7 minute read

DE FEITENFIRMA

DE JEUGD VAN tegen woordig

De jeugd van tegenwoordig, we weten er alles van. Wie het nu niet is, was het, lang of minder lang geleden, zelf. Er is altijd iets op aan te merken door dezelfden die er ooit op aangesproken werden. Je zou het vertrouwenwekkend kunnen noemen dat sommige dingen nooit veranderen.

DOOR HANS VAN BRUSSEL BEELD REMI DE LIGNY

Wie kijkt naar de illustraties bij dit artikel, valt het ongetwijfeld op hoe de ‘jeugd van tegenwoordig’ in de loop van decennia veranderde. Mores, hoe je je kleedde, hoe je haar zat, welke gadgets if any, lang geleden ertoe deden. Vaak is het lood om oud ijzer. De brommer werd de scooter. De transistorradio werd de walkman en telefoon. Maar de snelheid van het bestaan en vooral wat er tegenwoordig allemaal lijkt te moeten, sociale media, studiedruk: vroeger was zeker niet alles beter, maar soms gun je de jeugd van tegenwoordig wat meer onbezorgdheid.

Landelijke Jeugdmonitor 2022

Begin november verscheen het Jaarrapport 2022 Landelijke Jeugdmonitor. Het gaat over de stand van zaken in 2021 of, als dat niet mogelijk was, het dichtstbijzijnde voorgaande jaar. Overigens, onder ‘jongeren’ verstaan we mensen van 0 tot 25 jaar.

Hoeveel?

Begin 2022 telde Nederland 4,9 miljoen jongeren, ofwel 28 procent van onze bevolking. Urk (44 procent) en Staphorst (37 procent) zijn de uitschieters, daar zijn de gezinnen ook vaak groot.

Jeugdzorg

Over jeugdzorg is veel te doen maar de feiten stroken niet altijd met de almaar groeiende aandacht. Het aantal kinderen van 0 tot 22 jaar dat een vorm van jeugdzorg ontvangt is weliswaar hoog (een op de tien, 461.000) maar binnen dit begrip vatten we • jeugdhulp, de lichtste vorm • jeugdbescherming • jeugdreclassering samen, en als het gaat om de ‘zwaarste’ classificaties, dan is de trend sinds 2015 dalend.

• In 2021 kregen 41.000 jongeren jeugdbescherming, 1,4 procent minder dan in 2015. • In 2021 ontvingen 8.000 jongeren jeugdreclassering tegenover 11.000 in 2015, een afname van 29 procent ten opzichte van 2015.

Maar, in het algemeen kan dat niet worden gezegd, want sinds de overheveling van de jeugdzorg naar de gemeentes in 2015 is het aantal ontvangers van jeugdhulp de ‘lichtere categorie dus gestegen van 363.000 naar 423.000 in 2020.

Medio november maakte een aantal jeugdzorgorganisaties bekend ‘geen tijd’ meer te hebben voor al dat kennelijk noodzakelijke overleg met de overheid, ministeries voorop. Ze besteden hun tijd liever aan de zorg zelf, en die komt door tekorten, zowel financieel als waar het gaat om capaciteit, steeds meer in de knel. In de Jeugdmonitor wordt aan de problematiek een flinke sectie gewijd. Expliciet wordt het probleem van de instroom van gekwalificeerde medewerkers genoemd, maar vooral ook het verzuim.

Directeur Inclusieve Samenleving van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Ingrid Hoogstrate zegt daarover onder meer: "De caseload en daarmee de druk op de betrokken jeugdzorgprofessionals loopt op, met als gevaar dat mensen uitvallen met een burn-out of hun heil zoeken in ander werk."

Yolanda van Aspert, adviseur Beleid werkgeverszaken van Jeugdzorg Nederland, voegt eraan toe:

"Wat bovenal zorgelijk is, is dat we zien dat mensen die met veel energie en enthousiasme starten, er na een jaar of drie alweer mee stoppen. Veel jeugdzorgprofessionals werken in teams, waarbij de teamleden intensief met elkaar samenwerken. Bij het huidige groeiende verloop worden die teams minder stabiel. Dat is niet goed voor de cliënten, die steeds een andere hulpverlener krijgen toegewezen."

‘Vroeger was zeker

niet alles beter, maar soms gun je de jeugd van tegenwoordig wat meer onbezorgdheid.’

Armoede

In de Jeugdmonitor staat ook een vergelijking van het aantal kinderen van wie de ouders bijstand ontvangen of miljonair zijn. Dat doet het natuurlijk goed in de publiciteit, maar liever zouden we de lat niet op ‘bijstand’ willen

zien. Want ‘bijstand’ is enerzijds natuurlijk een objectief gegeven, rechtstreeks ontleend aan de systemen van de overheid, maar als er beoogd wordt te reflecteren op kinderen die in flinke armoede opgroeien, dan zou het voor de hand liggen ten minste een van de drie verschillende criteria voor armoede te hanteren die het CBS en het SCP hanteren. Of de zogenaamde ‘lageinkomensgrens’, die ook doelt op personen en gezinnen die dreigen in armoede te vervallen. Zeker met de in 2022 enorm toegenomen inflatie is dat een beter begrip.

Toch maar even die Jeugdmonitorcijfers: • Eind 2019 waren er 127.000 miljonairskinderen.

‘Laag opgeleide ouders hebben tweemaal zo

vaak kinderen met overgewicht en zelfs driemaal zo vaak kinderen met obesitas.’

• Op dat moment waren er 204 duizend bijstandskinderen.

