Het Register 2022 nr. 4

Page 25

Kroniek Tuchtrecht: waar de RB op moet letten Cryptovaluta en fiscaliteit

De procedure: een voor de poorten van de hel weggesleepte overwinning Verslag RB-dag Duurzaamheid

Register HET
Never a dull moment Interview met Bart Snels, inspecteur-generaal bij de Inspectie BTD
augustus 2022 | nummer 4

Avanzer Aangifte

Complete aangifte voor de scherpste prijs

Avanzer Aangifte is hét alles-in-een aangiftepakket in de cloud. Verrassend compleet en voordelig, met alle biljet-soorten voor IB en VPB, inclusief Uitstel, Toeslagen, VA, VIA en SBA. Doe foutloze aangiftes met minimale inspanning dankzij de slimme koppelingen.

Kijk
op avanzer.nl

Colofon

Het Register is een uitgave van het Register Belastingadviseurs (RB), World Trade Center Den Haag Prinses Beatrixlaan 544

2595 BM Den Haag Toren C, verdieping 9 Tel.: (088) 010 77 77

Het Register verschijnt zes keer per jaar en vormt een belangrijke informatiebron voor de leden van het Register Belastingadviseurs. Leden en relaties van het RB ontvangen Het Register uit hoofde van hun lidmaatschap/ betrokkenheid bij het RB. Informatie over (het lidmaatschap van) het RB vindt u op www.rb.nl; informatie over het opzeggen van het lidmaatschap vindt u op www.rb.nl/lidmaatschapopzeggen.

Redactieraad

Mr. S.F.J.J. (Sylvester) Schenk RB (hoofdredacteur)

Prof. mr. dr. G.J.M.E. (Guido) de Bont Mr. dr. M.J. (Mascha) Hoogeveen Mr. W.J.M. (Wil) Vennix RB

Eindredactie

Drs. Wilma Straathof

E-mail: wstraathof@rb.nl

Uitgever Register Belastingadviseurs E-mail: communicatie@rb.nl

Rubriek Jurisprudentie en Wetgeving Fiscaal up to Date, Dordrecht Advertenties

Elma Media B.V. Rob Stavenuiter Tel.: 0226-331638

E-mail: r.stavenuiter@elma.nl

Dertiende jaargang, oplage 7500 Vormgeving Twinmedia BV, Donna van Kessel

© Register Belastingadviseurs

Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd door middel van boekdruk, fotooffset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Register Belastingadviseurs.

‘Het Register’ bevat informatie die met de meeste zorgvuldigheid is samengesteld. Het Register Belastingadviseurs en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden geen aansprakelijkheid voor mogelijke gevolgen die zouden kunnen voortvloeien uit het gebruik van de in deze uitgave opgenomen informatie.

Citeertitel: Het Register 2022/nr. 1

Redactiecolumn

3 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register Inhoud DE
nn n
www.rb.nl/het-register 16 22
trusted
Bart Snels: Never a dull moment
22
interview Jurisprudentie en wetgeving n 25 Cryptovaluta en fiscaliteit n 30 Drs.
RB Een voor de poorten van de hel weggesleepte overwinning n 35 De procedure Het Verenigingsnieuws n 38
- Koester het knelpunt n 5 Prof. mr. Guido de Bont Kort & bondig n 6 Kroniek Tuchtrecht: waar de RB op moet letten n 8 Mr. Toon Nefkens RB Gastcolumn - Tuut … tuut … tuut … de verbinding is verbroken (?) n 15 Mr. Arthur van Houts RB Twee rollen: fiscaal adviseur en
advisor n 16 Verslag RB-dag Duurzaamheid
n
Het
Jan van Esch

Hoe zorg jij dat je je tax tech punten dit jaar nog haalt?

Nu eerst de zomer om op te laden voor het najaar. Dan is er weer genoeg aanbod om je PE-punten te halen voor tax technology. Hier alvast wat mogelijkheden:

Op onder andere 31 augustus en 7 en 28 september bieden we samen met Wolters Kluwer en I.AMDIGITAL het programma ‘Digitale transformatie en tax technology voor de fiscalist’ aan voor 13 PE-punten.

Je start met online e-learnings op een zelf te plannen moment en eindigt met een bootcamp op één van de bovenstaande data.

Webinars voor 2 PE-punten per webinar:

Inleiding belastingcontrole - steekproefonderzoek

• Inleiding Tax Monitoring met dataanalyse en steekproeven

Het voordeel van een webinar: je volgt het op een tijdstip dat jou uitkomt. Ze staan al online.

Het Tax & technology programma, opgezet samen met VU Amsterdam, bestaat uit de volgende vier modules (4 PE-punten per module):

• 29 augustus: Belastingrecht & tech

• 20 september: Fiscale software 26 september: Belastingrecht & kunstmatige intelligentie

• 27 september: Data & technologie

Cursussen op locatie, voor 4 PE-punten per cursus:

• 13 september: Belastingcontrole - steekproefonderzoek, Hotel van der Valk Vianen

• 27 september: Tax Monitoring met data-analyse en steekproeven, Hotel van der Valk Apeldoorn

Koester het knelpunt

VNO-NCW en ongeveer 40 grote ondernemingen hebben een fiscale gedragscode aan staatssecretaris Van Rij aangeboden. Met deze ‘Tax Governance Code’ erkent het bedrijfsleven “dat belastingen een maatschappelijk nut dienen”. De staatssecretaris constateert dat ook de beroepsgroep van belastingadviseurs diverse initiatieven ontplooit. De NOB kwam met hun ‘Tax Principles’ en het Register Belastingadviseurs heeft een voorstel gedaan “voor het beroep van adviseurs om de kwaliteit te bewaken en misstanden tegen te gaan”.

Kennelijk is dat niet voldoende voor de staatssecretaris aangezien hij mededeelt dat hij een ambtelijke verkenning laat uitvoeren “naar de kwaliteit en gedrag van belastingadviseurs. Deze gaat ook in op de vraag over de inzet en effectiviteit van het bestaande fiscale boete-instrumentarium voor belastingadviseurs. Op basis van de uitkomsten daarvan wordt een analyse gemaakt van knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen”. Een ronkende tekst die een verkeerde aanname behelst, terwijl ook de reden voor de verkenning kwestieus is. Wat heeft immers de staatssecretaris of zijn ambtenaren te maken met de kwaliteit van de belastingadviseurs? Die kwaliteit is van belang voor de belastingadviseur zelf of zijn cliënt. Een staatssecretaris die een bijdrage wil leveren aan de kwaliteitsverbetering van de advieswereld, financiert de universiteiten beter en laat zijn inspecteurs deelnemen aan verschillende gremia waarin wordt overlegd over actuele fiscale problemen. Onderzoek naar het ‘gedrag’ van belastingadviseurs vind ik ook buiten de orde, alsof hij beoogt dat gedrag te manipuleren. De uitkomst van het onderzoek zal niet anders zijn dan dat 99% van de belastingadviseurs hun clientèle fiscale discussies wil besparen en zekerheid wil geven over de fiscaliteit. Daarbij zal transparant worden gehandeld en zo nodig overleg worden gezocht met de inspecteur. Waarschijnlijk zullen echter de agressieve belastingadviezen van jaren geleden de bovenhand krijgen en het debat gaan domineren. Tegen dat licht zullen dan ook de knelpunten in verband met het bestaande fiscale boete-instrumentarium voor belastingadviseurs worden bekeken.

Knelpunten in het boeterecht wegnemen, is niet eenvoudig nu opzet en grove schuld niet terzijde zullen kunnen worden gesteld. De bestaande boetebepalingen bestrijken voorts alle denkbare fiscale verwijtbare handelingen, zodat aanvullingen zich moeilijk laten denken. Het enige wat gewijzigd kan worden, is de eis dat een boete aan een belastingadviseur slechts mag worden opgelegd als de algemeen directeur van het organisatieonderdeel en de hoofddirecteur van de concerndirectie Fiscale en Juridische Zaken van de Belastingdienst daarmee instemmen. Dit vereiste blijkt in de praktijk voor de boeteoplegging lastig en zou zo maar eens als een ‘knelpunt’ kunnen worden aangemerkt. De directeuren krijgen een casus voorgelegd waarbij de details ontbreken of gekleurd zijn weergegeven waardoor een goede afweging onmogelijk is. Het knelpunt zal dus dit toestemmingvereiste zijn en een ‘makkelijke’ oplossing ligt voor de hand: afschaffen. Daarmee zal dan echter een zorgvuldigheidsnorm sneuvelen.

Deze voorwaarde is ooit gesteld om te voorkomen dat rauwelijks boeten aan belastingadviseurs worden opgelegd. Een jarenlange animositeit tussen adviseur en inspecteur mag niet uitmonden in een ‘pay back’ in de vorm van een boete die de ene partij aan de andere partij oplegt. Zorgvuldigheid wordt gediend door een ‘vier- of zesogenprincipe’ waarmee personen die meer afstand hebben tot een casus deze inhoudelijk beoordelen, wegen en al dan niet instemmen. In de praktijk is het besluit evenwel veelal niet meer dan een ‘okay’ op basis van een onvolledige of gekleurde beschrijving van een feitencomplex.

Nu dergelijke boetes ook nog eens gepubliceerd worden, mag een hogere graad van zorgvuldigheid worden verwacht alvorens dergelijke boeten worden opgelegd. Het te verwachten knelpunt in het bestaande fiscale boete-instrumentarium voor belastingadviseurs is dus van waarde in het boeterecht en dient te worden gekoesterd. Als in de ambtelijke analyse het instemmingsvereiste als een knelpunt wordt aangemerkt, dan is de benodigde oplossingsrichting dus niet het afschaffen van deze voorwaarde maar er fatsoenlijke invulling aan geven. Koester het knelpunt!

Redactie DE 5 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Prof. mr. Guido de Bont Hoogleraar formeel belastingrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, advocaat bij De Bont Advocaten en lid van de redactieraad van Het Register

Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling

Begin juli is het rapport ‘Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling’ aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit is het eindrapport van de werkgroep Vermogensverdeling van het Interdepartementale Beleidsonderzoek (IBO) die afgelopen Prinsjesdag is ingesteld. Naar verwachting komt rond Prinsjesdag 2022 het kabinet met een reactie op dit rapport.

Het rapport brengt de vermogensverdeling in beeld en constateert op basis daarvan dat de vermogensverdeling de afgelopen 15 jaar over het geheel genomen relatief constant, maar schever is dan eerder gedacht. Er zijn grote en groeiende verschillen tussen groepen huishoudens in de vermogensverdeling. Daar velt de werkgroep geen oordeel over, maar benoemt wel dat een te hoge concentratie van vermogen en een te scheve verdeling van vermogen economisch schadelijk is.

Fiscaal beleid

Vervolgens wordt geconstateerd dat het huidige fiscaal beleid de verschillen tussen huishoudens in de bestaande vermogensverdeling vergroot. De top 1% ervaart een lagere gemiddelde belastingdruk dan andere huishoudens. Door de lagere belastingdruk op inkomen uit vermogen wordt ook het inkomen van verschillende typen werkenden ( werknemers, zelfstandig ondernemers en dga’s) verschillend belast. Ongemerkt is de doelstelling van het huidige belastingstelsel – een evenwichtige belasting van het inkomen tussen verschillende typen werkenden – uit zicht geraakt.

Ook vergroot de ruime vrijstelling in de schenk- en erfbelasting via de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) de vermogensongelijkheid binnen de volgende generaties. Tot slot versterken de fiscale subsidiëring van de eigen woning en pensioenen het verschil tussen huishoudens. Onevenwichtige belastingheffing en complexiteit binnen het huidige belastingstelsel leiden tot belastingconstructies en lokken oneigenlijk gebruik uit.

Het rapport beschrijft de volgende beleidsrichtingen op korte termijn binnen het huidige stelsel:

1 Meten is weten: samenhang in beeld brengen van de vermogensverdeling

In beeld brengen en monitoren van n belastingtarieven verschillende typen werkenden en belastingdruk van verschillende vermogenssoorten; specifiek ook bij besluitvorming n periodiek/jaarlijks in beeld brengen van opmerkelijke belastingconstructies (beschreven in bijlage van 10 van rapport)

n vermogensverdeling blijvend in beeld brengen en daarmee de aandacht hiervoor meer in de beleidscyclus verankeren.

Data

n continue overheidsbrede aandacht voor verbetering en borging van data over (nieuwe) vermogensvormen en de daarop gebaseerde statistieken.

n borgen van aangiftedata over vermogen en daarbij overwegen om een aandeelhoudersregister in te voeren

2 Fiscale onevenwichtigheden aanpakken: pakketten die bijdragen aan het beperken van bestaande fiscale onevenwichtigheden

Pakket A Gelijker belasten van verschillende typen werkenden n afschaffen lage Vpb-tarief n afschaffen lenen van de eigen bv inclusief eigenwoningschuld n afschaffen mkb-winstvrijstelling n afschaffen doelmatigheidsmarge gebruikelijk loon

Pakket B Gelijker belasten van verschillende vermogensoverdrachten n afschaffen vrijstelling goingconcernwaarde in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) en vervangen door gunstigere betalingsregeling n afschaffen doorschuifregeling (DSR) voor het aanmerkelijk belang

Pakket C Gelijker belasten van verschillende vermogensvormen Eigen woning n gelijker belasten eigen woning met andere vermogensvormen door verhogen eigenwoningforfait en verlagen hypotheekrenteaftrek n waardeontwikkeling belasten bij verkoop

Pensioen n aftoppingsgrens waarboven pensioen wordt opgebouwd naar € 68.000 n afschaffen netto pensioenregeling

3 Bevorderen van kansengelijkheid via vermogensoverdrachten tussen generaties n meer progressie in het belasten van schenkingen en erfenissen

4 Richten op verdeling top/midden/ onderkant: het nemen maatregelen vanuit de verschillende groepen in de vermogensverdeling

Top n box 2 vermogen meenemen in bepaling eigen bijdrage langdurige zorg en in vermogenstoetsen toeslagen n brede vermogensbelasting box 1, 2 en 3

Midden n overwaarde eigen woning meenemen in eigen bijdrage langdurige zorg

Onderkant n vermogenstoetsen harmoniseren of geleidelijke vermogenstoets invoeren n verhoging van het wettelijk minimumloon n verplichte winstuitkering van grote bedrijven aan werknemers n monitoren onderkant d.m.v. stresstesten n monitoren problematische schulden n op peil houden van het collectieve stelsel

5 Richten op (internationale) financialisering n invoeren van box 3 stelsel naar werkelijk rendement, ook voor onroerend goed in box 3 n introduceren vastgoedbelasting (RijksOZB of toeslag op gemeentelijke OZB) n de waarde grond/locatie (gedeeltelijk) belasten

n Zie: www.rijksoverheid.nl/documenten/ rapporten/2022/07/08/ibovermogensverdeling-5-juli-2022

Kort &
6 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Bondig

CPB categoriseert bv’s

Na de eenmanszaak is de bv de meest gebruikte ondernemingsvorm in Nederland. Op macroniveau is weinig bekend over bv’s. In het rapport ‘De economische activiteit van besloten vennootschappen’ vult het CPB deze lacune op. Aan de hand van de classificatie van bv’s kunnen de effecten van beleid op bv’s en aanmerkelijk-belanghouders beter in kaart worden gebracht.

Veel bv’s zijn een onderneming in de zin dat met behulp van arbeid en kapitaal een dienst verricht of een goed geproduceerd wordt. Deze bv’s worden werkmaatschappijen genoemd. Er worden ook veel bv’s opgericht om te sparen, te beleggen, een pensioen op te bouwen en vastgoed of deelnemingen in andere ondernemingen te beheren.

De fiscale behandeling van alle bv’s is hetzelfde ongeacht het type of de rechtsvorm. Dat contrasteert met de maatschappelijke opvattingen over bv’s. Voor de een staat een bv synoniem met ondernemen en economische activiteit en voor de ander met een manier om de belastingdruk te verminderen. Dit leidt tot verschillende voorstellen om de bv te belasten.

n Zie: www.cpb.nl/sites/default/files/ omnidownload/CPB-Publicatie-Deeconomische-activiteit-van-beslotenvennootschappen.pdf

Aanpak dividendstripping

Half juli heeft het ministerie van Financiën aangekondigd dat het Kabinet aanvullende maatregelen wil nemen om dividendstripping aan te pakken.

De afgelopen periode is onderzocht hoe de aanpak van dividendstripping het beste kan worden verbeterd. Zo is door middel van internetconsultatie de impact van mogelijke alternatieve maatregelen in kaart gebracht. De komende tijd gaat het kabinet de volgende aanvullende maatregelen onderzoeken en verder uitwerken om dividendstripping effectiever te bestrijden: n Beperken verrekening of teruggaaf van dividendbelasting (netto rendement/grondslag-benadering); n Strengere documentatieverplichtingen; n Wettelijk vastleggen van de peildatum waarop wordt bepaald wie het recht heeft het dividend te ontvangen; n Introductie van een wettelijke bepaling waarmee kan worden bepaald of een persoon (samen met verbonden partijen) het economisch belang bij de aandelen houdt. Er wordt verder onderzocht of het mogelijk is om deze alternatieven om te zetten in goed werkende en goed uitvoerbare maatregelen. Ook wordt er gekeken op welke wijze de informatie- en bewijspositie van de Belastingdienst kan worden verbeterd. Daarnaast wordt er ook verder onderzocht of er een aanvullende maatregel moet komen die zich richt op pensioenfondsen.  Internationale ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving worden ook gevolgd, omdat dividendstripping zich veelal over landsgrenzen heen afspeelt. Omdat dividendstripping zich steeds verder ontwikkeld, is het ook belangrijk tijdig bij te kunnen sturen waar nodig. Daarom gaat het kabinet de nieuw in te voeren maatregelen monitoren.

n Bron: nieuwsbericht ministerie van Financiën, 15 juli 2022.

Monitoring effecten aanpak belastingontduiking

Eind juni heeft het ministerie van Financiën de Tweede Kamer een update gestuurd over de monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontduiking.

Nederland heeft de afgelopen periode veel maatregelen tegen belastingontwijking genomen en uitgebreid beschreven hoe dit wordt gemonitord. Daarbij heeft het kabinet aangegeven dat vooral het effect van de conditionele bronbelasting op renten en royalty’s naar laagbelastende jurisdicties en in misbruiksituaties (de bronbelasting) goed te monitoren is. De bronbelasting pakt rente- en royaltybetalingen (en vanaf 2024 ook dividenden) vanuit Nederland naar laagbelastende jurisdicties namelijk gericht aan.

Belangrijkste boodschap is dat door de verschillende maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen tegen belastingontwijking het geld dat vanuit Nederland naar landen met een laag belastingtarief stroomt, flink is afgenomen. De totale inkomens-

stroom naar deze landen is op basis van voorlopige cijfers met bijna 85 procent afgenomen van € 38,5 miljard in 2019 naar bijna € 6 miljard in 2021. Dit wordt veroorzaakt doordat de uitgaande geldstroom van renten en royalty’s naar landen met een laag belastingtarief is gedaald van € 36,4 miljard in 2019 naar een voorlopig geschatte € 1,5 miljard in 2021.

Nederland heeft zowel internationale afspraken tegen belastingontwijking streng geïmplementeerd als aanvullend (eenzijdig) nationale maatregelen genomen om belastingontwijking aan te pakken. Verder heeft Nederland actief en constructief meegewerkt aan de afspraken die in internationaal verband zijn gemaakt over een herziening van het internationale belastingsysteem. De Europese Commissie heeft recent aangegeven dat Nederland de afgelopen jaren voortgang heeft geboekt in de aanpak van belastingontwijking.

n Bron: nieuwsbericht ministerie van Financiën, 28 juni 2022.

nn 7 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

Toon Nefkens is fiscaal advocaat bij Benn - advocaten te Nijmegen en voorzitter van de Commissie Formeel Belastingrecht & Fiscale bedrijfs/ praktijkvoering.

Kroniek Tuchtrecht: waar de RB op moet letten

Dit is de eerste Kroniek Tuchtrecht waarin de actuele stand van zaken wordt weergegeven ten aanzien van de gedrags- en beroepsregels zoals die zijn opgenomen in het Reglement Beroepsuitoefening (RBU) van het Register Belastingadviseurs. Deze kroniek ziet op uitspraken van de Raad van Tucht en de Raad van Beroep die zijn gedaan in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021.

De tuchtrechter geeft door middel van uitspraken invulling aan de kernwaarden waar de Register Belastingadviseur (hierna: de RB) zich aan moet houden. Daarom is het nuttig om te bezien of recent verschenen tuchtrecht-uitspraken in lijn liggen met eerdere uitspraken of dat toch sprake is van een zekere ‘ontwikkeling’ in de kernwaarden die voor de RB gelden. Allereerst licht ik kort toe wanneer klachten al dan niet in behandeling worden genomen. Vervolgens beschrijf ik per kernwaarde klachten die in de voornoemde periode door de raden zijn behandeld.

Verjaringstermijnen

Op grond van artikel 6, vierde lid van het Reglement Tuchtrechtspraak Register Belastingadviseurs (RTRB) neemt de Raad van Tucht (hierna: de Raad) een klacht niet in behandeling als de klacht wordt ingediend na verloop van één jaar na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van het RB-lid tegen wie de klacht is gericht.

Naast deze relatieve verjaringstermijn van één jaar kent het RTRB ook een absolute verjaringstermijn. De Raad van Tucht verklaart een klacht steevast niet-ontvankelijk indien meer dan vijf jaren na het handelen of nalaten zijn verstreken.

Een kwestie waar de zogenoemde relatieve verjaringstermijn aan bod kwam, was de navolgende.1 Op 27 augustus 2019 ontvangt de Raad een klacht. De RB stelt vast dat de advisering waar de klaagster over klaagt op 14 juli 2018 is geëindigd. Dit is meer dan één jaar vóór ontvangst van de klacht door de Raad. Op grond hiervan

neemt de RB het standpunt in dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar klachten. De Raad oordeelt dat als eerste dag van de termijn van één jaar heeft te gelden de dag ná de dag waarop de klaagster zich bewust is geworden of redelijkerwijs bewust moet zijn geworden van de mogelijk ‘klachtwaardige’ aspecten van het handelen van de RB. De Raad wijst er hierbij op dat eventuele kennis van een gemachtigde (van de klaagster) aan de klaagster wordt toegerekend. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd, acht de Raad het aannemelijk dat klaagster niet eerder dan op 12 september 2018 bewust is geworden of had hoeven worden van het mogelijk klachtwaardig gedrag van de RB. Daarbij neemt de Raad in overweging dat klaagster destijds 82 jaar oud was, niet bedrijfsmatig handelde en geen juridische achtergrond heeft. De Raad wijst het standpunt van de RB af en acht de klachten van klaagster ontvankelijk.

Geen ander forum

Uit artikel 6, vijfde lid RTRB volgt dat wanneer een klacht reeds bij een ander forum aanhangig is of is geweest, de Raad kan besluiten om de klacht(en) niet in behandeling te nemen. Deze vraag komt in de navolgende kwestie aan bod.2

De beklaagde is zowel lid van het Register Belastingadviseurs (hierna: het RB) als van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (hierna: de NBA). Op 18 mei 2020 wordt tegen de beklaagde een klacht ingediend bij de Raad. Op (nagenoeg) identieke gronden dienen de klagers op 20 mei 2020 een klacht in bij de Accountantskamer. Dit op grond van de Wet tuchtrechtspraak accountants. Op 18 december 2020 doet de

n nnnnnn 8 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Mr. A.T.P. Nefkens RB

Accountantskamer uitspraak.3 De Accountskamer verklaart de klacht gegrond en legt beklaagde de maatregel van berisping op. Tegen deze uitspraak is door partijen geen beroep ingesteld en daarmee staat de uitspraak van de Accountantskamer onherroepelijk vast. De Raad oordeelt dat aan het doel van de tuchtrechtspraak van het RB voorbij wordt gegaan wanneer identieke klachten die zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex waarover een ander forum zoals de Accountantskamer reeds (onherroepelijk) heeft geoordeeld, nu wederom aan een tuchtrechtelijk oordeel zouden worden onderworpen. De beroepsmatige misslagen van beklaagde hebben immers al tot een tuchtrechtelijke veroordeling geleid. Op grond hiervan acht de Raad de klachten van klagers niet-ontvankelijk.

Eer en waardigheid De RB is gehouden zijn4 werkzaamheden op een eerlijke, zorgvuldige en behoorlijke wijze te verrichten. Het betreft de kernwaarde ‘Eer en waardigheid rondom het beroep’. De RB dient zich te houden aan weten regelgeving en zich verder te onthouden van al wat overigens in strijd is met de eer en waardigheid van het beroep, aldus artikel 1 RBU. In het kader van de

zorgvuldige uitoefening van het beroep heeft de Raad aangegeven dat de RB tegenover zijn cliënt geen onduidelijkheid laat bestaan over de inhoud en reikwijdte van de door de RB jegens zijn cliënt aanvaarde opdracht. Het verstrekken van een duidelijke, schriftelijke, opdrachtbevestiging is daarvoor een bij uitstek geschikt middel.5 Dit heeft evenzeer te gelden met betrekking tot een latere wijziging (aanvulling, uitbreiding of beperking) van de eerder verstrekte opdracht of van een (nader) overeengekomen taakverdeling tussen de RB en zijn cliënt. Ook hierbij is het aan de RB om ervoor te zorgen dat deze wijzigingen of (nadere) afspraken op een voor beide partijen duidelijke wijze worden vastgelegd en met de cliënt worden gecommuniceerd. De achtergrond van deze regel is dat de RB zich ervoor dient in te spannen dat

nn nnnnn 9 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Het verstrekken van een duidelijke, schriftelijke, opdrachtbevestiging is daarvoor een bijuitstek geschikt middel.

bij zijn cliënt geen schade of een anderszins nadelige situatie kan ontstaan als gevolg van onduidelijke (werk-) afspraken met zijn cliënt. Dat een RB zich niet altijd realiseert dat onder het op zorgvuldige en behoorlijke wijze verrichten van werkzaamheden ook hoort dat geen onduidelijkheid bestaat over de inhoud en reikwijdte van de aanvaarde opdracht, blijkt onder meer uit de navolgende kwestie.6 Klaagster verwijt de RB dat hij bij het indienen van de suppletieaangiften omzetbelasting over de jaren 2016 en 2017 heeft nagelaten te controleren of het voor België geldende drempelbedrag voor als afstandsverkopen aan particulieren en niet-belastingplichtige lichamen aan te merken leveringen in die jaren worden overschreden. Tevens stelt klaagster dat de RB onvoldoende heeft gecommuniceerd over (a) de toepasselijke wet- en regelgeving met betrekking tot afstandsverkopen en (b) de onderlinge taakverdeling bij het toezicht op de vraag of daarbij drempelbedragen werden overschreden. Daartegenover stelt de RB dat het drempelbedrag voor afstandsverkopen jaarlijks bij de bespreking van de jaarrekening van klaagster werd

besproken en dat klaagster (a) zelf zou bijhouden of drempelbedragen voor afstandsverkopen werden overschreden en, wanneer dit het geval was, (b) hem hierover zou informeren. Tot slot voert de RB aan dat hij in het register van het RB is ingeschreven als RBc (Register Belastingconsulent) en dat voor handelingen van een RBc een minder streng toetsingskader heeft te gelden dan voor een ‘regulier’ lid van het RB. Met dit laatste argument maakt de Raad direct korte metten. In het RBU staat geen enkele regel die ertoe strekt om voor beoordeling van de gedragingen van een lid dat de titel ‘RBc’ voert een ander (minder streng) toetsingskader te hanteren dan voor een lid dat de titel ‘RB’ voert. Ten aanzien van de verweten gedragingen wijst de Raad de RB er allereerst op dat het hem in tuchtrechtelijke zin valt aan te rekenen dat hij de kernpunten van de besprekingen en de daarbij gemaakte afspraken heeft nagelaten vast te leggen. Verder wijst de Raad de RB er op dat bij een zorgvuldige uitoefening van het beroep van belastingadviseur hij nadere vragen had behoren te stellen aan klaagster met betrekking tot de verrichte afstandsverkopen. Door dit alles niet te doen, heeft de RB in het kader van deze klachtbehandeling zijn stelling dat hij klaagster jaarlijks over de afstandsverkopen heeft bevraagd, niet aannemelijk gemaakt. Met name als gevolg van een gebrekkige vastlegging en communicatie van de zijde van de RB acht de Raad de klacht gegrond en legt de maatregel ‘waarschuwing’ op.

Onafhankelijkheid

In artikel 2, lid 2 RBU is bepaald dat de RB geen werkzaamheden verricht die onverenigbaar zijn met de onafhankelijkheid van een belastingadviseur. Dit houdt onder meer in dat het ongewenst is dat een RB optreedt als fiscale belangenbehartiger van twee partijen die met elkaar in onderhandeling zijn. Als partijen voorafgaande aan de onderhandelingen de RB toestemming geven om hen beiden bij te staan, dan moet de RB er voortdurende voor waken niet de belangen van de ene klant boven die van de andere klant te plaatsen.

In dat kader dient de RB in ieder stadium van het traject volledig openheid van zaken te geven aan beide klanten. Als er een ‘conflict of interest’ dreigt te ontstaan, moet de RB zich beraden over zijn positie als belastingadviseur van beide partijen. Zo nodig zal de RB de adviesrelatie met één van de kanten (tijdelijk) moeten beëindigen. Lezenswaardig in dit kader is een uitspraak van de Raad van Tucht van 22 februari 2021.7 In deze kwestie treedt de RB op als adviseur voor twee partijen. Op enig moment raakt de RB op de hoogte van mogelijke juridische complicaties van een ruilverkaveling bij de verdeling van onroerend goed. Vanaf dat moment hebben partijen uiteenlopende belangen en had de RB de

nnn nnnn Kroniek Tuchtrecht 10 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

relatie met één van beide partijen moeten beëindigen. In plaats daarvan stelt de RB een concept-vaststellingsovereenkomst op die hij met partijen bespreekt en op dezelfde dag laat ondertekenen.

Volgens de Raad had de RB de klaagster als haar adviseur in bescherming moeten nemen. Er was geen redelijke bedenktijd geweest en de klaagster heeft niet de mogelijkheid gekregen om in alle rust met andere raadgevers te spreken over de reikwijdte van hetgeen zij in die vaststellingsovereenkomst overeenkomt. De Raad verklaart de klacht dat de RB de belangen van klaagster onvoldoende heeft behartigd dan ook gegrond en legt de maatregel ‘berisping’ op.

Dienstverlening

Uit artikel 7, lid 3 RBU volgt dat de RB zich onthoudt van dienstverlening indien hij niet de gegevens krijgt die hij nodig heeft. Dit geldt zowel voor de gegevens die nodig zijn voor de eigenlijke werkzaamheden als voor de gegevens die nodig zijn voor de afronding van het zogenoemde klantenonderzoek. Dit betreft de kernwaarde ‘Eer en waardigheid rondom dienstverlening’.

Op 17 maart 2020 oordeelt de Raad dat de RB bij de beantwoording van de vraag of zijn (verdere) dienstverlening aan klaagster verantwoord was, de RB uit mag gaan van de juistheid van de door de klaagster aan hem verstrekte gegevens. Omdat er verder geen aanwijzingen waren voor het tegendeel, verklaarde de Raad dit onderdeel van de klacht ongegrond.8 De Raad bevestigt hiermee hetgeen is bepaald in artikel 7, lid 2 RBU. De RB kan in beginsel afgaan op de juistheid en volledigheid van de gegevens die de klant aanlevert. De RB dient deze gegevens marginaal te toetsen op juistheid en volledigheid. Alleen bij twijfel moet de RB nader onderzoek instellen. Wanneer bij dit nadere onderzoek de twijfel aan de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens niet in voldoende mate kunnen worden weggenomen, dient de RB zich van dienstverlening te onthouden.

Deskundigheid

Uit artikel 8 RBU volgt dat de RB alleen een relatie met een klant aangaat indien hij zelf over voldoende deskundigheid beschikt om de gevraagde dienstverlening te kunnen uitvoeren of wanneer hij binnen zijn kantoororganisatie over de benodigde deskundigheid beschikt. In alle andere gevallen dient de RB de opdracht te weigeren tenzij de opdrachtgever instemt met het raadplegen van een externe deskundige. Dit betreft de kernwaarde ‘deskundigheid rondom dienstverlening’. Dat lang niet alle RB’s op de hoogte zijn van deze gedragsregel blijkt uit de navolgende kwestie. Klaagster heeft de Amerikaanse nationaliteit maar woont en werkt in Nederland. Zij komt in aanmerking voor de toepassing van de zogenoemde 30%-regeling. Klaagster heeft de RB telefonisch benaderd met de vraag of hij haar kan adviseren met betrekking tot een aantal fiscale en financiele vragen. In dit telefoonge-

sprek wordt afgesproken dat klaagster de vragen per e-mail aan de RB zal toesturen.

Op 16 juni 2020 stuurt klaagster aan de RB een in de Engelse taal opgestelde e-mail. In deze e-mail zet klaagster haar persoonlijke en financiele situatie in veertien vragen uiteen. Op 3 september 2020 vindt tussen klaagster en de RB een bespreking plaats. Mede naar aanleiding van deze bespreking stuurt de RB een factuur. De factuur betaalt klaagster uiteindelijk onder protest.

De RB dient deze gegevens marginaal te toetsen op juistheid en volledigheid. Alleen bij twijfel moet de RB nader onderzoek instellen.

Op 6 november 2020 wendt klaagster zich tot de Raad. Klaagster verwijt de RB onder meer niet over voldoende deskundigheid te beschikken om de gevraagde dienstverlening te kunnen uitvoeren. Ter onderbouwing van deze stelling wijst klaagster er allereerst op dat het vanaf de aanvang voor de RB duidelijk moet zijn geweest dat kennis van het belastingverdrag Nederland - Verenigde Staten voor de advisering aan klaagster van cruciaal belang is. Verder wijst klaagster erop dat tijdens de bespreking op 3 september 2020 blijkt dat de RB niet beschikt over de kennis om klaagster deskundig te kunnen adviseren. Van de veertien door klaagster gestelde vragen kan de RB er elf niet beantwoorden. De RB heeft naar aanleiding van het gesprek op 3 september 2020 geen schriftelijk advies aan klaagster uitgebracht. Van het gesprek zelf heeft de RB geen aantekeningen gemaakt en overlegd. Ter zitting heeft de RB de Raad ook niet duidelijk kunnen maken welke adviezen hij aan klaagster heeft gegeven. De RB heeft in de stukken wel verklaard niet over relevante kennis van het Amerikaanse (belasting) recht te beschikken. Op grond hiervan komt de Raad tot het oordeel dat de RB klaagster tijdig had moeten informeren (dat wil zeggen vóór de bespreking op 3 september 2020) dat hij over onvoldoende relevante kennis beschikt om deskundig te kunnen adviseren. Door dit niet te doen en de opdracht toch te aanvaarden, handelt de RB in strijd met art. 8 RBU.9 De Raad verklaart de klacht dan ook gegrond en legt de maatregel ‘waarschuwing’ op.

Vertegenwoordiging rondom dienstverlening

Artikel 9 RBU bepaalt dat de RB een klant niet zal vertegenwoordigen tegenover enige autoriteit, gerechtelijke instantie of derde zonder dat hij daartoe is gemachtigd. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de RB om te verifiëren dat de klant ermee instemt dat hij

nnnn nnn 11 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

door de RB wordt vertegenwoordigd. Indien nodig vraagt de RB de klant om een schriftelijke bevestiging van de machtiging. Deze kernwaarde ‘vertegenwoordiging rondom dienstverlening’ ziet vooral op situaties waarbij de RB geen direct contact heeft met de klant. Te denken valt dan aan de situatie dat de RB wordt ingeschakeld door een (buitenlandse) derde.

Op 14 september 2021 besteedt de Raad aandacht aan deze kernwaarde.10 De kwestie is als volgt. Klaagster verwijt de RB onder meer te hebben opgetreden na-

mens de boedel zonder daartoe van de boedel een opdracht te hebben gekregen (en waarvan de RB wist dat dat hij die ook niet zou krijgen) door namens de boedel een btw-nummer aan te vragen en mee te werken aan het opstellen van facturen namens de boedel. De RB betwist deze klacht gemotiveerd.

De Raad wijst er allereerst op dat klaagster niet aannemelijk heeft gemaakt dat de RB de facturen namens de boedel heeft opgesteld of daaraan op enigerlei wijze heeft meegewerkt. Dit geldt volgens de Raad ook voor de stelling van klaagster dat de RB namens de boedel een btw-nummer heeft aangevraagd. Dat de RB advies heeft uitgebracht omtrent de btw-belaste verhuur en heeft aangegeven dat daarvoor een btw-nummer moet worden aangevraagd, levert geen schending op van de bepalingen van het RBU. Dit behoort juist tot de zorgvuldige taakvervulling van een belastingadviseur, aldus de Raad. De Raad verklaart dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond.

Kroniek Tuchtrecht nnnnn nn 12 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Indien nodig vraagt de RB de klant om een schriftelijke bevestiging van de machtiging.

Overname klant

Een andere kernwaarde op het gebied van dienstverlening is ‘dienstverlening rondom overname klant’. In artikel 10, lid 5 RBU is bepaald dat de RB zijn medewerking aan een overdracht van werkzaamheden niet afhankelijk mag stellen van de betaling van nog openstaande rekeningen. Uit de toelichting op dit artikel volgt dat de omstandigheid dat de RB nog een vordering op een ex-klant meent te hebben vanwege voor hem verrichte werkzaamheden, geen reden kan en mag zijn om geen inlichtingen of afschriften te verschaffen. Betaling van de openstaande vorderingen dient via andere wegen te worden afgedwongen.

Bijvoorbeeld door middel van het starten van een civiele procedure.

Ook in deze kroniekperiode is bij de Raad geklaagd over artikel 10, lid 5 RBU. Klaagster verwijt de RB dat deze een goede overdracht van de werkzaamheden afhankelijk heeft gemaakt van de betaling van de nota’s. Naar het oordeel van de Raad maakt klaagster tegenover de gemotiveerde betwisting door beklaagde geen feiten of omstandigheden aannemelijk die haar klacht onderbouwen. De Raad verklaart het klachtonderdeel daarom ongegrond.11

Financiële consequenties bij dienstverlening

Op het vlak van de kernwaarde ‘financiële consequenties bij dienstverlening’ is ook een klacht behandeld. Uit artikel 12, lid 1 RBU volgt dat wanneer een RB een opdracht aanvaardt, hij met de klant moet overleggen op welke wijze en voor welke tarieven hij zijn werkzaamheden zal verrichten. Als de klant hierom vraagt moet de RB ook overleggen over de frequentie waarmee hij zal declareren.

Lezenswaardig is in dit kader een uitspraak van de Raad op 16 februari 2021.12 De casus is als volgt. Bij de aanvaarding van de opdracht heeft de RB klaagster geïnformeerd over zijn uurtarief. Gezien de financiele omstandigheden van klaagster, heeft de RB bij de aanvaarding van de opdracht tevens aangegeven dat de betaling van de declaraties voor hem geen hoge prioriteit heeft. Nadat klaagster de opdracht aan de RB heeft ingetrokken en de toegezonden facturen onbetaald laat, stuurt de RB aanmaningen aan klaagster. In reactie op deze aanmaningen verzoekt klaagster de RB om een (uren)specificatie van de facturen. Ondanks dat de RB de gevraagde gegevens verstrekt, blijven de facturen onbetaald. Nadat de RB een laatste betalingsherinnering heeft gestuurd, reageert klaagster per e-mail. In deze e-mail geeft klaagster onder meer aan dat de RB haar vooraf ten onrechte niet heeft geinformeerd over de omvang van de totaal door klaagster te verwachten kosten voor de werkzaamheden. Tevens bestrijdt klaagster het aantal gefactureerde uren en de daarmee gemoeide kosten. Nadat de RB de vorderingen bij een incassobureau heeft aangemeld, dient klaagster bij de Raad een klacht in. De klaagster verwijt de RB onder meer dat hij geen opdrachtbevestiging heeft verstrekt,

niet voorafgaande aan de werkzaamheden afspraken heeft gemaakt over de kosten en tijdens de werkzaamheden klaagster niet op de hoogte heeft gesteld van de gewerkte uren en het verloop van de kosten. Ten aanzien van de overeenkomst van opdracht merkt de Raad op dat een RB op grond van het RBU niet verplicht is om bij de aanvaarding van de opdracht een opdrachtbevestiging te verstrekken. In aanvulling hierop merkt dat de Raad op dat overigens wel zeer wenselijk te achten. Verder wijst de Raad er op dat een RB in het algemeen niet verplicht is om vooraf aan een klant een indicatie te geven van de te verwachten kosten. Dit ligt slechts anders wanneer daarom door de klant uitdrukkelijk is verzocht. In de onderhavige situatie is echter niet aannemelijk geworden dat daarvan sprake is geweest. De RB heeft de klant bij van de opdracht wel geïnformeerd over de wijze van factureren, de toepasselijke uurtarieven en de frequentie van declareren. Hiermee heeft de RB voldaan aan de verplichtingen die op hem rusten op grond van artikel 12 RBU. De klacht is derhalve ongegrond.

Kernwaarde ‘honorarium bij dienstverlening’

In artikel 13 RBU is bepaald dat de RB zijn honorarium vaststelt met inachtneming van de aard, de omvang, het belang van zijn werkzaamheden en de kosten van het raadplegen van externe deskundigen. Wanneer de RB niet vooraf met zijn klant bespreekt dat op zijn kosten mogelijke externe deskundigen worden geraadpleegd, is er geen plaats voor het doorbelasten van de kosten van de geraadpleegde externe adviseur een de klant, aldus de Raad op 22 februari 2021.13 Tegen deze achtergrond verdient het dan ook aanbeveling om vooraf expliciete afspraken te maken met de klant over het inschakelen van externe deskundigen en deze afspraken ook schriftelijk vast te leggen.

Kernwaarde ‘declaraties bij dienstverlening’

Artikel 14, lid 2 RBU bepaalt dat de RB op verzoek van de klant een specificatie van zijn declaratie moet verstrekken. Uit deze specificatie moet de klant kunnen opmaken hoeveel uren en kosten voor welke werkzaamheden in rekening zijn gebracht. Desgevraagd dient de RB ook aan te geven door wie de werkzaamheden zijn verricht en tegen welk tarief. Ook in deze kroniekperiode is bij de Raad geklaagd over de verstrekte declaraties bij dienstverlening.

De casus is als volgt. Klaagster verwijt de RB dat hij zijn nota’s niet heeft gespecificeerd ook niet nadat

nnnnnn n 13 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Als de klant hierom vraagt moet de RB ook overleggen over de frequentie waarmee hij zal declareren.

Mogelijke maatregelen van de Raad

Bij een gehele of gedeeltelijke grondverklaring van een klacht, kan de Raad de navolgende maatregelen opleggen:

a. Waarschuwing

Dit betreft een zakelijke terechtwijzing die een onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

b. Berisping

Dit betreft een waarschuwing dat het verwijtbare gedrag zich niet meer mag herhalen. Een berisping heeft een verwijtende en veroordelende strekking.

c. Schorsing als lid voor ten hoogte zes maanden d. Ontzetting uit het lidmaatschap

klaagster daar nadrukkelijk (lees: per e-mail) om heeft verzocht. Ter zitting verklaart de RB dat hij de door klaagster gevraagde specificaties op advies van zijn advocaat destijds niet heeft verstrekt. De RB wijst er vervolgens op dat zich bij de processtukken zoals die bij de Raad zijn ingediend, een uitgedraaide urenspecificatie bevindt van de uren die de RB voor klaagster heeft gewerkt. De Raad wijst de RB er vervolgens op dat hij (anders dan het RBU vereist) niet op (eerste) verzoek van klaagster die gevraagde specificatie van de facturen heeft verstrekt. De Raad acht ook dit klachtonderdeel gegrond. De RB heeft daarnaast ook nog andere verwijtbare gedragingen begaan, waaronder in de ogen van de Raad het bewust negeren van de geldende wet- en regelgeving op het gebied van de omzetbelasting. Hiermee heeft de RB de eer en het aanzien van het beroep van belastingadviseur/leden van het RB ernstig geschaad. Op grond van dit alles schorst de Raad de RB als lid van het RB voor de duur van zes maanden.14

Tot slot

De Raad van Tucht en de Raad van Beroep hebben in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021 geen uitspraken gedaan die zien op de kernwaarden ‘optreden’15, ‘geheimhouding’16, ‘vakbekwaamheid’17 en ‘beroepsaansprakelijkheid’18 rondom het beroep. Ook

ten aanzien van de kernwaarde ‘dienstverlening rondom beëindiging van opdrachten’19 en ‘commissies bij dienstverlening’20 zijn geen uitspraken verschenen. De uitspraken van de tuchtrechter die zijn verschenen in deze kroniekperiode liggen in lijn met eerdere uitspraken en laten geen noemenswaardige ontwikkeling zien. Het valt echter wel op dat in meerdere uitspraken (soms met een extra overweging) wordt benadrukt dat de RB zijn werkzaamheden zorgvuldig en behoorlijk dient uit te voeren en tegenover een klant geen onduidelijkheid behoort te laten bestaan over de inhoud en de reikwijdte van de aanvaarde opdracht. Het verdient daarom aanbeveling dat een RB de aan hem verstrekte opdracht schriftelijk bevestigt. Dit geldt ook voor een latere wijziging (lees: aanvulling, uitbreiding of beperking) van deze opdracht.

Verder is het van groot belang dat van besprekingen tenminste aantekeningen worden gemaakt of, nog beter, een verslag wordt gemaakt van de bespreking dat ook aan de klant wordt toegestuurd. Dit om mogelijke misverstanden en (tuchtrechtelijke) verwijtbaarheden te voorkomen. Dat de tijd die hiermee is gemoeid, lang niet altijd kan worden doorbelast, maakt dit niet anders. De tijd en kosten die gepaard gaan met het voeren van gemotiveerd verweer tegen een (of meerdere) klachten zullen namelijk vele malen hoger zijn. <<<

Noten

1 Zie Raad van Tucht 22 februari 2022, klachtnummer 7089.01.08.006.83, kenmerk RBT:2021:002.

2 Zie Raad van Tucht 14 september 2021, klachtnummer 7085.01.08.019.35, kenmerk RBT:2021:010.

3 Accountantskamer Zwolle 18 december 2020, zaaknr. 20/1012 Wtra AK, ECLI:NL:TACAKN:2020:71, te downloaden op https://tuchtrecht.overheid.nl

4 De RB kan een vrouwelijke of een mannelijke belastingadviseur zijn. Voor de leesbaarheid wordt in dit artikel alleen de mannelijke vorm gebruikt.

5 Zie Raad van Tucht 18 juli 2017, nr. 704-2017.

6 Zie Raad van Tucht 17 maart 2020, klachtnummer 294-2019.

7 Zie Raad van Tucht 22 februari 2022, klachtnummer 7089.01.08.006.83, kenmerk RBT:2021:002.

8 Zie Raad van Tucht 17 maart 2020, klachtnummer 294-2019.

9 Zie Raad van Tucht 14 september 2021, klachtnummer 7079.01.08.032.59, kenmerk RBT:2021:013.

10 Zie Raad van Tucht 14 september 2021, klachtnummer 7081.01.08.028.88, kenmerk RBT:2021:011.

11 Zie Raad van Tucht 7 juli 2020, klachtnummer 303-2019.

12 Zie Raad van Tucht 16 februari 2021, klachtnummer 7089.01.08.003.77, kenmerk RBT:2021:001.

13 Zie Raad van Tucht 22 februari 2021, klachtnummer 7081.01.08.006.83, kenmerk RBT:2021:002.

14 Zie Raad van Tucht 7 juli 2020, klachtnummer 303-2019.

15 Zie artikel 3 RBU.

16 Zie artikel 4 RBU.

17 Zie artikel 5 RBU.

18 Zie artikel 6 RBU.

19 Artikel 11 RBU.

20 Artikel 15 RBU.

Kroniek Tuchtrecht nnnnnnn 14 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Het verdient daarom aanbeveling dat een RB de aan hem verstrekte opdracht schriftelijk bevestigt.

mr. A. van Houts RB

Fiscalist/vennoot bij De Wert accountants & belastingadviseurs en voorzitter van de Commissie van Verbinding van het RB.

Tuut … tuut … tuut … de verbinding is verbroken (?)

De afgelopen pak ‘m beet twee maanden heeft het woord verbinding een nieuwe dimensie gekregen voor mij. Zo is de snelweg A50 diverse malen de verbindingsweg geweest naar besprekingen in bijvoorbeeld de stad Lochem en het dorp Elst; plaatsen waar ik nog nooit eerder was geweest. Verbinding betekende hier voor mij de mogelijkheid om op de plaats van bestemming te komen

Deze besprekingen voerde ik als lid van de tijdelijke Commissie van Verbinding die het bestuur van onze vereniging heeft ingesteld. Wij hebben als taak om “bij te dragen aan en te adviseren over de wijze waarop de verstandhouding en verbinding tussen bestuur en de leden kan worden hersteld dan wel verbeterd en anderzijds om te adviseren over de gewenste koers van de vereniging”. Op de ALV van 14 oktober aanstaande zal de Commissie van Verbinding haar notitie met bevindingen en aanbevelingen toelichten en bespreken.

De leden van de Commissie van Verbinding zijn direct met de opdracht aan de slag gegaan en hebben enerverende én leerzame maanden achter de rug. Er is veel informatie verkregen. Zo hebben we inmiddels gesproken met studenten, docenten, RB-kringen, grote RB-kantoren, directie, medewerkers, bestuur, vaktechnische commissies en individuele RB-leden.

Daarnaast is per e-mail informatie tot ons gekomen via het speciaal opengestelde e-mailadres commissievanverbinding@rb.nl waar elk RB-lid zijn of haar bijdrage kan inbrengen.

Eind augustus en in de eerste helft van september zullen bovendien nog ledenbijeenkomsten georganiseerd worden door het hele land met het bestuur en de Commissie van Verbinding om met elkaar in gesprek te gaan. Ik nodig iedereen alvast van harte uit om daarbij aanwezig te zijn.

Uit onderzoek van hoogleraar mevrouw Brené Brown is gebleken dat wanneer je aan mensen vraagt wat verbinding is, zij vooral vertellen wanneer ze géén verbinding ervaren. Als Commissie van Verbinding kunnen we (althans ten tijde van het schrijven van deze column) beamen dat wij dit ook als zodanig hebben ervaren. Het vaststellen dat er géén of een haperende verbinding wordt ervaren, is de basis voor de Commissie van Verbinding voor het formuleren van aanbevelingen. Het is aan het bestuur om vervolgens aan de juiste knoppen te (doen) draaien om deze verbinding (weer) duurzaam tot stand te brengen.

Het zal u niet verbazen dat uit alle gesprekken tot nu toe naar voren is gekomen dat de fiscaliteit het hart van onze vereniging zou moeten zijn. Maar ook dat we te maken hebben met ontwikkelingen op onder andere maatschappelijk, demografisch en technisch vlak. Middels een visie op het beroep van belastingadviseur (bekend als RB 2030) en een visie op onze vereniging (bekend als vereniging 3.0) trachten we als vereniging de uitdagingen die op ons af komen het hoofd te bieden. Welke verbinding(sweg) moeten we kiezen om op de plaats van bestemming te komen (in 2030)?

De Commissie van Verbinding zal ook hiervoor aanbevelingen doen.

Tot slot een hartelijk dank aan iedereen voor alle feedback die we inmiddels hebben mogen ontvangen en de geboden ondersteuning vanuit het RB-bureau om alles georganiseerd te krijgen. Ik wens u nog een fijne zomer toe! <<<

De Commissie van Verbinding doet iedere twee weken verslag van de voortgang middels een nieuwsbrief. Op de website van het RB is op het discussieforum een interessegebied aangemaakt ‘Commissie van Verbinding’. Op deze plaats kunnen bijdragen worden geleverd en vragen worden gesteld, naast de mogelijkheid om te reageren via het speciale e-mailadres commissievanverbinding@rb.nl

COL UMN 15 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

Verslag RB-dag Duurzaamheid

Twee rollen: fiscaal adviseur en trusted advisor

Tijdens de RB-dag stonden RB’s live (eindelijk weer!) en online met elkaar stil bij het thema duurzaamheid. Wat betekent de verduurzaming die volop bezig is voor de belastingadviseur? Wat is de rol van de belastingadviseur bij deze transitie? Is het de taak van de belastingadviseur om op duurzaamheid in te spelen? En: zijn er lessen?

Onder leiding van gespreksleider Simone van Trier start de middag met een korte introductie op het thema duurzaamheid - die zij bij afwezigheid van de zieke Kees Klomp voor haar rekening neemt.

Allereerst krijgt CU-kamerlid Pieter Grinwis het woord. Het stikstofdebat waar hij de vorig avond aan heeft deelgenomen, wasemt hij bij wijze van spreken nog uit. Hij begrijpt dat boeren duidelijkheid willen maar voegt daar ook aan toe dat het ook duidelijk is dat we over de eco -

Eigen woning en duurzaamheid

Jeroen Strumpel en Pino Vacirca van Woonnu stellen als start van deze kennissessie dat verduurzaming een afname van 35 procent energieverbruik kan opleveren. Naast deze ‘wortel’ noemde ze ook de ‘stok’: Europese regels die verplichten om te verduurzamen. Ofwel: wie hier niet toe wordt verleid, wordt gedwongen. Dat geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. Het betekent concreet transitieplannen op nationaal niveau, energielabels in hypotheekportefeuilles. En financiële instellingen en hypotheekverstrekkers worden verplicht om hun productaanbod te verduurzamen. Nog slecht 2.700 woningen hebben energielabel A++++ en zijn daarmee ‘Parisproof’. Nog zo’n 40 procent van de woningen valt in energieklasse F of G of hoger. Hier moet komende jaren verandering in komen: alle woningen moet op A-niveau zijn in 2050. Wie stilstaat bij deze transitie realiseert zich dat dit een enorme impact gaat hebben. Uit hun verhaal wordt duidelijk dat duurzaamheidsniveau van een woning mede de hoogte van de financiering gaat bepalen. Hoe energiezuiniger je woont, hoe meer je kan lenen. En door alle regels zal ‘grijs’ geld afnemen. Op dit vlak is de transitie ook volop in gang gezet.

logische grenzen leven en duurzamer moeten worden. ‘De aarde is gemeenschappelijk bezit, natuur van intrinsieke waarde, daar moeten we beter mee omgaan. Met het oog op biodiversiteit moeten de consequenties op lange termijn meer in ogenschouw worden genomen.’ Kort schetst hij wat er te verwachten is. Dat bijvoorbeeld beprijzen de norm wordt. Ook benoemt hij dat het duidelijk is dat is geen toekomst is voor sommige processen en sectoren. En dat we met schaarstes te maken (gaan) krijgen.

Doel is een circulaire economie en de aandachtspunten wat dit betreft voor fiscalisten zijn de milieuinvesteringsafschrijvingen en subsidies. Nu zijn deze 50 procent doelmatig. ‘Toetst u dat?’, vraagt hij aan de zaal. En legt vervolgens uit dat het noodzakelijk is bij beslissingen meer naar de toekomst te kijken. Maar voegt daar ook aan toe dat bij investeringen timing van groot belang is. Soms is het juist beter om te wachten. Zijn boodschap is luid en duidelijk: ‘Kijk vooruit. Het is tijd voor een transitie. Stel je als belastingadviseur daarom de vraag of je advies met het oog op de toekomst houdbaar is.’

Alfa als aanjager

Vervolgens is het woord aan bestuurder Marco Vermin van Alfa Accountants en Adviseurs. Hij licht overtuigend toe hoe zijn organisatie, die voor veel agrarische bedrijven werkt, vormgeeft aan duurzaamheid. Zijn verhaal geeft inzicht hoe je dit kan doen en wat het oplevert. Voor Alfa is duurzaamheid onderdeel van de visie. Vermin: ‘Groeien bij Alfa is van betekenis zijn voor de wereld om je heen. Dat is voor ons geen reclameboodschap, maar een overtuiging die we echt vorm willen geven’. Alfa is een zogenaamde B-Corps, dat is een internationale certificering voor organisaties die hun winstoogmerk

n nnnnn 16 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

verzoenen met het collectieve belang en de hoogste normen halen op sociale en ecologische prestaties. Vermin noemt heel concrete voorbeelden en vertelt dat dit voor Alfa nadrukkelijk een gezamenlijke opgave is, die ook zo wordt ervaren, want elke medewerker is eigenaar; de organisatie is honderd procent eigendom van de medewerkers. Zijn boodschap is dat duurzaamheid die van bovenaf wordt opgelegd geen goede richting is. ‘Winst is niet vies, maar er meer. Het gaat om een intrinsieke motivatie; stimuleren en normeren. Bij een advies is dat na te gaan door de vraag te stellen of dit advies de wereld ten goede komt. Kun jij je kinderen hiervan overtuigen?’ Alfa ziet zichzelf als aanjager van verduurzaming. Klanten informeren ze over de verschillende mogelijkheden. Ondernemers helpen ze om hun bedrijf toekomstbestendig te maken. Hij eindigt met een overzicht van wat er zijns inziens op het gebied van fiscaliteit en subsidies zou moeten komen (zie kader).

Na deze eerste inleiding wordt in de zaal meermalen naar de microfoon gelopen om een vraag te stellen en online stromen vragen binnen. Ter plekke vraagt bijvoorbeeld erelid Leo Stevens zich hardop af: ‘Wat heeft

Arbeid en duurzaamheid

Hoogleraar Kilian Wawoe van de VU projecteert een foto van een groep olifanten en vraagt zich vervolgens af wat het weer terugkeren naar de werkplek voor deze kudde zou betekenen. De leider van de groep is blij als alles weer draait als vanouds, de senioren ervaren vooral beperking van de vrijheid en de baby-olifant voelt zich meer gesteund door weer als kudde te functioneren. En – benadrukt hij – daar gaat het om bij een kudde: steun. Deze steun is gericht op de zwaksten van de groep. Net zoals op kantoor de aandacht gericht zou moeten zijn op de jongsten en nieuwelingen, die het meest gebaat zijn bij het samen optrekken. Senioren ervaren door de omstandigheden waarin ze verkeren, zoals de doorgaans grotere huizen en een levensfase waarin kinderen minder verzorging nodig hebben, het thuiswerken als zeer prettig, terwijl jonge ouders vooral knelpunten ondervinden.

In veel organisaties leeft nu de vraag: hoeveel dagen gaan we na corona weer naar kantoor? Dit vindt Wawoe niet de juiste vraag. ‘Een betere vraag is: wat gaan we na corona op de werkplek doen? Welke rol heeft het samenkomen?’ Daarbij onderscheidt hij onder andere creëren, connecten en coördineren. Tot slot heeft hij handige tips voor werkgevers en werknemers.

nn nnnn 17 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Bestuurder Marco Vermin (Alfa) en Tweede Kamerlid Pieter Grinwis in gesprek over duurzaamheid.

Beleggen en duurzaamheid

Deze kennissessie van Edin Mujagic macro-econoom en hoofdeconoom van OHV Vermogensbeheer, is een macroeconomische analyse waarin hij het verband tussen duurzaamheid en beleggen uitlegt. Titel van zijn bijdrage is dan ook: beleggen en duurzaamheid zijn Siamese tweelingen. Hij legt haarfijn uit dat het er niet toe doet of je al dan niet gemotiveerd bent om je duurzaam te gedragen. De beleidsbeslissingen die al zijn genomen en worden gemaakt, maken dat je er iets mee moet. Als voorbeeld noemt hij dat NextGen EU is gekoppeld aan duurzaamheid en de voorwaarden op het gebied van duurzaamheid die de ECB stelt aan obligaties, de ESG’s (Environmental Society Governance). Bedrijven die niet inspelen op deze vernieuwing, zetten zichzelf buiten spel. Bij het vormen van een beleggingsportefeuille moet je hiermee rekening houden.

de RB op het gebied van duurzaamheid tot nu toe betekent? Is dat heel veel, of kan het beter? Dan somt hij op: ‘Er zijn fiscale instrumenten. Er is agrofiscale kennis. Mijn gevoel is dat het allemaal nog concreet moet worden. Dat vraagt om fiscale techniek. Is er bijvoorbeeld een blauwdruk naar de agrarische omslag? Wat vindt de politiek?’ Waarna hij aangeeft dat het nodig is om de blauwdruk te maken.

Aansluitend hierop voegt oud-voorzitter Wil Vennix hieraan toe dat het RB hier iets in kan betekenen: ‘Wij hebben verstand van het mkb. Daar wordt nu geen gebruik van gemaakt, terwijl het mkb de ruggengraad van de economie is’.

Paneldiscussie

Na de verschillende kennissessies (zie kaders) eindigt de bijeenkomst met een paneldiscussie over de rol van de belastingadviseur op het gebied van duurzaamheid. Op het podium zitten Diana Clement, voorzitter van de SRA, Rogier Prins, zelfstandig belastingadviseur en de man achter duurzaambelastingadvies.nl, Fred de Jong, lector Sustainable Finance & Tax bij de HAN, Ralph Rijnders, oud-voorzitter Jong RB, Barto Piersma, directeur bij RVO en bestuurder Willem Faassen van RB. ‘Bereiken we een meer duurzame samenleving alleen door meer regelgeving?’ is de eerste stelling die aan het

panel wordt voorgelegd. Als opmaat wordt eerst de mening van de deelnemers gepeild. Zo’n zestig procent blijkt het met deze stelling eens te zijn, tegen 40 procent oneens. In het panel zijn de stemverhoudingen anders. Daarbij wordt gewezen dat het niet alleen om regelgeving gaat. ‘Naast regelgeving is er ook intrinsieke motivatie nodig’, betoogt Barto Piersma. Hij is het vooral niet eens met het woordje ‘alleen’ in de stelling. Dat blijkt voor meer panelleden te gelden.

Regels kunnen wel helpen. Fred de Jong benadrukt dat regelgeving vooral kan versnellen. Diana Clement: ‘Wij zijn de blauwe professionals; wij gaan uit van regels’. ‘De duidelijkheid en structuur die regelgeving ons biedt, vinden wij fijn’ vult Ralph Rijnders aan. ‘De wet- en regelgeving helpt ook om het vliegwiel op gang te brengen.’ Barto Piersma noemt daarop dat regelgeving niet het enige is, maar wel ondersteunt. ‘Het zorgt ook voor een level playing field.’

Tot slot voegt Roger Prins hieraan toe dat bij de regels niet alleen naar de Nederlandse, maar ook Europese

nnn nnn Verslag
18 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Diana Clement: ‘Wij zijn de blauwe professionals; wij gaan uit van regels’
Adviseurs van Arval staan in hun kennissessie ook stil bij de transformatie van steden. Hans Hauwe tijdens de kennissessie ‘Bedrijfsonroerend goed’.

regels moet worden gekeken. ‘Het is belangrijk dat die in lijn zijn. Net zoals het belangrijk is dat deze worden gemonitord.’ Als voorbeeld noemt hij hybride auto’s, die aanvankelijk zijn gestimuleerd, maar achteraf niet zo duurzaam zijn.

Lichtblauwe adviseur

De tweede stelling is ‘Een belastingadviseur moet zich alleen richten op de fiscale aspecten van duurzaamheid’. Daar blijkt meer dan 70 procent van de deelnemers het niet mee eens te zijn. Willem Faassen toont zich blij verrast over deze uitkomst. ‘Goed dat er breder wordt gekeken dan alleen de fiscale aspecten. Onze klanten verwachten denk ook de komende jaren een iets meer ‘lichtblauwe adviseur’.’ Waarmee hij doelt op een adviseur die ook een sparringpartner is op het gebied van andere dan de fiscale tools.

Wat heb je nodig aan tools om die rol waar te kunnen maken?, stelt gespreksleider Simone van Trier als vervolgvraag. Ralph Rijnders: ‘Onze basis is kennis van de wet- en regelgeving – zo zijn wij opgeleid – dat zit in onze rugzak. Maar de klant verwacht meer. En dan gaat het om oprechte interesse en een proactieve houding. Wij moeten kunnen doorvragen – waar wil de klant naar toe en wat is daarbij de rol van duurzaamheid? Is duurzaamheid een belemmering of een kans? Je moet dat soort vragen durven te stellen.

De markt heeft steeds meer behoefte aan een integraal advies. Als je een deel van de kennis niet in huis hebt –zoals subsidie of financiering – dan moet je een goed

Bedrijfsonroerend goed en duurzaamheid

‘Wat kunnen jullie je klant hierin bieden?’ vraagt Hans Hauwe, adviseur Energie en Duurzaamheid aan het begin van deze kennissessie. ‘De klant zit altijd tussen angst en spijt. Angst om de keuze te maken, en spijt dat hij de keuze niet heeft gemaakt. De vraag is: wanneer stap je in?’ Aan die verschillende stadia (en ook risico’s) zijn verschillende subsidies gekoppeld. Innovatie wordt vaak ondersteund met een eenmalig bedrag waarmee de techniek getest kan worden. Om meer ervaring op te doen zijn er ontwikkelingsubisidies, investeringssubsidies en fiscale regelingen en tot slot is er een wettelijke verplichting. Tegen die tijd zijn er geen subsidies meer, dan ben je te laat.’ Daarna geeft hij antwoord op de eerder gesteld vraag: Wat kan je als adviseur? De klant helpen met het nemen van de juiste beslissing; ofwel adviseren over de juiste keuze op een passend moment. Hij benadrukt vervolgens het belang van meten. ‘Als je weet wat je verbruikt, kan je terugverdientijden in beeld brengen. Het grootste effect wordt bereikt door de opgewerkt energie zelf te gebruiken. Bedrijven zouden een energetische aanpak moeten maken en die laten aansluiten op het productieproces, want met het terugleveren verdien je immers veel minder - de opslagen maken energie duur.’ Hij voorspelt ook dat er techniek gaat komen die daarop in gaat spelen door te reageren op de energiecapaciteit. Dus dat bijvoorbeeld de vaatwasser gaat draaien op het moment dat er een overproductie is van energie door de zonnepanelen.

nnnn nn 19 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Veel RB’s waren voor het themadeel naar Den Bosch gekomen.

In de zaal werd meermalen naar de microfoon gelopen. Ook online stroomden vragen binnen.

Duurzaam vervoersbeleid

‘Vervoer is een onderwerp waar de leiding van organisatie altijd wel aandacht voor heeft omdat het direct heeft te maken de arbeidsvoorwaarden en er kosten mee gemoeid zijn’, stellen inleiders Wesley van der Wal en Arjos Bot van leasemaatschappij Arval. Tijdens de kennissessie zelf blijkt dat het onderwerp ook bij de RB zeer leeft – er zijn veel vragen en levendige discussies. Bijvoorbeeld over de verantwoordelijkheid van de werkgever over de vervoerskeuze (en de uitstoot) en het beprijzen.

‘Aandacht voor vervoer is nodig, want de wereld verandert in hoog tempo’, is hun belangrijkste boodschap. ‘Nieuwe generaties wensen meer flexibiliteit en vinden het zelf kunnen kiezen belangrijk. Steeds meer werkgevers richten zich hierop, want hierop kunnen ze zich onderscheiden.

Ook nieuw is dat ze de vervoervraag zich niet alleen richt op de keuze tussen de verschillende vervoersoorten, maar dat meer in vervoerketens wordt gedacht. Het gaat ook niet meer alleen over auto’s maar ook over vele andere vervoersmiddelen, zoals e-bikes. Door meer in vervoerketens te denken, kan vervoer ook efficiënter worden of minder tijd kosten.’

De toekomst is ook deelmobiliteit. Als je als werkgever hier actief in wordt, dus zelf een dashboard hebt, dan kan je de gewenste flexibiliteit bieden en het maatwerk, waar behoefte aan is. En ben je als werkgever aantrekkelijker.

netwerk hebben.’ Hij benadrukt vervolgens dat het gevaar schuilt dat duurzaamheid te groot wordt gemaakt. ‘Mijn advies zou zijn: maak het kleiner en zo concreet mogelijk. Houd het dicht bij huis, denk vanuit de wet- en regelgeving. Ik denk dat dat dat de meeste kans van slagen heeft.’

Kennis op het gebied van duurzaamheid hoeft de belastingadviseur niet zelf te hebben. ‘Je hoeft de wereld niet te kennen, maar wel je netwerk. Kortom weten waar je kennis kan halen, bij RVO bijvoorbeeld’, zegt Barto Piersma. Fred de Jong legt een net iets ander accent. ‘Je hoeft niet integraal te adviseren, maar je moet wel steeds integraler kunnen denken. Duurzaamheid heeft te maken met arbeidsmarkt, met digitalisering. Al die grote thema’s komen bij elkaar en klanten hebben daarmee te maken. Daar moet je op aanhaken.’

Vervolgens vertelt hij dat de hogeschool dit zelf ook doet. ‘Onze toekomstige belastingadviseurs leiden we op met het dna van duurzaamheid. Duurzaamheid is –net als ethiek - niet iets aparts, maar verweven in alle onderdelen van de studie.’

Omslag

De derde stelling is dat de omslag naar duurzaamheid makkelijker is voor kleine kantoren dan grote. Tachtig procent van de deelnemers is het hier niet mee eens. Willem Faassen: ‘Misschien zijn kleine kantoren wel wend-

Verslag nnnnn n 20 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Je hoeft niet integraal te adviseren, maar je moet wel steeds integraler kunnen denken.

baarder. Allesbepalend is hoe de directie hierin staat’. Diana Clement: ‘In kleine organisaties spreek je elkaar misschien eerder aan’. Aan de orde komt ook dat kleine bedrijven bij de dga aan tafel zitten die van nature al meer gericht zijn op duurzaamheid. Dat biedt veel kansen.

Intrinsieke motivatie

Zo’n tachtig procent van de zaal is het eens met de stelling dat de intrinsieke motivatie van de adviseur belangrijker is dan de wet- en regelgeving. Bij de discussie hierover komt er een reactie uit de zaal van Henk Oostdam, die de paneldiscussie samenvat. ‘Ik onderscheid twee rollen. Als belastingadviseur zit ik op ongelijk niveau met mijn klant. Als trusted advisor zit ik op gelijk niveau en praat ik over alle onderwerpen die op dat moment voor de klant belangrijk zijn. Vooral als trusted advisor is duurzaamheid een onderwerp van gesprek. En dan is de intrinsieke motivatie om duurzaamheid te bespreken van wezenlijk belang. Als fiscalist ga ik uit en baseer ik me op regelgeving. Leg ik deze uit of licht ik deze toe.’ Dit rol-onderscheid herkennen de panelleden en wordt een goede invulling gevonden van de rol van de RB. Waarbij wel de vraag wordt gesteld of klanten dit rolonderscheid in een gesprek kunnen herkennen. Tot slot komt aan de orde welke redenen er zijn om duurzaamheid te agenderen. Fred de Jong geeft daarop antwoord. ‘Er is wet- en regelgeving en die wordt alleen maar uitgebreider. Het kan een rationele beslissing zijn om aantrekkelijk te blijven als bedrijf, ofwel een bedrijfseconomische prikkel.’ Hij vat dit samen met het volgende citaat: ‘omdat het hoort, omdat het moet, omdat het loont’. En daarmee besluit hij de paneldiscussie. <<<

Fiscaliteit & Subsidies: Voorstellen van Alfa

Algemeen n Verschuiving van belasting van het wenselijke (arbeid) naar het onwenselijke (vervuiling, overconsumptie). n Introductie van grensbelasting (bijv. op CO₂-uitstoot) n Differentiatie van btw-tarief o.b.v. schadelijkheid of wenselijkheid van de belaste goederen/diensten. n Energieprijsreparatie d.m.v. algemene teruggave i.p.v. met prijscorrectie door belastingverlaging.

Onroerende zaken  n Maak uitgaven voor verduurzaming aftrekbaar van de winst (nu veelal activering als verbetering).

Personeel n Fiscaal aantrekkelijke medewerkers participatieregeling (box 3). n Stimuleer duurzame inzetbaarheid van de werknemer. n Verlaag LH op medewerkers die bij NET Zero bedrijven werken. n Stimuleren van medewerkers om duurzame investeringen in huis/ woonomgeving te doen. n Hybride werken (thuiswerken) fiscaal stimuleren. n Differentiëren in kilometervergoeding.

Vervoer

n Bijtelling auto van de zaak is een te lange periode een percentage van de volledige cataloguswaarde, dit stimuleert vervanging: 5 jaar lage bijtelling, 15 jaar catalogusprijs en daarna pas naar werkelijke waarde. n Bijtelling afhankelijk maken van werkelijk privégebruik (gps-tracking). n Rekeningrijden invoeren, vervuiler betaalt. n Afbouw van fiscale voordelen voor vervuiling/uitputting van grondstoffen. Bijv. accijnsvrije kerosine. n Verlaag btw op reizen met de trein (verder, nu 9%), vliegen is nu nagenoeg belastingvrij. n Belast CO₂ uitstoot/emissies.

nnnnnn 21 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Aan de paneldiscussie namen deel (van links naar rechts) Willem Faassen, Barto Piersma, Fred de Jong, Rogier Prins Diana Clement en Ralph Rijnders.

Bart

Snels: inspecteur-generaal bij de Inspectie BTD

Never a dull moment

Bart Snels (1966) studeerde algemene economie aan de KU Brabant. Zijn vervangende dienstplicht volbracht hij bij het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. In 1997 promoveerde hij aan de Universiteit Utrecht op een proefschrift genaamd ‘Political mechanisms and institutional interaction: politics in the Dutch economy’. Daarna volgde een opvallend diverse loopbaan, als – onder meer - beleidsmedewerker van de Tweede Kamerfractie van GroenLinks, universitair docent, ambtenaar op het ministerie van Financiën, journalist, en directeur van het hiervoor genoemde wetenschappelijk bureau. Van 2017 tot 2021 was hij Tweede Kamerlid voor GroenLinks. ‘Ik ben nergens blijven hangen’, constateert Snels zelf tijdens het interview.

Het moet een enerverend jaar zijn geweest voor dr. B.A.W. (Bart) Snels. Op 14 oktober 2021 liet hij weten de Tweede Kamer per 27 oktober 2021 te zullen gaan verlaten. De reden daarvoor was dat hij zich niet kon vinden in de (later overigens door de leden van beide partijen goedgekeurde) nauwe samenwerking van zijn partij GroenLinks met de PvdA. Snels schuwde grote woorden niet en had het in zijn ontslagbrief aan Tweede Kamervoorzitter Bergkamp over kiezersbedrog. Maar – hoe prijzenswaardig – lang genoten van zijn wachtgeld heeft hij niet. Het kabinet benoemde hem namelijk al met ingang van 1 februari 2022 tot inspecteur-generaal bij de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (Inspectie BTD) op het ministerie van Financiën.

22 Het Register | augustus 2022 | nummer 4 Interview HET
Tekst Sylvester Schenk | interview Wil Vennix en Sylvester Schenk | foto’s Marieke Duijsters

In een niet al te ver verleden heeft het Register

Belastingadviseurs al eens uitgebreid gesproken met – toen nog – Tweede Kamerlid Bart Snels.

Vertrekpunt van de bespreking was het door Snels ingediende wetsvoorstel om (grote) bedrijven bij vertrek uit Nederland een exitheffing te laten betalen. Het wetsvoorstel was natuurlijk vooral bestemd voor Shell en Unilever, bedrijven die Nederland overigens inmiddels verlaten hebben. Het was een genoeglijk gesprek, en er werd – voor op termijn – een vervolgafspraak gemaakt. Toen bekend werd dat Snels tot hoge ambten was geroepen lag een gesprek met hem voor Het Register voor de hand. Maar soms helpt het toeval een handje, want recent liepen de hoofdredacteur van Het Register en de pasbenoemde IG (zie kader) elkaar op station Den Haag CS tegen het lijf. En toen voornoemde hoofdredacteur de fraaie benaming van de functie ter sprake bracht, kwam Snels met het nog veel mooiere verhaal van de speelfilm ‘The Inspector General’ (met in de hoofdrol Danny Kaye) op de proppen (zie kader).

Inspectie belastingen, toeslagen en douane

Een nieuwe inspectie dus, die zich richt op de gang van zaken bij het ministerie van Financiën in de ruimste zin van het woord. Recente gebeurtenissen – die hier niet verder toegelicht hoeven te worden omdat ze genoegzaam bekend mogen worden verondersteld – zullen hierbij een rol hebben gespeeld.

Het is hierbij goed om te weten dat de Inspectie BTD niet aan individuele rechtshulpverlening doet. Daarover later meer, maar duidelijkheid over dit vertrekpunt kan teleurstellingen bij gedupeerden (bijvoorbeeld van de Toeslagenaffaire) voorkomen. De Inspectie BTD onderzoekt enkel (mogelijke) structurele risico’s die burgers en bedrijven lopen. Daarbij wordt gekeken naar het hele proces van de totstandkoming van wetten en regels tot de uitvoering. De Inspectie BTD zou dan ook gezien kunnen worden als een bestuurskundig studiecentrum, uiteraard toegespitst op de fiscaliteit. Het doel van de inspectie is dan ook om de kwaliteit van de dienstverlening te waarborgen en daarmee het vertrouwen van burgers en medewerkers te herwinnen. Dit blijkt ook uit de woorden van Snels kort na zijn benoeming als IG BTD: ‘Ik ben zeer gemotiveerd om vorm te gaan geven aan deze nieuwe inspectie die toezicht gaat houden op belastingzaken, toeslagen en douane. Het is belangrijk om dat te doen vanuit het perspectief van de samenleving. Dan kan de inspectie bijdragen aan betere uitvoering van beleid, waarbij de menselijke maat en voldoen aan rechtsstatelijke normen belangrijke uitgangspunten zijn. Zo wil ik meewerken aan een overheid waar de samenleving op kan vertrouwen.’

Werkwijze

De inspectie valt onder het ministerie van Financiën, maar is onafhankelijk. Ze bepaalt zelf hoe en welke onderzoeken ze zal gaan doen. Alle rapporten van de door de inspectie verrichte onderzoeken worden naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd en staan op de eigen site. De inspectie is

volledig vrij in de besteding van het haar toekomende budget en gaat over haar eigen communicatie. De inspectie is verder nadrukkelijk niet gehuisvest op het ministerie van Financiën maar heeft een eigen onderkomen in de Haagse Hoftoren. Weliswaar op een steenworp afstand van het ministerie (dat vanaf de 28e verdieping van de Hoftoren goed te zien is), maar de symboliek is duidelijk. Formeel zou de minister van Financiën de inspectie wellicht nog een zogeheten ‘ministeriële aanwijzing’ kunnen geven, maar ongetwijfeld zal voor Snels hetzelfde gelden als wat Jelle Zijlstra (die destijds als president van De Nederlandse Bank in een vergelijkbare onafhankelijke positie verkeerde) daarover liet weten; ‘dat zal ik niet gaan meemaken’. Kortom, men heeft veel – zo niet alles gedaan – om de onafhankelijkheid van (ook) deze inspectie te garanderen. Toch lijkt een formeel wettelijk kader voor deze onafhankelijkheid te ontbreken. Dat zou er kunnen komen met de komende invoering van de ‘Wet op de rijksinspecties’. De komst van die wet is opgenomen in het coalitieakkoord van 15 december 2021. Tijdens het vraaggesprek betoont Snels zich een voorstander van een snelle invoering van deze wet, waarop ook vanuit de Inspectieraad is aangedrongen. De Inspectieraad (www.rijksinspecties.nl) wordt gevormd door de Rijksinspecties (waaronder de Inspectie BTD), in de woorden van de Raad ‘alle Rijksorganisaties met toezicht als kerntaak, die onderdeel zijn van een ministerie en onafhankelijk zijn’. Naast deze rijksinspecties nemen ook andere organisaties deel aan de Inspectieraad. Deze organisaties zijn de geassocieerd leden. Daarbij kan gedacht worden aan de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht en aan de Nederlandse Emissieautoriteit. Heel veel nieuws ten opzichte van de nu al bij de Inspectie BTD bestaande situatie aangaande de onafhankelijkheid van die inspectie zou de nieuwe Wet op de rijksinspecties niet bevatten, maar het kan natuurlijk geen kwaad om een al bestaande situatie een formeel kader toe te kennen.

Inspecteur-generaal

Volgens de onvolprezen Wikipedia is een inspecteur-generaal (IG) een hoge ambtenaar op een ministerie, rechtstreeks rapporterend aan de minister. De minister fungeert – wat oneerbiedig gezegd – vooral als postbus, want de bevindingen van de IG worden onverwijld ter kennis van het parlement gebracht. Nederland kent op dit moment een tiental IG’s, waaronder dus Bart Snels op Financiën. ’s Lands bekendste inspecteur-generaal was uiteraard Prins Bernard, die van 1945 tot zijn gedwongen vertrek in 1976 (Lockheed affaire) Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht (IGK) was.

The Inspector General

The Inspector General is een Amerikaanse film, met in de hoofdrol de destijds wereldberoemde komiek Danny Kaye. De film speelt in Rusland waar de burgemeester van een kleine stad te weten komt dat een inspecteurgeneraal incognito op weg is om de corruptie in zijn stad te onderzoeken. Georgi – een kleine oplichter die op de vlucht is voor de politie – wordt voor de onbekende maar gevreesde inspecteur aangezien. De ene helft van de plaatselijke ambtenarij probeert hem te vermoorden, de andere helft probeert hem om te kopen. Als tenslotte de echte inspecteur-generaal arriveert is de verwarring compleet. Maar alles loopt natuurlijk goed af.

nn nn 23 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

Fiscale rechtsbijstand

Een onderwerp dat op dit moment volop in de belangstelling staat, is individuele fiscale rechtshulp. Het gaat daarbij vanzelfsprekend niet in de eerste plaats om belastingplichtigen (en in het verlengde daarvan toeslaggerechtigden) die zich op dit moment al kunnen verzekeren van professionele fiscale rechtshulp, het gaat om – wat in onnavolgbaar Haags jargon heet – de on- en minvermogenden. De Adviescommissie praktische rechtsbescherming in belastingzaken (commissie Van Hout) bracht in april 2021 over deze problematiek al een rapport uit, getiteld ‘Burgers beter beschermd’. De belangstelling vanuit de politiek voor dit onderwerp is waarschijnlijk verder ingegeven vanuit de gedachte dat als benadeelden van recente ‘affaires’ (de toeslagenaffaire werd al genoemd) zich van de bijstand van een belastingadviseur hadden kunnen voorzien – wat betekent: als die bijstand voor hen betaalbaar zou zijn geweest – de problemen niet zo onvoorstelbaar uit de hand gelopen zouden zijn. Al deze politieke belangstelling heeft er toe geleid dat in het hiervoor al genoemde coalitieakkoord – na een beperkte ingroeiperiode – jaarlijks een bedrag van 14 miljoen euro gereserveerd zal worden voor ‘laagdrempelige fiscale rechtshulp en directe fiscale bijstand aan burgers’. Hoe dat geld besteed zal gaan worden in nog niet helemaal zeker, maar de invoering van een onafhankelijke fiscale rechtshulp naar voorbeeld van de Amerikaanse ‘Taxpayers Advocate Service’ (TAS) lijkt voor de hand te liggen. Ook bij het ministerie van Financiën wordt er op dit moment nader onderzoek gedaan naar dit fenomeen, en daarmee wellicht naar zoiets als sociale fiscale rechtshulp. Deze problematiek heeft vanzelfsprekend ook de aandacht van de Inspectie BTD. Het gaat dan niet – het werd al aangegeven – om de individuele problemen van ‘Piet uit Zundert’ (een uit de koker van wijlen ons erelid prof. Geppaart afkomstige fictieve belastingplichtige) maar om dit vraagstuk als structureel probleem.

TAS

Een lichtend voorbeeld op dit gebied is de – grote, machtige en dus gevreesde Amerikaanse – Taxpayer Advocate Service (TAS) (www.taxpayeradvocate.irs.gov). De TAS is een instituut met 2.000 medewerkers en in elke staat een of meer vertegenwoordigingen. Weliswaar is de TAS – net als de Inspectie BTD – onderdeel van de belastingdienst, maar in haar functioneren volkomen onafhankelijk. De grootste bedreiging lijkt nog te komen van het Congres, dat de laatste jaren stevig bezuinigd heeft op het TAS budget. Het kan geen toeval geweest zijn dat het boegbeeld van deze organisatie – voormalig National Taxpayers Advocate Nina Olson – op 8 juni 2022 een uur lang sprak met de commissie Financiën van de Tweede Kamer. Daarvoor sprak zij echter eerst met Bart Snels. Want de problematiek waar Olsen expert in is, kan voor de Inspectie BTD niet anders dan van het grootste belang zijn.

Tijdens haar bezoek aan Nederland gebruikte Olsen grote woorden: ‘Met een Nederlandse TAS had de kindertoeslagaffaire naar alle waarschijnlijkheid voorkomen kunnen

worden’. Olsen signaleerde ook dat de problemen op dit gebied in de Verenigde Staten opvallend vaak lijken op die in Nederland. Belangrijk daarbij is onder meer dat een dienst (in dit geval de Rijksbelastingdienst) die inkomsten voor de staat moet innen maar zelden de cultuur en expertise in huis heeft om burgers tegelijkertijd te voorzien van inkomensondersteuning. Verder pleitte Olsen voor een ‘dubbele pet’: een Taxpayer Advocate-organisatie moet individuele gevallen onderzoeken en ondersteunen en daarnaast systemische analyses maken en lessen trekken voor beter beleid.

Tijdens ons gesprek wees Snels op een belangrijke bevoegdheid van de TAS, die voor de individuele belastingplichtige die in de knel is gekomen (of dat in ieder geval dreigt te komen) van groot belang zijn: de mogelijkheid om – zowel op individueel als op algemeen niveau – de belastingdienst een aanwijzing te geven. Met zo’n aanwijzing (al blijkt het dreigen met het geven van een aanwijzing in de regel voldoende te zijn) wordt de ambtelijke keten doorbroken, en kan er vervolgens snel geschakeld worden. Wat die bevoegdheid van een onafhankelijke Nederlandse organisatie in de Toeslagenaffaire voor betrokkenen had kunnen betekenen, laat zich raden.

Tot slot

Zoals al aan de orde kwam, staat het de Inspectie BTD volledig vrij om haar eigen onderzoeksonderwerpen te kiezen. Maar omdat belastingheffing haast onvermijdelijk plaatsvindt in een samenspel tussen de overheid, de belastingplichtige en diens adviseur en wij als adviseurs dichter dan wie ook met onze neus op de praktijk gedrukt worden, kan het niet anders dan dat wij de Inspectie BTD van uitstekende input kunnen voorzien daar waar het gaat om onderwerpen die zich lenen voor nader onderzoek. Enige tijd geleden heeft de inspectie al contact met ons gehad over haar eerste onderzoeken. Het zou nuttig kunnen zijn als we aan het einde van dit jaar nadere suggesties voor onderzoek kunnen doen. We horen graag van u! <<<

nnn n Interview 24 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

Jurisprudentie en wetgeving

Inkomstenbelasting

■ Financieringslasten door direct aan verkopers verhuren van woning niet aftrekbaar 25

■ Boeterente voor aflossing hypotheek bij eigen bv niet aftrekbaar 25

■ Door rechtsherstel box 3 in 2017 toch kwalificerende buitenlandse belastingplicht

■ Scheidingsregeling eigen woning alleen als sprake is van mede-eigendom 26

Loonbelasting

■ Indiase migrant na studie in Nederland toch deels recht op 30%-regeling 27

Erf- en schenkbelasting

■ Door andere vader erkend kind erfde als kind van biologische vader 27

■ Geen rechtsgeldige overeenkomst: betaling van € 10 mln aan eega geen schenking 28

Formeel

■ Vergrijpboete van € 25.000 voor jaar na jaar niet-indienen van aangifte 28

■ Vereiste aangifte toch gedaan, ook al was geen sprake van buitenlandse belastingplicht 28

INKOMSTENBELASTING

2022/34 Financieringslasten door direct aan verkopers verhuren van woning niet aftrekbaar

Een woning die direct na aankoop aan de verkopers wordt verhuurd is geen leegstaande woning. Zo’n woning kwalificeert voor de nieuwe eigenaar (nog) niet als een eigen woning in box 1 maar wordt aangemerkt als een woning in box 3. Dat betekent dat de hypotheekrente en alle eenmalige kosten niet in box 1 in aftrek kunnen worden gebracht.

Hiermee kreeg het echtpaar te maken dat in 2019 een woning kocht die op 11 juli 2019 notarieel aan hen werd geleverd. Zij kwamen op 23 mei 2019 met de verkopers overeen dat de feitelijke levering van de woning uiterlijk op 1 juli 2020 zou plaatsvinden. Ze sloten op 23 mei ook een gebruiksovereenkomst op grond waarvan de woning van 11 juli 2019 tot uiterlijk 1 juli 2020 aan de verkopers werd verhuurd voor € 750 per maand. De verkopers stonden gedurende deze periode in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres van de woning. De kopers stonden heel 2019 ingeschreven op het adres van hun oude woning maar trokken in hun IB 2019 de rente en financieringskosten van de nieuwe woning af. De inspecteur weigerde de aftrek omdat de kosten van de nieuwe woning alleen aftrekbaar waren als de woning leeg stond en dit was niet het geval. Het echtpaar accepteerde dat de rente niet aftrekbaar was maar ging in beroep tegen het weigeren van de aftrek van de financieringskosten.

Rechtbank Noord-Nederland besliste dat op grond van de gebruiksovereenkomst, de woning na de aankoop werd bewoond door de verkopers. De woning stond de kopers gedurende deze periode dus niet als hoofdverblijf ter beschikking als bedoeld in artikel 3.111, lid 1, Wet IB 2001. Omdat geen sprake was van leegstand, was artikel 3.111, lid 3, Wet IB 2001 ook niet van toepassing. De woning was voor de kopers niet aan te merken als eigen woning, ook al hadden zij de bedoeling gehad om vanaf de juri-

dische levering zelf in de woning te gaan wonen. De financieringskosten voor de woning waren dus niet aftrekbaar.

■ Rechtbank Noord-Nederland 5 april 2022, nr. LEE 21/2986, ECLI:NL:RBNNE:2022:1061

2022/35 Boeterente voor aflossing hypotheek bij eigen bv niet aftrekbaar

Als een eigenwoningschuld (deels) vervroegd wordt afgelost, kan de eventueel in rekening gebrachte boeterente in aftrek worden gebracht als sprake is van reële boeterente. Als een financiering voor de eigenwoning in box 1 niet bij een reguliere instelling is aangegaan, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een familielening of bij het lenen van de eigen bv, moet ook worden getoetst of de boeterente reëel is en de betaling wel uit de overeenkomst voortvloeit. Rechtbank Den Haag besliste in een procedure dat de boeterente die een dga aan zijn eigen bv had betaald niet aftrekbaar was, omdat de boeterente niet reëel was. De dga had in 2012 bij zijn bv een lening afgesloten van € 100.000 voor de financiering van zijn woning. In december 2016 loste hij op die lening € 25.000 af. De bv bracht hem daarvoor € 34.078 aan boeterente in rekening. Enkele weken later, op 1 januari 2017 verstrekte de bv een (tweede) lening van € 50.000 aan de dga voor de financiering van zijn woning. De inspecteur weigerde de aftrek van de boeterente in de aangifte IB 2016 van de dga.

Rechtbank Den Haag stelde vast dat de dga op grond van de leningsovereenkomst het rentepercentage en de rentevasteperiode van de lening uit 2012 kon aanpassen en dat de lening, indien gewenst, boetevrij kon worden afgelost. Dat de bv voorwaarden kon stellen aan de aanpassing van het rentepercentage en de rentevasteperiode was niet van belang omdat de dga zowel schuldenaar als enig aandeelhouder en bestuurder was van de bv en hij dus zelfstandig de voorwaarden kon bepalen. In zoverre was deze situatie dan ook anders dan de situatie waarbij een deel van een eigenwoningschuld bij een derde werd afgelost waarna bij deze derde opnieuw een schuld in verband met een eigen

25 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

woning werd aangegaan. De lening die kort na de aflossing in 2017 was aangegaan, was onder dezelfde voorwaarden aangegaan als de lening uit 2012. Het overeengekomen rentepercentage week weliswaar af, maar de dga kon in beide leningsovereenkomsten het rentepercentage aanpassen. Onder dergelijke omstandigheden was geen sprake van (gedeeltelijke) aflossing van de eigenwoningschuld.

■ Rechtbank Den Haag 24 januari 2022, nr. SGR 20/8183, ECLI:NL:RBDHA:2022:781

2022/36 Door rechtsherstel box 3 in 2017 toch kwalificerende buitenlandse belastingplicht

Het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1963) waarin is beslist dat het forfaitaire stelsel van heffing in box 3 voor de jaren 2017 en 2018 in strijd is met artikel 1 Eerste Protocol en er met het oog op rechtsherstel geheven moet worden op basis van het werkelijke rendement, heeft volgens rechtbank Zeeland-West-Brabant ook gevolgen voor de inkomenseis (90%-eis) voor de kwalificerende buitenlandse belastingplicht in de zin van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001. Er is sprake van kwalificerende buitenlandse belastingplicht als het inkomen van de buitenlands belastingplichtige voor 90% of meer in Nederland wordt belast, of als het inkomen van de buitenlands belastingplichtige tezamen met zijn partner voor 90% of meer in Nederland wordt belast (inkomenseis). Spaargeld is in beginsel in het woonland belast en verlaagt daardoor het percentage van het inkomen dat in Nederland belast is.

Een man woonde het hele jaar 2017 in Duitsland. Hij was gescheiden van zijn eerste echtgenote en leefde sinds 2005 duurzaam gescheiden van zijn tweede echtgenote. Hij ontving in 2017 uit Nederland een pensioenuitkering van € 58.807 waarop € 4.321 loonheffingen was ingehouden, en een pensioenuitkering van € 1.329 waarop € 241 loonheffingen was ingehouden. Verder ontving hij een AOW-uitkering van € 13.869, waarop € 1.429 loonheffingen was ingehouden. Daarnaast had hij spaartegoeden, waaruit hij in 2017 in totaal € 649 rente had ontvangen. De man gaf in zijn aangifte inkomstenbelasting voor het jaar 2017 aan dat hij aangemerkt kon worden als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige maar de inspecteur stelde dat niet aan de inkomenseis was voldaan, waardoor geen recht bestond op aftrek voor onderhoudsverplichtingen en ook niet op het inkomstenbelastingdeel van de heffingskortingen. De man was het daar niet mee eens. Volgens hem moest het box 3-inkomen voor de toepassing van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001 worden gesteld op het werkelijk door hem behaalde rendement (€ 649), waardoor 99,13% van het wereldinkomen in Nederland was onderworpen aan heffing.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant verwees naar het Kerstarrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 en besliste dat het werkelijk rendement in 2017 lager was dan het in aanmerking te nemen rendement op grond van de vermogensmix zoals die uit de wet volgde (dat zou € 15.345 zijn). De rechtbank sloot, gelet op het Kerstarrest, voor de inkomensdefinitie van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001 aan bij het werkelijk rendement. Daarbij hield de rechtbank rekening met het werkelijk rendement en

bepaalde het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in 2017 voor de toepassing van artikel 7.8, lid 6, Wet IB 2001 op € 649.

De man kon dan wel worden aangemerkt als kwalificerende buitenlandse belastingplicht zodat hij recht had op de algemene heffingskorting, het inkomstenbelastingdeel van de ouderenkorting en de alleenstaande ouderenkorting. Verder had hij ook recht op aftrek in verband met onderhoudsverplichtingen in de zin van artikel 6.3 Wet IB 2001 ten aanzien van zijn eerste echtgenote maar geen aftrek voor de bijdrage in het levensonderhoud van zijn tweede echtgenote van wie hij duurzaam gescheiden leefde omdat hij niet had aangetoond dat zijn echtgenote behoeftig was.

■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 4 mei 2022, nr. BRE 21/12, ECLI:NL:RBZWB:2022:2465

2022/37 Scheidingsregeling eigen woning alleen als sprake is van mede-eigendom

De scheidingsregeling van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 geeft een overbruggingsperiode van twee jaar waarin de voormalige eigen woning onder voorwaarden, door de gewezen partner die de woning heeft verlaten, toch als eigen woning voor de Wet IB 2001 kan worden aangemerkt. Artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 bevat niet de eis van (mede-)eigendom. De man in de volgende zaak stelde dat het hij geen eigendom hoefde te bezitten om voor toepassing van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 in aanmerking te komen. De Hoge Raad was dit niet met hem eens.

De man was tot 21 november 2014 buiten gemeenschap van goederen gehuwd. De echtelijke woning was voor 100% eigendom van zijn vrouw. De man diende in 2013 een verzoek tot echtscheiding in en liet zich per 1 december 2013 uitschrijven op het adres van de woning. De vrouw bleef in de woning wonen. Op de woning rustte een hypotheek waarvoor zowel de man als de vrouw hoofdelijk aansprakelijk waren, maar de man betaalde in 2013 de volledige hypotheekrente en trok dat bedrag in zijn aangifte inkomstenbelasting af. De man en de vrouw kozen in 2013 niet voor voljaarspartnerschap. De inspecteur corrigeerde de aftrek van de hypotheekrente bij de man. De man ging in beroep. Hof Den Bosch was het met hem eens dat de tweejaarstermijn van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 voor hem doorliep in de maand december 2013. De staatssecretaris ging met succes in cassatie en stelde dat artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 niet meebracht dat de man recht had op aftrek van € 549 (50% van € 1.098) als eigenwoningrente. De voorwaarde van artikel 3.111, lid 1, letter a, Wet IB 2001, dat de woning aan de belastingplichtige ter beschikking moet staan op grond van eigendom, geldt volgens de staatssecretaris ook bij toepassing van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001. De beslissing van het hof dat voor de aftrek op basis van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 niet was vereist dat de man mede-eigenaar was van de woning, was volgens de staatssecretaris onjuist.

De Hoge Raad was het met de staatssecretaris eens dat de uit artikel 3.111, lid 1, letter a, Wet IB 2001 volgende voorwaarden ook van toepassing zijn als zich een situatie voordoet in de zin van artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001. De Hoge Raad verwees de procedure naar hof Arnhem-Leeuwarden voor een nader onderzoek

Jurisprudentie en wetgeving nn nnn 26 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

naar de door het hof niet behandelde vragen of (1) de man in 2013 economisch (mede)-eigenaar was van de woning, in welk geval artikel 3.111, lid 4, Wet IB 2001 wel van toepassing zou zijn, en (2) of het bedrag van € 549, indien het niet aftrekbaar was als eigenwoningrente, aftrekbaar was als onderhoudsverplichting (art. 6.3, lid 1, letter a of letter b, Wet IB 2001). De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond.

■ Hoge Raad 27 mei 2022, nr. 21/01146, ECLI:NL:HR:2022:765

2022/38 Indiase migrant na studie in Nederland toch deels recht op 30%-regeling

Een Indiase man kwam op 5 januari 2017 vanuit India naar Nederland om een studie te volgen. Hij kreeg hij een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd (tot 1 juli 2018). Vanaf 27 februari 2017 stond hij onafgebroken ingeschreven op een Nederlands adres in de Basisregistratie personen. Voor 2017 deed hij aangifte inkomstenbelasting voor migrerende belastingplichtigen. Hij gaf aan dat hij vanaf 5 januari 2017 in Nederland woonde. Zijn Indiase echtgenote kwam op 26 maart 2017 naar Nederland en stond vanaf dat moment op dezelfde adressen ingeschreven in de Basisregistratie personen. In eerste instantie woonden zij in een huurwoning op grond van een huurovereenkomst voor de duur van één jaar. Vanaf 20 december 2017 woonden zij in een huurwoning op grond van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Nadat de man op 23 maart 2018 zijn studie afrondde, maakte hij gebruik van de regeling “zoekjaar afgestudeerden”. Daarom kreeg hij een tweede verblijfstitel voor bepaalde tijd (tot 8 juni 2019). Over 2018 deed hij aangifte IB als binnenlands belastingplichtige. Hij zocht op 8 december 2017 contact met bedrijf A en op 18 mei 2018 gaf A aan dat zij de man wilde aannemen. Tussen april en augustus 2018 solliciteerde hij ook bij andere bedrijven, waarvan zes buiten Nederland. Hij tekende uiteindelijk op 31 augustus 2018 de arbeidsovereenkomst met A maar zij vroegen niet om de 30%-regeling. Voor de belastingjaren 2016/2017 en 2017/2018 deed de man ook aangifte IB in India. Op 13 augustus 2019 tekende hij met werkgever B een arbeidsovereenkomst en verzochten zij om toepassing van de 30%-regeling. De inspecteur wees het verzoek af omdat de man vanaf 5 januari 2017 fiscaal in Nederland woonde en dus niet voldeed aan de voorwaarden die aan ingekomen werknemers werd gesteld. De man ging in beroep en stelde dat hij op 31 augustus 2018 fiscaal geen inwoner was van Nederland.

Rechtbank Gelderland besliste dat sprake was van een ingekomen werknemer, omdat de man op 31 augustus 2018 geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland had. Hoewel hij vanaf 5 januari 2017 in Nederland verbleef, was dat verblijf steeds tijdelijk geweest. Hij had zich bij het zoeken naar werk niet in het bijzonder gericht op Nederland. De sollicitatie bij A zag op een sollicitatie bij een Indiaas bedrijf. De inspecteur had niet aannemelijk gemaakt dat de sollicitatie specifiek zag op een functie bij de Nederlandse vestiging van A. De rechtbank beslis-

te dat de 30%-regeling van toepassing was. De periode van de studie (januari 2017 tot en met augustus 2019) kwam in mindering op de duur van de 30%-regeling. De 30%-regeling werd met 32 maanden gekort, waardoor op 1 september 2019 nog 28 maanden aanspraak kon worden gemaakt op de 30%-regeling. ■ Rechtbank Gelderland 16 februari 2022, nr. AWB 21/3021, ECLI:NL:RBGEL:2022:812

ERF- EN SCHENKBELASTING

2022/39

Door andere vader erkend kind erfde als kind van biologische vader

Een in 1996 geboren jongen woonde bij zijn moeder en haar echtgenoot. Hij was in oktober 2001 door de echtgenoot van zijn moeder erkend als kind. In 2017 overleed zijn biologische vader. De jongen was bij testament benoemd tot één van de erfgenamen en verkreeg € 503.932. In de aangifte erfbelasting claimde hij tariefgroep I met de vrijstelling voor kinderen. De inspecteur vond dat daarop geen recht bestond omdat de jongen al was erkend door de echtgenoot van zijn moeder. De jongen ging in beroep en stelde dat de vrijstelling en tarief voor kinderen gold omdat hij had geërfd van zijn biologische vader.

Hof Arnhem-Leeuwarden stelde vast dat er civielrechtelijk geen familierechtelijke betrekking was tussen de biologische vader en de jongen. Op grond van artikel 1:197 BW stonden een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten in familierechtelijke betrekking tot elkaar. Op grond van artikel 1:199, onderdeel c, BW, was vader van een kind de man die het kind had erkend. Dit bracht mee dat in juridische zin de echtgenoot van de moeder de vader van de jongen was. Een kind kon niet meer dan twee juridische ouders hebben. Dit nam niet weg dat het begrip “kind” voor de toepassing van de belastingwet, waaronder de Successiewet, een eigen definitie kende die was opgenomen in artikel 2, lid 3, onderdeel i, AWR. In de wettekst was niet verwezen naar het begrip “familierechtelijke betrekking”, maar was aangesloten bij het begrip “bloedverwant”. Op grond van artikel 3:1, lid 1, BW, werd de graad van bloedverwantschap bepaald door het getal der geboorten, die de bloedverwantschap hadden veroorzaakt. Een biologisch kind was een bloedverwant in de eerste graad van zijn biologische ouder. Het hof vond noch in de Successiewet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten dat voor de uitleg van het begrip kind moest worden uitgegaan van een familierechtelijke betrekking. De wetgever had met artikel 3:1, lid 1, BW, het begrip “bloedverwant” uitgebreid waardoor een juridische, familierechtelijke verhouding ook onder het begrip “bloedverwant” viel. Voor het bestaan van bloedverwantschap was een biologische relatie dus niet vereist. Hieruit viel volgens het hof niet af te leiden dat een biologisch kind niet als bloedverwant van zijn biologische ouder kon worden aangemerkt. Het hof besliste dat de jongen als kind van zijn biologische vader als bedoeld in artikel 32, lid 1, onderdeel c, SW, moest worden aangemerkt en daarom in aanmerking kwam voor de kindvrijstelling en recht had op de tariefgroep voor kinderen.

■ Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2022, nr. 21/00513, ECLI:NL:GHARL:2022:4050

nnn nn 27 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
LOONBELASTING

2022/40 Geen rechtsgeldige overeenkomst: betaling van € 10 mln aan eega geen schenking

Wil er schenkbelasting geheven kunnen worden dan moet er sprake zijn van een schenking. Als gift wordt aangemerkt iedere handeling die ertoe strekt dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van zijn eigen vermogen verrijkt. In de volgende zaak bleek na een civiele procedure dat tussen de man en zijn echtgenote geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand was gekomen. De € 10 mln die een man tijdens het huwelijk aan zijn echtgenote betaalde, kon daarom niet worden aangemerkt als een belaste schenking bij de vrouw. De staatssecretaris is tegen de uitspraak in cassatie is gegaan (nr. 22/00937).

Een echtpaar was in 1979 op huwelijkse voorwaarden getrouwd. In 2009 sloten zij een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan de man € 10 mln betaalde aan zijn echtgenote. Dit bedrag was aangemerkt als een te verrekenen bedrag aan overgespaarde inkomsten. In 2012 werden diverse bv’s van de man en ook hijzelf failliet verklaard. De FIOD stelde een strafrechtelijk onderzoek in naar mogelijke faillissementsfraude. In maart 2015 legde de inspecteur aan de echtgenote een aanslag schenkbelasting op naar een belaste verkrijging in 2010 van € 9.998.000. Zij ging in beroep. Intussen besliste de civiele kamer van hof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2016 in de faillissementsprocedure van de man dat de regeling in de vaststellingsovereenkomst nietig was, omdat die regeling moest worden aangemerkt als een verrekening die afweek van de in 1979 opgestelde huwelijkse voorwaarden. De echtgenote ging in beroep bij de belastingrechter. Hof Arnhem-Leeuwarden was het met de inspecteur eens dat sprake was van een belaste schenking. De echtgenote ging met succes in cassatie en stelde dat op de grondslag van een nietige vaststellingsovereenkomst geen schenking kon worden aangenomen. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en verwees de zaak naar hof Den Bosch.

Het verwijzingshof besliste dat het belastbare feit zich niet had voorgedaan. De betalingen die waren gedaan aan de hand van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst waren nietig en daardoor onverschuldigd betaald. De echtgenote was inmiddels ook veroordeeld om het ontvangen bedrag te betalen aan de curator. Het hof vernietigde de aanslag schenkbelasting.

■ Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 16 maart 2022, nr. 19/00706, ECLI:NL:GHSHE:2022:863

FORMEEL

2022/42 Vergrijpboete van € 25.000 voor jaar na jaar niet-indienen van aangifte Het niet-doen van aangifte leidt meestal tot een verzuimboete. In de volgende procedure werd er door het niet-doen van aangifte echter een vergrijpboete opgelegd van € 59.550 die uiteindelijk werd verminderd naar het altijd nog zeer hoge bedrag van € 25.000.

Een vrouw ontving een ambtshalve aanslag IB 2015 met een vergrijpboete van 150% (€ 59.550), omdat zij volgens de inspecteur opzettelijk geen aangifte had ingediend. Zij was verschillende keren in de gelegenheid gesteld aangifte te doen, maar had de aangifte net als voorgaande jaren niet ingediend. Ook voor 2016 ontving zij een ambtshalve aanslag IB met een verzuimboete van € 5.278 wegens het stelselmatig niet-doen van aangifte. In beide jaren waren ook inkomens uit sparen en beleggen in aanmerking genomen van respectievelijk € 134.983 en € 128.281. Rechtbank Den Haag verminderde de vergrijpboete voor 2015. Er was weliswaar structureel geen of te laat aangifte gedaan, maar dit had niet eerder geleid tot een vergrijpboete. Voor 2010 tot en met 2013 waren steeds verzuimboeten voor respectievelijk een eerste, tweede, derde en vierde verzuim opgelegd. Voor 2014 was de maximale verzuimboete (€ 4.920) opgelegd en voor 2016 was ook de maximale verzuimboete (€ 5.278) opgelegd. Als de inspecteur de (op zichzelf begrijpelijke) bedoeling had de strafmaat geleidelijk te verhogen, dan lag het volgens de rechtbank niet in de rede om in 2015 een vergrijpboete van maar liefst 150% op te leggen. Temeer niet nu voor 2016 weer een verzuimboete was opgelegd terwijl de feitelijke situatie niet afweek van die voor 2015. De rechtbank matigde de boete tot het bedrag van de maximale verzuimboete, te weten € 5.278. Zowel de vrouw als de inspecteur ging in hoger beroep.

Hof Den Haag besliste dat geen rechtsregel zich verzet tegen het opleggen van een vergrijpboete nadat jarenlang wegens hetzelfde doen of nalaten een verzuimboete is opgelegd. Het ging erom of de inspecteur kon bewijzen dat sprake was van opzet en daarin was hij geslaagd. De vrouw moest ieder jaar worden uitgenodigd, herinnerd en aangemaand, zonder dat zij zelf de vereiste aangifte deed. Daarmee aanvaardde zij bewust de aanmerkelijke kans dat te weinig belasting werd geheven. Ze had een aanzienlijk vermogen en inmiddels wist zij dat zij hiervan aangifte moest doen. Dat in 2016 - per abuis - een verzuimboete was opgelegd en dat daarvoor jarenlang verzuimboeten waren opgelegd, maakte het opzet op de weigering aangifte te doen niet anders. De vergrijpboete was volgens het hof wel absoluut en relatief aanzienlijk in vergelijking met de verzuimboeten en met 150% van de IB op zichzelf zeer fors. Ook was het de eerste vergrijpboete die aan was opgelegd. Het Hof zag matigde de vergrijpboete daarom van € 59.550 tot € 25.000. De verzuimboete voor 2016 naar het wettelijk maximum van € 5.278 was volgens het hof passend en geboden.

■ Gerechtshof Den Haag 4 mei 2022, nr. BK-21/00622, BK-21/00623, BK-21/00681 en BK21/00682, ECLI:NL:GHDHA:2022:793

Als iemand in het buitenland stat ingeschreven en in Nederland inkomsten heeft, kan het onduidelijk zijn waar hij fiscaal gezien woont. Als hij daadwerkelijk in het buitenland woont, is hij buitenlands belastingplichtige, maar als achteraf wordt vastgesteld dat hij toch in Nederland woont, is hij (achteraf) binnenlands belastingplichtig. Een verkeerde keuze waardoor een verkeerd

28 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
en wetgeving nnnn n
Jurisprudentie
2022/43 Vereiste aangifte toch gedaan, ook al was geen sprake van buitenlandse belastingplicht

aangiftebiljet is ingevuld, betekent volgens Rechtbank ZeelandWest-Brabant echter niet dat de vereiste aangifte niet is gedaan.

Een man stond van eind november 2010 tot en met augustus 2014 ingeschreven in Luxemburg en deed over 2011 tot en met 2013 aangifte IB als buitenlands belastingplichtige. De inspecteur vond echter dat de man fiscaal gezien in Nederland woonde omdat hij regelmatig in Nederland verbleef voor werkzaamheden en voor diverse relaties die hij in Nederland onderhield. Ook had zijn telefoon tussen december 2011 en januari 2013 in Nederland 5.594 keer verbinding gemaakt en maar 716 keer buiten Nederland. Daarnaast had hij een sportabonnement in Nederland, ging hij in Nederland naar de kapper en golfde hij in Nederland. De inspecteur legde over 2008 tot en met 2014 (navorderings)aanslagen IB op. Rechtbank ZeelandWest-Brabant besliste dat wanneer een persoon is uitgenodigd om

Wetgeving

De stand van zaken per 6 juli 2022 ■ Wetsvoorstel +MvT TK

Verslag TK ■ Nota n.a.v. verslag TK

Eindverslag TK

Aangenomen TK

aangifte te doen als buitenlands belastingplichtige, en hij die aangifte ook als buitenlands belastingplichtige indient, en vervolgens blijkt dat sprake is van binnenlandse belastingplichtige, bij de vraag of de vereiste aangifte is gedaan, moet worden uitgegaan van de hoedanigheid van buitenlands belastingplichtige waarin hij is uitgenodigd om aangifte te doen. De rechtbank besliste vervolgens dat de man binnenlands belastingplichtige was. De rechtbank vond echter niet dat de inspecteur het nagevorderde inkomen 2013 aannemelijk had gemaakt. Voor het jaar 2014 was niet de vereiste aangifte gedaan en moest de bewijslast wél worden omgekeerd en verzwaard. Voor een deel van de box 3-correcties in dat jaar was echter geen sprake van een redelijke schatting. De rechtbank verminderde daarom de aanslag over 2014.

■ Rechtbank Zeeland-West-Brabant 24 maart 2022, nr. BRE 19/4150 en nr. BRE 19/4144, ECLI:NL:RBZWB:2022:1407, ECLI:NL:RBZWB:2022:1406

verslag EK

van Antwoord EK

Wbm i.v.m. beperking emissies kolencentrales 31 362 Bij KB

Wet excessief lenen bij eigen vennootschap 35 496 1-1-2023

Spoedwet conditionele eindafrekening dividendbelasting 35 523 Dag na datum Stb

Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten 35 929 1-1-2023

Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen 35 930 1-1-2022

Wet delegatiebepalingen hersteloperatie toeslagen 35 957 1-1-2022

Aanpassing regeling waardeoverdracht en afkoop klein pensioen en invoering afkoop klein nettopensioen en nettolijfrente 36 004 Bij KB

Aanvullende fiscale koopkrachtmaatregelen 2022 36088 Bij KB

Fiscale verzamelwet 2023 36107 Bij KB

Wet herziening bedrag ineens 36154 Bij KB

Implementatiewet Richtlijn openbaarmaking winstbelasting 36157 1e dag na plaatsing Stb

augustus 2022 | nummer 4 |

29
Het Register nnnnn
■ Wetsvoorstel EK ■ Voorlopig
■ Memorie
■ Eindverslag EK ■ Aangenomen EK ■ Staatsblad ■ Datum inwerkingtreding

Drs. J. van Esch RB

Jan van Esch is specialist omzetbelasting en mede-eigenaar van Duijd fiscalisten

Cryptovaluta en fiscaliteit

Als belastingadviseurs komen wij bij onze klanten steeds vaker in aanraking met cryptovaluta. Daarbij merk ik dat er zowel bij mijzelf als bij collega’s in het land onduidelijkheid is over de fiscale behandeling van cryptovaluta. Dat was voor mij al enige tijd geleden reden mij er meer in te verdiepen. In deze bijdrage ga ik in op de verschillende aspecten van cryptovaluta binnen de fiscale rechtsgebieden om u daarover meer duidelijkheid te geven.

30 Het Register | augustus 2022 | nummer 4 n nnnn

Cryptovaluta is één van de uitkomsten van blockchaintechnologie. Het gaat te ver voor dit artikel om diep op deze technologie in te gaan. Kortgezegd komt het er op neer dat betrouwbare versleutelde data over transacties decentraal (bij elke deelnemer aan de blockchain) wordt opgeslagen. Omdat de transacties als een ketting aan elkaar worden gekoppeld, wordt dit ‘block-chain’ genoemd. Deze technologie is in 2009 geïntroduceerd en destijds is ook de meest bekende cryptovaluta, bitcoin, ontstaan. Dit was destijds een reactie op de financiële crisis in 2008 waarbij financiële instellingen werden gered door overheden. Inmiddels bestaan er veel meer cryptovaluta. Het creëren van cryptovaluta wordt ook wel ‘minen’ genoemd. Het minen houdt in dat een computer transacties controleert en toevoegt aan de ketting van transacties. Voor het minen is veel rekenkracht van een computer nodig, dat is de reden dat er speciale computers ontwikkeld zijn voor het minen.

Cryptovaluta en regelgeving

Na een periode zonder regulering hebben diverse overheden en ook de OESO de afgelopen jaren regulering en toezicht aangekondigd of ingesteld. Cryptovaluta werden namelijk vaak in verband gebracht met witwassen

en cybercrime. Nederland kent sinds 2020 een registratieplicht bij De Nederlandsche Bank voor aanbieders van platforms waarop gehandeld kan worden in cryptovaluta. Recent12 kreeg een van de grootste aanbieders een forse boete opgelegd voor het niet op tijd nakomen van deze registratieplicht. Binnen de EU is er ook overeenstemming om de regulering te stroomlijnen en gebruikers te beschermen.

Door forse koersstijgingen (en dalingen) en het gebrek aan rendement op andere beleggingen hebben cryptovaluta de aandacht van steeds meer particulieren, investeerders en andere ondernemers. Dat zorgt er ook voor dat wij als belastingadviseurs hierover vragen krijgen en wij zelf standpunten in moeten nemen over de verwerking in de fiscale aangiften.

Inkomstenbelasting

Het fiscale rechtsgebied waar de meeste vragen over voorbij komen, is zonder meer de inkomstenbelasting. Is de waardestijging (of daling) belast in box 3 of in box 1? Fiscale autoriteiten zaten in de beginjaren met hun handen in het haar hoe zij om moesten gaan met belastingheffing over deze ongrijpbare technologie. In de loop der jaren heeft de Nederlandse belastingdienst hierover beleid bepaald en heeft inmiddels ook op zijn website wat algemene informatie gepubliceerd. Volgens de Belastingdienst werkt de heffing van inkomstenbelasting over cryptovaluta als volgt uit2:

Inkomen inkomen in aangifte IB hoe? particuliere belegging in cryptovaluta box 3 waarde op 1 januari particulier, opbrengsten uit minen in cryptovaluta niet, tenzij… particulier, winst bij handel in cryptovaluta niet, tenzij… ondernemer, cryptovaluta binnen onderneming

box 1 tenzij duurzaam overtollig, dan box 3

box 1: waardering op balansdatum box 3: waarde op 1 januari

Uit het bovenstaande overzicht blijkt dat belastingplichtigen na het raadplegen van de website van de Belastingdienst vooral over het minen van en de handel in cryptovaluta niet direct duidelijkheid krijgen. Dat is ook niet vreemd, aangezien toch echt per geval bekeken moet worden of er sprake is van een bron van inkomen. Diezelfde vraag doet zich voor bij de handel op de ‘ouderwetse’ beurs of zelfs bij de handel op marktplaats of de aanschaf, verhuur of verkoop van een onroerende zaak.

Ik ben van mening dat er bij het minen en de handel in cryptovaluta nagenoeg nooit sprake kan zijn van een

nn nnn 31 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

bron van inkomen. Dat heeft ermee te maken dat de activiteit niet voldoet aan het criterium van het redelijkerwijs verwachten van voordeel om tot een bron van inkomen te komen. De auteurs in een recent artikel van het Weekblad Fiscaal Recht komen tot een vergelijkbare conclusie3. De belastingplichtige heeft bij de handel in cryptovaluta immers geen invloed op de koers en bij het minen wegen de kosten van de apparatuur (en de energie) meestal niet op tegen de opbrengsten.

Het redelijkerwijs verwachten van voordeel is geen criterium voor de vennootschapsbelasting, zodat winsten of verliezen uit deze activiteiten belast zijn met vennootschapsbelasting.

Uiteraard zijn er uitzonderingen te bedenken. Ik vernam bijvoorbeeld dat de Belastingdienst het standpunt inneemt dat als iemand handelt door middel van een zogenaamde ‘trading bot’ er sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden (box 1). Of dat standpunt juist is, waag ik te betwijfelen omdat die belastingplichtige dan nog altijd speculeert en kan hij dan redelijkerwijs voordeel verwachten? Hierover volgen in de toekomst ongetwijfeld nog de nodige procedures.

Voor de waardering van cryptovaluta in box 3 is de waarde op 1 januari doorslaggevend binnen de huidige systematiek. Gekscherend heb ik al eens gezegd dat door de uiterst volatiele markt van cryptovaluta dat betekent dat de belastingplichtige om 0:00 uur een printscreen moet maken van de koers. Cryptovaluta hebben ook niet één koers zoals dat bij aandelen het geval is, de koers per handelsplatform kan verschillen. Ik adviseer klanten omwille van eenvoud daarom de koers te hanteren van het platform waar zij gewoonlijk handelen. Die koers kunt u vervolgens op websites4 controleren op het moment dat u de aangifte inkomstenbelasting van de klant opstelt.

Internationaal en gegevensuitwisseling

In andere landen is er uiteraard ook aandacht van de fiscale autoriteiten voor de belastingheffing over dit vermogen en inkomen. Steeds meer weten de fiscale autoriteiten elkaar op dit vlak te vinden. Al in 2020 hebben de lidstaten van de EU overeenstemming bereikt dat het wenselijk is om informatie over het bezit van cryptovaluta uit te wisselen door aanbieders van diensten op het gebied van cryptovaluta aan de fiscale autoriteiten. De richtlijn die hierover gaat, DAC85, moet nog worden ingevoerd. De beoogde invoering was in het 3e kwartaal 2021, maar is vertraagd.

Na invoering van deze richtlijn is het voor de Belastingdienst eenvoudiger om de informatie uit de aangifte te

toetsen en te vergelijken met de door hen van cryptoaanbieders ontvangen informatie. Belastingplichtigen die de cryptovaluta die zij in bezit hebben niet aangeven of in het verleden niet hebben aangegeven, kunnen dan vragen, correcties en boetes verwachten.

Vennootschapsbelasting

Ook een bv, of ander lichaam dat belastingplichtig is voor de heffing van vennootschapsbelasting, kan te maken krijgen met de fiscale behandeling van cryptovaluta. Zo kan zij een betaling krijgen in cryptovaluta of cryptovaluta aankopen. Een lichaam dat belastingplichtig is voor de heffing van vennootschapsbelasting wordt geacht met haar hele vermogen een onderneming te drijven. Dat betekent dat zij de cryptovaluta op haar balans moet zetten. Een toets of er sprake is van duurzaam overtollige middelen, zoals bij een eenmanszaak, is daarbij niet aan de orde. Voor de waardering op de fiscale balans geldt op basis van goed koopmansgebruik de kostprijs of lagere marktwaarde. Bij een gedaalde koers, mag zij het koersverlies dus ten laste van de winst brengen. Omdat een lichaam dat belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting met haar hele vermogen een onderneming drijft, geldt dat ook bij het minen van of handelen in cryptovaluta. Het redelijkerwijs verwachten van voordeel is geen criterium voor de vennootschapsbelasting, zodat winsten of verliezen uit deze activiteiten belast zijn met vennootschapsbelasting.

Overigens is mijn ervaring dat het niet eenvoudig is om bijvoorbeeld op naam van een bv cryptovaluta aan te schaffen, maar niet onmogelijk. Net zoals bij het openen van een bankrekening op naam van een bv vindt er een uitgebreide toetsing plaats bij het aanmaken van een account op naam van een bv, nog los van de vragen die een bancaire instelling kan stellen na de aanschaf daarvan. Naar mijn persoonlijke mening is het gelet op de fiscale gevolgen (winsten volledig belast) fiscaal niet wenselijk cryptovaluta op naam van een bv aan te schaffen, tenzij uw klant een verlies verwacht.

Omzetbelasting

Voor de heffing van omzetbelasting is tot 2015 de vraag geweest hoe cryptovaluta gezien worden. Als valuta zoals traditioneel geld of als iets anders? En valt het binnen de heffing van omzetbelasting omdat het geen wettelijk betaalmiddel is?

In 2015 heeft het Europese Hof van Justitie in haar arrest Hedqvist6 bepaald dat het omwisselen van traditioneel geld voor cryptovaluta of andersom kwalificeert als economische activiteit die binnen de heffing van omzetbelasting valt. Deze omwisseldienst is volgens het Hof van Justitie vrijgesteld van omzetbelasting op grond van de vrijstelling voor financiële diensten7. Hieruit trekt de praktijk (en ik kan mij daarin vinden) de conclusie dat voor alle cryptovaluta geldt dat de handel daarin is vrijgesteld van omzetbelasting. Omdat het Hof van Justitie haar oordeel onderbouwt met het vaststaande feit dat de cryptovaluta enkel tot doel heeft als betaalmiddel te

nnn nn Cryptovaluta 32 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

worden gebruikt, kan dit mogelijk nog anders zijn als de cryptovaluta een ander doel hebben. Ook op dat punt verwacht ik zeker nog procedures. Over het minen van cryptovaluta en de gevolgen voor de omzetbelasting heeft de Nederlandse rechter een procedure behandeld. De vraag daarbij was of het minen van cryptovaluta een economische activiteit is voor de omzetbelasting en daarnaast of een belastingplichtige die deze activiteit verricht, recht heeft op aftrek van voorbelasting.`

Na verwijzing door de Hoge Raad8 heeft Rechtbank Den Haag in 20219 geoordeeld dat minen een economische activiteit is. Aangezien daarop een vrijstelling van toepassing is, beperkt dat het recht op aftrek van voorbelasting. Die beperking geldt niet voor zover de afnemers buiten de EU gevestigd zijn. Op basis van statistische gegevens had belastingplichtige betoogd dat ruim 98% van haar afnemers buiten de EU gevestigd waren. Uiteindelijk heeft de Rechtbank dit percentage vastgesteld op 75%. Dat betekent dat deze belastingplichtige 75% van de omzetbelasting op de kosten voor het minen als voorbelasting in aftrek kon brengen. Sindsdien is mijn ervaring dat de Belastingdienst deze 75% als algemeen uitgangspunt accepteert.

Loonbelasting

Werkgevers kunnen besluiten hun werknemers te betalen in cryptovaluta in plaats van in euro’s. Voor de

heffing van loonbelasting is dit een betaling in natura omdat cryptovaluta (nog) geen wettelijk betaalmiddel is. Dat betekent dat de werkgever de cryptovaluta moet omrekenen naar euro’s en daarop loonheffing moet inhouden.

Formeel belastingrecht

Hiervoor ben ik al kort ingegaan op de invoering van DAC8. Het doel daarvan is belastingfraude- en ontduiking tegen te gaan en gebruikers te beschermen. Het gevolg na invoering zal ongetwijfeld zijn dat de Belastingdienst constateert dat een deel van belastingplichtigen bezittingen in cryptovaluta niet hebben aangegeven. Net zoals met niet aangegeven ander (buitenlands) vermogen heeft de Belastingdienst de mogelijkheid hierover vragen te stellen en vervolgens over te gaan tot het opleggen van (navorderings)aanslagen met boete. Die boete kan oplopen tot 300% van de niet betaalde inkomstenbelasting. Voor wat betreft de navorderingstermijn kan de Belastingdienst zich op het standpunt stellen dat er sprake is van buitenlands vermogen omdat het via het buitenland is aangehouden. Als belastingadviseurs doen wij er naar mijn mening goed aan om bij inkeerof navorderingssituaties die al dan niet gepaard gaan met boetes een specialist in te schakelen om te voorkomen dat u zelf voor boetes of nog erger komt te staan.

nnnn n 33 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

Cryptovaluta zijn nog geen wettelijk betaalmiddel.

Voor de heffing van vennootschapsbelastingen en loonbelasting zie ik niet veel verschil met de handel in of betaling met effecten.

Wwft

Wij hebben als belastingadviseurs de plicht om een melding te maken bij Financial Intelligence Unit (FIU) als wij een vermoeden van witwassen of ongebruikelijke transactie tegenkomen tijdens ons werk. Doordat cryptovaluta vaak in verband worden gebracht met witwassen en misdaad, is het zaak kritisch te zijn als uw klanten hier (erg) actief in zijn. Uiteraard is niet elke transactie met cryptovaluta ongebruikelijk, maar een overzicht van de transacties, een verklaring van de herkomst van de daarbij gebruikte middelen en het opstellen van een vermogensvergelijking bij het opstellen van de aangifte inkomstenbelasting raad ik zeker aan. Door deze gegevens vast te leggen, kunt u verklaren dat de transacties al dan niet gebruikelijk zijn.

Ik heb al meegemaakt dat een bank met het oog op de Wwft dreigde met het opzeggen van de klantrelatie omdat een onderneming (bv) cryptovaluta bezat. Pas na het compleet in beeld brengen van alle transacties die verband hielden met de aankoop, kon de bv blijven beschikken over de bankrekening. Ik wijs mijn klanten er daarom ook op dat zij niet lichtvaardig om moeten gaan met het bezit of handel in cryptovaluta. Meestal kan de klant exact uitleggen welke transacties eraan ten grondslag liggen, maar de vragen vanuit andere Wwft-instellingen liegen er niet om.

Toekomst

Ik heb mij in dit artikel beperkt tot de fiscale aspecten van cryptovaluta. De blockchaintechnologie biedt daarnaast nog veel meer mogelijkheden binnen ons mooie vak. Ik houd mij veel bezig met advisering over omzetbelasting en binnen dat vakgebied is de carrouselfraude een fenomeen waarvoor nog steeds geen afdoende oplossing is. Blockchain zou daar zeker een rol in kunnen spelen. Zo zijn er meer vakgebieden binnen het fiscale recht waarvoor blockchain een erg goed hulpmiddel kan zijn om fraude tegen te gaan. Het is in ieder geval technologie die wij als belastingadviseur moeten volgen omdat we er vroeg of laat mee te maken krijgen en de blockchaintechnologie continu in ontwikkeling blijft. Zo verplaatst cybercriminaliteit zich bijvoorbeeld naar ander cryptovaluta die minder zichtbaar zijn voor opsporingsdiensten.

Conclusie

Cryptovaluta en belastingheffing krijgen veel aandacht en sommige aspecten zijn nog niet duidelijk. Inmiddels is op basis van rechtspraak en beleid op het gebied van inkomstenbelasting en omzetbelasting al veel meer duidelijk. Voor de heffing van vennootschapsbelasting en loonbelasting zie ik niet veel verschil met de handel in of betaling met effecten.

Cryptovaluta worden vaak in verband gebracht met witwassen en misdaad. Dat betekent dat wij door de verplichtingen die de Wwft ons oplegt, oplettend moeten zijn en bij klanten door moeten vragen of zij cryptovaluta hebben en zo ja, met welke middelen ze zijn aangekocht. Na invoering van de DAC8-richtlijn heeft de Belastingdienst naar verwachting ook de bezittingen in cryptovaluta van belastingplichtigen in beeld en is het van nog groter belang dat u dit juist in de aangifte inkomstenbelasting verwerkt.

De techniek achter cryptovaluta biedt nog veel meer toepassingsmogelijkheden binnen het fiscale recht. Ik vind het daarom vanzelfsprekend dat onze beroepsorganisatie het bijhouden van de kennis op dit vlak verplicht heeft gesteld. <<<

Noten

1 https://www.dnb.nl/nieuws-voor-de-sector/2022/boete-voorbinance-holdings-ltd-vanwege-het-zonder-de-wettelijkvereiste-registratie-aanbieden-van-cryptodiensten

2 https://www.dnb.nl/nieuws-voor-de-sector/2022/boete-voorbinance-holdings-ltd-vanwege-het-zonder-de-wettelijkvereiste-registratie-aanbieden-van-cryptodiensten

3 WFR 2022/109 Beleggen in beursaandelen en cryptovaluta in box 1?

4 Bijvoorbeeld: https://nl.investing.com/

5 https://ec.europa.eu/info/law/better-regulation/have-your-say/ initiatives/12632-Belastingfraude-en-ontwijking-aanscherping-van-de-regels-voor-administratieve-samenwerking-enuitbreiding-van-de-uitwisseling-van-informatie_nl

6 ECLI:EU:C:2015:718

7 In Nederland: artikel 11 lid 1 onderdeel i Wet OB 1698

8 ECLI:NL:HR:2021:294

9 ECLI:NL:RBDHA:2021:10751

Cryptovaluta nnnnn 34 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

Een voor de poorten van de hel weggesleepte overwinning

Bedrijfsopvolging: het is (veel) meer dan enkel een fiscaal vraagstuk. Wil Vennix (behalve oud-voorzitter en erelid van onze vereniging nog steeds actief als belastingadviseur bij De Beer in Tilburg) heeft het inmiddels enkele tientallen malen bij de hand gehad.

Vaak worden – zo is zijn ervaring - binnen de familie (vader, moeder, voorzetters, nietvoortzetters, aanhang) verhitte discussies gevoerd over bedrijfsopvolging. Welk (fiscaal of ander) voordeel komt de opvolger toe? Moet hij of zij dat misschien delen met de siblings of niet? Wat willen de ouders? Ouders willen graag iedereen gelijk behandelen (vooral moeder) maar vader maakt vaak de keuze die het best uitpakt voor de onderneming. Kortom: voer voor psychologen, maar ook voor de belastingadviseur van het grootste belang. Vennix is er volstrekt duidelijk over ‘In mijn beleving is de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) voor de mkb-belastingadviseur momenteel veruit het belangrijkste fiscale adviesproduct ’. Maar het kan geen kwaad om te beseffen dat de BOR sinds zijn invoering oneindig veel gecompliceerder is geworden. Dat wordt volgens Vennix vooral veroorzaakt doordat de fiscus deze fiscale faciliteit

– in elk geval in de beleving van de adviespraktijk –standaard op z’n Weight Watchers (zo mager mogelijk dus) uitlegt. Zo worden complicaties onder meer veroorzaakt door de zogeheten ‘bezitseis’, die – om het nog lastiger te maken – zowel relatief als absoluut kan zijn. Met het door Vennix op zijn naam geschreven arrest BNB 2021/1 als blikvanger.

Zelfs in BNB

Zo vaak gebeurt het niet dat een lid van onze organisatie het roemruchte tijdschrift BNB (Beslissingen in Belastingzaken Nederlandse Belastingrecht) haalt. En dan ook nog – in tegenstelling tot schrijver dezes in BNB 1997/54 – als overwinnaar het strijdperk verlaat. Het lukte Wil Vennix met een voor de poorten van de hel weggesleepte overwinning1. Want voor de Rechtbank Noord-Holland werd nog ‘glansrijk’ verloren, en ook bij de Hoge Raad

n nn Procedure DE 35 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register

In deze serie ‘De procedure’ vertellen RB’s over een door henzelf gevoerde gedenkwaardige procedure.

concludeerde AG IJzerman tot verwerping van het cassatieberoep. Bovendien werd in het zusterarrest BNB 2021/2 (dat inhoudelijk wel wat weg had van Wil zijn procedure) de Belastingdienst in het gelijk gesteld. Alle reden dus om met onze mederedacteur om te zien in verwondering.

Schenking AB-pakket

De belastingplichtige in kwestie was een jarenlange relatie, die in 2014 een schenking van zijn vader had ontvangen. Het betrof een pakket van 20% in E Holding, dat voor senior (uiteraard) een aanmerkelijk belang vormde. Onder die holding hingen verschillende vennootschappen, waarvan de achterkleindochter (volgt u ‘m nog?) in 2013 door middel van een activa-passiva transactie de hele onderneming van G BV had verkregen. Overigens had die achterkleindochter zelf al jarenlang een (soortgelijke) onderneming.

De diverse (tussen)holdings dreven geen materiële onderneming, maar die was er dus wel in de voornoemde achterkleindochter. En die onderneming kon aan de topholding worden toegerekend. De werkmaatschappij dreef haar onderneming al jaren, zodat het bezitsvereiste niet op moeilijkheden hoefde te stuiten. Maar – zoals gezegd – in 2013 was door middel van een activa/passiva-transactie de hele onderneming van een derde verkregen. Vervolgens was die overgenomen onderneming – als een fles water die leeggegoten wordt in een emmer – samengevoegd met de al aanwezige onderneming. In de woorden van de Rechtbank; ‘ten tijde van de schenking (was de overgenomen onderneming, SS) niet meer als afzonderlijke onderneming te identificeren’. De vraag waar het in deze procedure om ging was of de BOR (ook) toegepast kon worden op de waarde van de geschonken aandelen, voor zover die waarde betrekking had op de in 2013 overgenomen onderneming. Of moest er in die waarde een knip gezet worden? Want voor die overgenomen onderneming werd nog niet aan het bezitsvereiste van vijf jaar voldaan. Partijen belandden bij de rechtbank in Haarlem voor een fiscaal belang van ongeveer € 40.000.

Bavinckbundel

Toeval bestaat niet – zo hoort men vaak – maar het is toch op z’n minst opmerkelijk te noemen dat het precies aan de onderhavige problematiek was dat Vennix eerder een artikel wijdde in de Bavinckbundel2. Gaat het er bij de bezitseis in de BOR om dat de geschonken of vererfde onderneming gedurende de bezitsperiode niet is veranderd (de onderneming moet dan identiek zijn gebleven) of gaat het er om dat de onderneming in deze periode in grote lijnen niet veranderd is, of – met andere woorden –haar identiteit niet is gewijzigd. Het mag duidelijk zijn dat Vennix dit laatste altijd verdedigd heeft, zowel in de voornoemde bundel als in de onderhavige procedure.

Eerste aanleg

Haarlem ligt vanuit Tilburg bezien niet naast de deur, en de zitting stond al vroeg gepland. Reden dus om de avond van tevoren naar Haarlem af te reizen en dan daar te overnachten. Dan is het extra vervelend als de zitting op een teleurstelling uitdraait. Een rechtbank die vrij kritiekloos een twijfelachtig standpunt van de staatssecretaris onderschrijft, namelijk dat indien eerder een zelfstandig onderdeel van een onderneming werd overgenomen voor dat onderdeel een afzonderlijke bezitstermijn gaat lopen. Dat dit niet anders is als de verkregen onderneming ten tijde van de schenking volledig is opgegaan in de onderneming van de overnemende BV. En dat dit uitgangspunt ook buiten gevallen van misbruik toepassing dient te vinden. Wat verder irritant was, was dat de inspecteur op het allerlaatste moment met een subsidiair standpunt kwam aanzetten, namelijk dat ook in geval van verlettering de bezitstermijn opnieuw begint te lopen. Een standpunt dat in de procedure nog niet eerder door de Belastingdienst was aangevoerd.

De vraag waar het in deze procedure om ging was of de BOR (ook) toegepast kon worden op de waarde van de geschonken aandelen, voor zover die waarde betrekking had op de in 2013 overgenomen onderneming.

De uitspraak van de rechtbank was dus niet positief voor belanghebbende, maar bevatte één belangrijke feitelijke vaststelling: de constatering dat de overgenomen onderneming volledig en onherkenbaar was opgegaan in de bestaande onderneming. En over het door de inspecteur –misschien wel, misschien niet – tardief ingenomen standpunt dat alleen al door een eerder doorgevoerde verlettering niet aan het bezitsvereiste werd voldaan, repte de rechtbank met geen woord.

Sprongcassatie

De twee hiervoor genoemde punten waren reden om eens na te denken over sprongcassatie. Waarom? Alle relevante feiten stonden tussen partijen wel vast. Vennix was content met de hiervoor genoemde vaststelling van de rechtbank over het ‘opgaan in’ van de nieuwe in de bestaande onderneming. In cassatie zou dat feitelijke oordeel vaststaan, terwijl het voor het hof mogelijk ter discussie zou kunnen komen. En omdat de rechtbank aan de verlettering geen enkele aandacht had besteed, zou ook dat mogelijke pijnpunt in cassatie niet aan de orde kunnen komen. Het bij

nn n De Procedure 36 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

ministerie van Financiën ingediende verzoek tot sprongcassatie werd gehonoreerd, en zo belandden partijen bij de Hoge Raad. Dat had wel een vervelend bijkomend gevolg voor de gemachtigde. Want de Belastingdienst en lagere rechtsprekende instanties doen in de regel niet moeilijk als om uitstel van motivering wordt gevraagd. De Hoge Raad daarentegen doet niet aan uitstel, wat Vennix een vrije zaterdagmiddag kostte om het cassatieberoepschrift tijdig in te kunnen dienen. Alles voor de goede zaak moet u maar denken.

Hoge Raad

De vraag die aan de Hoge Raad werd voorgelegd was helder: als een onderneming eerder een (zelfstandig onderdeel van) een onderneming heeft overgenomen, begint voor (dat gedeelte van) die onderneming dan een nieuwe bezitstermijn te lopen? En over die vraag had de Hoge Raad een heel eigen oordeel. De Hoge Raad oordeelde kort en goed dat ‘het voor de BOR niet van belang is hoe het vermogen van een onderneming in de loop van de tijd aan zijn samenstelling ten tijde van de verkrijging is geraakt. Dat is slechts anders indien in de onderneming van de BV meerdere ondernemingen zijn te onderscheiden’. Toegepast op het berechte geval betekende dit dat niets de toepassing van de BOR op de volledige schenking in de weg stond. De overgenomen onderneming was immers naadloos opgegaan in die van de overnemer en er waren geen meerdere ondernemingen te onderscheiden. De gok van Vennix dat het oordeel van de rechtbank hierover in cassatie vaststond, pakte dus goed uit. De Hoge Raad kon de zaak zelf afdoen, want met de beslissing stond tussen partijen de uitkomst vast. De kurk kon dus van de fles af. En de gevolgen van verlettering zullen in een volgende procedure duidelijk moeten worden.

Leuk!

Desgevraagd zegt Wil veel felicitaties en andere leuke reacties te hebben ontvangen toen het arrest bekend werd. En een blije klant, dat spreekt. Buiten de vakliteratuur wijdde ook het FD er een paginabreed artikel aan3. Of we van een standaardarrest kunnen spreken moet de toekomst leren, maar het heeft er toch verdacht veel van weg! <<<

Noten

1 HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:867, BNB 2021/1 met noot van M.J. Hoogeveen

2 W.J.M. Vennix, De indirect-bezitseis van art. 35d lid 1 onderdeel c Successiewet: identiek of identiteit?, Systeem en symmetrie (Bavinck-bundel), Wolters Kluwer, 2016, pagina 303–307.

3 Hoge Raad schiet ondernemers te hulp bij bedrijfsopvolging, Laurens Berentsen, FD 7 juni 2020

nnn 37 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Buiten de vakliteratuur wijdde ook het FD er een paginabreed artikel aan.

Verenigingsnieuws

Bestuur en directie

Oud-voorzitter

Fons Overwater roept op: Kijk breder – verruim je blik – word actief

We treffen elkaar in café Oosterling, Utrechtsestraat Amsterdam. Een vertrouwde omgeving voor Fons Overwater, die tijdens de Algemene Ledenvergadering op 24 juni afscheid nam als voorzitter van het RB. Fons groeide op in de nabijgelegen volkswijk de Pijp en dit bruine café was regelmatig startpunt van de kroegentocht op vrijdagavond. Een mooie informele plek om met elkaar na te praten.

Tijdens het gesprek blikken we zowel terug op de ontwikkelingen binnen de beroepsgroep als ook op de ontwikkeling van het RB. Met een helicopterview en zoveel mogelijk in historisch perspectief. Want naast belastingadvies is geschiede-

nis een serieuze hobby van de scheidend voorzitter. Twee expertises die hij de afgelopen jaren goed wist te combineren. Hij introduceerde het 400 jaar oude belastingzegel en heeft op het bureau een wand vol uitvergrote replica’s van

belastingzegels achtergelaten. Het kon dan ook niet anders dat hij een persoonlijk zegel als afscheid kreeg.

Wat zie je als constante factoren in het beroep van de belastingadviseur?

‘Er zijn in het vakgebied altijd veel veranderingen en de ontwikkelingen gaan snel. Soms wat sneller en soms ligt het tempo wat lager maar veranderingen zijn er altijd veel geweest. De manier en de communicatiemiddelen die ingezet worden en beschikbaar zijn, die zijn wel veranderd. Toen ik begon was het alleen papier en

HET 38 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
HET
Fons ontving als cadeau een eigen belastingzegel (Foto: Manola van Leeuwe).

post en nu heb je talloze digitale middelen en kanalen die zorgen dat je geïnformeerd bent en blijft.

Een andere constante is in mijn ogen dat de beroepsgroep een schakel is tussen de belastingbetaler en de Belastingdienst. Een gewone burger kan alle veranderingen en wettelijke belastingverplichtingen niet bijbenen en precies daarvoor bestaat de belastingadviseur. Deze schakel voorkomt onnodige ruis; je kunt het zien als een lemen laag met aan weerskanten een stootkussen- functie. Doordat professionele belastingadviseurs aangiften doen, komen de aangiften ook nagenoeg foutloos terecht

bij de Belastingdienst. Voor iedereen een win-winsituatie. Klanten kunnen rustig slapen en de Belastingdienst scheelt het aan ondersteuning en herstel van foute aangiften.’

Welke grote veranderingen heb je de afgelopen jaren gezien?

‘Vakinhoudelijk is er natuurlijk heel veel veranderd. De Wet IB uit 2001 is hierbij zeker de grootste hervorming geweest in de afgelopen decennia. En we staan op een punt dat er weer een grote belastingstelselwijziging aan zit te komen. Politiek is het nu alleen nog veel ingewikkelder dan twintig

Over Fons Overwater

Fons Overwater werkt sinds 1989 als belastingadviseur, werd via de rol van directeur vaktechniek vervolgens lid van de Raad van Bestuur van Flynth en wilde zich na 30 jaar inhoud graag breder ontplooien. Als bestuurder van een middelgroot mkb-belastingadvieskantoor met ruim 150 RB-leden was hij al stakeholder van het RB. Als bestuurder van het RB veranderde deze rol en zocht hij nadrukkelijk verbinding met nog meer andere stakeholders.

Sinds 1989 was Fons Overwater lid van de vereniging, eerst van het FB (Federatie van Belastingadviseurs) en na de fusie in 2011 van het RB. Sinds 2017 was Fons actief als bestuurder, waarvan de afgelopen vier jaar als voorzitter.

jaar gelden, toen veel minder politieke partijen dan nu zorgden voor relatief gemakkelijke besluitvorming. Dat lukt nu niet meer met 20 partijen. De veranderingen gaan ook sneller en digitalisering maakt alle informatie ook sneller toegankelijk. Dat vraagt zeker iets van een belastingadviseur om bij te blijven en zich te blijven ontwikkelen. Want klanten zijn ook steeds veeleisender, kritischer en minder loyaal geworden. Zo is bijvoorbeeld ook beroepsaansprakelijkheid een thema dat veel meer speelt.’

Waar ben je trots op?

‘Dat zijn meerdere zaken. De verhuizing van Culemborg naar Den Haag is er één van. Het was heel lastig en ook heel erg noodzakelijk. We hebben helaas afscheid moeten nemen van collega’s die niet mee wilden verhuizen maar gelukkig hebben we wel allemaal nieuwe collega’s mogen verwelkomen. Ook al leven we meer en meer in een virtuele wereld, laagdrempelig op de koffie gaan is en blijft heel erg belangrijk. En de meeste van onze stakeholders zitten nu eenmaal in Den Haag.

Ten tweede durf ik wel te zeggen dat onze lobby voor mkb-passende coronamaat-

39 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
door Florine Lengkeek Dankzij Fons Overwater bezit het RB meerdere reproducties van belastingzegels (Foto: Raphaël Drent). Fons Overwater op de RB-dag, juni 2019 (Foto: Raphaël Drent).

Verenigingsnieuws

Bestuur en directie

regelen bij het ministerie van Financiën en de Belastingdienst in 2020 en 2021 enorm goed heeft gewerkt. Samen met de NOAB, NOB, SRA, NBA en Novaa zijn we opgetrokken om de juiste maatregelen te nemen om deze zware periode door te komen. Eén van de zestien maatregelen waar we intensief op ingezet hebben, is uitstel van belastingbetaling. Deze is ingevoerd en een paar keer verlengd en is voor veel ondernemers een van de beste maatregelen gebleken. Van het bureau van het RB heeft dit heel veel gevraagd en dat hebben alle collega’s echt fantastisch gedaan. Het was heel hard werken in een tijd die voor iedereen zwaar was. Een laatste punt dat ik graag noem, is de Belastingdienst en het beeld dat er in de publieke opinie inmiddels is ontstaan

over die organisatie. Naar mijn mening is het de taak van onze beroepsvereniging en haar voorzitter om te de-escaleren. Wij weten als geen ander dat het niet de ambtenaren zijn die primair verantwoordelijkheid zijn voor de problemen, maar vooral de politiek. Als beroepsvereniging hebben we er niets aan dat de Belastingdienst kop van jut is. En hoewel er leden zijn die de Belastingdienst als een natuurlijke tegenstander zien, zie ik toch de Belastingdienst vooral als ketenpartner; we hebben elkaar hard nodig om te zorgen dat ondernemers hun klanten goed kunnen helpen en bij kunnen dragen aan een sterke BV Nederland. Als voorzitter ben ik daar de afgelopen paar jaar denk ik goed in geslaagd.’

Wat had je graag anders gezien?

‘De vernieuwing van het belastingstelsel en de gevraagde lobby-inzet hiervoor is tot nu toe onvoldoende uit de verf geko-

men. Natuurlijk heeft dat ook te maken met de complexiteit en ben je erg afhankelijk van de politiek. Het RB, de Belastingdienst, het ministerie van Financiën en fiscale wetenschappers hebben behoorlijk goed voor ogen welke veranderingen en vereenvoudigingen er nodig zijn. Maar hierin is uiteindelijk de politiek aan zet en die lijkt soms hele andere belangen te hebben. Politici willen graag scoren voor hun achterban en het verbaast mij soms dat zij niet in dat verband actief ingrediënten voor fiscale vernieuwing zoeken bij de specialisten. Tegelijk ligt hier natuurlijk ook een kans voor het RB om de belangenbehartiging te versterken.’

Wat zou je tot slot graag aan de leden

meegeven?

‘Ik zou iedereen die zich vakinhoudelijk tot senior belastingadviseur heeft ontwikkeld adviseren om breder te kijken naar nevenactiviteiten. Heel lang zit je in een bubbel waarin je je het vak eigen hebt te maken. Dat is logisch. Maar op het moment dat je stationair gaat draaien is het naar mijn mening tijd om je blik te verruimen. Dat kan door actief te worden binnen de vereniging als commissielid of als bestuurslid. Je komt in aanraking met veel interessante mensen en ideeën en bekijkt de belastingen vanuit meerdere perspectieven. Ik heb dit heel leuk gevonden en raad het alle leden aan.’

HET 40 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Samen met de NOAB, NOB, SRA, NBA en Novaa zijn we opgetrokken om de juiste maatregelen te nemen om deze zware periode door te komen.
RB Prinsjesdag met Steven van Eijck, Diana van Hout, Fons Overwater en Daniël van Wijngaarden. Rondetafelgesprek voor Het Register met Peter Smink en Leo Stevens (Foto: Raphaël Drent).

Bestuur en directie

Bijeenkomsten met de Commissie van Verbinding

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van 24 juni jl. is de Commissie van Verbinding geïntroduceerd. De commissie is in het leven geroepen om, de naam zegt het al, de verbinding te versterken tussen bestuur, bureau en RB-leden. Om de verbeterpunten in kaart te brengen, trekt de commissie het land in om zoveel mogelijk leden te spreken.

Van harte welkom

We nodigen je van harte uit om bij één van de bijeenkomsten aan te sluiten en jouw mening te delen:

maandag 22 augustus 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Utrecht dinsdag 23 augustus 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Nootdorp maandag 29 augustus 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Groningen-Westerbroek dinsdag 30 augustus 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Leeuwarden woensdag 31 augustus 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Assen donderdag 1 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Akersloot maandag 5 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Nijmegen woensdag 7 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Apeldoorn donderdag 8 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Almere maandag 12 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Zwolle dinsdag 13 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Hengelo woensdag 14 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Goes maandag 19 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Tilburg dinsdag 20 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Dordrecht woensdag 21 september 2022 | 19.00 uur - 21.00 uur | Hotel van der Valk Stein-Urmond

Meld je aan

Via RB.nl – binnen de onderwijsmodule – meld je je gemakkelijk aan voor één van de bijeenkomsten. Kun je niet tijdens één van de geplande sessies? De Commissie van Verbinding is ook per e-mail te bereiken via commissievanverbinding@rb.nl. Ook hier zijn tips en tops welkom!

augustus 2022 | nummer

|

41
4
Het Register

ALV & RB-dag

24 juni 2022
Duurzaamheid 1322 deelnemers Arbeid Eigen woning Beleggen Bedrijfsonroerend goed Vervoer

Verenigingsnieuws

Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme

De Wwft-audit in praktijk

Eens per jaar wordt willekeurig een aantal leden uitgenodigd voor een audit in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Een verzoek dat mogelijk voor stress of spanning zorgt. Vaak onnodig, wanneer een lid alle zaken op orde heeft of werkt om deze op orde te krijgen. Wat wordt er tijdens een Wwft-audit getoetst en hoe bereid je je hierop voor? Wij spraken Wwft-auditor mr. Gerdien Vlot AA RB en geaudit lid Dorith Looijkens Bierings RBc. Zij geven inzicht in het proces vanuit beide kanten.

Selfassessment en bezoek

Gerdien Vlot: ‘Het proces start met het invullen van een selfassessment. Dat is een vragenlijst die leden zelf invullen. In die vragenlijst zit een bepaalde opbouw. Het begint met vragen die inzicht moeten geven in het kantoor. Zo krijg ik als auditor een beeld van het kantoor. Ook krijgen leden de vraag of ze ook lid zijn van een andere organisatie, waar wellicht ook op de Wwft getoetst wordt. Als tweede stap wordt gevraagd naar het risicobeleid en als laatste ga je door naar het cliëntonderzoek. Deze drie stappen samen geven een beeld van een selfassessment.’

‘Ik merk vaak dat leden dit eerste auditonderdeel als spannend ervaren. Het zijn voornamelijk kleinere organisaties die door ons worden getoetst. Partijen als de NBA toetsen grotere organisaties vaak al en deze komen bij het RB niet meer in aanmerking voor een audit op grond van het convenant dat met Bureau Financieel Toezicht (BFT) is gesloten. Voor de kleinere kantoren is de selfassessment best spannend omdat ze bang zijn om verkeerde antwoorden in te vullen. Het is echter niet zo dat ik met een rode pen door het formulier heen ga als een vraag verkeerd begrepen is. Met de audit toetsen we op welke wijze een kantoor de Wwft heeft geïmplementeerd. Maar de selfassessment is geen toets, het is een hulpmiddel om inzicht te krijgen.

Leidraad tijdens een audit-bezoek is de selfassessment, deze nemen we gezamenlijk door. Mocht een vraag verkeerd begrepen of ingevuld zijn, dan kunnen we ter plekke het antwoord nog aanpassen. Ook is bij de verschillende onderdelen ruimte voor notities of opmerkingen door de auditor, om een gegeven

antwoord te verduidelijken of om eigen bevindingen vast te leggen. Om een voorbeeld te geven: jongere adviseurs werken makkelijker met technologie. Zij zeggen sneller “stuur het even via de app” of maken een foto tijdens een videocall met een nieuwe klant. Zo heb je redelijk vlot iets aan identificatie en ligt informatie sneller schriftelijk vast. Bij oudere adviseurs, met soms ook oudere klanten, gaat dat minder makkelijk. Dat kan een oorzaak zijn dat de identificatie van klanten dan ook nog niet volledig op orde is. Als auditor kan je dan tips geven hoe een kantoor dit onderdeel in de toekomst kan verbeteren.’

Tijdsintensief

‘Wat ik merk is dat de Wwft als belastend wordt ervaren. Mensen vinden het invullen vervelend en denken soms “waar doe ik het voor?”. Die gedachte snap ik. Wie herkent een vervalst Nederlands id-bewijs, laat staan als het gaat om buitenlandse documenten? Zeker voor kantoren in de grenssteek kan dit een uitdaging zijn.

Ook ervaren leden het vastleggen van een risicoprofiel als tijdrovend. “Het kost zoveel tijd” is een argument dat ik vaak hoor. Mijn redenatie is dat je veel onderdelen uit het risicoprofiel al verzamelt tijdens een eerste gesprek met een nieuwe

Voorbeeldvragen selfassessment

Inzicht in het kantoor n Wanneer ben je gestart met het kantoor? n Hoeveel vestigingen zijn er? n Hoeveel eigenaren zijn er? n Welke dienstverlening lever je als kantoor?

Risicobeleid

n Wie is verantwoordelijk voor het Wwft-dossier? n Wie doet eventuele meldingen? n Hoe ga je om met de opleidingsverplichting en kennis rond de Wwft? n Welke procedures worden vastgelegd? (denk aan het vastleggen van een aanvang- of eindgesprek met een cliënt) n Hoe lang bewaar je cliëntdossiers?

Cliëntonderzoek

n Zijn je cliënten geïdentificeerd en geverifieerd? n Hoe zit het met UBO’s? n Mag een adviseur namens zijn ondernemer spreken? n Is er een risicoprofiel en hoe vaak wordt hierop gemonitord? n Heb je in de laatste vijf jaar meldingen gedaan en zo ja, hoeveel?

HET 44 Het Register | augustus 2022 | nummer 4

klant. Vragen als “wie ben je, wat doe je, waar doe je dat en wat verwacht je van mij als adviseur” loop je allemaal door bij een eerste kennismaking. Als je dat direct vastlegt, heb je al een groot deel van het risicoprofiel in beeld. En heel eerlijk, natuurlijk is een risicoprofiel van een nieuwe klant minder uitgebreid dan van iemand die al vijf jaar klant van je is. Het start met een eerste vastlegging, uitbreiden volgt in de jaren erna. Het doel van het vastleggen van het risicoprofiel is dat je als adviseur wordt gedwongen om na te denken over de informatie die je hebt ontvangen van de klant; klopt het allemaal wel met de informatie die ik al heb en is het logisch? Is het antwoord hierop nee, dan moet je daar als adviseur wat mee. Het kan er uiteindelijk toe leiden dat je de klant niet accepteert.’

Ondersteuning op RB.nl

‘Om mensen te helpen met de processen rond de Wwft verwijs ik altijd naar het Wwft-dossier op RB.nl. Daar is al heel veel te vinden wat je alleen nog hoeft in te vullen. Hier vind je bijvoorbeeld hoe je een risicoprofiel maakt. Ook voor de opleidingseisen rond de Wwft verwijs ik vaak naar RB.nl. Hierop biedt het RB namelijk een periodieke Wwft-toets aan, waarmee je al aan je opleidingsverplichting voldoet. Die toets is gratis en op elk moment in te vullen, ook om drie uur ’s nachts bij wijze van spreken. Het niet periodiek bijhouden van de Wwft-kennis kan dan eigenlijk geen issue meer zijn.

Als je alle eerdergenoemde onderdelen standaard vastlegt, dus een risicobeleid, cliëntonderzoek en risicoprofiel, dan kun je bij een audit eigenlijk al niet

meer de mist ingaan. En toch blijft het spannend, dat snap ik ook heel goed. Het is een stukje trots, je wilt altijd slagen voor een toets. Ik vind dat die wil om voldoende te scoren, de belastingadviseurs siert.’

Aandachtspunten

‘Voorafgaand aan een bezoek neem ik altijd de eerder ingevulde selfassessment door en kijk ik hoe groot het kantoor is. Ik ga dan ook na of de antwoorden met elkaar matchen. Eén aandachtspunt is bijvoorbeeld: is er een schriftelijk risicobeleid? En klopt dat met het aantal klanten dat ze hebben? Bij veel klanten verwacht ik namelijk altijd een schriftelijk beleid. Bij weinig klanten wil het nog wel eens ontbreken.

Als ik in de assessment gekke dingen tegenkom, ben ik altijd heel benieuwd bij wat voor bedrijf ik binnenloop. Of ze überhaupt met de Wwft bezig zijn en of ze het belangrijk vinden. Gelukkig kom ik niet vaak leden tegen die het écht niet op orde hebben.’

Twee uitersten

‘De mindset van de leidinggevende van een kantoor is daarbij van groot belang; als deze persoon de Wwft-verplichtingen niet belangrijk vindt, dan zal personeel ook minder gemotiveerd zijn het uit te voeren. Wat je ook vindt van de wetgeving, je moet er wel aan voldoen. Gelukkig doet het merendeel van de leden dat ook en komt het nauwelijks voor dat ik een kantoor met een onvoldoende beoordeel. Dat gebeurt eigenlijk alleen wanneer een kantoor hun Wwftdossier niet op orde heeft en ook de selectie voor de Wwft-audit geen aanleiding is om in actie te komen.

Bureau Vaktechniek monitort alle afgeronde audits; is een dossier niet op orde en is het met een onvoldoende beoordeeld, dan moeten zij hiervan een melding maken bij BFT.

Ik heb dat zelf pas één keer meegemaakt. Bij de meeste bezoeken is het Wwftdossier goed op orde, zoals bij mevrouw Looijkens Bierings het geval was. Te zien was dat het beleid in haar praktijk een plek heeft gekregen en dat ze wist waar ze het over had.’

45 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
door Anne Mulders
‘Wanneer je een risicobeleid, cliëntonderzoek en risicoprofiel standaard vastlegt, kun je bij een audit eigenlijk al niet meer de mist ingaan.’
Gerdien

Tips

Om RB-leden zo goed mogelijk voor te bereiden op een mogelijke Wwft-audit, hebben we beide dames nog om tips gevraagd. Waar moet je extra op letten of rekening mee houden?

Dorith Looijkens Bierings: ‘Zorg dat je je dossiers elk jaar bijwerkt. Tijdig bijwerken geeft minder werk dan informatie achteraf terugzoeken en aanvullen. En wanneer je je dossiers regelmatig update, is zo’n audit eigenlijk ook niet spannend meer. Sowieso heb ik het idee dat de audit er is om je verder te helpen en geen strafexercitie. Zie het als opbouwende kritiek.

Om je voor te bereiden raad ik aan om de documenten en richtlijnen te gebruiken die op RB.nl staan. Want dat vergemakkelijkt je processen en scheelt een hoop werk. En om je voor te bereiden op het gesprek wil ik het volgende nog meegeven: zorg dat je de dag van het bezoek verder vrij plant, zodat je tijd hebt voor het gesprek en niet direct naar een volgende afspraak moet hollen.’

Gerdien Vlot: ‘Je hebt adviseurs die zelf aan de Wwft moeten voldoen, maar je ziet ook regelmatig dat ze klanten hebben die óók aan de Wwft moeten voldoen. In dat tweede geval, wanneer er werkzaamheden verricht worden voor een ander advieskantoor of administratiekantoor, gaat het vaak niet helemaal goed met de borging van de Wwft-richtlijnen. Een belastingadvieskantoor leunt in zo’n geval bijvoorbeeld op het Wwft-dossier van een klantadvieskantoor en dat is lang niet altijd in orde en kan ook niet in alle gevallen (zie paragraaf 3.4 van de richtsnoeren). Mijn tip in zo’n geval: ga niet uit van het woord van je klant dat het Wwftdossier voldoet, maar vraag of je het kunt inzien. Dan kan je zelf inschatten of dat inderdaad zo is. En ook belangrijk, leg ergens vast dat je leunt op hun Wwftdossier en ook de rechten hebt voor inzage.’

Ervaringen Dorith Looijkens Bierings

Dorith Looijkens Bierings: ‘Het was inderdaad een prima bezoek, informeel. Gezellig is misschien een groot woord, maar we hebben goed met elkaar zitten praten. Toen ik de uitnodiging kreeg was mijn eerste reactie wel “wat een slechte timing”. Het was namelijk aan het begin van het aangifteseizoen, precies wanneer de werkdrukte begint.

Om me voor te bereiden heb ik de selfassessment ingevuld en mijn dossiers nagelopen. Onder andere let ik op compleetheid, denk aan een kopie van het ID. Bij oude klanten had ik die niet altijd, dus vorig jaar ben ik begonnen met het updaten van de klantdossiers. Dat kost tijd, omdat vooral oudere klanten gestrest raken als je om een ID vraagt. Dat moet dus met beleid gaan. Ook moest ik wat informatie splitsen, omdat niet alle informatie nodig was voor de audit. En in de selfassessment vragen ze bijvoorbeeld hoeveel cliënten je hebt, particulier en zakelijk. Die informatie had ik niet direct paraat dus dat heb ik ook even gecontroleerd. Na die eerste voorbereiding en het bezoek kreeg ik gisteren het rapport met de positieve uitslag, conform wat tijdens het bezoek is besproken. Dat zorgt toch voor opluchting, ondanks dat ik wist dat ik alles op orde had en geen stress had over mogelijke onjuistheden. Het blijft toch een controle. Daarbij ben ik ook blij dat het werk achter de rug is en dat ik me weer op de normale gang van zaken kan richten.’

Ingewikkeld programma

‘Over het algemeen is de Wwft-audit goed verlopen’ stelt Dorith Looijkens Bierings vast. Toch wil ze één aandachtspunt meegeven. ‘De assessment die je van te voren moet invullen, is redelijk ingewikkeld. Niet per se qua informatie om in te vullen, maar qua bruikbaarheid van het programma. Je kunt niet tussentijds opslaan en het is niet makkelijk te printen. Ook Gerdien gaf tijdens het bezoek aan dat er nog wel eens een antwoord verdwijnt dat wel ingevuld was. Qua gebruiksvriendelijkheid mag daar nog wel wat aan gebeuren.’

HET 46 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Verenigingsnieuws
Wwft
Dorith Looijkens Bierings

Verhoogde bewijslast voor vergrijpboetes

Het fiscale sanctierecht kent ‘de vrije bewijsleer’. Ook op basis van vermoedens kan het (voorwaardelijk) opzet tot het onjuist doen van aangiften worden vastgesteld.1 De Hoge Raad lijkt de bewijslast voor de inspecteur bij het opleggen van vergrijpboetes in zijn arrest van 8 april 2022 te hebben aangescherpt.2 Gevolg: ook de lat voor medeplegersboetes aan fiscaal adviseurs lijkt te zijn verhoogd.

Eenieder die wel eens een Amerikaanse ‘crimi’ kijkt, weet: een veroordeling is alleen mogelijk als ‘beyond reasonable doubt’ is vastgesteld dat de verdachte het strafbare feit heeft begaan. Het criterium ‘beyond reasonable doubt’ (‘buiten gerede twijfel’) geldt ook bij het opleggen van bestuurlijke boetes.3 De Hoge Raad lijkt met het arrest van 8 april 2022 de bewijslast van de inspecteur aan te scherpen en overweegt dat de feiten en omstandigheden waaruit opzet of grove schuld zou blijken ‘overtuigend’ moeten worden ‘aangetoond’.4

Medeplegersboete aan de belastingadviseur

Het arrest zal de bewijspositie van de belastingadviseur die een ‘deelnemingsvariant’ (medeplegen of medeplichtigheid) aan het doen van onjuiste aangifte wordt verweten, in beginsel ten goede komen. De vraag rijst op welke wijze de inspecteur met de verhoogde bewijslast en zijn bevoegdheid tot opleggen van medeplegersboete om zal gaan.

De nadruk op het ‘aanpakken’ van ‘facilitators’ (zoals belastingadviseurs) werd de inspecteur nadrukkelijk door de regering meegegeven. Illustratief is de volgende overweging van de staatssecretaris in het kader van de uitbreiding van de fiscale boetemogelijkheden: ‘’De aangiftemedewerker moet dus kunnen worden verweten dat hij geen onderzoek heeft ingesteld naar de zakelijkheid van bepaalde betalingen.’’

Hoewel we de medeplegersboete amper terugzien in de praktijk5 en de rechtspraak, blijkt uit een recente uitspraak van Hof Amsterdam6 onverminderd ‘de houding’

van (sommige) inspecteurs tegenover belastingadviseurs. De inspecteur verweet de belastingadviseur dat “ten onrechte geen verzoek is gedaan tot uitreiking van aangiftebiljetten, noch aangifte is gedaan of anderszins bekend is gemaakt aan de Nederlandse Belastingdienst dat vennootschapsbelasting verschuldigd was.” Hof Amsterdam meent dat de belasting-

Te hopen valt dat de inspecteur zich in een vroeg stadium (wellicht met de notie ‘beyond reasonable doubt’ in het achterhoofd) beraadt over de opportuniteit van het opleggen van vergrijpboetes (aan de belastingadviseur). Op die manier kan worden voorkomen dat de belastingadviseur de negatieve gevolgen van een onterecht opgelegde vergrijpboete ondervindt. Voorbeelden van negatieve gevolgen kunnen bijvoorbeeld gemaakte proceskosten of geleden reputatieschade en emotionele schade zijn.

1 Hoge Raad 23 mei 1990, 26685, BNB 1990/240; HR 18 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5166, BNB 1993/40.

2 Hoge Raad 8 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:526.

3 CBb 1 juni 2021, ECLI:NL:CBB:2021:560.

4 Zie voor uitgebreide toelichting D.J.E. de Kruif en A.B. Vissers, ‘Convinced before convicted’- Overtuigend aantonen bij een vergrijpboete, TvSO nr. 2/3, p. 65-69.

5 Zie bijv. Brief van de Staatssecretaris van Financiën van 12 november 2018, kenmerk 8554.89.571.

6 Hof Amsterdam 14 juni 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1816.

adviseur ‘meer adequaat’ had moeten optreden, maar vernietigt de vergrijpboete omdat de inspecteur de bewijslat ‘overtuigend aantonen’ niet haalt.

Bezint eer ge begint

De inspecteur wordt enerzijds vanuit de overheid gewezen op de noodzaak ‘facilitators’ zoals (ook niet-malafide) belastingadviseurs te beboeten en anderzijds lijkt de Hoge Raad ter onderbouwing van vergrijpboetes als zodanig ‘meer’ van de inspecteurs te vragen. Deze tendensen lijken op het eerste gezicht tegenstrijdig, maar de bewijsmaatstaf is een noodzakelijke waarborg ter voorkoming van het te lichtvaardig opleggen van medeplegersboeten aan adviseurs door de inspecteur.

47 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Door mr. Sander de Jong De Bont Advocaten
Het criterium ‘beyond reasonable doubt’ geldt ook bij het opleggen van bestuurlijke boetes.
Fiscaal strafrecht

VRAAG

Een besloten vennootschap (hierna: bv) heeft in de coronaperiode van maart 2020 tot en met maart 2022 uitstel en verlengd uitstel van betaling voor haar belastingschulden bij de Belastingdienst aangevraagd. Dit (verlengd) uitstel is door de Belastingdienst aan de bv gegeven op grond van het besluit Noodmaatregelen Coronacrisis (hierna: Besluit). Vanaf 1 april 2022 voldoet de bv aan haar nieuwe aangifte- en betalingsverplichtingen en mag vanaf 1 oktober 2022 de opgebouwde belastingschulden in 60 maanden terugbetalen. Een van de voorwaarden van het verlengd uitstel is dat de bv geen bonussen of dividend mocht uitkeren. De vraag is of bv gedurende de terugbetalingsperiode van 60 maanden ook geen bonussen of dividend mag uitkeren.

ANTWOORD

Vóór 1 oktober 2021 eiste goedkeuring 2 van onderdeel 3.1 van het Besluit dat de bv die verlengd uitstel van betaling had, geen bonussen en dividenden mocht uitkeren. Op 1 oktober 2021 is het Besluit gewijzigd en is goedkeuring 2 van het Besluit komen te vervallen. Dit betekent ook dat hiermee het bonus-/dividendverbod in goedkeuring 2 is komen te vervallen. Deze zienswijze is door de Belastingdienst aan het RB bevestigd. Dit betekent dat de bv weer bonussen en dividenden mag uitkeren, maar dat kan de bv niet onbeperkt doen. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat als de belangen van de Staat worden geschaad, dat de ontvanger van de Belastingdienst het eerder verleende uitstel of de betalingsregeling van 60 maanden kan intrekken. Dit kan het geval zijn als er (excessieve) bonus- of dividenduitkeringen plaatsvinden die ten koste gaan van de belastingbetaling. Een civielrechtelijk aandachtspunt is dat wanneer de bv dividend wil uitkeren aan haar aandeelhouder(s), dat het bestuur van de bv een besluit tot winstuitkering door de algemene vergadering moet goedkeuren en een uitkeringstoets moet doen. Na de dividenduitkering moet

de bv namelijk aan haar betalingsverplichtingen inzake de opeisbare schulden kunnen blijven voldoen.

Conclusie

Sinds 1 oktober 2021 is het bonus-/dividendverbod uit het Besluit komen te vervallen waardoor de bv weer bonussen en dividenden mag uitkeren. Echter wanneer door de uitgekeerde bonussen en/of dividenden de belangen van de Staat worden geschaad, dan kan de ontvanger het verleende uitstel en/of de terugbetalingsregeling intrekken. Let op! Als de bv ook gebruikt maakt van de NOW-regeling waarbij een verplichte accountantscontrole op de NOW-subsidie van toepassing is, dan mag de bv op grond van de voorwaarden voor de NOW-subsidie nog steeds geen bonussen of dividenden uitkeren.

Wil je meer weten over het terugbetalen van opgebouwde coronabelastingschulden, raadpleeg dan onze RB Praktijkwijzer ‘Betalingsregeling voor opgebouwde belastingschulden’

In deze rubriek behandelen we veelgestelde vragen op het discussieforum van het Fiscaal Kennisplatform. Als RB-lid kun je hier discussiëren met andere leden over je fiscale praktijk. Leden helpen leden. Je bereikt het discussieforum door in te loggen op je account op RB.nl. Daarnaast is er de helpdesk van Bureau Vaktechniek. Onze fiscalisten helpen je met name door collegiaal te overleggen, te ‘klankborden’ en eventueel door te verwijzen naar specialisten.

HET 48 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Verenigingsnieuws
Is het bonus-/dividendverbod bij de terugbetaling van coronabelastingschulden vervallen?
Arjan Knol CFP®/RB Bureau Vaktechniek Vakinformatie | Vraag & antwoord

‘Hoe gaat het nu met....?’

Ynze Scheffer RB, belastingadviseur

bij Flynth adviseurs en accountants in Urk

‘Bij Flynth ronden de meeste fiscale collega’s eerst hun masteropleiding af voordat ze de RB-opleiding volgen. Ik doe dit traject precies andersom. Hierdoor is mijn route redelijk bijzonder. In 2016 ben ik als aangiftemedewerker bij een accountantskantoor begonnen, zonder fiscale vooropleiding. Ik ben toen gestart met de tweejarige opleiding tot Register Belastingconsulent (RBc). Vervolgens heb ik dankzij het doorstroomprogramma in drie jaar tijd de RB-titel behaald. Inmiddels is de volgende stap gezet en ben ik bijna klaar met de pre-master Fiscaal Recht van Nyenrode Business Universiteit.

Na de RBc-opleiding heb ik het doorstroomprogramma gevolgd omdat ik dat een mooie aanvulling vond op de eerste opleiding. Daarnaast wist ik dat ik nog verder wilde studeren en uiteindelijk ook een masteropleiding wilde doen. Tijdens de studie ben ik geswitcht van werkgever. Beide werkgevers stimuleerden en ondersteunden me in mijn studie. Zo heb ik nu één dag per week vrij om aan mijn studie te besteden, terwijl ik voor deze dag wel gedeeltelijk doorbetaald wordt. Super fijn!’

Probleemloos studeren

‘Zowel de RBc-opleiding als het doorstroomprogramma aan de RB Academy, zijn me heel goed bevallen. Zeker de RB Academy is heel praktijkgericht en dat past goed bij mij. Doordat theorie en praktijk samen kwamen, kon ik de stof uit de opleiding vaak direct toepassen op de werkvloer. Ik denk dat het voor mij een stuk moelijker was geweest om de stof te volgen zonder voorbeelden uit de praktijk. Deze kwamen zowel vanuit de ervaringen van de docenten als de werkvloer. Hierdoor was de studie in deeltijd goed naast mijn baan te volgen. De studie zelf verliep soepel. Wanneer voorbereiding nodig was voor colleges, gebruikte ik daar die wekelijkse studiedag voor. Als je bij de colleges goed oplette en examens goed voorbereidde, was het goed te doen. Wat ik fijn vind aan de opleidingen bij het RB is dat de lessen op locatie altijd goed geregeld zijn. Ook de onlineperiode was netjes opgezet, maar mijn voorkeur ligt toch wel bij fysieke colleges. Wat was ik blij dat dit zodra het kon weer werd aangeboden. Tijdens de diploma-uitreiking werd echt uitgepakt met een feestje in het Mauritshuis in Den Haag, heel leuk!’

Modulair onderwijs

‘Ik heb mijn opleiding voornamelijk in “oude” vorm gevolgd, met vaste jaarcohorten en op locatie. Toen corona uitbrak, volgde ik de opleiding online en dat ging heel soepel, al liep ik hierdoor wel vertraging op. Gelukkig heb ik die vertraging later in kunnen halen, mede door de modulaire opzet. Mijn laatste twee vakken, nu modules, heb ik hierdoor eerder kunnen volgen. Dus ik zie absoluut de voordelen van de modulaire opleiding, waar je je eigen tempo bepaalt en je eigen opleiding inplant.’

Ynze Scheffer: ‘Ik raad iedereen die van de uni afkomt aan om de RB Academy erachteraan te doen’. Copyright foto: Flynth adviseurs en accountants.

Scriptie

Was het maken van de scriptie een obstakel? ‘Nee, hartstikke leuk zelfs! Op mijn werk hadden we een praktijkvraag die ik wilde beantwoorden en ik heb daar mijn scriptie van gemaakt. Het grootste voordeel hiervan was dat ik zowel op werk als in mijn privétijd aan die vraag kon werken. Helaas duurde het inplannen van mijn verdediging best lang, maar ik had twee super beoordelaars: hoogleraren die goed in het onderwerp zitten. Eén was er zelfs op afgestudeerd. Dat zorgde wel voor wat extra zenuwen vooraf, maar tijdens de verdediging konden we lekker de diepte in en had ik eigenlijk tijd te kort; ik had nog veel meer kunnen vertellen. Zowel de scriptie als de verdediging heb ik afgerond met een 8, een resultaat waar ik heel tevreden mee ben!’

Het resultaat

‘De RB Academy heeft me heel veel praktijkgerichte kennis gebracht. Ik herken regelmatig situaties binnen mijn werk waar ik die kennis direct kan toepassen. De (pre-)master van Nyenrode is een stuk theoretischer en staat daarmee verder van de praktijk af. Ik denk dat de RB-opleiding en de masteropleiding elkaar daardoor goed aanvullen en raad iedereen die van de uni afkomt dan ook aan om de RB Academy erachteraan te doen. Dat heeft echt toegevoegde waarde!’

49 augustus 2022 | nummer 4 | Het Register
Geslaagden van de RB Academy aan het woord door Anne Mulders

Boeken

Lucratief belang in de Wet IB 2001

Auteur mr. C.M. Groot en mr. R.E. Zwier Uitgever Wolters Kluwer ISBN 978 90 13 16370 4

Prijs € 74,95

Praktisch nut 8

Wetenschappelijk niveau 8 Actualiteit 8

Leesbaarheid 8 Presentatie 8

Prijs-kwaliteitverhouding 8 Bedoeld voor specialist

Op 1 januari 2009 is de lucratiefbelangregeling ingevoerd. De wetgever heeft bij deze regeling het oog op private equitymanagers die, naast een beloning in geld, vermogenstitels krijgen waarvan het rendement direct of indirect is gekoppeld aan de realisatie van management- en/of aandeelhoudersdoeleinden. De ingebouwde hefboommechanismen zorgen ervoor dat het vermogensbestanddeel onevenredige inkomsten kan voortbrengen of onevenredig in waarde kan stijgen. Het probleem bij het belasten van deze inkomsten zou zijn dat zij vaak niet als loon kwalificeren en bij gebrek aan andere heffingsmogelijkheden dan in de (lage) heffing van box 3 zouden vallen. In de praktijk worden vaak ingewikkelde beloningsstructuren opgetuigd. Het wetsvoorstel oogstte in de vakliteratuur veel kritiek. Kernpunten van deze kritiek zijn de complexiteit, het gebruik van onduidelijke begrippen met rechtsonzekerheid tot gevolg, slecht doordachte inbreuk op de rangorderegeling, weinig visie op de internationale component en ondeugdelijke inpassing in het systeem van de Wet IB 2001. Deze kritiek is volgens de auteurs terecht. De opbouw is als volgt. In hoofdstuk 1 worden de achtergrond en hoofdlijnen van de regeling geschetst. Daarna behandelt hoofdstuk 2 de vraag wanneer sprake is van een lucratief belang. Hoofdstuk 3 heeft de bepaling van het lucratief belangresultaat als onderwerp. Vervolgens gaat hoofdstuk 4 in op de internationale aspecten en behandelt hoofdstuk 5 de samenhang met andere regelingen in de Wet IB 2001. Ten slotte bevat hoofdstuk 6, heel leuk, een praktijkgerichte integratiecasus. Het boek is helder geschreven en er wordt gewerkt met veel voorbeelden. Uiteraard wordt er regelmatig verwezen naar de, nog spaarzame, jurisprudentie. De doorsnee mkb-adviseur zal niet veel met de lucratiefbelangregeling te maken hebben, maar voor wie dit toch aan de hand heeft, is dit boek een onmisbaar instrument.

Eindoordeel: nnnn

Door mr. Marco Dijkstra RB en mr. Marcel van Galen RB

Sfeerovergangen in de winstsfeer

Auteur mr. dr. B.F.M. Coebergh Uitgever Wolters Kluwer ISBN 978 90 13 16677 4 Prijs € 94,95

Praktisch nut 5 Wetenschappelijk niveau 9 Actualiteit 7 Leesbaarheid 8 Presentatie 8 Prijs-kwaliteitverhouding 7 Bedoeld voor studie

In de boekenrubriek geven ervaren vakmensen op persoonlijke titel hun mening over recent verschenen (fiscale) boeken: n Twee beoordelaars recenseren een boek. n Zij kennen cijfers toe voor bijvoorbeeld leesbaarheid, actualiteit en niveau.

De recensenten geven een eindoordeel: Aanrader nnnnn Goed nnnn Redelijk nnn Matig nn Afrader n

In de serie Fiscale Monografieën is een boek verschenen naar aanleiding van het proefschrift van Coebergh met het thema ‘Sfeerovergangen in de winstsfeer’. Een thema waar menig RB-adviseur in de praktijk mee te maken heeft. Een sfeerovergang is nodig om uitvoering te geven aan de wens van de wetgever om een deel van een vermogensaanwas (de auteur noemt dit ook wel ‘draagkrachtaanwas’) buiten de belastingheffing te houden. Dit boek beschrijft op wetenschappelijk niveau de fiscale gevolgen van zo’n sfeerovergang bij een onderneming in de vennootschapsbelasting. Zo gaat het boek in op praktische aspecten zoals de wijze waarop een fiscale openings- of slotbalans opgesteld moet worden (denk aan het herwaarderingsverbod voor immateriële activa en het activeringsverbod voor goodwill) en de door de Hoge Raad ontwikkelde compartimenteringsleer. Hoewel het boek wel enkele praktijkcasussen behandelt, wordt in het boek vooral aandacht besteed aan het onderzoek of de huidige leer tot een evenwichtig fiscaal resultaat leidt. Het boek heeft daarmee een hoog theoretisch gehalte en is dus vooral geschikt voor de RB die zich wil verdiepen in de diverse aspecten van het basisbegrip ‘totaalwinst’ bij sfeerovergangen. De auteur laat overtuigend zien dat bij het opstellen van een openings- of slotbalans er ruimte is om aan het begrip ‘waarde in het economische verkeer’ een eigen invulling te geven, waarbij niet altijd van de ‘DCF-methode’ uitgegaan hoeft te worden, maar het soms bijvoorbeeld meer voor de hand ligt om te waarderen op basis van actuele kostprijzen. Ook motiveert de auteur dat beginwaarderingsfouten kunnen worden gecorrigeerd op basis van de foutenleer. Verder wordt bijvoorbeeld ingegaan op de invloed van Europeesrechtelijke vestigingsvrijheden en de ATAD-richtlijn op de Nederlandse exitheffingen. Het boek biedt al met al een uitstekend overzicht van fiscale aandachtspunten bij een sfeerovergang. De hoofdstukken met een meer theoretische benadering over bijvoorbeeld de Duitse, Belgische of Britse behandeling van sfeerovergangen of suggesties ter verbetering van de huidige leer nemen we dan graag voor lief.

Eindoordeel: nnnn

Door mr. Lucas Blom RB en mr. drs. Martin Klomp RB

HET 50 Het Register | augustus 2022 | nummer 4
Verenigingsnieuws

Op zoek naar een klantgroep waarbij jij echt het verschil kunt maken?

Dan zijn wij op zoek naar jou! We zoeken namelijk landelijk belastingadviseurs voor onze kantoren in Alkmaar, Maastricht, Nijmegen, Utrecht en Zwolle.

Je bent als belastingadviseur eindverantwoordelijk voor de complete afwerking van de jaarstukken en fiscale advisering aan onze klanten: zorgverleners.

Scan voor alle functies en informatie

22-2000-0698-01 Het Register 2022 #3 180x130mm.indd 1 24-05-2022 14:00
1_2HetRegiser.indd 1
14:57
28-03-2022

Hoera, geslaagd!

Mark Baas | Ferdinand Slooten | Tom Assink | Esther Wisselo | Robin van Eck | Ton Kuiper Claudia Theising | Giverny Dentro | Frans Jansen |Aroen Meghoe | Gaby van de Walle-Voigt Frank Volman | Henk van Riele | Edwin Verkade | Rene Veger Bart Leezer | Irene Peltjes | Luuk Winter Marlies Nieuwehuijse-Hoekman | Wim Scholten | Jordy van Garderen | Stephanie Groot-Haazer Cindy van Grootel | Maranka Langemeijer-Sweerts | Marco van Veldhuizen | Leon Pruijt |
Ruud Smolders | Caroline
der Knaap | René Kruis |
der Meer | Janneke
Stefan
|
Tineke
| Ellen Bakker | Hans
|
Patrick
| Daan
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
We feliciteren
Moniek Hak
Hulst-van
Marion Mastenbroek-van den Hoogen Marian van
van den Boogaard
van Meerveld
Vincent den Hertog
van Dijk-Dunning
van Velzen Cornelis van der Kolk
Etienne Koning
Smagge
Kottmann
Richard Oussoren
Niels Baaij
Paul Muskens
Ynze Scheffer Robin van den Berg
Karin Bazelmans
Hans Nientied| Marlene Boersma-van Wijk
Robin van Leeuwen Sihan Wu
Wander Regeling
Christa Schreuders André Emmen
Annelies Babbé
Samanda de Feijter Marja van Hoek-van Berloo met het behalen van hun diploma of getuigschrift

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.