MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN
Progressief Vlaanderen slaat terug SUPERDIVERSITEIT, VLAAMS REGIONALISME EN DE VERENIGDE VERENIGINGEN
Een explosieve erfenis HOE DE WAPENS NIET ZWEGEN NA 11 NOVEMBER 1918
ISSN0780-2989 › P608277 › VERSCHIJNT MAANDELIJKS › NIET IN JULI EN AUGUSTUS › JAARGANG 46 › NR.5 › MEI 2014
INHOUD
VAN DE REDACTIE Jonge Geuzen
3
PLAKKAAT De privacy van de parafiel
4
ACTUA Superdiversiteit en de democratische uitdaging 6 Vlaams regionalisme. Progressief toekomstproject? 10 Vermeylenfonds & Willemsfonds: nieuwe voorzitters aan het roer 15 COLUMN Ontmoeting (aflevering 2)
17
ACHTER DE LINIE Een explosieve erfenis. Of hoe de wapens niét zwegen na 11 november 1918
18
GEUZENESSAY De bokser. Een essay over de nood aan ongehoorzaamheid binnen de kunst
20
MENSELIJK AL TE MENSELIJK Make-over voor de jeugdhulp
25
FORUM Reactie van Daniël Termont op het hoofddoekdossier Kerk en postmodernisme, vrijzinnigheid en moraal
28 29
VRAAGSTUK De Verenigde Verenigingen. Spreekbuis van het middenveld
30
DE STEEN IN DE KIKKERPOEL Moet de cultuursector zelf eigen fondsen zoeken?
36
FILOSOOF OVER FILOSOOF De opvallend moderne ideeën van Adam Smith
38
CULTUUR Kunst en politiek. Colin Waeghe
40
POESTILLE Een epos van ellende. Jan G. Elburg schoor zijn oorlogsbaard 45
2 > mei 2014
FILM Gloria Saving Mr. Banks
46 47
BOEKENREVUE Democratieën sterven liggend, Ludo Abicht Uit de olie, Jeremy Leggett Turkije aan de Leie, Tina De Gendt
48 49 50
CODA EF & AF over tijd
52
NIEUWSBRIEF
53
COLOFON
63
DEGEUS
VAN DE REDACTIE
Jonge Geuzen Superdiversiteit ... het begrip duikt overal op. Leeg modewoord, trendy benaming voor iets dat maar weinig nieuws toevoegt; of een interessant concept dat een beter inzicht biedt in onze hedendaagse, complexe samenleving? Probleem is dat niet iedereen er hetzelfde onder verstaat, zo schrijft Ico Maly in deze Geus, vandaar dat het soms nogal hol kan klinken. Als je superdiversiteit invult als een beschrijving van de maatschappij met aan de ene kant autochtonen, en aan de andere kant allochtonen – maar dan niet met 4 of 5, maar met 195 nationaliteiten – met bovendien ‘inburgering’ als enige oplossing voor de problemen die dat met zich meebrengt, verschilt het maar weinig van het discours over de ‘multiculturele samenleving’. Maly, co-auteur van Superdiversiteit en democratie, staat een andere invulling voor. Superdiversiteit is volgens hem een nieuw paradigma, dat veel beter in staat is de huidige realiteit te vatten en tegemoet te komen aan de ingrijpende veranderingen ten gevolge van een agressieve, neoliberale globalisering. Kort gezegd is het probleem van die verouderde denkwijze dat men nog te zeer uitgaat van de ‘grote identiteitsbouwstenen’, zoals nationaliteit. Die hebben in de laatste decennia echter veel van hun betekenis ingeboet en zijn tegenwoordig maar één van de vele groepsidentiteiten waarover wij allemaal beschikken, en die in uiteenlopende contexten geactiveerd kunnen worden. Je bent immers niet in de eerste plaats Turk, maar een in Vlaanderen geboren jongen met Turks-Duitse ouders, die zich identificeert met de grootstedelijke, Afro-Amerikaanse hip-hopcultuur hoewel hij in een buitenwijk van een provinciegat woont. Of je bent niet in de eerste plaats Belg, tenzij de nationale ploeg speelt, maar een Antwerps meisje dat in trendy koffiebars en op facebook de mond vol heeft van haar eigen vegetarisme, maar op andere momenten met evenveel gemak de nieuwste kalfsleren handtassen aanprijst op haar fashionblog. Zo omschreven lijkt het begrip inderdaad beter tegemoet te komen aan de postmoderne situatie waarin we ons bevinden. Erkenning van die realiteit dwingt ons om op een andere manier na te denken over migratie en integratie, zo schrijft Maly. Juist door de neoliberale globalisering, die ook andere migratiepatronen met zich meebrengt, en de opkomst van de sociale media die identiteitsbouwstenen razendsnel internationaal verspreiden, gebeurt identiteitsproductie tegenwoordig op een transnationale schaal. Het heeft dus geen zin om vast te houden aan een model dat uitgaat van inburgering – homogenisering rond één (nationale) culturele identiteit. In die grote, geglobaliseerde wereld heeft het evenmin veel zin om te hopen dat de effecten van die globalisering – so-
