9 minute read

FIETSAVONTUUR | Frankrijk

Ideale lunchplek bij La Lizolle.

Op de mountainbike door de Livradois-Forez

In vorig nummer (Op Weg 2020 6) werd onze mountainbiketrektocht beschreven dwars door de bergen van de Livradois in het westen van het natuurpark, nu is het beurt aan de ‘Monts du Forez’ in het oosten en de ‘Monts Noirs’ in het Noorden.

Æ Tekst en foto’s Willem Dhaenens

Een houterig bewegend voorwerp

Gisteren kregen we het lichtste avondmaal van de ganse reis op ons bord: pompoenpuree als hoofdgerecht. Zal dat ons door deze zware dag kunnen slepen? Vandaag geen puree op het menu, al zal ons zitvlak er snel op gaan lijken wanneer we van 1150 m naar 1350 en weer naar 530 deinen, om tenslotte bijna 1400 m te bereiken op de Col de Béal. Daarom maken we een noodstop bij de apotheek in Saint-Anthème voor ‘poepjeszalf’. Op de Col des Allebasses draaien we rondjes zonder het Juiste Pad te vinden. Pas in het gehucht La Gourre rollen wij uit het schaduwrijke lommer tot aan het allereerste huis in uren. Meteen staan we met beide voeten terug gekatapulteerd in een ver verleden, toen alle alaam van de boeren nog in hout was. Ik voel mij intussen ook stilaan veranderen in een houterig bewegend voorwerp, en hersenloos, want dàt lichaamsdeel is aan het overkoken. Nu hebben we even genoeg van dat geklots en gebonk, het asfalt wordt onze vriend - dat ik dát ooit nog over mijn lippen zou krijgen - en we dalen tot in Ambert, stad van de ‘fourme d’Ambert’, maar ook van de papiermakerij en

van het station waar het toeristentreintje vertrekt dat het ganse natuurpark doorkruist van zuid naar noord. De Michelingids vertelt dat de flamboyante stijl van de gotische kerk in Ambert getemperd wordt omdat de decoratieve fantasie van de beeldhouwer is beperkt door de hardheid van de granietsteen. Een gevoel dat wij voortdurend delen met de ‘sculpteur’ als we over de uitgeloogde paden dokkeren. “Hoe hard kan graniet zijn?”, vraagt mijn kont.

Rakelings langs stammen

In weloverwogen evenwicht stuurt ‘Gérard le Guide’ onze twee- of driewielers afwisselend door het grind en over het asfalt, door een beekje, over graniet en door het zand. Rakelings razen we langs stammen, hobbelen we over wortelstokken en omknellen we zo stevig mogelijk ons stuur, laverend door sleuven. Maar op de mountainbike bergaf geldt één gulden regel: niet overmoedig zijn, ook al pompt je hart al die vreemde stoffen door je bloed, zoals adrenaline en andere -ines. Maar plots doemt een splitsing op. Snel die linkerrem loslaten, maar ... te laat! Wat aan de buitenkant te zien is lijkt erg, maar is algauw gerepareerd dankzij het EHBO-tasje dat vrouwlief, de verpleegster, had klaargemaakt. Wat ik binnen voel ter hoogte van de rechterheup daarentegen...

Je peux vous emmener

Na La Volpie bollen we Job (620 m) binnen. Op terras met ‘un demi’ bereiden we ons mentaal voor op de Grote Klim naar de Col du Béal (1390 m). Briek Schotte achterna, de pet met klep naar achteren, ziet Johan het al helemaal zitten, terwijl ik de bazin lachend hoor zeggen dat zij medelijden heeft met ons: “Je peux vous emmener là-haut en voiture, hein”. Direct na het vertrek uit het café gaat het meteen fout met die rechterheup en ik gooi het stuur om, terug naar het café. De bazin schrikt als ik haar vraag of zij dat wel degelijk meende …

Op de mountainbike bergaf geldt één gulden regel: niet overmoedig zijn, ook al pompt je hart al die vreemde stoffen door je bloed.

Haar schoonbroer staat even later voor de deur met zijn oude Citroën. Vier mannen peigeren zich af op de Col du Béal, terwijl ik gezellig zit te kletsen met de dikbuikige Albert, zijn linkerarm uit het autoraampje met een sigaretje tussen de vingers. Boven op de Col du Béal bekent hij dat hij hier nog nooit is geweest, terwijl hij nog een sigaretje opsteekt. Op televisie de Tour volgen lukt niet, want het signaal via een antenne loopt voortdurend vast. De ‘Roglic’ van onze groep is Johan, met Eric in zijn spoor. Gino klom met gezwollen knie en blijkt ook nog mechanische pech te hebben, die nog vóór het avondmaal moet hersteld worden.

Bospaden met diepe sleuven

De volgende ochtend zitten we vroeger dan anders in het zadel gebeiteld. Onder de beschutting van een regenjasje en onder een loodzwaar wolkendek duiken we door de mist de Col de Béal af tot in Chalmazel (820 m), het enige skioord van de Monts du Forez. De behoefte om het asfalt nog eens te verlaten wordt al snel overschaduwd door de angst om op de spekgladde bospaden, uitgeloogd door de regen en met diepe sleufen gemarkeerd, het evenwicht kwijt te raken. Langs de oostflank van de Forezbergen tovert het landschap voor onze blikken een perfecte afwisseling van loof- en naaldwoud, met daartussen open graslanden en halfopen ‘bocage’ met houtwallen en heggen.

Laven aan lome landschappen

Na een steile klim, de zoveelste die ik te voet afhaspel, verzamelen we in het portiek van de kerk in Cezay voor de lunch. De zon breekt langzaam door het wolkendek, waardoor we ons weer stilaan door de velden riskeren en ons kunnen laven aan lome landschappen. We steken de Aix over en duiken onder de A89,

Op weg naar een terrasje.

waar een ‘lopende klim’ onaangekondigd kriebelt om een koerske te forceren. Uitgeput zijgen we neer op het kruispunt in Souternon. Ginomet-de-knie kon deze escapade niet bijster appreciëren, dus houdt hij geen halt maar verdwijnt als een stoomtrein op hol. Het duurt tot de kerk in Luré voordat we hem terugzien, uitgeblust, uitgerust, uitgeraasd: peis en vree. Als een oude vrouw haar emmer zeepsop voor mijn wielen over straat gooit, vraag ik haar of zij ook proper en koel water heeft voor onze bidons. Eén voor één gaat zij geduldig alle tien bidons in haar achterkeuken vullen. Zij weet ons ook te vertellen dat we geen terrasje meer zullen zien, tenzij we een omweg naar Cremeaux maken. U raadt het al: natuurlijk doen we dat! De cafébazin schudt elk van ons de bezwete hand wanneer we op haar terras neerstrijken. Ik vraag een licht beschonken tooghanger of zijn kerk soms uit de 14de eeuw zou kunnen dateren? Hij steekt onmiddellijk de straat over om het bordje te gaan lezen. “16ième siècle!”, komt hij vertellen, fier als een pauw, omdat hij vandaag iets over zijn eigen dorp heeft bijgeleerd.

De neus gedeukt

Na Cremeaux kunnen wij alleen nog maar smachten naar het eindpunt, Saint-Just-enChevalet. Daar ontdekken we ‘la raison d’être’, dat na een lange steile afdaling met een luide knal op ons ligt te wachten: Gino’s band ontploft vlak voor de deur van ‘La Maison d’Être’. Julien komt ons verwelkomen en krijgt meteen een prangende vraag: “Hoeveel flessen bier heb je in huis?” Dat blijken vijf stuks van 75 cl te zijn, die wij meteen confisceren alvorens onder de douche te duiken. Julien slooft zich uit om het avondmaal tot een hoogvlieger te maken en omdat hij er alleen voor staat bied ik aan om zijn ober te spelen. Bij de zoveelste bestelling kies ik de verkeerde kant van de glazen terrasdeur en bots er met het gezicht frontaal tegenaan. Na de heup nu ook de neus gedeukt...

Wanneer een vrouw haar emmer zeepsop voor mijn wielen over straat gooit, vraag ik haar of zij ook proper en koel water heeft voor onze bidons.

Daveren over boswegen

De ochtendnevel over het dal trekt op. We beschrijven een lus door La Mataude, een boerengat van niemendal waar ik toch halthoud voor een fotogenieke paarse boerderij. Geert leert ons hoe je een voorvork opblaast als ze te weinig veert. Wij stijgen door een lieflijk bebost dal en daveren over boswegen onder een staalblauwe hemel. Het belooft vandaag bloedheet te worden. Al dat klauteren is slechts een opwarmertje voor wat ons straks te wachten staat. Op de kerktoren in La Tuilière slaat de klok onheilspellend tien uur. We dansen op de trappers naar Saint-Priest-la-Prugne en stoppen aan de drukke D495 om over te steken, wanneer aan de overkant een SUV komt aanrijden waar een chihuahua naast holt. De dame aan het stuur heeft niet meteen in de gaten dat haar hondje gevaar loopt, dus wij roepen “Attention!”. Het portier zwaait open maar het beestje wil niet naar binnen springen, dus zij draait zich om en rijdt terug naar huis, haar trouwe volgeling er achteraan. Het lijkt wel een voorteken, een metafoor, van hoe wij trouw en blindelings onze gids de gps zullen volgen, diep in de donkere bossen.

Te voet aan fiets en kar sleuren

DeBois Noirs zijn een verlengstuk van de Monts du Forez in het noorden en worden gescheiden van de Monts de la Madeleine door de vallei van de Besbre. Je zal het niet geloven maar in die onmetelijke wouden verliezen we keer op keer ons pad, raken verstrikt tussen kreupelhout en zien de gps-track vèr naast ons lopen zonder erop te raken. We sleuren te voet fiets en kar omhoog, schuifelen angstig naar beneden over steenslaghellingen van wel 30 % en vallen in bijna desastreuze accidenten wanneer de

Op de Col Allebasses.

kar dubbel plooit en er letterlijk stokken in de wielen schieten. Duizend angsten kan een man op zijn mountainbike beleven, maar geen enkele zou hij willen missen. Uiteindelijk stranden we dan toch op de eerste strook asfalt na twee uren wildernis. Een gedroomde plek voor de picknick ontvouwt zich wanneer de groene gordijnen van het woud openvallen aan het eerste huis van de bewoonde wereld, in het gehucht La Lizolle. Een vriendelijk jong koppel hangt verveeld uit het raam en is bereid onze bidons te vullen. We vleien ons neer om van de opgedane emoties te bekomen en staren ontroerd over de bergen.

Schouder aan schouder

In La Monnerie-le-Montel tanken we cash om de pot te spijzen, die Gino de ganse trip zo zorgvuldig heeft beheerd. Nu we weer op krachten zijn willen we het nog eens onverhard proberen, maar dat is algauw meer stappen dan rijden. Vanaf Celles-sur-Durolle zweren we dus bij asfalt, niet onverstandig bij 33° in de schaduw. Vliegensvlug stoten we door naar Vollore-Ville voor een terrasje onder een luifel. Schouder aan schouder pedaleren we over de D7 naar het absolute eindpunt. Omdat het nog lichtjes stijgt gaat Johan als gewoonlijk recht op de trappers staan en geeft ons het nakijken: “Tot in Aubusson d’Auvergne!” In het vtt-centrum komen we op adem en spuiten de mountainbikes af met hoge druk. We laten ons de ‘mignonette aux lentilles’ en de rijke kaasschotel smaken, maar de lip van Geert krijgt nog een flinke steek van een wesp in zijn glas rosé. Een laatste ‘petite histoire’ bij de mooiste fietsreis van ons leven, onder een verschroeiende zon maar door de mooiste bergen van Frankrijk.

PRAKTISCHE INFO

Alle info over het natuurpark vind je op de website www.parc-livradois-forez.org. Met vijf man in één auto en met een aanhangwagen voor de fietsen en de fietskarren reden we naar onze uitvalsbasis voor deze zesdaagse mountainbiketrektocht: het vtt-centrum ‘Les 4 Vents’ in Aubussond’Auvergne (www.4venst-auvergne.com). De gpx-tracks hadden we zelf aangemaakt, gemiddeld 80 km per dag. De twee laatste nachten brachten we door in een auberge (www.col-du-beal.com) en bij Julien in de chambre d’hôtes in Saint-Just-en-Chevalet (www.gites-de-france.com/fr/auvergnerhone-alpes/loire/la-maison-detre-42g3781).

This article is from: