4 minute read
COLUMN
Vastgoed
Beste lezer,
Advertisement
Mijn hele leven lang al ben ik een beetje bezeten door vastgoed. Het heeft echter jaren geduurd vooraleer ik doorhad dat er zoiets bestond als vastgoed. Ik had het al die tijd over huizen, liefst landhuizen en vooral kastelen, grote en kleine. Uiteindelijk ben ik er in geslaagd om van een simpele landelijke woonst (met potenties) een redelijk riant landhuis te maken, onder meer door – zoals alle landgenoten dat plegen te doen – de volumineuze schuur mee te pakken in de verbouwing. Tezelfdertijd heb ik een haat-liefdeverhouding met de medemens die van het opkopen en verkopen van huizen zijn beroep heeft gemaakt. Het is een beetje zoals met de begrafenisondernemers die hun rijkelijk bestaan danken aan de dood en miserie van de anderen. Daar hangt een geurtje van profiteurschap aan.
Het was dan ook met enig leedvermaak dat ik de tijdens de lockdown herhaalde voorspelling verwelkomde dat de vastgoedmarkt door de coronacrisis zou instorten. Ken je het glossy magazine Home&Trends dat je gratis kan mee grissen bij het bezoek aan de bakker? In het editorial van het meinummer klonk het alvast zeer superieur: ‘Positieve geluiden vanuit de vastgoedmarkt’. Hoezo, positieve geluiden? Jawel, van een prijsdaling is hoegenaamd geen sprake, de vraag blijft pal overeind en er komen meer panden vrij door oversterfte. Drie maand later is de toon nog triomfantelijker: ondertussen is de vraag naar vastgoed alleen maar toegenomen en zijn de prijzen gestegen. Toch hangt er een schaduw over de bouwlustigen: de vastgoedsector wil vooruit, maar stoot op steeds meer muren! De overheid doet vaak moeilijk over vergunningen, men moet steeds meer rekening houden met een groeiend aantal regels, de bouwdossiers worden almaar complexer. Tijdrovend, en dat in tijden dat we de betonstop moeten vóór zijn.
Maar ter zake, beste lezer. Gedreven door nieuwsgierigheid en ongezond ondernemerschap besloot ik onlangs een vastgoedexperiment op te zetten. Ik zou mijn fraaie stulp zogezegd te koop aanbieden om lijfelijk te ervaren hoe vastgoedmakelaars daarmee omspringen. En zo zou ik eindelijk ook eens een concreet idee krijgen over de marktwaarde van mijn goed. De makelaar kwam, zag en dacht te overwinnen. Maar eerst zou hij een vastgoedstyliste op mij afsturen. ‘Vastgoedstyling is het verkoopsklaar maken van uw vastgoed’ doceerde de modieus gebrilde veertiger. ‘We moeten verkoopstorende elementen wegnemen, zodat de potentiële koper zich helemaal kan focussen op de positieve elementen van uw woning.’ We ondertekenden een contract waarbij ik de kleine lettertjes uitdagend negeerde.
Op een hittegolfdag kwam de vastgoedstyliste langs. Ze parkeerde met zwier haar Mini Cooper voor de deur en betrad bruisend van enthousiasme mijn onroerend goed. Elegant, jong, sexy, vlot en zwierig. Ze toverde een notebook te voorschijn waarop ze haar schrandere opmerkingen noteerde. Eerst de inkomhall. ‘Ha, een mooie entrée, maar u zou toch best die laarzen en schoenen opruimen. En dat versleten vloermatje, kan dat weg? Jassen die zomaar rondslingeren horen best in de dressing, meneer.’ De stapels magazines en boeken in het toilet konden ook best opgeruimd worden, want daar willen potentiële kopers niet graag mee geconfronteerd worden.
De bibliotheek. ‘Oei meneer. Zovéél boeken! Dat is nogal overweldigend voor mensen die niet lezen. En die kattenbak ruikt niet lekker, zeker tijdig verversen.’ Ik beet op mijn lip maar bleef alsnog vrij rustig. De living. ‘Om de schouw tot zijn recht te laten komen, zou het ideaal zijn om al die kleine persoonlijke spullen weg te nemen. Zeker die foto’s.’ Haar blik dwaalde over de buffetkasten en de tafel. ‘U moet echt wel al die persoonlijke papieren opbergen en best die medicijnen wegnemen. Kopers associëren een huis niet graag met ziekte en ongemak.’ We stapten naar de open keuken. ‘Op het keukenaanrecht mag zeker wat blijven staan, maar maak dat er in geen geval ongewassen vaat rondslingert. Kan u dat vuilbakje en die krat met emmer en dweil opbergen? En sorry, maar het gerief van de hond graag buiten beeld zetten.’
Het bureau stuitte op nauwelijks verholen weerzin. ‘Ai ai, al die spullen die op de grond liggen en die stapels papieren en boeken: kan dat nergens netjes worden opgeborgen?’ Op naar de eerste slaapkamer. ‘Bedden altijd opmaken als er kopers komen. Kunnen de kleren niet in de kast? Vooral deze die nu op de grond rondslingeren? En wat is dit eigenlijk (wijzend op de Indische mantra)? Kunnen die fel gekleurde tapijten weggenomen worden samen met die rode doeken daar?’
Ze stapte elegant naar de badkamer en merkte meteen op: ‘Altijd alle producten, matten, washandjes, tandenborstels en handdoeken opbergen. Kan het bad niet wat grondiger gereinigd worden, het ziet er allemaal nogal grauw uit.’
‘Mevrouw,’ sprak ik toen we opnieuw beneden waren, ‘daar is de deur!’ ‘Ja, dat weet ik wel, we zijn langs hier binnengekomen.’ ‘En ik wil niets meer te maken hebben met het agentschap!’ ‘Dat komt in orde’ zei ze, ‘de fotograaf komt volgende week langs.’ ‘Ik maak een einde aan ons contract!’ ‘Dat is onmogelijk’ zei ze, ‘u heeft de kleine lettertjes niet gelezen’.
Nadat ze wegstoof in haar Mini Cooper las ik de kleine lettertjes en besefte dat ik dakloos was geworden. Bij het OCMW werd me verteld dat ik eerst mijn eigendom moest verkopen, vooraleer te kunnen rekenen op steun. En op een sociale woning moest ik al helemaal niet rekenen. ‘Misschien kan u uw verkochte woning huren’ glimlachte een vriendelijke sociaal assistent. ‘Er zijn mensen die er slechter voorstaan.’
Willem de Zwijger