7 minute read

WANDELREPORTAGE | Nederland

Wandelen langs Friese dorpen

Dertig jaar geleden woonden we in Friesland. We fietsten, schaatsten en maakten kleine ommetjes door het dorp met onze pasgeboren dochter. Maar wandelen? Nee, niet echt. Afgelopen zomer keerden we terug, voor een serieuze vierdaagse rondwandeling. Opnieuw veroverden de kleine dorpen, de machtige wolkenluchten en de enorme, weidse ruimte ons hart.

Æ Tekst en foto’s Britta Schmidt

Een sloot bij Lystewierrum.

Als een biljartlaken

We starten in Sneek, één van de elf Friese steden. Vrienden zwaaien ons uit als we rond het middaguur in noordelijke richting over het fietspad de stad uit wandelen. We volgen het Elfstedenpad, een LAW die zoveel mogelijk het parcours van de Elfstedentocht volgt. Deze in Nederland legendarische schaatswedstrijd van bijna 200 km over natuurijs werd voor het laatst in 1997 gereden. Heel Nederland, mijzelf inbegrepen, hoopt elke winter weer op de strenge vorst die nodig is voor een volgende editie. Eerlijk is eerlijk, onze eerste kilometers vind ik niet de mooiste. We lopen langs de Zwette, de oude trekvaart tussen Sneek en Leeuwarden. Met links een nieuwbouwwijkje en rechts een doorgaande weg met veel autoverkeer. Het is even doorbijten, maar in Scharnegoutum wordt het beter. In de middeleeuwen lag het aan de Middelzee, een zeearm die diep het Friese land indrong. Nu staat op de oude terp een robuuste, bakstenen kerk en ernaast de oude pastorie, strak in de lak en in gebruik als Bed and Breakfast. Verderop een dorpshuis en een bescheiden supermarkt. Het is erg rustig op straat. Na de laatste huizen ontvouwt de wereld zich op grandioze wijze. Kilometers weiland, glad en groen als een biljartlaken. Grasland zover het oog kan zien. Met hier en daar een grote boerderij met een nog grotere, nieuwe schuur erachter. Soms oude, hoge bomen rond het erf, vaak een trampoline in de voortuin. En boven dat alles steeds die eindeloze, blauwe lucht met ontelbare helderwitte stapelwolken. Wie elke kilometer iets anders wil, heeft hier niets te zoeken. Maar wie, zoals ik, ruim wil ademhalen, die is helemaal op zijn plek.

Een enkele kievit

Na een paar kilometer wandelen we Bozum binnen, zo’n vierhonderd inwoners en een dorpscafé dat open is. Op het terras drinken we een heerlijke, ijskoude rivella. In goed gezelschap van de hond van de cafébaas, die eerst

Van Bozum door de weilanden naar de Zwette.

onze rugzakken besnuffelt en dan aan onze voeten komt slapen. Na een half uurtje moeten we hem toch wakker maken, onze pauze zit erop. Al snel lopen we weer over een betonpad van een tegel breed door de weilanden. De zon brandt ongenadig fel, schaduw is in geen velden of wegen te bekennen. De route brengt ons terug naar de Zwette. De wind ruist door het hoge riet langs de oevers. Andere wandelaars komen we niet meer tegen.

Wie elke kilometer iets anders wil, heeft hier niets te zoeken. Maar wie, zoals ik, ruim wil ademhalen, die is helemaal op zijn plek.

Dit is de ‘Greidhoeke’, een gebied tussen Leeuwarden, Franeker, Sneek en Bolsward. Met terpdorpen en grote boerenbedrijven. Met koeien die liters en liters melk geven, maar waar landbouw en natuur ook vaak botsen. We praten erover tijdens het lopen, het kan haast niet anders. De weilanden zijn te groen en te platgestreken. Waar zijn de boterbloemen en paardenbloemen gebleven? En de weidevogels, die zijn met veel te weinig. Een enkele kievit, dat is het wel ongeveer. Maar toch, maar toch, maar toch. Ik vind het er heerlijk. Wat een ruimte, wat een luchten. Wat een rust. Tegen vijf uur wandelen we het hotel in Weidum binnen. Een beetje moe maar vooral erg warm. We bestellen een biertje en krijgen een lokaal gebrouwen ‘Kâld Kletske’ voorgezet. ‘Gewoan een spesjaal bier’ meldt het etiket. Het smaakt bijzonder goed.

Stins

We slapen twee nachten in Weidum en maken dus de volgende dag een rondwandeling. Eerst naar onze oude woonplaats Mangtum, dan door het weiland over de smalle, verharde weg naar Jorwerd. Op de terp een gotisch/romaans kerkje uit de 11de eeuw. Schrijver Geert Mak schetste in zijn boek “Hoe God verdween uit Jorwerd”, een indrukwekkend portret van de veranderingen in dit kleine Friese dorp. We zien dat het kerkje open is, lopen naar binnen en worden getroffen door het sobere interieur. Schoonheid door eenvoud. En in tegenstelling tot wat Mak dacht, is God er weer een beetje teruggekeerd. Een kleine groep bevlogen mensen is hier bezig een nieuwe bezinningsplaats voor stilte en rust te creëren. Twee straten en we zijn het dorp weer uit. We passeren Hijlaard en Jellum. Dan zien we in de verte een stalen geraamte hoog boven de bomen uitsteken. Niet veel later lopen we in Beers onder een stenen poort door en staan midden onder de constructie. Het is een installatie van kunstenaar Bep Mulder: zijn ‘luchtspiegeling’ van de Uniastate, een 15de-eeuws ‘stins’ of steenhuis, afgebroken in 1756. Het werkt. In gedachten zie je muren, mensen….

Op de nieuwe wandelroute vernoemd naar de kloosterling Odolphus. Kunstinstallatie in Beers.

Friese paarden

De volgende dag is het weer warmer. We vertrekken daarom vroeg. Het gras is vochtig van de dauw, in de bermen bloeien springbalsemien en manshoge kaardenbollen. Een paar Friese paarden, het oudste inlandse paardenras van Nederland, kijkt ons met gespitste oren aan. Prachtige dieren, indrukwekkend zwart, statig en met lange manen. In Boksum komen we langs bakker Sybesma. Het piepkleine winkeltje biedt tot onze grote vreugde ook koffie aan. Het komt compleet met een Fries Dúmke erbij, een met anijs gekruid koekje. Om plaats te maken voor andere klanten, drinken we het buiten op.

Odulphus

In Blessum verlaten we het Elfstedenpad en stappen over op het Odulphuspad. Een nog jonge wandelroute, vernoemd naar de kloosterling Odulphus die in de 9de eeuw naar Friesland kwam om er het christendom te brengen. De route is 260 km en kronkelt vooral door de zuidwesthoek van de provincie. Precies wat wij nodig hebben om met een grote boog weer terug naar Sneek te wandelen. Een andere route, een ander landschap? Je zou het kunnen denken, maar het is niet zo. We slingeren weer door de weilanden en volgen dan het oude jaagpad langs de Bolswardertrekvaart. De meeste kloosters uit de tijd van Odulphus zijn verdwenen, maar wie doorloopt naar Boldsward kan er de 13de-eeuwe Broerekerk nog bewonderen, ooit onderdeel van het eerste Franciscanerklooster. Op het land dat we passeren wordt druk gewerkt. Gemaaid gras wordt gekeerd en ligt te drogen in de zon. Trekkers, met grote hoge aanhangwagens, voeren het af naar de boerderijen.

Het gras is vochtig van de dauw, in de bermen bloeien springbalsemien en manshoge kaardenbollen.

Aan het eind van de middag lopen we Winsum binnen. Onze B&B, een imposante, monumentale kop-hals-rompboerderij uit 1640, heeft een heerlijke tuin met hoge bomen die voor veel schaduw zorgen. We slepen stoelen naar buiten, strekken onze benen en doen een uurtje helemaal niets. Wanneer onze magen beginnen te rommelen, wandelen op ons gemak naar de enige eetgelegenheid in het dorp: de snackbar. In goed gezelschap van de plaatselijke jeugd eten we frieten met een kroket.

Koffiestop

De laatste dag is het heet. We besluiten de lus naar Wommels af te snijden met een stukje zelfbedachte route. Daar lijken we al snel veel spijt van te krijgen. Een hoog hek verhindert ons om na de brug over de Bolswardervaart van de weg af te dalen naar het lagergelegen fietspad. We drentelen wat rond voor we de oplossing zien: een poortje in het hek, helemaal achter in de tuin van een boerderij. We sluipen voorzichtig over het erf, speuren naar slapende honden die we liever niet wakker willen maken, duwen het poortje open en staan even later opgelucht op het pad dat we willen volgen. Nog eenmaal wijst Odulphus ons naar een smal betonpaadje. En hij heeft het beste voor het laatst bewaard. We staan op een bruggetje over een sloot vol gele dotterbloemen, wandelen langs een nestwand voor oeverzwaluwen en horen dan het ‘ieuw, ieuw’ van de kievit. Het voetpad leidt ons tussen een rij bomen door en we staan in Lytsewierrum. Hoog op de terp staat de Gertrudeskerk en in een perfecte cirkel eromheen elf mooie huizen en een boerderij. Iets meer dan twintig inwoners. Slechts één toegangsweg. Wat een geluksvogels. Bovendien wonen er nog eens schatten van mensen. Direct buiten het dorp wijst een pijl met ‘Koffiestop’ naar een bakstenen huisje. Binnen staan een koffiezetapparaat en een waterkoker en liggen er ijsjes en blikjes fris in een koelkast. Voor fietsers en wandelaars. Zelfbediening, bijna alles is 1 euro, het geld mag in het bakje. Met moeite weten we ons na een half uur los te weken uit de comfortabele fauteuils. Dan is het steeds rechtdoor, langs een asfaltweg met hoge bomen. Een tikje saai maar de schaduw maakt veel goed. Het zijn de laatste drie kilometer terug naar Scharnegoutum. Naar de laatste torenspits. We slapen in – inderdaad – de oude pastorie naast de kerk. De gastvrouw kookt, de gastheer zet een tafel met stoelen klaar in de tuin, de wijn wordt ingeschonken en de borden vol geschept. Wie te voet komt, wordt in Friesland nog steeds warm ontvangen.

This article is from: