2 minute read

Druivenrassen

De oppervlakte aan wijngaarden bedraagt bijna 19000 hectare. Dit zou 40% van het landbouwareaal in Roussillon vertegenwoordigen. Dat was ooit anders: in 1935 bereikte het 72 000 hectare en in 1990 nog 44 000. De gemiddelde jaarlijkse productie draait rond de 540.000 hl waarvan 39% in AOP, 40% in IGP, 16% is vin doux naturel en nog 5% druivensap en Vin de France. Er worden voornamelijk rode wijnen geproduceerd, naast rosé wijnen en wat witte wijnen. Maar de vin doux naturel vormt zoals gezegd ook een belangrijk en uniek deel van de wijnproductie, goed voor bijna één derde (29%) van de wijngaarden.

Druivenrassen

Advertisement

De voornaamste typische druivenrassen zijn: • voor rode wijnen: grenache noir, carignan, syrah, mourvèdre, lladoner pelut • voor witte wijnen: grenache blanc, grenache gris, macabeu (bekend als viura in Rioja), malvoisie du Roussillon (of tourbat), roussanne, marsanne, viognier, vermentino, muscat à petit grains, muscat d’Alexandrie. In totaal zijn er 24 cépages vrij courant aanwezig, we mogen immers de ‘internationale ’ merlot, cabernet sauvignon, cabernet franc, en de autochtone chenanson, marselan en nieuw (mei 2020) toegelaten cabernet cortis, niet vergeten en in wit chardonnay, sauvignon en de ook minder courante mutanten of kruisingen als carignan gris, souvignier gris, cabernet blanc, soreli of muscaris.

Een bespreking van alle in Roussillon toegelaten druivenrassen zou ons oeverloos ver brengen. Enkele min of meer autochtone cépages verdienen echter onze aandacht. Carignan: we kennen die druif van in Priorat en wellicht is ze ook uit Spanje (Aragón) afkomstig. In Roussillon speelt hij met een aanplant van 3,324ha ‘derde viool’ na grenache (5,971ha) en syrah (4429ha). Volgens de RVF (n ° 613,2017) staat er in Frankrijk (vooral Languedoc en Roussillon samen) vijf keer meer carignan noir dan in Spanje. Tot zo ’ n dertig jaar geleden was carignan een misprezen druif, niet te pruimen want met veel te hoge rendementen geproduceerd. Er zijn dan ook massaal veel stokken van gerooid, tot men besefte dat vooral van oude stokken heel karaktervolle wijnen kunnen gemaakt worden. Zo maken we een revival mee van dit druivenras. Toch is het moeilijk te bemeesteren als men zijn ruwe tannine wil polijsten, de aciditeit laat spreken en balsamische toetsen, fijne garrigue en tabak wil naar boven halen. Dan verdient hij de seigneuriale titel van “ chambellan des arômes de garrigue et de maquis ” . Lladoner/lledoner pelut is daarentegen een kleine speler, un cépage autorisé (maar niet recommandé). Hij heeft iets weg van grenache, zou er trouwens een mutant van zijn, en hij zou ook uit Spanje komen. Zijn bestaan wordt al in de 11° eeuw geattesteerd, dus is hij misschien wel de voorvader van grenache. Hij was goed vertegenwoordigd in de Roussillon maar moest de baan ruimen voor de grenache noir die geschikter bleek om er zoete versterkte wijnen van te maken. Hij is herkenbaar aan de haartjes aan de onderkant van de bladeren, vandaar de naam pelut (poilu, behaard) Je vindt hem ook in Corbières, Minervois en St-Chinian. We proefden er één monocépage van bij RièreCadène.

This article is from: