn en vijf jaar later heel Amsterdam. “En dan moet je zelf het goede voorbeeld geven”, zegt Sarah Bork, programmamanager Toekomstbestendige Assets bij Stedelijk Beheer.

> Innovatie stimuleren. Amsterdam deelde de stad voor de aanbesteding op in dertien geografische percelen; vier voor asfalteringswerkzaamheden en negen voor straatwerk. Jorrit Kalt, categoriemanager Verhardingen van het team Inkoop & Advies; “Alles bij één aannemer neerleggen zou een te groot risico zijn. Met dertien percelen kunnen we een zo breed mogelijk marktsegment aan aanbieders meenemen. Op deze manier wordt ook het mkb gestimuleerd om te > innoveren”.

Straatwerk en asfalteringswerkzaamheden Foto: gemeente Amsterdam

37


> > Drie raamovereenkomsten. De totale aanbesteding omvat drie open raamovereenkomsten; één voor elementenverhardingen, één voor klein asfaltwerk en één voor groot asfaltwerk. De eerste twee lopen tot medio 2023, de derde tot medio 2025. Binnen de raamovereenkomsten kan de gemeente opdrachten verstrekken aan de geselecteerde aannemers, zolang die invulling geven aan een aantal leidende principes voor de samenwerking en blijven voldoen aan de zichzelf toegekende duurzaamheidscriteria. Totaal gaat het om tachtig tot honderd miljoen euro aan opdrachten op jaarbasis.

> Duurzame werkwijze. Inschrijvers werden uitgedaagd om ‘zo schoon mogelijk materieel’ in te zetten, zoals accu-elektrische minigraafmachines en shovels. De aannemers moesten ook een plan van aanpak indienen met hun ‘duurzame werkwijze’ ten aanzien van een efficiënte bouwlogistiek. Denk: het verminderen van transportkilometers en het inrichten van hubs voor het efficiënt opslaan en verdelen van materialen. De plannen werden door een deskundige commissie kwalitatief beoordeeld, waarbij de prijscomponent buiten beschouwing bleef. Kalt; “Het leidende principe van deze aanbesteding is kwaliteit voor een eerlijke prijs. We hebben veel complimenten gekregen omdat we het lef hadden om het op deze manier te doen”.

‘Het leidende principe van deze aanbesteding is kwaliteit voor een eerlijke prijs’

> Discussie over de prijs. “We merkten veel moeheid in de markt om alsmaar de prijzen te drukken en te moeten vechten voor een opdracht”, vervolgt Kalt. “De traditionele manier van aanbesteden zorgde bovendien voor een perverse prikkel: aannemers waren vooral gebaat bij meerwerk; dat was in feite hun verdienmodel. Dat is nu helemaal omgegooid”. Dat zorgde in de eigen organisatie wel voor wat koudwatervrees, vertelt Kalt. “Betaal ik niet de hoofdprijs, werd er gedacht. En er is soms wel wat discussie over de prijs, maar we zijn nu driekwart jaar onderweg en er zijn inmiddels enkele projecten afgerond voor dezelfde of vergelijkbare tarieven, voor zover je dat kunt vergelijken”.

nier van werken is er een open en eerlijke samenwerking ontstaan. De nieuwe werkwijze is bovendien duurzamer en daar zit de echte winst”. Bork; “We betrekken de aannemer veel eerder in het proces. Vroeger ontwikkelde het projectteam van de gemeente een plan en dat ging naar de aannemer. Nu zitten zij vanaf het begin aan tafel om zo samen toe te werken naar de beste oplossing”.

> Geen rocket science. Kalt; “Het klinkt simpel als je het zo > Open en eerlijk. Kalt; “De prijs is aan de voorkant wel hoger, maar aan de achterkant komen we gelijk of lager uit. Hoe dat kan? In de traditionele situatie werd er gemiddeld al dertig procent faalkosten ingecalculeerd. Met het nieuwe contract en de nieuwe ma-

Foto: gemeente Amsterdam

vertelt en het is ook absoluut geen rocket science. Feitelijk hebben we het onszelf gemakkelijk gemaakt. Er zijn nu enkele A4’tjes met leidende principes en dat is het. Als een aannemer zich niet houdt aan de afspraken kan de gemeente de overeenkomst beëindigen, maar dat geldt ook andersom. Gedraagt de gemeente zich niet als professioneel opdrachtgever, dan kan de aannemer opzeggen”. De nieuwe systematiek is in eigen huis uitgedacht, met het eigen team van inkoopadviseurs en juridisch adviseurs, aangevuld met enkele externe experts. Totaal duurde het traject ongeveer twee jaar, vertelt Kalt. “Vooral de eigen organisatie informeren en meenemen in de nieuwe aanpak kostte tijd, niet omdat het contract zo ingewikkeld is”.

> Basis van vertrouwen. Bork; “Het leuke is dat we nu bijna een jaar bezig zijn en je meteen het verschil in samenwerking merkt. Samen met de aannemerscombinatie Markus-Veekens organiseerden we vorig jaar een demodag met het thema uitstootvrij werken. We dachten dat er misschien vijftien mensen zouden komen. Dat werden er meer dan honderd, die allemaal enthousiast hun kennis kwamen delen en nieuwe kennis kwamen opdoen. Je ziet door de nieuwe manier van samenwerken ook het omschakelen in het denken in de markt. Belangrijk is ons inziens dat je eerst een basis van vertrouwen neerlegt en van daaruit verder bouwt. Dat hebben we gedaan met de raamovereenkomsten”.

38 februari 2020


Veel belangstelling voor de demodag Foto: gemeente Amsterdam

> Samen nieuwe oplossingen zoeken. Tijdens de contractperiode werken gemeente en aannemers samen aan nieuwe, duurzame oplossingen op het gebied van materieel en logistiek. Bork; “Aannemers zijn begonnen met zo schoon mogelijk materieel. Daarnaast zetten zij zich tijdens de contractduur in om het materieel verder te ‘verschonen’ en efficiënter te werken, bijvoorbeeld door het gebruik van hubs. Een van de oplossingen is om bouwmaterialen te vervoeren over water, voor bouwlocaties tot vijfhonderd meter afstand vanaf het water. Dat gebeurt nu al”. De aannemers zoeken elkaar ook op om samen nieuwe oplossingen te ontwikkelen en faciliteiten te delen, zoals een hub of een laadstation voor elektrische voertuigen en materieel. Ook het gezamenlijk inkopen van elektrisch materieel of materieel dat op waterstof voortbeweegt, wordt overwogen. > Stap voor stap. Bouwlogistiek vormt een aanzienlijke stroom binnen de stedelijke logistiek en de verwachte impact is dan ook groot, zegt Bork. Er is weinig data over de totale huidige uitstoot bij straat- en asfalteringswerkzaamheden. “Maar het is een simpel verhaal: over vijf jaar moet het binnen de ring nul zijn. En dat is ook het doel van de overeenkomst; wat betekent uitstootvrij zijn voor de aannemers en voor de kwaliteit van het werk, wat moeten we doen om dat te bereiken? Waar loop je tegenaan en wie kan welk deel van de puzzel oplossen? Als je nieuw, elektrisch aangedreven materieel aanschaft, dat vaak duurder is dan conventioneel materieel, wat is dan je afschrijvingsperiode? Al doende proberen we samen stap voor stap verder te komen”. > Doen. Bork geeft een praktijkvoorbeeld. “Je werkt met elektrisch materieel en de straat gaat open. Dat betekent normaliter dat Liander de laadpalen voor elektrische voertuigen afsluit, dus heb je ineens geen laadinfra meer. Hoe los je dat op? Kunnen we met Liander een oplossing vinden, of moeten we kijken of het anders kan? Daar kom je alleen maar achter door het te doen”. Op het logistieke aspect probeert Amsterdam samen met de aannemers stappen te

zetten met hulp van TNO en TU Delft. “Samen onderzoeken we of en hoe we de logistieke stromen efficiënter kunnen aansturen vanuit een gezamenlijke regiekamer. Daarvoor moet je data delen, die soms vertrouwelijk is. Hoe doe je dat? En er zijn verschillende manieren om zo’n control tower in te richten. Welke past het beste? Dat onderzoeken we nu door het toe te passen in enkele projecten”.

> Testen in onderhoudsprojecten. Vanuit Stedelijk Beheer zijn er drie hoofdthema’s op het gebied van verduurzamen: circulariteit, klimaatadaptatie en logistiek. De centrale vraag voor Stedelijk Beheer is: ‘wat moeten we anders doen aan de inrichting van de openbare ruimte om bestand te worden tegen klimaatverandering en materialen schaarste?’. Amsterdam werkt samen met kennisinstellingen zoals AMS, de Wageningen University en TU Delft aan het vinden van antwoorden. Bork; “De praktijk is vaak net even anders dan de theorie. Dat gat tussen onderzoekers en de markt kleiner maken, is onderdeel van de raamovereenkomsten. Binnen de raamovereenkomsten is er ruimte om nieuwe oplossingen uit te proberen. We hebben heel veel onderhoudsprojecten en bij tien procent daarvan reserveren we ruimte om nieuwe dingen te testen, binnen de drie genoemde thema’s. Onafhankelijke onderzoekers kijken mee en stellen op basis van onafhankelijke criteria vast wat wel en wat niet werkt. Die resultaten kunnen we vervolgens ook zelf weer meenemen in nieuwe aanbestedingsprocessen”. De eerste overeenkomsten lopen in 2023 af, dus de gemeente denkt nu al na over de kaders en de strategie voor een nieuwe aanbesteding. Kalt; “Ik verwacht dat het op hoofdlijnen hetzelfde blijft, waarbij we de leermomenten verwerken en de eisen zullen aanscherpen. Bij deze aanbesteding deden we alleen een kwalitatieve beoordeling. Ik kan me voorstellen dat er de volgende keer ook een kwantitatieve beoordeling komt, bijvoorbeeld over de milieu-impact van het voorgestelde asfalttype”. Bork; “De lat gaat omhoog. We zitten dan ook dichter tegen 2025 aan”. <

39


WET- EN REGELGEVING <

Integriteit verdient meer aandacht Foto: NVDO

We moeten het gesprek over integriteit op gang brengen Integriteit bij aanbestedingen is een thema dat onvoldoende aandacht krijgt, vindt hoogleraar Elisabetta Manunza. De aandacht gaat vooral uit naar de economische aspecten, zegt ze. “Integriteit bij aanbestedingen heeft twee invalshoeken; de integriteit van de overheid en die van de inschrijver. In Nederland gaat het bij de discussie over integriteit vooral om die laatste”.

Het probleem begint al bij de definitie van integriteit. Een gemeenschappelijke definitie die alle vormen van integriteit dekt, is er niet. Manunza; “Integriteit benaderen we vanuit verschillende oogpunten en disciplines. Zo zijn er naast de juridische ook de maatschappelijke, ethische aspecten et cetera. Het is vooral een dynamisch containerbegrip dat continu aan ontwikkeling onderhevig is. Daarom zijn vaak gedragingen die de samenleving onwenselijk is gaan vin-

40 februari 2020

den, niet altijd al door het recht gesanctioneerd. En wanneer dat wel het geval is, kunnen ze onder verschillende rechtsstelsels vallen: het strafrecht, het ambtenarenrecht of het aanbestedingsrecht”. Dat er ook bepalingen in andere meer specifieke regelgeving zijn, zoals bijvoorbeeld in de Wet Bibob, bemoeilijkt een consistente toepassing van de regels, hoewel die verscheidenheid wel meestal noodzakelijk is.


> Bestek op maat. “Het recht voorziet niet altijd in bepalingen die het mogelijk maken om gedragingen die door de samenleving als onwenselijk worden ervaren aan te pakken. De samenleving is aan een continue ontwikkeling onderhevig en het recht loopt hierdoor noodzakelijkerwijs achter. Ook hierdoor zijn integriteitsschendingen niet altijd eenvoudig te bestrijden. Volgens de corruptie-index van Transparency International doet Nederland het uitstekend op de internationale corruptielijst: ons land staat tenslotte op nummer 8 wat betekent dat er maar zeven landen in de wereld zijn die minder corrupt (zouden) zijn dan Nederland. Maar zo’n index wordt bijgehouden aan de hand van de ‘perceptie’ van de stakeholders die de enquête invullen.

