BKFILOSOFIE
JUNI 2020– PAGINA 13
HET MENSELIJKE KWAAD RECENSIE
Beesten van mensen Aan de hand van de strafzaak tegen SS’er Adolf Eichmann (1961) onderzoekt jurist Klaas Rozemond of de klassieke opvatting over het menselijke kwaad moet worden herzien. Dat antwoord raakt aan de strafrechtelijke actualiteit. Door Robert Snel
W
Klaas Rozemond, Het menselijke kwaad. Hannah Arendt, Adolf Eichmann en het oordelen over het kwaad, Uitgeverij Boom, 272 pagina’s (€ 24,50)
at te doen met terugkerende IS-gangers? Mensen met bloed aan hun handen, verdacht van genocide, slavernij, misdaden tegen de menselijkheid. Of terroristen als Anders Breivik, Brenton Tarrant, Gökmen T. en andere ‘strijders’ die de rechters in het gezicht uitlachen? Kun je mensen straffen die zich van geen kwaad bewust zijn, maar vanuit het verpletterende eigen gelijk eerder in de anderen, in ons, het kwaad zien? Dat is een vraag die juristen in verlegenheid brengt, maar ook een sociale, morele en filosofische dimensie kent. Wil je wraak, vanuit jouw ‘gelijk’, of zoek je rechtvaardigheid vanuit een meer verheven menselijk perspectief? En waar vinden we zo’n hogere, objectieve norm? Rozemond zoekt in zijn boek Het menselijke kwaad voor dit filosofische probleem vooral praktische aanknopingspunten. Hij vindt die in het werk van de DuitsAmerikaanse filosofe Hannah Arendt, die onder andere in haar boek over SS’er Adolf Eichmann ‘het radicale kwaad’ van het naziregime analyseert en daarbij gereedschappen aanreikt
Klaas Rozemond voor de analyse van het kwaad in onze tijd. Rozemond stelt vast dat de ethiek van Immanuel Kant (de ‘standaardtheorie’) niet meer voldoet. Kantiaanse begrippen als ‘schuld’, ‘geweten’, ‘moreel besef’ en ‘menselijkheid’ zijn niet toepasbaar op de uitvoerders van de holocaust, en ook niet op de ingezetenen van het kalifaat. Eichmann, die verantwoordelijk was voor de logistiek van de deportatie naar concentratiekampen, stelde zichzelf geen morele vragen, maar voelde zich een functionaris die slechts ‘de regels’ volgde en opdrachten uitvoerde voor een hoger doel. Zoals communisten dat deden ten tijde van de goelag, of terroristen zullen doen voor hun ‘heilige zaak’. Arendt sprak in dit verband van de ‘banaliteit van het kwaad’. Het kwaad is van alle tijden, maar het doel heiligt nooit de middelen als het om mensen gaat, laat Rozemond zien. Er
passeren daarbij heel wat zaken de revue. Van het kwaad van Kaïn, de ‘herenmoraal’ van Callicles bij Plato, Hobbes’ brute wilde, de beklemmende F-schaal experimenten van psycholoog Milgram tot en met de ideologie van de ‘omvolking’. In de stijl van een rechtbankverslag worden alle feiten op een rij gezet, de argumenten pro en contra. Er is geen ontsnappen aan. Welke vormen het kwaad ook steeds aanneemt: we kunnen en moeten gewetenloze misdadigers veroordelen om hen daarmee de menselijkheid terug te geven die zij zichzelf en anderen trachten te ontnemen. We noemen het soms ‘beestachtigheid’, maar onterecht. Het kwaad bestaat enkel omdat wij morele wezens zijn. Er is geen ander dan het menselijk kwaad – misschien een suggestie voor de tweede druk.