3 minute read
Carin Gaemers
Carin Gaemers (1958) is onze meest invloedrijke vrouw 2017. Maandelijks houdt ze ons bij de les.
Even Marianne appen
Iedereen bij OPZIJ mist Marianne. Niet zo hevig als haar gezin en de hechte vriendengroep waar ze deel van uitmaakte. Maar toch. Meermalen per week lees, zie of hoor ik iets waarbij als reflex de gedachte opkomt ‘even Marianne appen’. Inmiddels ben ik zover dat ik steeds vaker denk ‘kon ik Marianne maar even appen’, maar het automatisme zit diep. Marianne is een van de mensen met wie je via de app een innige relatie kon opbouwen. Natuurlijk, we belden vaak en we zagen elkaar ook meermalen per jaar uitbundig.
Maar in tijd gemeten hebben hadden we het meeste contact via de app.
Appen met Marianne verschilde nauwelijks van bellen of elkaar zien. Het ging over OPZIJ, politiek, de wereld en mensen. Werk en privé vormden moeiteloos een stevige vlecht. Altijd doorspekt met veel humor. Ook grappen die eigenlijk niet door de beugel kunnen, maar waar wij heel erg hard om moesten lachen.
Soms waren we het daverend met elkaar oneens. Overigens zonder dat de stemming ooit onder het nulpunt daalde. Relaties waar werk en vriendschap voortdurend op een prettige manier door elkaar lopen zijn dun gezaaid.
Als het je treft, is dat buitengewone mazzel.
Ik ben zeker niet de enige die deze mazzel ten deel viel. Marianne was gul met haar vriendschap. Zoals ze gul was in alles. Een bezoek werd altijd een feestje waarbij lekkers op tafel werd gezet en vroeg of laat een fles chardonnay uit de koelkast werd gehaald. Ook toen ze ziek werd, en ik veel vaker bij haar langs ging dan we gewend waren. Nooit voelde het als ziekenbezoek. Nog steeds buitelden de onderwerpen over elkaar heen. Natuurlijk, we hadden het ook over haar ziekte en over doodgaan. Marianne was daarin net zo open, goudeerlijk en kritisch op zichzelf als bij andere gespreksonderwerpen. Altijd overheerste het gevoel hoe fijn het was om samen de middag door te brengen. Marianne had een enorme neus voor kansen. Net als Hans. Waar een ander problemen zag, wist zij direct de mogelijkheden te vinden. Zo hebben ze samen OPZIJ gered en waren met een hechte ploeg stevig op weg om er weer een relevant blad van te maken. Ook in kansen was hierin was ze gul. Als je iemand ergens voor nodig had, bracht ze je direct in contact met iemand uit haar indrukwekkende netwerk.
Ze bood kansen waarvoor menig redacteur zou terugschrikken. Zo gaf ze mij een column cadeau. Terwijl ik een schrijver ben van de lange baan met een wetenschappelijke volledigheidsdwang en ik nog nooit een column had geschreven. Marianne gaf me de tijd om dat te leren. Zonder een krimp te geven plaatste ze mijn veel te lange teksten. Net zo lang tot ik doorhad hoe je dat doet, in zeshonderd woorden iets zinnigs beweren. Een enkele keer, als iemand heel erg hard op haar ziel had getrapt, kon Marianne ook gul zijn met rancune. Dan kwam het niet meer goed. Dat waren uitzonderingen. Meestal kwam er zodra de ergste boosheid was weggeëbd gewoon een volgende kans.
Het is buitengewoon wreed dat de ziekte die haar trof geen enkele kans op overleving bood. De enige kans die er in zat heeft ze gegrepen en tot de laatste druppel uitgemolken. Vorig jaar december was haar levensverwachting maximaal drie maanden. Marianne heeft dat opgerekt tot negen maanden. Al waren die loodzwaar, ze greep iedere gelegenheid om ergens van te genieten aan.
In december, toen we met ‘haar’ meest invloedrijke vrouwen bij haar thuis waren, fluisterde ze me in het voorbijgaan toe ‘Wel blijven schrijven hè’.
Zeker weten, Marianne.O