Op 4,9 miljoen jongeren telt natuurlijk elk kind, maar juist deze relatief kleine aantallen op het totaal maken dat je geïnteresseerd raakt in een anders gedefinieerde groep die ongetwijfeld veel groter is.

Jeugdstijl

Roken. Hoewel jongeren de laatste jaren minder zijn gaan roken, geldt voor de groep 18-25 jaar nog altijd dat zo’n 25 procent rookt, ondanks alle ontmoedigingscampagnes- en maatregelen. In 2021 rookte 2 van de 10 jonge vrouwen en 3 van de 10 jonge mannen.

Alcohol. Niet veel beter is het gesteld met de alcoholrichtlijn: 70 procent van de 12- tot 18-jarigen houdt zich eraan, maar 30 procent niet.

Blowen. Iets minder dan die 30 procent (25 procent) gebruikte in 2021 cannabis; de vrouwen doen niet onder voor de mannen.

Overgewicht. 12 procent van alle 2- tot 12-jarigen had in 2021 overgewicht, iets dat in best ontluisterende mate samenhangt met het onderwijsniveau van de ouders. Laag opgeleide ouders hebben tweemaal zo vaak kinderen met overgewicht en zelfs driemaal zo vaak kinderen met obesitas. Hebben de ouders zelf ook overgewicht, dan is de kans heel groot dat het kind hetzelfde overkomt. Dat heeft natuurlijk alles met eetgewoonten te maken. In gezinnen met laag opgeleide ouders wordt bijvoorbeeld aanmerkelijk minder fruit gegeten.

Onderwijs

In schooljaar 2021/’22 telden we 185.000 leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs). Iets meer dan de helft van deze leerlingen (50,5 procent) zat op het vmbo; de anderen volgden havo of vwo.

In de media wordt vaak gesproken over het ontbreken van gelijke kansen als het gaat om de gezinnen en de achtergrond van de ouders. Het dominante beeld is dan dat van de grote steden waarbinnen de bevolkingssamenstelling de laatste decennia sterk is gewijzigd met veel eerste-, tweede- en derde-generatie kinderen uit andere landen.

Die kinderen zouden vaker in het vmbo-onderwijs terecht komen. Dat kan zo zijn, maar dan is het tenminste opmerkelijk dat in de

gemeenten Ameland, Pekela, Bergen en Oldambt het percentage vmbo’ers het hoogste is, met respectievelijk 96, 76, 71 en 71 procent. Helemaal niet opmerkelijk is het dan dat het laagste aandeel vmbo’ers is te vinden in Bloemendaal (18 procent), Heemstede (21 procent), Oegstgeest (23 procent) en Wassenaar (23 procent).

Welzijn

De cijfers die het CBS publiceert over het welzijn van jongeren zijn, zoals iedereen zich kan voorstellen (en het CBS meldt die nuance zelf ook), sterk beïnvloed door corona en de beperkingen in het sociale leven waarmee veel jongeren het heel moeilijk hadden.

Het CBS formuleert het zo: "Jongvolwassenen waren in 2021 minder vaak gelukkig, minder vaak tevreden met hun leven en hadden gemiddeld een lager persoonlijk welzijn dan een jaar daarvoor. Op alle drie de aspecten scoren jongvolwassenen bovendien voor het eerst lager dan mensen van 25 jaar of ouder. Jongvolwassenen hadden in 2021 vooral een lager persoonlijk welzijn op gebied van vertrouwen, het sociale leven, gezondheid, financiële toekomst en opleiding en beroep. Ook hadden zij in dat jaar minder vaak elke week sociaal contact met familie, vrienden of buren en ervoeren zij vaker sterke gevoelens van emotionele eenzaamheid."

Tenslotte

Je zou er zomaar licht depressief van kunnen worden, van alles wat er niet of minder goed gaat met de jeugd van tegenwoordig. Maar ook dat zijn zorgen die van generatie op generatie gaan: de zorgen over de kinderen. Toch is, samengevat, het beeld niet slecht en zelfs aanmerkelijk beter dan een jaar of vijftig geleden. Nu hebben jongens en meisjes gelijke kansen in het onderwijs die door meisjes dan ook meer dan benut worden en zijn ook de kansen op een goede en tenminste voor jonge vrouwen en jonge mannen gelijk betalende baan optimaal. Het valt op dat twee zaken in 50 of misschien wel 70 jaar nauwelijks zijn veranderd: want begonnen de jonge stellen, nu de opa’s en oma’s, na de oorlog niet vaak inwonend bij de ouders of andere familie? Geen woning te krijgen. Maar ook in het onderwijs gold destijds al vaak dat de sociale status van je ouders sterk medebepalend was voor je schooladvies, als dat er al was. O

‘Jongvolwassenen waren in 2021 minder vaak gelukkig, minder vaak tevreden met hun leven en hadden

gemiddeld een lager persoonlijk welzijn dan een jaar daarvoor.’

Cijfers

In 2021 voelde 81 procent van de 18- tot 25jarigen zich naar eigen zeggen gelukkig, en 77 procent van hen was tevreden met het leven. Hoewel nog steeds een ruime meerderheid gelukkig en tevreden zegt te zijn, is het percentage gelukkigen en tevredenen onder jongvolwassenen in 2021 het laagste van alle leeftijdsgroepen. In 1997 was dit beeld omgekeerd. Destijds waren jongvolwassenen met 91 procent nog de leeftijdsgroep met het hoogste aandeel gelukkigen. Ook de tevredenheid lag in dat jaar hoger (85 procent).

This article is from: