4 minute read
ABECEDARIUM
De N van Niet
Wat een prachtig woordje is dit niet! ‘Niet’ lijkt zo onschuldig maar verbergt een complexiteit die niet te overzien is. Alleen al de vraag hoe we het hebben bedacht, aangenomen dat het niet ergens voor het rapen lag, is zo mooi. Fantasiescenario: Grog, de niet-echt-holbewoner die bovendien niet eens weet dat dat zijn naam is – hoe deden die mensen dat? – staat die ochtend aan de ingang van de grot en ziet op een korte afstand een licht grinnikende leeuw staan. Grog wil de andere mensen, een anders samengestelde stam met ver-jagers en jachtzamelaars, in de grot waarschuwen en bedenkt ter plekke een onomatopee (dat is echt niet niks!), draait zich om en brult ‘Rwaaaarh’, ondertussen gebarend dat de grot verlaten niet zo’n goed idee is. Iedereen overleeft het, niet ééntje is gesneuveld. Evenwel, de volgende ochtend staat Grog daar weer, alleen staat er niet iets tegenover hem, geen leeuw, geen tijger, geen marmot. Grog draait zich om, ziet niet welke onomatopee nu van dienst kan zijn maar beseft dat hij wel iets moet zeggen en dus brult hij deze keer ‘Rwaaaarh’, meteen gevolgd door ‘Eheu, eheu, eheu’, daarbij heen en weer zwaaiend met de wijsvinger. En zo, lieve kinderen, is het woordje ontstaan, ‘eheu’, dat wij vandaag kennen als ‘niet’. Is dit niet een mooi verhaal? Ja toch en tegelijkertijd is er ook het diepe besef dat veel scenario’s mogelijk zijn maar niet deze versie.
Advertisement
Dus blijft de vraag staan: hoe heeft ‘niet’ zich zo worteldiep in onze taal kunnen nestelen? Want, geef toe, maak even voor jezelf de oefening om morgen de hele dag niet één negatie uit te spreken, het zal niet lukken! Voor de gelovigen onder ons – hmm, ik zie niet meteen iemand – is dit raadsel terug te vinden in de Genesis 2:19: ‘Want als de Heere God uit de aarde al het gedierte des velds, en al het gevogelte des hemels gemaakt had, zo bracht Hij die tot Adam, om te zien, hoe hij ze noemen zou; en zo als Adam alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn.’. Zie je wat God niet heeft gedaan? Hij is domweg vergeten om aan Adam te vragen om niet alleen al die rommel te benoemen maar ook om woordjes zoals ‘en’, ‘of’, ‘niet’, ‘evenmin’, ‘maar’ … te bedenken. Arme Eva, opgezadeld met een vent die niet meer kan dan dieren benoemen, ‘Eef, daar, olifant’, ‘Oh, Eef, ginder, gazelle’ … (en Eva zich maar afvragen wat ‘daar’ en ‘ginder’ kunnen betekenen en wie de fuck die Eef mag wezen). Happy days in paradise, ik dacht het niet! Maar we kunnen niet blijven hangen in de oorsprongsvraag, uiteindelijk hebben we het woordje ‘niet’, is het niet?
Wat hebben we allemaal niet uitgestoken met de negatie! We zijn de ‘nieten’ gaan opstapelen: het is niet zo dat, als het regent het niet zo zou zijn dat het herfst is. Van de terugslag zijn we beginnen vereenvoudigen: wie twee keer ‘niet’ zegt, heeft niets gezegd. Als het niet zo is dat het niet zo is dat het regent dan regent het toch gewoon. Maar ja, wat doe je dan met iemand die ‘niet’ wil beklemtonen door het een voldoende aantal keren te herhalen? ‘Nietes!’, ‘Welles!’, ‘Nietes!’, ‘Welles!’, ‘Nietes, nietes, nietes!’ …, wie kent zo’n conversatie niet? En toen is het onherroepelijke gebeurd: ‘niet’ kwam in handen van de filosofen (en ook van de theologen want het gebruik van ‘niet’ bleek in heel wat theologische disputen zeer handig). Filosofen hebben op zijn minst één grote onhebbelijkheid: ze kunnen het niet laten om van om het even wat een ding te maken. Een filosoof ziet een paar rode objecten en, lap, als je niet oplet, heeft zij het over ‘rood’ als eigenschap-op-zich. De vervolgvraag is absoluut niet te vermijden: waar moeten we dat ‘rood’ gaan zoeken? Niet in deze wereld, en nog eens lap, een ideële wereld wordt geschapen waar God alleen maar jaloers kan op zijn. De Ultieme Ramp was niet meer te vermijden. Voeg aan ‘niet’ een ‘s’ toe en wat krijg je: Niet-s! Maar wat is het niets als het niet mogelijk is erover te spreken? Zeg niet: ‘Het Niets Is’, maar zeg: ‘Is er iets?’ Je bent geneigd om te zeggen dat het allemaal over niets gaat maar is dat nu juist niet het geval? Of wel, daar ben ik nog niet aan uit.
Terwijl ik hierover verder nadenk, nog juist dit: deze column was niet alleen een reflectie over de negatie maar tegelijkertijd ook een huldebetoon aan een groep schrijvers die ik in de letter ‘e’ van dit abecedarium (‘De E van’) al heb vermeld, namelijk de OuLiPo (met leden zoals Raymond Queneau en Georges Perec). Een van hun ideeen was om een schrijver idiote beperkingen op te leggen niet op de inhoud maar wel op de vorm om te zien wat eruit tevoorschijn zou komen. Deze tekst voldoet aan zo’n onnozele voorwaarde en wie het niet heeft gezien, het antwoord staat hieronder op z’n kop. komt het woordje ‘niet’ voor.
Antwoord: in elke zin van dit stukje
Jean Paul Van Bendegem