‘Integriteit benaderen we vanuit verschillende oogpunten en disciplines’ Het verbaast ons dan ook niet helemaal dat uit onderzoek van de EU een heel ander beeld naar voren komt. Volgens de stakeholders die deze enquête invulden, vooral bedrijven (de inschrijvers dus), is er sprake van wijd verspreide corruptie onder ambtenaren in ons land. In dit onderzoek komt Nederland veel negatiever uit dan landen die normaliter als corrupte landen worden gezien, zoals Italië en Slovenië. Dan is de vervolgvraag: wat bedoelden deze respondenten met wijdverspreid corruptie? Bij nadere lezing blijkt het dan bijvoorbeeld te gaan om belangenverstrengeling, of bestekken die dusdanig op maat zijn geschreven voor een bepaalde partij, dat andere inschrijvers weinig kans maken”.

> Geen toezichthouder. “Bij een aanbesteding heb je altijd minimaal twee partijen, waarvan één de overheid is en die staat sterker in de procedure dan de inschrijver. In Nederland is er, anders dan in de meerderheid van de andere EU landen, geen onafhankelijke toezichthouder; daarom worden onverkwikkelijke zaken vooral door de gelaedeerde (niet winnende) inschrijvers aan de kaak gesteld. Naast de rechter en de pers is er voor andere belanghebbenden in onze samenleving alleen de weg naar de politiek. De EU aanbestedingsrichtlijn uit 2014 schreef de invoering van een toezichthouder voor,

maar Nederland besliste bij de implementatie dat dat niet nodig is, omdat de rechtsbescherming hier voldoende zou zijn. Daar ben ik het niet mee eens. De ACM bijvoorbeeld, controleert wel de horizontale verhoudingen tussen inschrijvers, maar niet de verticale relatie aanbesteder-inschrijver. En dat er met die rechtsbescherming niet alles op orde is, bevestigt het resultaat van het onderzoek dat het onderzoeksbureau Kwink afgelopen zomer heeft uitgebracht. Zorgelijk dat dit vanuit het ministerie niet of onvoldoende wordt onderkend”.

> Buitenlandse inschrijvers. Medio oktober vorig jaar kwam de aanbesteding van de werkzaamheden aan de A9 in het nieuws. De Volkskrant meldde dat voor het eerst een buitenlandse combinatie een grote Nederlandse aanbesteding binnenhaalde. Bijzonder daarbij is dat de hoofdaannemer een Australische investeringsbank betreft én dat één van de beoogde onderaannemers, het Spaanse bouwbedrijf FCC, verdacht wordt van diverse en ingrijpende vormen van corruptie. Er loopt nog onderzoek naar het Spaanse bedrijf. “De vraag is natuurlijk wat kan de overheid doen om zo’n partij te weren; het is zelfs de vraag of zij daartoe verplicht is. Immers: het lijken zware vergrijpen waarvan FCC wordt beschuldigd. Complex is het wel. Niet alle vormen van corruptie of andere vormen van integriteitsschending vallen onder het aanbestedingsrecht waardoor de vraag opkomt of en zo ja op basis waarvan zo’n bedrijf valt uit te sluiten. Ik adviseer aanbesteders in zo’n complexe kwestie zich door het landelijk bureau Bibob te laten adviseren waar veel expertise is en vooral omdat het bureau toegang heeft ook tot de gesloten bronnen die voor de aanbesteder niet te raadplegen zijn”.

> Kwaadwillend of onprofessioneel?. Als het om corruptie bij aanbestedingen gaat, dan is er in Nederland een groot grijs gebied omdat niet alle onwenselijke gedragingen onder de bestaande regulering vallen, legt Manunza uit. “In andere EU landen heeft de wetgever voor meer vergaande maatregelen gekozen om dit soort gedragingen te sanctioneren. Er is meestal sprake van handelen met opzet, maar verkeerd handelen door onprofessionaliteit of verlaagd bewustzijn komt ook voor. Sommige aanbesteders zijn open en verklaren publiekelijk dat zij de ‘grenzen van wat mag’ opzoeken. Een dergelijke mentaliteit past niet bij de overheid. Die behoort te weten wat rechtmatig gedrag en wat niet. Rekening houden met de fundamentele uitgangspunten van het recht, is niet een keuze maar een verplichting. Immers, de overheid dient ‘altijd’ integer te handelen. Zo is er voor het Rijk de integriteitscode die bepaalt dat ambtenaren > de regels moeten naleven, ook de aanbestedingsregels dus.”

Elisabetta Manunza van de Universiteit Utrecht is hoogleraar aanbestedingsrecht en expert in integriteit. Manunza is lid van de onafhankelijke kwaliteitscommissie Bibob die steekproefsgewijs de kwaliteit van de adviezen van het Bureau Bibob en de zorgvuldigheid waarmee die adviezen worden gemaakt, beoordeelt. Over deze en andere kwesties adviseert de hoogleraar de overheid, wordt zij als expert geraadpleegd door leden van de Tweede Kamer of door parlementaire enquêtecommissies, waarvan de eerste die naar de Bouwfraude in 2002 is geweest.

41


ken, de markt mogen verdelen, smeergelden mogen betalen. Minder helder zijn de nieuwe belangenverstrengelingsregels. Bijvoorbeeld de regels voor de situatie wanneer een bedrijf de overheid in een voortraject adviseert maar later op diezelfde aanbesteding wil inschrijven die na zijn advies op de markt is gezet.

Elisabetta Manunza Foto: Universiteit Utrecht

> Facultatieve uitsluitingsgronden. Er zijn wettelijke uitsluitingsgronden, die moeten worden toegepast in geval de inschrijvende partij zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen of kinderarbeid. Maar er zijn ook facultatieve uitsluitingsgronden die de aanbesteder mág hanteren om uit te sluiten. “In dat geval dient de aanbesteder het bedrijf wel de kans te geven tot ‘self-cleaning’; de mogelijkheid om te laten zien wat de inschrijver heeft gedaan om dat gedrag te verbeteren. Bijvoorbeeld wanneer de inschrijver in staat van faillissement verkeert of de sociale premies niet zou hebben betaald. Het probleem is wel dat de wet de beoordeling over de ‘self-cleaning’ aan de aanbestedende overheid laat. Die heeft een grote mate van discretionaire bevoegdheid. En dit kent ook risico’s. Dat geldt dan vooral voor de facultatieve uitsluitingsgronden en in mindere mate voor de verplichte uitsluitingsgronden, zoals fraude en witwassen”. > Handelingsvrijheid bedrijven is groter. Bedrijven die voor

‘Contracten moeten niet zo ingewikkeld, rechtvaardig en dus proportioneel zijn’ > Frappant in dat verband is dat, omdat de aanbestedingsregels in onvoldoende mate door aanbesteders werden nageleefd, er een ‘extra’ wet is aangenomen: de wet Naleving Europese regelgeving publieke entiteiten (NErpe). Deze wet voorziet in een aantal instrumenten waarmee de naleving van het Europese recht door publieke entiteiten kan worden vereist, ook door decentrale overheden. Kennelijk werd er door de landelijke wetgever een soort dubbele wettelijke verplichting nodig geacht om publieke opdrachtgevers in het gareel te houden. Aan de inschrijverskant is er de indruk dat de integriteitsregels duidelijker zijn. Maar dat is niet altijd het geval. Algemeen bekend is dat bedrijven geen onderlinge prijsafspraken mogen ma-

42 februari 2020

aanbesteding kiezen, moeten zich aan hun zelf opgestelde criteria houden. “De handelingsvrijheid van bedrijven is groter maar niet onbeperkt. Voor hun geldt tenslotte contractvrijheid maar een bedrijf moet zich wel houden aan de door hemzelf opgestelde criteria voor de aanbesteding. Als er bepaald is de aanbesteding op 31 december te sluiten, dan dien je daar aan te houden en niet een interessantere aanbieding die na die datum binnenkomt, te accepteren. De rechter is daar helder over”.

> Aanbevelingen. “Mijn aanbevelingen naar de toekomst? Om te beginnen moeten contracten niet zo ingewikkeld, rechtvaardig en dus proportioneel zijn. Dat is inmiddels bijvoorbeeld de reden dat DBM(F)O contracten niet meer populair zijn in Nederland (overigens een van de weinige landen waar ze dat wel waren) en een toezichthouder zou welkom zijn. De wetgever is aan zet. Onder minister Brinkhorst zijn de facultatieve uitsluitingsgronden nader uitgewerkt, maar dat ministeriële besluit is ingetrokken en het nieuwe is onduidelijk. De aanbesteders moeten duidelijker te horen krijgen wat ze moeten doen en niet zelf kiezen wat wel of geen uitsluitingsgronden zijn. Ook vind ik dat de samenwerking met bureau Bibob intensiever

De professionaliteit aan inkoopzijde als het om juridische regelgeving gaat, schiet vaak tekort, zegt de Utrechtse professor. “Inkoopvereniging NEVI kent zo’n twaalfduizend professionals, maar richt zich vooral op de managementtheorie van het inkoopproces en minder op het recht. Aan de universiteit Utrecht hebben we wel een postdoctorale opleiding waar ook inkopers zonder juridische achtergrond kunnen deelnemen om ze kennis bij te brengen over het juridisch aanbestedingstelsel. Ik geloof namelijk dat als men zich bewust is van het waarom bepaalde regels van belang zijn, het waarom ze ingevoerd zijn, met welk doel, dat ze ook meer en beter in acht zullen worden genomen.”


kan. Er is daar veel kennis en die kennis kan beter benut worden. Tot slot vind ik dat we het gesprek over integriteit op gang moeten brengen. Niet alleen bij de bedrijven, maar ook bij de overheid”. “Ik ben voorstander van een nieuwe definitie van ‘goed’ opdrachtgeverschap. Dat is een vorm die rekening houdt met de belangen van de samenleving in ruime zin, burgers en omwonenden; met de winnende ondernemer, het bedrijf en zijn werknemers én met de inkopende overheid. Zo’n ‘goede’ opdrachtgever dient betere, innovatieve, duurzame en sociale, prestaties uit te lokken. Daarvoor moet je goed naar de belangen van beide partijen kijken. De beslissingsruimte van de overheid is nu erg groot en wordt niet altijd goed benut. Het is geen gelijk speelveld. We moeten verlangen naar een nieuw economisch model dat rekening houdt met de noden van de wereld om ons heen. In dat kader moeten we ons ook realiseren dat alles wat onnodig complex wordt gemaakt, vermeden dient te worden, zoals bijvoorbeeld allerlei ingewikkelde financiële constructies”. Ze noemt de Fyra als voorbeeld, maar vindt het ook erg ondoelmatig en ongepast dat men kiest voor een ingewikkelde financiële instelling uit een ver land dat een totaal ander economisch en juridisch systeem heeft zoals Australië wanneer die inschrijft op een Nederlandse infra-aanbesteding. Lopen daardoor de prijzen niet onnodig op? “Als het te ingewikkeld wordt, dan dien je argwaan te ontwikkelen. Dan klopt iets meestal niet of is het niet zuiver. Ik vind dat we los moeten komen van bepaalde ingesleten economische gewoonten”. <

Tijden veranderen Hoe groot in werkelijkheid het probleem van integriteitsschendingen bij aanbestedingen in Nederland is, is niet in precieze getalen uit te drukken omdat specifieke onderzoeken daartoe ontbreken, benadrukt Manunza. Sowieso dient er te worden gedifferentieerd: heb je het over de overheid of over de inschrijvers? En er zijn verschillende vormen en dus ook gradaties van integriteit. De Bouwfraude is waarschijnlijk het bekendste voorbeeld, of iets recenter de situatie rondom Jos van Rey. Manunza werkte mee aan het onderzoek naar de inmiddels voor corruptie veroordeelde Roermondse ondernemer en ex-politicus. “Dat onderzoek gaf goed aan wat het probleem is. Het onderzoek betrof projecten die over een lang tijdbestek waren ontwikkeld. In een periode van twintig jaar is de regelgeving regelmatig aangepast. En de overheid gaf zelf ook verkeerde signalen af. In 1992 is Nederland door de EU bijvoorbeeld veroordeeld omdat het maken van prijsafspraken hier nog altijd legaal was. En tot 2012 mochten Nederlandse bedrijven in Afrika nog gewoon steekpenningen betalen. Maar tijden veranderen en de regelgeving dus ook, mede onder druk van de internationale gemeenschap”.

Goed naar de belangen van beide partijen kijken Foto NVDO

43


INSPIRE <

Kennis als

ketenverantwoordelijkheid Je gaat naar een middelbare beroepsopleiding om een vak te leren. Tijdens die opleiding loop je stage en daarna deel je jouw vers opgedane kennis weer op school. Na de opleiding maak je carrière, doe je ervaring op én werk je met de laatste technieken aan actuele vraagstukken. En wanneer die kennis ook teruggebracht wordt naar de schoolbanken, is de keten gesloten. Bij het Techniek College in Rotterdam wordt al een aantal jaar gewerkt om die keten te versterken.

Een middelbare beroepsopleiding moet zorgen dat studenten die van een opleiding komen, klaar zijn voor hun vak. Dat is de B in MBO. Maar om als opleider deze mensen klaar te maken voor de arbeidsmarkt en tijdens hun werk bij te scholen, moet je zelf ook actueel blijven. De techniek en de toepassingen veranderen snel, dan moet je als school ook mee. Jan Schuit, docentbegeleider van Techniek College Rotterdam, legt uit hoe bij hem op school wordt gewerkt aan de aansluiting tussen de opleidingen en de beroepen.

> Stages. Bij het Techniek College Rotterdam zijn zes ‘werelden’ waarin de studenten kunnen worden opgeleid: Bouwen & Wonen, Proces & Maintenance, Mobiliteit, Maakindustrie & Onderhoud, Lab & Research en IT & Online. Elk vakgebied met zijn eigen theorie en

Techniek College Rotterdam is een samenwerking van de Rotterdamse MBO’s Zadkine en Albeda. Het is een zelfstandige school. Het samenwerkingsverband van de zes techniekwerelden zorgt voor een eenduidig gezicht van de opleiding naar zowel studenten als bedrijfsleven. Voor andere disciplines staan de opleiders los in de markt, hier werken ze samen. De samenwerking zorgt er voor dat faciliteiten gedeeld kunnen worden, lesmateriaal eenduidig ontwikkeld en gegeven kan worden en dat opleidingen die bij één van de partijen wellicht te klein zou zijn, nu goed aangeboden kunnen worden.

44 februari 2020

praktijk en elk vakgebied met zijn eigen innovaties. Om bij te blijven met de veranderingen in de werkgebieden, is stage een mooi middel. Studenten lopen stage bij de bedrijven waarvoor ze worden opgeleid en delen na hun stage die kennis weer op school. Schuit; “ook voor docenten is een stage heel effectief. We hebben het bijvoorbeeld gezien bij een docent van Mobiliteit die een paar weken op stage was geweest bij een bouwer van luxe jachten. De docent kwam terug met nieuwe inzichten én nieuwe voorbeelden voor de leerlingen die hij klaarstoomt voor het bedrijfsleven. Maar door de schaarste aan docenten en de druk van andere prioriteiten, komen dat soort stages in het gedrang”. Ook op de lerarenopleidingen is de schaarste te merken. Er zijn tegenwoordig minder differentiaties voor vakdocenten en de huidige studenten worden breder opgeleid om ook breder ingezet te kunnen worden.

> Voor de klas. Uiteraard blijft dit verschijnsel niet onopgemerkt. Binnen de diverse scholingsfondsen van de verschillende ‘werelden’ werd gezocht naar een oplossing om te zorgen dat de schoolverlaters een goede beroepsopleiding zouden hebben. En die oplossing lag in de praktijk. Door mensen ‘uit het veld’ te helpen met een pedagogische en didactische opleiding, kunnen zij hun kennis delen en zo een dagdeel per week bijspringen met lesgeven. Praktijkervaring voor de klas. Schuit; “We zijn inmiddels met de derde groep bezig en in maart start er weer een nieuw traject. Wij verzorgen en betalen samen met de scholingsfondsen de pedagogische en didactische opleiding; de deelnemers lopen 80 uur stage op school en kunnen daarna meewerken voor de klas en/of verzorgen gastlessen. Met dit PDD (Pedagogisch Didactisch Diploma) mag maximaal 160 uur per


‘Ook voor docenten is een stage heel effectief’ is het een waardevolle aanvulling op de skill-set van de collega. Zij kunnen ook binnen de normale werkzaamheden goed gebruik maken van de vaardigheid om kennis over te brengen en mensen te begeleiden. En bovendien zorgt het voor nieuwe inzichten en een korte lijn naar de opleider van nieuwe collega’s. Proces & Maintenance Foto: Techniek College

jaar les worden gegeven. Daarnaast zien we dat deze mensen graag bijspringen bij het maken en verzorgen van nieuw lesmateriaal”.

> Verder. In sommige gevallen gaat het verder, aldus Schuit. “In de gesprekken voor een PPD spraken we iemand die naast zijn werk als werkvoorbereider bij een grote aannemer in de bouw na wat trainingen ook meedraait op school. Zijn ambitie is eigenlijk om docent wiskunde te worden. Deze man begeleiden we en als hij na een tijd nog steeds enthousiast is en zijn situatie laat het toe, dan kan hij aan de HBO lerarenopleiding beginnen. En ook daar kunnen we financieel helpen”.

De zorg voor nieuwe instroom en vakbekwame schoolverlaters ligt niet alleen bij de scholen. Dat is een zorg voor de keten. De vraag om vakbekwaam personeel van beroepsopleidingen is er al jaren. De mogelijkheid om zelf de verantwoordelijkheid te nemen en op een leuke manier bij te dragen aan het antwoord is in opmars. In Rotterdam en op andere plaatsen in Nederland wordt gewerkt aan het pedagogisch en didactisch trainen van ervaren werknemers uit de industrie om gericht, relevant en effectief bij te dragen aan de beroepsopleiding van veel nieuwe collega’s, want ook kennis is een ketenverantwoordelijkheid. <

> Willen. Voor sommige deelnemers is het meedoen aan het PDD traject het toegeven aan iets dat al jaren sluimert. Vaak zijn deze mensen ook wel te herkennen binnen bedrijven. Kennisdelers en specialisten die er zichtbaar lol in hebben om met hun eigen kennis anderen verder te brengen. Dat kan op vele plekken in een carrière; vanaf het begin tot en met de afsluiting van een loopbaan in de techniek. Schuit; “We zien regelmatig bij de bedrijven waar onze studenten werken, dat bijvoorbeeld de directeur zich bezint op zijn toekomst bij het bedrijf. Als de overname al in gang is gezet naar dochters en zonen, begint de wens om jongeren wat te leren regelmatig te kriebelen. Daar is dit een mooi traject voor. Jarenlange ervaring en de wil om deze te delen, dat is een prachtcombinatie”.

> Kunnen. De nieuw opgedane kennis van pedagogiek en didactiek is natuurlijk niet alleen voor een dagdeel per week in te zetten bij de opleidingen. Ook bij de werkgevers van deze nieuwe docenten

Bouwen en en Wonen Wonen Foto: Foto: Techniek Techniek College College Bouwen

45


VISIE <

Foto: NVDO

De stap naar Life Cycle Value Bij de aanschaf van een asset is het belangrijk dat er wordt gekeken naar alle kosten die worden gemaakt, zodat de goede investeringsen onderhoudsbeslissingen genomen kunnen worden. Het inzichtelijk maken van de levenscyclus van een asset helpt om een goed overzicht te krijgen van de verwachte kosten die worden gegenereerd gedurende de levensduur van een asset.

De twee methoden die in de praktijk gebruikt worden om de kosten van assets over de gehele levenscyclus in te schatten zijn ten eerste Life Cycle Costing (LCC) en ten tweede Life Cycle Value (LCV).

> Life Cycle Costing. LCC is de conventionele methode die focust op de directe kosten van een individuele asset. In deze methode wordt geen rekening gehouden met de kosten die een asset voor zijn omgeving kan genereren (andere assets of het milieu). Daarnaast, doordat de focus hoofdzakelijk op kosten ligt, worden toegevoegde waarden buiten beschouwing gelaten. Hierdoor wordt er minder waarde toegevoegd door assets gedurende de levensduur.

46 februari 2020

> Life Cycle Value. LCV legt nadruk op de waarde van het gehele plaatje: de directe, indirecte en maatschappelijke toegevoegde waarden en de gerelateerde kosten. De LCV-methode is een aanvulling op de tekortkomingen van de LCC-methode. De LCV-methode biedt organisaties een beter begrip van de toegevoegde waarde en een schatting van de kosten. Hierdoor kunnen organisaties meer uit de assets halen terwijl men minder risico loopt op onvoorziene kosten. Ook kunnen organisaties een betere trade-off maken van de waarden en kosten van onderhouds- en investeringsbeslissingen. Waardedenken brengt niet alleen de organisatie voordelen, maar zet de gezamenlijke inspanning van projecten en Asset Management in zijn geheel in een positief daglicht.


‘Asset Management door een investering in assets als toegevoegde waarde te zien in plaats van extra kosten’ > Uitdagingen. Om van deze voordelen te kunnen genieten, staan organisaties voor een aantal uitdagingen. Het kwalificeren en kwantificeren van abstracte waarden en kosten is lastig, maar geavanceerde technologie kan hierbij deels helpen. Organisaties moeten zich daarom sterk inzetten om technologisch geschoold personeel aan te trekken. Deze personen zijn nodig om hulpmiddelen goed te kunnen bedienen en de waarde-uitkomsten goed te kunnen beoor-

delen. Daarnaast vereist LCV een cultuurverandering van de bedrijfsvoering om de transitie van kostendenken naar waardedenken te bewerkstelligen. Deze transitie is zeer uitdagend in organisaties die gebouwd zijn op een cultuur waarin kosten centraal staan.

> Aanbevelingen. Besef dat LCC-gebreken heeft, indirecte- en maatschappelijke kosten en baten worden niet meegenomen; Voor organisaties die alleen LCC gebruiken is het van belang om te realiseren dat investerings- en onderhoudsbeslissingen via de LCCmethode incompleet zijn. Indirecte en maatschappelijke kosten en baten zijn in deze kostgerichte methode niet inbegrepen, waardoor sub-optimale beslissingen kunnen worden genomen. Maak gebruik van de beschikbare technologieën om abstracte waarden te kwantificeren en zodoende te laten landen in de organisatie; Abstracte waarden, zoals veiligheid en werksfeer, kwantificeren wordt steeds beter mogelijk en nauwkeuriger door technologische ontwikkelingen. Het wordt daarmee in toenemende mate interessant voor organisaties om zich te gaan verdiepen in wat er op technologisch gebied mogelijk in context van hun bedrijf. Zo kan IoT bijvoorbeeld inzicht geven in wat voor impact een asset op het milieu heeft en de analyse van deze data kan oplossingen bieden om deze impact te verminderen. Daarnaast zorgt het kwantificeren van abstracte waarden dat de waarden worden herkend, in perspectief worden geplaatst en beter landen in de organisatie. Dit bevordert vervolgens weer de transitie naar het waardedenken. Het management moet de transitie van kostendenken naar waardedenken faciliteren en stimuleren; Om LCV te kunnen integreren in de bedrijfsvoering, zullen bedrijven moeten werken aan een transitie om het traditionele kostendenken om te zetten naar een organisatie die in termen van waarden denkt. Dit begint bij de stimulatie van waardedenken door het management. Vervolgens is het goed om teams van verschillende afdelingen te laten samenwerken, binnen alle lagen van de organisatie. Zo kunnen werknemers inzien wat de toegevoegde waarde van hun werk is binnen de gehele organisatie. Daarnaast helpt het ook om werknemers van verschillende generaties met elkaar in gesprek te brengen <

Voorbeeld KOSTEN

WAARDEN

Direct

Reparatiekosten van scheuren in wegdek

Indirect

Verstoring van verkeer door het falen van een brug

Maatschappelijk

CO2 uitstoot van een fabriek

Direct

Versnelling van een productieproces

Indirect

Verbetering van de werksfeer

Maatschappelijk

Verbetering leefomstandigheden van een ecosysteem

LCC

√ X X √ X X

LCV

√ √ √ √ √ √

47


CursusKalender Start 3 maart; Leergang Life Cycle Value Het programma bestaat uit zes modules, waarbij de eerste vijf modules bestaan uit een middag/avond sessie van 16.00 tot 20.00 uur en de laatste module uit een volledige dag. De leergang gaat uit van “action learning”, hetgeen betekent dat de onderwezen theorie met oefeningen en praktijkcases wordt ondersteund. Naast handvatten om de geleerde werkwijzen en technieken in de praktijk te implementeren, ontwikkelt de cursist een strategie en plan om daadwerkelijk binnen de eigen onderneming in te voeren. Module Module Module Module Module Module

1 The economics of Maintenance & Asset Management 2 Benchmarking 3 Life Cycle Management 4 Big data en Predictive Maintenance 5 KPI sturing & Change 6 The Great Asset Management Experience

Tijdens dit unieke onderhouds- en Asset Managementspel kunt u als deelnemer al het geleerde in de praktijk brengen en neemt u het in kleine teams tegen elkaar op. U stuurt op waarde onder meer door de koers van uw virtuele Onderhouds- en Asset Management organisatie steeds opnieuw aan te passen aan nieuwe uitdagingen. Het team dat de meeste waarde creëert wint en ontvangt de prestigieuze award. Cursisten ontvangen tevens de volgende publicaties; “Value Driven Maintenance & Asset Management” “Design for Maintenance: guidelines to enhance the maintainability, reliability and supportability of industrial products”

6 maart; Storingsanalyse, maar dan Anders! Deelnemers worden getraind in een stap voor stap aanpak, een systematische manier van denken voor het analyseren en oplossen van storingen. De deelnemer krijgt daarbij antwoord op de volgende vragen: • Hoe meld ik storingen duidelijk en welke vragen moet ik (mezelf) stellen om ervoor te zorgen dat ik alle relevante informatie verzamel die nodig is voor het oplossen van de storing? • Op welke wijze kan ik alle gegevens met betrekking tot een storing het beste (visueel) vastleggen, zodat de feiten door iedereen eenvoudig begrepen worden? • Hoe kan ik een nog niet opgeloste storing zorgvuldig overdragen aan een collega, zodanig dat hij direct met de analyse kan beginnen? • Hoe pak ik de analyse van de storing efficiënt en effectief wijze aan, zonder voorbarige conclusies te trekken? • Hoe bepaal ik op basis van de beschikbare informatie de juiste storingsoorzaak, zonder te vervallen in een aanpak van “trial and error”? • Hoe bepaal ik de beste maatregelen om de storingsoorzaak weg te nemen.

48 februari 2020

Onderwerpen

Tijdens deze eendaagse cursus worden eigen ervaringen uitgewisseld. De deelnemers krijgen een beeld van hun huidige werkwijze bij het analyseren van storingen. Vervolgens wordt stap voor stap een systematische aanpak voor storingsanalyse getraind. Daarbij worden korte stukken theorie steeds afgewisseld met vele praktische voorbeelden en oefeningen om vaardigheid te ontwikkelen in een kritische aanpak. Deelnemers ontvangen tijdens de cursus een syllabus. Voor toepassing van de methoden in het eigen bedrijf worden tevens digitale werkbladen beschikbaar gesteld.


10,11,12 maart; Reliability-Centred Maintenance III (RCM3) Deze cursus neemt de deelnemers mee door het Aladon RCM3proces, de volgende generatie RCM. RCM3 is de opvolger van het robuuste en grondige denkproces van de RCM2-methode. Organisaties passen RCM3 toe om operationele en onderhoudsrisico’s die samenhangen met het gebruik van fysieke assets te reduceren, om zo de inherente capaciteit van assets op het gebied van veiligheid en betrouwbaarheid te bereiken tegen minimale kosten. Risicogebaseerd RCM (RCM3) brengt de onderhoudsstrategie volledig in lijn met de internationale normen voor Asset Management en risicomanagement (ISO 55000 en ISO 31000).

Met RCM3 bepaalt u welke onderhoudstaken moeten worden toegepast op een systeem en met welke interval deze taken moeten worden uitgevoerd. RCM3 biedt ook de oplossing om te bepalen in welk geval het beter is om een storing bewust af te wachten of een storing te bestrijden met een wijziging van het ontwerp, het gebruik of door het verbeteren van instructies, kennis of vaardigheden. U ervaart de best practices voor het beantwoorden van de acht vragen van RCM3 aan de hand van een praktijkvoorbeeld. U verkent ook de algemene valkuilen bij de uitvoering en de implementatie van RCM3.

Doel

Tijdens de cursus leert u de basis van modern prestatiemanagement van fysieke assets. Vandaag de dag is er, meer dan ooit, de prangende behoefte om assetprestaties te vergroten en tegelijkertijd kosten te verminderen. Een sleutel tot succes is het verschuiven van de traditionele benadering van reparatie en optimalisatie naar het proactief beheersen van risico’s – het basisprincipe van RCM3.

2, 3 april; Verkenning Asset Management Een integrale kijk op het beheer van assets, van ontwerp, gebruik, onderhoud tot ontmanteling, en het zorgdragen dat beslissingen en acties steeds “in line of sight” zijn met het corporate beleid en strategie zijn voorwaardelijkheden voor goed asset management. Hiervoor is het noodzakelijk om een passend en doelmatig asset management systeem op te zetten en te implementeren. Asset Management wordt dan ook meer en meer gezien als een competentie met een breed en integraal perspectief.

Doel

De verdieping van de strategie in concepten en in plannen resulteert in opdrachtstellingen met bijbehorende budget voor de processen: assetcreatie/verwerving, asset-gebruik, asset-onderhoud asset-verbetering en asset-ontmanteling. De prestaties en condities van de assets en asset management moeten worden gemeten, geanalyseerd en continue verbeterd. Voor de realisatie van deze processen moet een heldere en gestructureerde organisatie worden ingericht en moet de nodige competenties bij de medewerkers aanwezig zijn. En tenslotte moet het gehele proces ondersteund worden met IT en infrastructurele middelen.

Deze cursus is geaccrediteerd door het Institute of Asset Management (IAM) en behandelt alle IAM modules (A1-A2 en B1 t.e.m. B6). De deelnemer zal na het succesvol afronden van de bijbehorende toets een certifcaat ontvangen met een uniek nummer uitgereikt door het Institute of Asset Management.

Na het volgen van deze cursus: • Heeft de deelnemer kennis van Asset Management definities en de vereisten genoemd in PAS 55 en ISO 55000 • De cursist is zich bewust van de toegevoegde waarde van Asset Management voor zijn organisatie en kent de verschillende Asset Management domeinen en hun samenhang • Beschikt de deelnemer over “field proven” frameworks, modellen en best practices die concreet in de eigen situatie kunnen worden toegepast

49


Onbekend hoeft niet onbemind te maken Hoewel de verspreiding van Asset Management steeds groter wordt en het Asset Management zelf zich steeds beter ontwikkelt in bedrijven, is het goed dat men zich realiseert dat Asset Management geen doel op zich is. Asset Management ondersteunt het primaire proces van een bedrijf. Deze positie is waarschijnlijk de oorzaak dat je soms bij zeer succesvolle bedrijven terecht komt, waarbij het primaire proces tot in de puntjes verzorgd is, maar waar de noodzaak tot het uitvoeren van Asset Management niet gevoeld wordt. Wellicht is de aanwezigheid van succes (en daarmee geld) ook wel de reden dat er nog onvoldoende aandacht aan Asset Management wordt besteed. Eventuele tegenvallers in de bouw- of gebruiksfase van een gebouw worden financieel eenvoudig opgevangen. En overigens ook makkelijk geaccepteerd als voldongen feit. Peter van den Boer, Hoofd Technische Dienst bevindt zich in een dergelijke situatie. “Als morgen het dak lekt, ziet het management direct de noodzaak van reparatie of vervanging en wordt het benodigde geld zonder morren beschikbaar gesteld. Maar als ik wil investeren in het voorkomen van lekkages, bijvoorbeeld door conditiemetingen uit te voeren, een risicogestuurd onderhoudsplan op te stellen en een meerjarenonderhoudsplan en -budget te maken, dan stokken deze plannen bij datzelfde MT”. In dit geval leeft bij het betreffende MT de gedachte dat investeren in ondersteunende processen niet lonend is en dat de serviceproviders wel zorgen voor de juiste kennis ten aanzien van het bouwen en onderhouden van de gebouwen. Terwijl er inmiddels zoveel data is over de toegevoegde waarde van Asset Management, waarbij de besparingen in de orde grootte liggen van tientallen procenten.

26 maart; ISO 55000 Strategisch Gebouwbeheer De NVDO cursus “ISO 55000 Strategisch Gebouwbeheer” geeft deelnemers waardevol inzicht in de wereldwijde normering. U maakt kennis met de inhoud en heeft aan het eind van de dag een helder en compleet inzicht in de integrale eenduidige aanpak die de norm voorschrijft. Hierbij wordt dieper ingegaan op de toepassing van ISO 55000 bij strategisch gebouwbeheer. Let op: de training gaat specifiek in op de ISO 55000 serie en behandelt slechts in hoofdlijnen het vakgebied van Asset Management, met als doel de norm te verduidelijken. ISO 55000 is een internationale norm die de eisen voor het ontwikkelen, implementeren, onderhouden en verbeteren van een managementsysteem voor Asset Management specificeert. De norm specificeert welke elementen in een Asset Managementsysteem zouden moeten voorkomen en hoe deze met elkaar verbonden zijn. De invulling daarvan is aan de organisatie zelf. De norm bestaat uit drie delen: 1. ISO 55000 Asset Management: Overview, Principles en Terminology 2. ISO 55001 Asset Management: Management systems, Requirements 3. ISO 55002 Asset management: Management systems, Guidelines for the application of ISO 55001 Nota bene: Bij deelname aan deze eendaagse ISO 55000 cursus is uiteraard de norm deel I inbegrepen!

Hier ontstaat een kip-ei situatie, want het MT wil het eerst zien en dan pas geloven (toepassen). Maar om het te zien, moet je er eerst in investeren, wat dus niet gebeurt… Een mogelijkheid om dit patroon te doorbreken is om het management grip te geven op Asset Management. Want de eerder genoemde gedachte dat investeren in ondersteunende processen niet lonend is, komt vaak ook voort uit de onbekendheid met die ondersteunende processen. Dat is immers niet hun primaire proces, waar ze wel kennis van hebben. Grip op de situatie geeft vertrouwen en vergroot de kennis. Raak daarom bekend met Asset Management! Uiteindelijk zal dan blijken dat ook een ondersteunend proces als Asset Management waarde toevoegt aan het bedrijf en dat het investeren hierin lonend is.

50 februari 2020


Hoe stimuleert u als leider innovatie? De 5 innovatie-ingrediĂŤnten voor succesvol asset- en onderhoudsmanagement

Dit is een event van:

Bezoek het event op 26 maart SAP Experience Center, ‘s-Hertogenbosch Aanmelden en meer info op www.ideo-nl.com


Vraag hier onze kennisposter aan

29

Nederland T +31 (0)294 494 494 • België T +32 (0)53 76 76 00 • info@vanmeeuwen.com • www.vanmeeuwen.com

L op ees pa m gi eer na

Smeertechnische opleidingen op maat? Smeertechnisch specialist worden?


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.