9 minute read
MAN OVER VROUW
from OPZIJ December 2021 - Top 50
by MIMM
HET STERKE
GESLACHT
Hij sprak met prinses Beatrix, richtte een eigen verpleeghuis op nadat zijn eigen moeder dement was geworden en heeft met zijn omroep MAX de meeste vrouwelijke anchors van alle leeftijden. En wist je dat hij vroeger lang haar had? Reden genoeg voor OPZIJ om omroepdirecteur en presentator Jan Slagter (Den Haag, 1954) te vragen naar de belangrijke vrouwen uit zijn leven.
DOOR MARIANNE VERHOEVEN BEELD CORBINO
“Vind je het erg als ik een sigaret opsteek?” vraagt Jan Slagter aan het begin van ons gesprek. “Ik zet het raampje wel open.” Vooruit dan maar. Hij ontvangt me in zijn kantoor op het Mediapark in Hilversum. Hij begint: “Ik ken jouw voorganger Cisca Dresselhuys heel goed! Ik ben echt verliefd op die vrouw, we hebben een goede klik.
We maken samen een podcast over het gereformeerde geloof. We praten onder andere met Jan Vayne en Sybrand
Niessen over hoe zij het geloof vroeger hebben ervaren en hoe het er nu voor staat. Ik weet nog dat ik haar een stukje orgelmuziek liet horen, dat ontroerde haar zo. Dat zit gewoon bij je ingebakken, ook al doe je nu niets meer met het geloof.”
Ben jij ook gelovig opgevoed? “Mijn vader was ouderling, diaken en organist. Ik ging twee keer op zondag naar de kerk met hem. Ik was de pisang uit ons gezin die mee moest. Ik ken teksten uit de Bijbel uit mijn hoofd en kan psalmen meezingen, dat krijg je er niet meer uit.”
Zijn dat Elly en Rikkert op de foto hier aan de muur? “Ja, dat klopt. Ik heb een tijd lang optredens geboekt voor die twee, vooral in België. Dat was echt een succes. Overal was het uitverkocht. Ze kwamen aan in een Peugeotje met twee boxen, twee gitaren en een ukelele en ze speelden de zaal plat. En iedereen accepteerde dat ze liedjes over Jezus zongen, ze waren nogal in de Here natuurlijk. Ik zat in die tijd bij The Jesus People, ik had lang haar, het was de Flower Power-tijd. Ik heb leuke dingen meegemaakt, maar het was toch een beetje sektarisch daar. Toen kwam ik los van het geloof.”
Je had lang haar? “Ja dat hoorde toen hè. Er kwamen toen wel wat klachten binnen op mijn werk vanwege mijn haar, haha. Ik werkte als huurkoopmakelaar bij de AMRO Bank, maar kreeg toen een andere functie met iets minder klant-contacten. Ook mijn vader wilde liever niet meer dat ik overdag langskwam op zijn werk. Op een dag ging ik met mijn vriend Karel mijn haren laten knippen bij een kapsalon in de Passage in Den Haag. Eerst werd Karel gekortwiekt en toen was het mijn beurt. Ik zei: ‘Ik doe het toch maar niet!’ Haha, maar drie weken later ging ik wel.”
In oktober mocht hij prinses Beatrix interviewen over het 65-jarig bestaan van het Prinses Beatrix Spierfonds.
Een hele grote eer noemt Jan het, en hij was zelfs een beetje zenuwachtig om haar te spreken. “Het was een hoogtepunt uit mijn carrière. Ik ben altijd een bewonderaar van haar geweest toen ze koningin was en ook nu als prinses. Ze is een voorbeeld voor me. Ze is heel begaan met het Spierfonds. Als ze met mensen sprak, dan zei ze dat er hoop is. Als er onderzoek wordt gedaan, dan kan er immers een nieuw medicijn komen. Ze is 83 jaar en beeldschoon, dat mag gezegd worden. Ik kan me goed voorstellen dat haar zonen, schoondochters en kleinkinderen trots op haar zijn. Ze heeft veel tegenslagen gehad, een zoon verloren, en dan nog zo in het leven staan! Je hoort van veel grootouders dat ze kracht putten uit hun kleinkinderen, ik heb het idee dat Beatrix dat ook doet. Ik heb zelf nog geen kleinkinderen, die komen er vast aan en daar kijk ik naar uit. Dan ga ik naar Madurodam en de dierentuin, dat deed ik ook met mijn eigen kinderen.” Jan groeide op in Den Haag in een gezin met twee broers en een zus. Zijn moeder is een belangrijke vrouw in zijn leven. “Mijn moeder was een feministe in een notendop. Ze had een moeilijk leven. Na de lagere school moest ze meteen aan het werk. En al het geld dat ze verdiende, moest ze inleveren. Maar ze kwam wel op voor haar eigen belang. Wanneer kwam het feminisme op?
Zo’n vijftig jaar geleden, toen OPZIJ werd gelanceerd. “Juist ja. Ik was toen een jaar of zestien. Bij ons thuis regelde mijn vader het geld, mijn moeder werkte niet. Iedere maand maakte hij een credit op. Dit is HH-geld, huishoudgeld. Alsjeblieft, in een envelop. Ze probeerde met iets minder rond te komen, zodat ze iets leuks voor zichzelf kon kopen. Een leuke blouse bijvoorbeeld. Toen ik zestien was, zei ze: ‘Ik heb een baan!’ Ze had gesolliciteerd bij V&D en was aangenomen. Het was voor een paar middagen in de week. Ze vertelde het daarna pas tegen mijn vader, toen ze was aangenomen. ‘Tegen niemand zeggen’, zei hij dan. Er ging een wereld voor haar open. Ze verdiende haar eigen geld en kon zelf een blouse kopen.”
Waarom mocht het tegen niemand worden gezegd? “Het was not done in die tijd. Toen het bekend werd, kwam de oudste broer van mijn vader bij hem. ‘Werkt Gré? Verdien jij niet genoeg?’ ‘Nee’, zei mijn vader, ‘ze wil het graag.’ Dat vond ik wel een hele moedige daad van mijn moeder, dat ze dat gewoon deed. Ze kwam op voor haar eigen belang. Want er waren ook gezinnen waar vrouwen volledig onder de plak zaten bij hun man. Ze deden alles voor hun man. Gré
kleurde naast de lijntjes. Ze was een uitzondering in die tijd. Ze was van 1920 en mijn vader van 1918, ze zijn allebei overleden. Een hele bijdehante vrouw. Ze had een harde kant, ze had een dominante vader en ooms die niet van de dochters af konden blijven. Nare dingen meegemaakt dus. Als je dat weet, dan ga je dingen begrijpen. Ze had moeite met dingen, dat had met haar verleden te maken. Als er visite was, en het was laat en ze was er klaar mee, dan ging ze gewoon stofzuigen. ‘Kan je je benen even omhoog doen?’ En als je dan niet opzoutte, dan zei ze het wel. Mijn omaatje Slagter was ook een hele sterke vrouw. Ze is 98 geworden. Ik heb haar heel hoog zitten.” Je komt uit een sterk geslacht. “Zeker. Ze was lang weduwe, ik denk vanaf haar vijftigste. Vanaf dat moment altijd alleen gebleven en in het zwart gekleed. Dat was zo’n lieve vrouw. Als klein kind kwam ik daar graag. Als ik naar mijn opa ging, die van mijn moeders kant, dan kreeg je een glaasje ranja en één koekje. Maar omaatje Slagter zei: ‘Hier is de hele trommel, pak maar wat je wil.’ Ze was nooit veroordelend. Ze was wel diep gereformeerd. Toen mijn twee broers zeiden dat ze homo waren, zei ze: ‘Dat maakt me niet uit, ik houd gewoon van jullie.’ Dat was heel wat hè, in die tijd. En toen ik dat lange haar had en haar een zoen gaf zei ze: ‘Dat lange haar vind ik niet erg, maar het kriebelt wel een beetje Jan!’ Zo’n schat! Als er een God is, wat ik niet geloof, dan zit zij naast Hem. Ik heb nooit gemerkt dat ze niet eerlijk was. Het was een lieve vrouw. Toen ze doodging, zei ze tegen haar dochter: ‘In die la ligt wat ik aan wil.’ Een wit kleed, want ze ging naar God.”
Je moeder had dementie toch? “Klopt. Ze herkende ons gelukkig nog wel, het lijkt me verschrikkelijk als je eigen moeder je niet meer herkent. Ze zei wel: ‘Je vader komt nooit meer, wat is er aan de hand?’ Terwijl hij er een uur daarvoor nog was. Ze moest het verpleeghuis in. Ze zat op de gesloten afdeling, met z’n vieren op de kamer. Dan heb je je hele leven hard gewerkt en lig je daar. Dat vind ik confronterend. Toen ze wist dat ze terminaal was, mocht ze naar de ‘blauwe kamer’. Een kamer waar ze alleen lag, met een koffiemachine voor de familie en waar het plafond blauw was geschilderd als de blauwe hemel. Dat zou tegenwoordig niet meer kunnen.”
Mede door die ervaring zette Jan in 2015 een kleinschalige woonvorm op voor mensen met dementie. Hij bouwt in Rotterdam-Overschie een huis voor gezonde senioren en voor mensen met een (lichte) zorgvraag of dementie en vooral voor diegenen met een kleine beurs. Het huis krijgt de naam van de overleden Ben
Ik ben erg voor emancipatie,
maar dat hele woke-gedoe vind ik te ver doorgaan.
Oude Nijhuis, de man die in 2014 de verpleegzorg voor zijn dementerende vrouw aan de kaak stelt. “Ik dacht: het moet toch anders kunnen? De laatste jaren van je leven moet je liefdevol verzorgd worden. Als je een wijntje wil, dan krijg je er eentje. Als ze iets willen, dan krijgen ze het gewoon. Dat was mijn ideaal. Niet zeggen: nee, dat doen we pas over twee uur. Wie ben jij om dat te bepalen? Alsof het kleine kinderen zijn. Betuttel ze niet, daar heb ik zo’n hekel aan. Een vrouw was bijvoorbeeld bang dat haar zoon dood was, omdat hij niet meer belde. Ik zei: ‘Kom, we bellen hem.’ Ze sprak hem en ze was gerustgesteld. Het zijn van die simpele dingen. Behandel de mensen met respect, ondanks de situatie waarin ze zitten. Ik weet nog goed, er was een vrouw die gek van mannen was. Als ik dan kwam, o joh, dan deed ze charmant. En tegen vrouwen was ze een kreng. Er werkte een man op de woongroep, constant was ze bij hem. Daar moet je de humor van inzien.” Inmiddels heeft Stichting Aafje het Ben Oude Nijhuis overgenomen. “Daar ben ik blij om, het kostte me tien jaar van m’n leven. Ze zetten het mooi voort.”
Ben je getrouwd? “Ik ben getrouwd geweest met een Belgische en ook weer gescheiden. Ik werd vervolgens verliefd op Martien, ook een Belgische vrouw. Ze had een zoontje. We woonden vijf jaar samen en toen overleed ze aan borstkanker. Met haar zoon heb ik nog altijd goed contact. Ik verhuisde naar Brugge, Tineke de Nooij is onze oudste presentatrice, tachtig jaar oud, ze heeft een heel leuk radioprogramma. We hebben Martine, Carry, Janny, Dionne Stax, Elles de Bruin en nog veel meer vrouwen. Daar doen we het hartstikke goed in. Ik ben erg voor emancipatie, maar dat hele woke-gedoe vind ik te ver doorgaan. Dan zeg je: ‘Deze vrouw is zwanger’ en dan word je gecorrigeerd: ‘Nee, het is deze persoon is zwanger.’ Wees blij dat je man bent, wees blij dat je vrouw bent. Respecteer elkaar. Gelijke kansen, gelijke salarissen; daar sta ik helemaal achter. Maar draaf niet zo door.” O
wilde niet meer in Kortrijk wonen en hing een beetje de bon vivant uit. Toen leerde ik Ingrid kennen, mijn huidige vrouw. We hebben twee zonen en zijn erg gelukkig. Ze zorgt voor onze honden en doet veel vrijwilligerswerk.”
Zijn er bij Max bewust meer vrouwelijke anchors dan mannelijke? “Ik wil geen quotum opgedrongen krijgen, dat is niet des Jans. Er werken meer vrouwen hier dan mannen en daar ben ik blij mee. Ik neem zelf iedereen aan. Ik kijk naar kwaliteit en niet naar sekse.