12 minute read
Representatie en racisme in oude muziek
PIYYUTIM EN HET KRUISTOCHTREPERTOIRE
Advertisement
De laatste jaren hebben principes als diversiteit, representatie, en een groeiend bewustzijn rond racisme en andere vooroordelen grote invloed gehad op de samenleving. Ook binnen de oudemuziekbeweging zijn vragen gesteld over het gebrek aan representatie van verschillende gemeenschappen en de aanwezigheid van composities die haatdragende taal en intolerantie verspreiden.
Representatie
Hoewel we weten dat minderheden, vrouwen en armen een rijk muzikaal leven hadden, is hier vrijwel niets van in muzieknotenschrift bewaard gebleven. Het materiaal dat wel is overgeleverd bestaat voornamelijk uit ‘woorden zonder muziek’, oftewel liedteksten zonder muzieknotatie, of ‘muziek zonder woorden’: mondeling overgeleverde melodieën zonder stamboom of geschiedenis. In de concertzaal horen we over het algemeen de muziek die in de meest toegankelijke vorm bewaard is gebleven. Deze programma’s vormen geen getrouwe weerspiegeling van de historische werkelijkheid. Met Ensemble Lucidarium hebben we geprobeerd deze onevenwichtigheid recht te trekken door nauwgezet respectabele vervalsingen samen te stellen op basis van liedteksten, historische informatie en muziek uit omringende culturen en de orale traditie. Het idee van een ‘juiste’ melodie is immers, net als de nadruk op muzieknotatie, eerder een moderne dan een historische houding. Het is een kwestie van prioriteiten stellen: meer dan het nastreven van zogenaamde historische nauwkeurigheid is het mijn doel om het publiek te laten beseffen dat er minderheden bestonden, dat deze kunst maakten en dat zij contact hadden met andere culturen.
Racisme
Tijdens het aankomende Festival Oude Muziek Utrecht geef ik na afloop van mijn concert met Ensemble Lucidarium een lezing getiteld Confronting racist rhetoric in early music. De keuze voor de term ‘racistische retoriek’ is wellicht niet helemaal juist. ‘Haatspraak’ of ‘de taal van intolerantie’ zou waarschijnlijk nauwkeuriger zijn, vooral omdat ons concertprogramma zich concentreert op
TEKST /
Avery Gosfield
BEELD /
De kruisiging en de koperen slang. Initiaal van psalm 68, Peter Lombard, Commentary on Psalms, Parijs? 1166. Bremen, Staats- und Universitätsbibliothek ms. a. 244, fol. 113v.
anti-judaïsche retoriek (waarin Joden worden veroordeeld om hun geloof) in plaats van antisemitische retoriek. Tot nu toe hebben de meeste programma’s van Ensemble Lucidarium geprobeerd om een positieve boodschap te verspreiden, waarbij de nadruk lag op perioden waarin de Joden en hun buren op overwegend vreedzame manieren samenleefden. Vanwege de opkomst van extreemrechtse groeperingen kreeg ik echter het gevoel dat het tijd werd om de diepere wortels van racisme en intolerantie in Europa te onderzoeken en om te kijken naar de gevolgen van haatretoriek in de geschiedenis. Enkele van de meest geliefde werken binnen de oude muziek, van de Cantigas de Santa Maria tot Bachs Johannes-Passion, bevatten teksten met een antijudaïstische, vrouwenhatende, islamofobe en racistische retoriek. Wanneer ze worden uitgevoerd, worden aanstootgevende teksten soms ongewijzigd gelaten, soms opgeschoond, en soms weggeredeneerd in de programmatoelichting. Het uitwissen van aanstootgevende teksten bestendigt het idee dat het onschadelijke overblijfselen zijn uit een andere tijd. Hierdoor ontstaat een verkeerd beeld van de geschiedenis. Het bleef namelijk niet bij liedteksten alleen: deze woorden werden vaak omgezet in geweld of repressieve maatregelen die schade toebrachten aan echte mensen.
Kruistochtliederen en piyyutim
Neem bijvoorbeeld het genre van de kruistochtliederen. Deze teksten en hymnen ter ere van de kruisvaarders en hun tochten behoren inmiddels tot de meest geliefde stukken binnen de oude muziek. Het achtergrondverhaal van deze liederen bestaat echter uit echte bloedbaden. Zo decimeerden deelnemers van de beruchte Volkskruistocht in 1096 onder aanvoering van graaf Emich von Flonheim de Joodse gemeenschappen van Speyer, Worms en Mainz (ShUM in het Hebreeuws). Hoewel de aanslagen door bijna alle gezagdragers werden veroordeeld, bleven diezelfde autoriteiten zelf nog steeds een anti-judaistische retoriek verspreiden. In dr. Peter Sh. Lenhardts verzameling middeleeuwse piyyutim (postbijbelse Hebreeuwse gedichten) gewijd aan de massamoorden in de ShUM-steden, zien we dat de kruistochten als een soort katalysator werkten voor een massale artistieke uitbarsting, ditmaal gevoed door verdriet. Wanneer we in onze concerten een kruistochtlied als Jerusalem mirabilis confronteren met een muzikale zetting van de piyyut Elohim al domi le-dami (‘G*d, laat mijn bloed niet in vrede rusten’), kunnen we de gevolgen laten zien van anti-judaïsche retoriek en tegelijkertijd een stem geven aan de slachtoffers ervan. Dit is onze manier om een geliefd, maar gebrekkig repertoire in perspectief te plaatsen, en te proberen de oude muziek te verbreden en te diversifiëren. Ik denk dat we als musici de verantwoordelijkheid hebben om onze kennis van het verleden te gebruiken in de strijd tegen hedendaags onrecht. De massamoorden in de ShUM-gemeenschappen worden inmiddels beschouwd als een voorbode van de Holocaust. Het verhaal van een charismatische leider die, geholpen door enkele gewillige geestelijken en edelen, een groep ongeschoolde mensen inspireert om een minderheid in hun midden aan te vallen, verliest helaas nooit zijn relevantie. ■●
FESTIVAL OUDE MUZIEK UTRECHT 2021
wo 1 sep, 17.00 uur Ensemble Lucidarium / Avery Gosfield Op weg naar Jeruzalem: kruistochtliederen Gasthuis Leeuwenbergh (ConcertLab)
wo 1 sep, 18.30 uur What’s new? Avery Gosfield Confronting racist rhetoric in early music Gasthuis Leeuwenbergh (ConcertLab)
oudemuziek.nl/gosfield
LANG ZAL SWEELINCKS MUZIEK KLINKEN
HARRY VAN DER KAMP OVER ZIJN BAND MET SWEELINCK
BASBARITON HARRY VAN DER KAMP (74) studeerde onder andere bij Max van Egmond aan het Sweelinck Conservatorium in Amsterdam. Hij begon als koorzanger bij Cappella Amsterdam en was twintig jaar actief bij het Nederlands Kamerkoor, waar hij van 1980 tot 1987 ook als artistiek adviseur aan verbonden was. Begin jaren ‘80 richtte Van der Kamp het Gesualdo Consort Amsterdam op. Met dit madrigaalensemble gespecialiseerd in zestiende- en zeventiende-eeuwse muziek nam hij de complete vocale werken van Jan Pieterszoon Sweelinck op.
TEKST /
Maartje Stokkers op 16 oktober aanstaande is het precies vierhonderd jaar geleden dat Jan Pieterszoon Sweelinck (1562-1621)
stierf. Reden genoeg om de ‘Orpheus van Amsterdam’ in het Seizoen Oude Muziek in het zonnetje te zetten. Het Gesualdo Consort Amsterdam gaat op tournee met meerstemmige psalmzettingen en liederen van de Nederlandse componist. Basbariton en ensembleleider Harry van der Kamp vertelt hoe zijn liefde voor de muziek van Sweelinck groeide en bleef.
Als initiator van Het Sweelinck Monument heeft Van der Kamp een bijzondere band met de muziek van Sweelinck. Het ‘Monument’ is een cd-boekuitgave met opnamen van het gehele oeuvre van de componist: van de geestelijke en wereldlijke vocale werken tot de stukken voor orgel en klavecimbel. In 2010 was dit muzikale eerbetoon voltooid. De uitgave omvat in totaal 23 cd’s en acht geillustreerde boeken met daarin vakspecialistische artikelen over Sweelinck, zijn werk en zijn tijd.
Wanneer kwam u voor het eerst met Sweelinck in aanraking? ‘Toen ik midden jaren ’60 in Amsterdam psychologie ging studeren, had ik helemaal niets met muziek, laat staan dat ik van Sweelinck had gehoord. Toch ben ik vrijwel direct gaan zingen in het koor van de Vrije Universiteit. Uit dat koor ontstond een kwartet waarmee ik optrad. Jan Boeke, de leider van het Amsterdams Kerkmuziekgezelschap (nu Cappella Amsterdam), gaf aan dat we maar eens auditie moesten doen voor zijn koor. Ik werd aangenomen en heb er drie jaar lang diensten en vespers gezongen. In die tijd raakte ik in de ban van de muziek van Sweelinck.’
Waar merkte u dat aan? ‘Het is nog steeds lastig om mijn vinger er precies op te leggen. Toen ik zijn muziek voor het eerst zong, dacht ik: deze muziek heeft iets professioneels, iets knaps. We voerden ook werken uit van componisten als Heinrich Schütz, dat is ook niet niks, maar Sweelinck had iets typisch. Zijn muziek is prachtig om samen te zingen. Ondertussen was mijn motivatie voor de studie psychologie
BEELD /
Allard Willemse
JAN PIETERSZOON SWEELINCK (1562-1621) werd in Deventer geboren als zoon van organist Pieter Swibbertszoon. Het gezin verhuisde naar Amsterdam toen Pieter Swibbertszoon aangesteld werd als organist van de Oude Kerk. Een aantal jaren na diens dood nam Sweelinck de functie van zijn vader over. Hij bouwde een internationale reputatie op als organist en componist van orgel- en klavecimbelwerken en vocale muziek. Ook als pedagoog had Sweelinck een grote aantrekkingskracht. Vooral vanuit Noord-Duitsland kwamen jonge musici, waaronder Samuel Scheidt, naar Amsterdam om les van hem te krijgen.
JAN PIETERSZOON SWEELINCK geportretteerd door J.H. Muller, 1624. Stadsarchief Amsterdam
MEER SWEELINCK IN HET SEIZOEN OUDE MUZIEK
Ook Doulce Mémoire is dit najaar in het seizoen te horen met muziek van Sweelinck. Van 23 tot en met 26 oktober gaan Denis Raisin Dadre en zijn ensemble op tournee met minder bekende chansons van de componist. Meer informatie: oudemuziek.nl/doulcememoire verdwenen. Ik heb nog even rechten geprobeerd, maar dat was het ook niet. Omdat ik mijn studiebeurs inmiddels kwijt was, werd ik steward bij de KLM.’
En de muziek? ‘Ik was al die tijd blijven zingen en dacht op een bepaald moment dat ik er maar echt wat mee moest gaan doen. Dus deed ik begin jaren ’70 toelatingsexamen aan het conservatorium. Op eigen initiatief heb ik op een bepaald moment auditie gedaan voor het Nederlands Kamerkoor, waarvan ik uiteindelijk twintig jaar lid ben geweest. Daarnaast heb ik ook barokopera’s gezongen, maar ik kwam tot het besef dat ik niks ben op de bühne. Ik kon niets met al die regieaanwijzingen… Wat maakt het uit of ik dat ene stapje wel of niet naar links doe? Ik dacht: “Als ik maar weet hoe ík het wil, dan kan ik me makkelijker laten overtuigen door iemand met een andere mening, omdat ik dan het verschil beter zie.” Meestal werkte dat wel. Soms vond ik het natuurlijk gewoon onzin. Maar je moet wel echt zelf een idee hebben, een uitgangspunt.’
Wat was uw uitgangspunt? ‘Ik realiseerde me dat ik veel waarde hecht aan precisie, dat je bijvoorbeeld op de juiste manier intoneert. Intoneren is het échte zuivere zingen: van reine kwint tot een grote of ‘ruime’ sext; het is met je oren wijd open zoeken naar al die intervallen. Dit is een heel precies karwei. De precisie zit hem daarbij ook in de articulatie van alle snelle versieringsnootjes en in het strak, vibratoloos zingen van de lange lijnen. Met de mensen die zich samen met mij ontwikkeld hadden in het Nederlands Kamerkoor – met wie ik in muzikale zin opgroeide – vormde ik een vruchtbare bodem voor een later project als Het Sweelinck Monument. Het begon bij het Nederlands Kamerkoor. Daar werkten we met verschillende dirigenten, om te kijken wat die van Sweelincks muziek maakten. Zo haalde ik als artistiek adviseur Peter Phillips, Philippe Herreweghe en William Christie binnen om Sweelinck te dirigeren. Dat leidde tot drie opnames. Jammer genoeg vond men het daarna niet meer interessant genoeg. Toen heb ik het maar zelf aangepakt – ik ben gewoon alles van Sweelinck gaan opnemen en uitgeven, van de psalmzettingen tot de liederen en de klavierwerken. Met het Gesualdo Consort Amsterdam ben ik opnieuw uitgekomen bij hoe het allemaal begon: het zingen in kleiner ensemble verband, soms met instrumentale begeleiding.’
Het Sweelinck Monument drijft op uw overtuiging. Hoe wilde u Sweelinck laten klinken? ‘Ik had in elk geval een duidelijk idee van hoe ik het wilde. Zo moest alles solistisch bezet zijn, dus met één stem per partij. Sweelinck had een groepje van acht mannen. Hun namen staan op een lijstje dat hij zelf opstelde. Ze waren in het dagelijks leven kooplieden en ’s avonds zeer verdienstelijke zangers. De vier- tot achtstemmige psalmen zongen ze bij een van hen thuis, waarna er stevig gedineerd werd. Ook had ik nog altijd houvast aan de manier waarop Jan Boeke met Cappella Amsterdam werkte. Bij hem vormde de tekst de leidraad: helderheid en verstaanbaarheid in de voordracht stonden voorop. Sweelincks muziek is groots in de combinatie van tekst en toon. De technieken die je als jonge zanger leert, moet je in de uitvoering van zijn muziek loslaten.
GESUALDO CONSORT AMSTERDAM Foto: Hans Hijmering
SEIZOEN OUDE MUZIEK
GESUALDO CONSORT AMSTERDAM / HARRY VAN DER KAMP
Sweelincks psalmen
wo 20 okt / 20.00 Utrecht, Pieterskerk
do 21 okt / 20.15 Westzaan, Zuidervermaning
vr 22 okt / 20.15 Deventer, Penninckshuis
za 23 okt / 20.15 ’s-Hertogenbosch, Willem Twee toonzaal
zo 24 okt / 20.15 Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, Grote Zaal
oudemuziek.nl/ gesualdoconsort
Zo moet je geen legato gebruiken, anders gaat het ten koste van de verstaanbaarheid en wordt het één grote brij.’
Waarom werkt u overwegend zonder begeleidend basso continuo? ‘Ik weet zeker dat al het continuospel dat in uitvoeringen van Sweelincks muziek klinkt origineel niet van hem is. Waarom zou je Sweelincks muziek dan toch uitvoeren met begeleidend continuo? Omdat het met die ondersteuning makkelijker zingen is. We hebben Sweelincks muziek tijdens concerten zelf ook wel eens met een orgeltje erbij uitgevoerd. Soms heeft de tweede stem de laagste noot, maar moet je die dan ook spelen? Als je de gehele baslijn speelt, maak je gekke sprongetjes. De stemmen van Sweelinck zijn door elkaar heen gevlochten. Dat meerstemmige lijnenspel is een horizontaal weefsel, dat hoor je. Met een basso continuo eronder krijg je een verticaal muziekbeeld en dan gaat dat horizontale effect verloren.’
Welke muziek van Sweelinck klinkt er tijdens de tournee? ‘We zetten zeven- en achtstemmige psalmzettingen tegenover twee- en driestemmige Rimes françoises et italiennes. Zo hoor je mooi het verschil tussen de grote en kleine bezetting. De Rimes behoren tot Sweelincks beste wereldlijke gezangen. Deze chansons en madrigalen zijn luchtiger en makkelijker dan de psalmzettingen. Hij schreef ze, zoals hij zelf aangaf, om zich te oefenen in ‘compleet’ componeren. In een twee- of driestemmig lied moet het niet klinken alsof er iets mist. Het moet vol en compleet klinken. De enige componist die dat ook kon was Johann Sebastian Bach.’
Waarom maakte Sweelinck zettingen van Franstalige psalmen en niet van Nederlandse vertalingen ervan? ‘Allereerst werd er in Sweelincks tijd veel Frans gesproken. Daarnaast lopen de zestiende-eeuwse Nederlandse vertalingen van Petrus Datheen en Philips van Marnix van Sint-Aldegonde gewoon niet. Het is in mijn ogen dus logisch dat Sweelinck koos voor het Frans. Een interessant punt is dat we in contact kwamen met iemand die onderzoek heeft gedaan naar de originele Franse uitspraak in Amsterdam in de tijd van Sweelinck. Voor de opnames van Het Sweelinck Monument hebben we ook een coach in de arm genomen. Die leerde ons dat alle s’en aan het eind van een woord toen ook uitgesproken werden. En dat roi bijvoorbeeld moet klinken als roè. Ook de nasale klanken bestonden niet: un werd gewoon uitgesproken als uh. Zo komen die teksten wonderbaarlijk goed over. Het geeft meer reliëf.’
‘Het is inmiddels alweer een tijd geleden dat we Sweelincks muziek met het Gesualdo Consort Amsterdam hebben uitgevoerd. Maar die muziek zingen, aandacht schenken aan de tekstbehandeling, dat blijf ik echt leuk vinden. Wanneer je er zo intens mee bezig bent, jezelf zo diep ingraaft, word je steeds perfectionistischer en ambitieuzer. Het is echt geen wonder dat in mijn begindagen als zanger de vonk van Sweelinck en het zingen van zijn muziek al op mij oversprong.’ ■●