DEGEUS
ciale dumping, groeiende ongelijkheid en de druk op onze sociale zekerheid bijvoorbeeld – opgevangen kunnen worden op een politiek niveau dat veel te kleinschalig is, zoals het Vlaamse. Want niet alleen is indentiteitsproductie transnationaal, de economische processen die ons bepalen zijn dat ook. Verregaande regionalisering van politieke bevoegdheden kan dus geen oplossingen bieden, omdat regio’s nu eenmaal geen greep hebben op die processen. Deze bedenkingen vormen de kern van ons tweede Actuaartikel, door filosoof Karim Zahidi. In onze Cultuurrubriek laat Willem Elias zien hoe het werk van de jonge kunstenaar Colin Waeghe (1980) de vinger aan de pols van de Zeitgeist heeft, wanneer die zich de volgende vragen stelt: ‘wat houdt identiteit in? Bestaat die in een beperking tot het nationale, of doen grenzen er niet toe?’ Waeghe ‘verwijst naar België, dat een oude geschiedenis heeft van verschillende nationaliteiten die er door de eeuwen heen elkaar gekruist hebben, en daardoor ook dikwijls gekruist ‘zijn’. Brussel is de hoofdstad van de vreemdelingen die we zelf zijn’, aldus Elias. Naast Colin Waeghe schuilt er nog meer jong geweld in deze Geus. In Vraagstuk interviewen we Anton Schuurmans, op zijn 26ste al projectcoördinator bij de Verenigde Verenigingen. Een open netwerk is dat, waarin bijna het hele middenveld de krachten bundelt om tegengas te geven aan wat Schuurmans omschrijft als de ‘neutralisering van het middenveld’ vanuit de politiek. Zij willen ingaan tegen de dominantie van een economische groeilogica in het maatschappelijk debat, en terug echte, maatschappelijke thema’s op de agenda plaatsen. Economie moet ten dienste staan van de mensen, en niet andersom. Opvallend daarbij is dat Schuurmans aangeeft dat de jongere generaties kiezen voor horizontale samenwerking, over de grenzen tussen zuilen en sectoren heen: ‘Ze willen het hebben over de verontwaardiging rond concrete thema’s die hen verbindt, over de positieve doelen die ze delen.’ We publiceren ook het winnende Geuzenessay, een essaywedstrijd voor studenten georganiseerd door vrijdenkerscollectief ’t Zal Wel Gaan, met als centraal thema ‘ongehoorzaamheid’. Bert Huyghe won met De Bokser. In een fijngevoelige tekst pleit hij voor ongehoorzaamheid als voorwaarde voor echte vernieuwing – en niet alleen in de kunst. Vernieuwing en verandering komt van diegenen die uit de pas durven lopen. Met een verwijzing naar Thoreau: durf te marcheren op het ritme van een andere drummer. En laat dat nu net het thema zijn waarmee we in november de viering van 40 jaar Geuzenhuis zullen openen ... Thomas Lemmens
mei 2014 > 3
PLAKKAAT PODIUM
De privacy van de parafiel ‘Zelden bejegent de mens zijn medemens wreder dan in het veroordelen en straffen van hen die worden beschuldigd van zogenaamde seksuele perversiteiten.’ (Alfred Kinsey) ‘De tijdsgeest is een grillig spook.’ (A. H. J. Dautzenberg) Het zal je maar overkomen, geboren worden als niet-heteroseksueel. Acceptatie van je seksuele voorkeur door brede lagen van de bevolking ligt niet binnen de verwachtingen. Hoogstens kan je hopen dat je gedurende je leven niet beschimpt, vernederd of vervolgd zal worden. Dat je familie, je vrienden, kennissen en collega’s jou niet de rug toekeren eens ze op de hoogte zijn van jouw seksueel non-conformisme, dat overigens geen product is van een vrije keuze, maar louter resultaat van een genetische roulette waar je als persoon geen vat op hebt. Maar meestal wordt die hoop al snel ondermijnd en zie je jezelf genoodzaakt je parafiele voorkeuren niet al te publiek tentoon te stellen. Met een beetje geluk maak je deel uit van een samenleving waar een zekere vorm van privacy gerespecteerd wordt. Het recht op privacy maakt het anders-zijn binnen de beslotenheid van de eigen leefomgeving immers mogelijk. Maar in bepaalde delen van de wereld is zelfs dat niet het geval.
Fifty shades of grey mag een lichte vorm van SM wellicht salonfähig hebben gemaakt, publieke aanvaarding van extremere vormen ligt niet in het verschiet Illustratief is het voorval van Steven Dhondt eerder dit jaar. De man werd samen met een vriend in zijn eigen wo-
4 > mei 2014
ning gearresteerd door de Oegandese politie, beiden volgens de berichten schaars gekleed, op verdenking van homoseksualiteit. Respect voor de privacy in dit geval? Ver te zoeken. De nieuwe antihomowet zal het leven van homoseksuelen in Oeganda er trouwens niet gemakkelijker op maken. Gereduceerd tot de status van opgejaagd wild moeten ze voortaan vrezen voor hun leven.
© Norbert Van Yperzeele
BELGIË: HOLEBIVRIENDELIJK? Dan is het op het eerste zicht toch aangenamer vertoeven in ons landje van Cocagne. Maar is dat heus zo? Mogen wij ons op de borst kloppen omwille van onze houding ten overstaan van parafielen? Gunnen wij niet-heteroseksuelen de privacy die ze behoeven? En valt er op dat vlak een positieve evolutie waar te nemen? Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens doet het beste vermoeden. Het voorziet immers in het recht op respect voor privé- en familieleven, het eigen huis en het briefgeheim. Of het artikel in de landen waar het verdrag van kracht is, ook effectief wordt toegepast, is echter een andere zaak. In België, nochtans bekend als één van de meest holebivriendelijke landen ter wereld, wordt je bijvoorbeeld als homoseksuele vluchteling tijdens je asielaanvraag ogenblikkelijk geconfronteerd met een vernederende schending van je recht op privacy. ‘Wanneer hebt u voor het eerst anale en/of orale seks gehad?’ Blijkbaar een standaardvraag tijdens het onderzoek. Homoseksuele relaties zijn voor een asielaanvraag enkel relevant als er sprake is van anale of orale seks. Welkom in België. En dan zwijgen we nog maar over de
veelvuldige gevallen van gaybashing. Jaar na jaar stijgt de agressie tegen homoseksuelen. Uit een in 2011 gepubliceerde studie van het Steunpunt Gelijke Kansen over de levenskwaliteit van de Vlaamse homo’s bleek heteronormativiteit nog steeds de norm te zijn. Met de stelling ‘Kinderen in België zouden moeten leren dat het normaal is om holebi te zijn’ gingen de helft van de bevraagde hetero’s niet akkoord. Net iets meer dan de helft vond dat gelijke rechten voor holebi’s een bedreiging zijn voor onze normen en waarden. Het geeft alvast te denken. Belangrijk is hierbij op te merken dat de categorie van homoseksuelen binnen de groep seksueel anders georiënteerden dan nog één van de meer maatschappelijk geaccepteerde categorieën is. Fifty shades of grey mag een lichte vorm van SM wellicht salonfähig hebben gemaakt, publieke aanvaarding van extremere vormen ligt niet in het verschiet. Om nog maar te zwijgen van de acceptatie van acrotomofielen, coprofielen, gerontofielen, melissafielen en de rest van de schier eindeloze lijst van seksueel anders georiënteerden. Om een vollediger beeld te krijgen van het spectrum van reacties waarmee de seksueel non-conformist te maken
DEGEUS
PLAKKAAT PODIUM
zorgden de gruweldaden van Dutroux voor een ommekeer. De eerste die zich geconfronteerd zag met de veranderde gevoeligheid was Elio Di Rupo. In 1996 werd hij valselijk beschuldigd van pedofilie. De inbreuk op ’s mans privacy viel niet te onderschatten en dreef hem tot wanhoop. Werkelijk elk detail van zijn seksleven werd op de straatstenen gekeild.
krijgt, is het nodig de situatie van de paria’s onder de parafielen onder de loep te nemen, namelijk die van de pedofielen. Welke evolutie valt er te bespeuren in de houding van Jan Modaal ten overstaan van pedofielen? En hoe is het nu met hun recht op privacy gesteld? Laat het voor de goede orde duidelijk zijn – ik kan dit niet genoeg benadrukken – dat het niet in mijn bedoeling ligt seksueel machtsmisbruik goed te praten of seksuele trauma’s te minimaliseren. Wat frappeert is dat in een niet zo ver verleden de goegemeente hier libertijnser tegenaan keek. Rob De Nijs kon in Het werd zomer, wekenlang op nummer 1 in België en Nederland, nog onbezorgd de seksuele escapades van een tiener met een oudere vrouw bezingen. David Hamilton kon ongegeneerd zijn softerotische coming of age-film Bilitis maken. Of wat te denken van Bill Wyman? In 1983 begon de op dat moment zevenenveertigjarige bassist van de Rolling Stones een relatie met de dertienjarige Mandy Smith. Veel aandacht van de media, maar een publieke morele veroordeling en een bezoek van de zedenpolitie bleven uit.
HET DUTROUXTIJDPERK Stilaan keerde het morele klimaat in binnen- en buitenland. In België
DEGEUS
Het wereldwijde seksuele misbruik van kinderen binnen de kerk dat daarna het licht zag, deed er nog een flinke schep bovenop en heeft de publieke opinie danig veranderd. Er wordt al lang geen onderscheid meer gemaakt tussen pedofielen, hebefielen en efebofielen. De drie te onderscheiden voorkeuren, meer bepaald voor kind, tiener en adolescent, vallen nu allemaal onder de paraplu ‘pedofiel’. En pedofielen, dat zijn kinderverkrachters die hun recht op privacy hebben verloren.
Welke evolutie valt er te bespeuren in de houding van Jan Modaal ten overstaan van pedofielen? Wat frappeert is dat in een niet zo ver verleden de goegemeente hier libertijnser tegenaan keek De ongenuanceerde hetze tegen pedofielen stoorde de Nederlandse schrijver A.H.J. Dautzenberg dusdanig dat hij – nochtans geen pedofiel – in de zomer van 2011 bij wijze van protest besloot actief lid te worden van de ondertussen verboden pedofielenvereniging Martijn. In de online te downloaden poëziebundel Smerig gezwel wat je bent bundelde de schrijver een bloemlezing uit de bedreigingen aan Martijn. In Rafelranden van de moraal bracht hij vervolgens verslag uit van wat hij ten gevolge van dit besluit heeft meegemaakt. Na het lezen van beide werken kan je moeilijk anders dan concluderen dat pedofielen in Nederland met een heksenjacht geconfronteerd worden die niet moet onderdoen voor de homojacht in Oeganda. Of ze nu veroordeeld zijn voor zedenfeiten of
niet, dat doet er niet toe. Omwille van een seksuele georiënteerdheid waar zij niet zelf voor hebben kunnen of willen kiezen, wordt hen het recht op privacy misgund en krijgen zij te maken met bedreigingen waar elk weldenkend mens zich niet anders dan ongemakkelijk bij kan voelen. ‘Ze zouden jullie moeten behandelen als radioactief afval.’ ‘Ik snij je penis eraf en stop die dan in je reet.’ Werkelijk? Nou. Gelukkig bestaat er in België nog een goed werkende privacycommissie. Toen in 2009 de website stopkinderporno.be online ging, werd deze bijna ogenblikkelijk offline gehaald. Voorzitter Willem Debeuckelaere was hierover zeer duidelijk: ‘Een website die verwijst naar pedofielen en ze identificeert is onwettig en ronduit misdadig.’ Alhoewel de situatie voor homoseksuelen er momenteel een pak beter uitziet dan die voor pedofielen, is er niets dat garandeert dat de buitensporige en ongenuanceerde morele verontwaardiging waar pedofielen nu mee te maken hebben binnen enkele jaren homoseksuelen niet te beurt kan vallen. Sommigen koesteren allicht nog het idee dat er sprake is van morele vooruitgang op het vlak van hoe wij omgaan met seksueel anders georiënteerden. Maar dat is slechts een zoveelste illusie die we maar beter kunnen doorprikken. Morele voortgang is niet hetzelfde als morele vooruitgang. Dan beschrijft A.H.J. Dautzenberg beter de realiteit, wanneer hij het heeft over de amplitude van een morele golfbeweging die stilaan terug een bovengrens nadert en hij poneert dat we terug zijn aanbeland in een tijdperk van morele truttigheid en krokant conservatisme. Voor zover niet-heteroseksuelen het recht op privacy wordt gegund, is dat door een aanzienlijk deel van de bevolking niet van harte. En als de sterren aan het firmament een beetje ongunstig staan voor de seksuele risee van de dag, staat een briesende meute terstond paraat met pek en veren, klaar om de zondebok van dienst zijn huiskamer uit te sleuren. Beschaving is nu eenmaal maar een kraslaagje dik. Tom Cools
mei 2014 > 5
ACTUA
Superdiversiteit en de democratische uitdaging Superdiversiteit is een nieuw buzzwoord. Wereldwijd verschijnen er steeds meer artikels, boeken en onderzoeken over. Die wereldwijde stampede kan maar verklaard worden door de connectie met de realiteit. Onze leefwereld én onze levens zijn in een snel tempo aan het veranderen. Steden worden steeds meer het toneel van een enorme diversificatie van diversiteit. We leven vandaag niet alleen in geglobaliseerde, multireligieuze en meertalige wijken en steden, we leven ook zowel on- als offline. Superdiversiteit is de beschrijving van die complexe en inherent geglobaliseerde wereld waarin we leven. In dit artikel schetst Ico Maly deze nieuwe realiteit en de democratische uitdagingen ervan. Superdiversiteit reikt een veel nauwkeuriger theorie aan om de wereld van vandaag te verklaren dan de multiculturele voorloper DE BETEKENISSEN VAN SUPERDIVERSITEIT We moeten starten met een disclaimer. De hype rond superdiversiteit betekent niet dat iedereen ook over hetzelfde spreekt als ze deze ‘nieuwe’ term hanteren. De dominante invulling van superdiversiteit is vooralsnog kwantitatief en eendimensionaal. We leven hier niet meer met vijf maar met 194 verschillende nationaliteiten op een grondgebied, ergo, we leven in een superdiverse samenleving. Deze invulling van superdiversiteit verschilt niet wezenlijk van het klassieke mul-
6 > mei 2014
ticulturele denken. Mensen worden opnieuw opgedeeld in nationaliteiten en de samenleving wordt opnieuw voorgesteld als een verzameling van groepen mensen die gekenmerkt worden door hun nationaliteit. Om die 'superdiverse’ samenleving leefbaar te maken wordt, net zoals in het multiculturele paradigma, ingezet op inburgering. De wijze waarop Geert Bourgeois superdiversiteit invult kan hier gelden als voorbeeld. Dit begrip van superdiversiteit is geen nieuw paradigma, geen breuk met het verleden en dus moeten er ook geen aanpassingen ten gronde gebeuren. Deze invulling van superdiversiteit kampt met verschillende problemen. Ten eerste maakt ze slechts een heel klein brokje van de reële superdiversiteit zichtbaar: diversiteit in afkomst. En bovendien doet ze dat in het oude multiculturele jargon met een focus
op nationale identiteit of cultuur die dan begrepen wordt als dé identiteit van mensen. De suggestie daarbij is dat mensen met eenzelfde nationaliteit ook eenzelfde identiteit, waarden en normen of cultuur delen. Dat is vandaag een empirische fictie. Zo komen we bij het tweede punt. In de dominante benadering kijkt men door de lens van kwantiteit en niet die van kwaliteit. Het gaat dan over aantallen nationaliteiten in plaats van over diepgaande veranderingen in hoe mensen vandaag leven en hun identiteit opbouwen. Dergelijke benadering van superdiversiteit herneemt het multiculturele paradigma. Superdiversiteit is dan niet meer dan een ‘leuke’ term om multiculturaliteit weer hip en wervend te maken, maar vooral om onze ogen te sluiten voor de realiteit en alles vooral bij het oude te laten.
Superdiversiteit dwingt ons om onze democratie te herdenken, te verdiepen en te herschalen Het punt is echter dat de realiteit zelf is veranderd en dat een multicultureel paradigma, ook al heeft ze een superdiverse verpakking, volstrekt ontoereikend is om de huidige realiteit te duiden en te begrijpen. Superdiversiteit is een nieuw paradigma die het multiculturele paradigma van weleer vervangt. De reden hiervoor is dat superdiversiteit een veel nauwkeuriger theorie aanreikt om de wereld van vandaag te verklaren dan de
DEGEUS
ACTUA
© Shutterstock
multiculturele voorloper. Superdiversiteit verwijst dan naar een multidimensionaal perspectief dat oog heeft voor diepgaande kwantitatieve en kwalitatieve veranderingen. Het gaat niet alleen over etniciteit, maar ook over genderrollen, subculturen én over ervaringen die mensen hebben met administraties en onderwijs, met hun statuut in de samenleving, hun sociale ‘klasse’, en zoveel meer. Superdiversiteit kunnen we bovendien maar begrijpen als we dat doen vanuit een historisch, politiek, sociaal, economisch, cultureel en technologisch perspectief.
DEGEUS
MIGRATIE, COMMUNICATIE EN HET TRANSNATIONALE LEVEN Superdiversiteit is het gevolg van een nieuwe fase in de globalisering: de neoliberale globalisering. De doorbraak van die nieuwe fase wordt gesymboliseerd door de val van de Berlijnse muur en later die van de Sovjet-Unie. De bipolaire wereld behoorde tot het verleden, en dat had meteen materiële gevolgen. De koude oorlog was immers naast vele andere dingen ook een ordening van de wereld. Het wegvallen daarvan betekende dan ook dat de structuur
van de wereld drastisch veranderde. Die veranderingen vertalen zich onder andere in heel nieuwe migratie en in heel nieuwe migratiepatronen. Vandaag schrikken we niet meer van Poolse, Bulgaarse of Roemeense nummerplaten in het straatbeeld, net zoals de aanwezigheid van Chinese studenten aan onze universiteit tegenwoordig ‘normaal’ is. Twee decennia terug was dit hoogst uitzonderlijk. Niet alleen de migratielanden worden diverser, maar de migratiepatronen worden ook steeds complexer. Lineaire migratie vanuit Agadir naar de Brugse
mei 2014 > 7
ACTUA
Poort in Gent bijvoorbeeld is vandaag een uitzondering, terwijl heel complexe migratiepatronen steeds meer de regel worden. Mensen migreren nu tussen meerdere landen en bouwen daar ook hun leven uit. Transnationalisme wordt voor meer en meer personen een inherent deel van hun leven. Professoren moeten bijvoorbeeld op transnationale schaal opereren. Dat is niet alleen een vereiste om bij de top te behoren, maar zelfs een voorwaarde om bijvoorbeeld aan de universiteit in Gent aan de slag te kunnen. Zonder internationale publicaties tel je niet mee. Hetzelfde zien we gebeuren in andere domeinen: ook politici en bedrijfsleiders opereren op een transnationale schaal. Dat transnationaal leven is niet alleen een kenmerk van een kleine elite, we zien dat meer en meer mensen op die schalen hun leven uitbouwen. Zo vinden we Poolse werknemers van Poolse bedrijven die op de hele Europese markt actief zijn, net zoals Belgische werknemers in bijvoorbeeld de luchtvaarindustrie in een transnationaal veld werken. Er ontstaan ook religieuze entrepreneurs die op een internationale schaal kerken uitbouwen.
De ‘grote identiteitsbouwstenen’ zoals nationaliteit zijn vandaag slechts een van de vele groepsidentiteiten die mensen bezitten Een transnationaal leven is vandaag niet alleen meer het voorrecht van de elite of het noodlot van de lage klassen, het dringt steeds meer door tot het leven van iedereen. Zeker als we nog eens de impact van de nieuwe media in rekening brengen, die hun opmars kennen in dezelfde periode dat we nieuwe migratie zien ontstaan. GSM’s, satellieten, internet, Facebook, Skype, WhatsApp en Viber hebben niet alleen een heel grote impact op de menselijke communicatie, ze zijn ook bepalend voor identiteits-en
8 > mei 2014
cultuurproductie. We leven vandaag onze levens zowel on- als offline. Die nieuwe media hebben niet alleen een grote impact op de diaspora, ze kleuren het leven van iedereen. We onderhouden niet alleen meer en meer vriendschaps- of professionele banden op een transnationaal niveau, we bouwen er met zijn allen ook een identiteit op. Hipsters, hijabista’s, skaters, emo’s, goth’s, elite-culture, grunge, death-metal, gabbers en housers; het zijn allemaal inherent geglobaliseerde subculturen of micro-hegemonieën. De ‘grote identiteitsbouwstenen’ zoals nationaliteit zijn vandaag slechts een van de vele groepsidentiteiten die mensen bezitten. Die nationale identiteit kan nog heel belangrijk zijn in bepaalde contexten (als de nationale ploeg speelt) maar compleet irrelevant worden in bijvoorbeeld de werkcontext of op het moment dat je naar een optreden van Pearl Jam kijkt. In die context worden heel andere groepsidentiteiten geactiveerd. Die subculturen zijn van cruciaal belang om identiteit te begrijpen in de 21ste eeuw. We spreken vandaag binnen de antropologie steeds meer over identiteit als ‘life-project’. Als het vrij bewust construeren van identiteit binnen verschillende micro-hegemonieën. Onze identiteit bestaat dan net in het feit dat we kunnen functioneren binnen heel uiteenlopende micro-hegemonieën: we kennen er de normen van, weten welk soort taal we moeten spreken (moeten we het woord ‘cool’ gebruiken, of moeten we iets cools ‘deck’ noemen om in te zijn in een hipster-context?) en hoe we ons uiterlijk moeten stileren. En ‘wie’ we zijn, kan sterk verschillen naargelang de verschillende contexten waarbinnen we onszelf zijn. Dat levert echter geen meervoudige, paradoxale of andere identiteiten op. Het punt is dat we in elk van die contexten perfect ‘onszelf’ zijn. Zo kan iemand overdag perfect geïntegreerd zijn binnen een managerscultuur en dus de ‘juiste’ kleren dragen, de juiste telefoon hebben en het juiste taaltje spreken (een Nederlands vol Engels
jargon), terwijl diezelfde persoon ’s avonds tijdens een concert van Pearl Jam perfect geïntegreerd kan zijn in de ‘grunge-cultuur’. Een vrouw kan bij haar vriendinnen perfect geïntegreerd zijn binnen een feministische cultuur – en dus ook die taal beheersen – terwijl ze zich in haar gezin settled in een klassiek rollenpatroon. Het betekent echter ook dat iemand perfect geïntegreerd kan zijn in de schoolcontext en binnen de subcultuur van hijabista’s, en net daardoor als niet-geïntegreerd kan beschouwd worden op een stageplaats of een discotheek. Het punt is dat ‘onze identiteit’ bestaat binnen die verschillende contexten. We zijn dus wie we zijn omdat we geïntegreerd zijn binnen een reeks van dergelijke subculturen.
De neoliberale globalisering krijgt een neoliberaal, nationalistisch antwoord. Migratie, en dan vooral slechte – lees arme – migratie moet zoveel mogelijk tegengehouden worden We leven vandaag in een fundamenteel andere wereld dan ettelijke decennia geleden en dat vereist dat we heel wat zaken ont-denken en herdenken. Het mag duidelijk zijn dat ‘geïntegreerd’ zijn in die reële wereld iets helemaal anders betekent dan in het ‘minderhedendecreet’. Wanneer is een zestienjarige jongen geïntegreerd op school? Als hij spreekt en zich kleedt als Peter De Roover? Of als hij spreekt en gekleed loopt als hipster of skater? Het punt hier is dat we in heel veel verschillende contexten moeten geïntegreerd zijn als we willen ‘slagen’ in onze samenleving. We moeten geïntegreerd zijn in onze straat, op de arbeidsmarkt, in onze familie, in onze subcultuur, … Concreet: voor een Bulgaarse koffiehuisuitbater in de Gentse Wondelgemstraat is het hoogstwaarschijnlijk interessanter om de superdiverse populatie aan te spreken in die straat
DEGEUS
ACTUA
dan om zich te richten op hipsters. Het gebruik van Turks, Bulgaars en Bulgaars-Nederlands is dan interessanter om zijn zaak te doen draaien, in plaats van zich te richten op een groep zoals de hipsters, die nagenoeg afwezig is in de wijk. Waar de hipster 6 euro wil betalen voor een professionele Barista-koffie, zal dit concept in een armere wijk als het Rabot niet veel succes oogsten. Geïntegreerd zijn in de Wondelgemstraat betekent dan ook iets helemaal anders dan geïntegreerd zijn in Antwerpen-Zuid. Onze wereld wordt gekenmerkt door een enorme diversificatie van diversiteit. Die diversificatie van diversiteit is per definitie multidimensionaal: ze slaat op zowel afkomst als religie, op politieke overtuiging als op subcultuur, op taalgebruik als op ervaringen in het onderwijs, kortom: op al die verschillende contexten waarbinnen we onze identiteit uitbouwen. En noteer dat superdiversiteit ieders realiteit is, en dus niet alleen slaat op ‘de Ander’, ‘de allochtoon’ of ‘de vreemdeling’. Geïntegreerd zijn bekijken we dan ook best in relatie met al die contexten waarin mensen leven, en niet vanuit een soort fictieve abstractie van die samenleving.
NEOLIBERALISME, NATIONALISME EN HET FAILLIET VAN HET INTEGRATIEBELEID Superdiversiteit is, we zeiden het al, een gevolg van de neoliberale globalisering. Als we superdiversiteit en de gevolgen ervan ten gronde willen begrijpen, dan moeten we het plaatsen binnen dat historisch perspectief. Die neoliberale globalisering start in het midden van de jaren 70 en wordt hegemonisch na de val van de SovjetUnie. Die omwenteling vertaalde zich in een reeks globale politiek-economische en ideologische omwentelingen met vergaande materiële gevolgen. Superdiversiteit is er daar maar één van. Die evoluties hertekenden wijken, steden, landen en uiteindelijk de hele planeet. De wereld is vanaf die jaren heel intens verstrengeld met elkaar. Het is dan dat China instapt in het kapitalistisch systeem, dat India in-
DEGEUS
grijpende politiek-economische veranderingen doorvoert, dat Zuid-Afrika niet alleen de apartheid afschaft maar zich ook inschakelt in die neoliberale wereldorde. De voormalige SovjetUnie wordt in die periode een nieuw speelterrein voor ‘durfkapitalisten’, terwijl Europa het Verdrag van Maastricht goedkeurt. De sociaaldemocratie slaat in diezelfde periode de Derde Weg in en zweert Marx af.
Onderliggend aan dit migratie- en integratiebeleid ontwaren we een neoliberaal nationalisme Het TINA-argument weerklinkt vanaf dan zeer luid. ‘There is no alternative’ voor een op neoliberale leest geschoeide samenleving. De idee dat de markt en de democratie twee zijden van dezelfde medaille zijn, begon steeds meer weerklank te vinden. Democratie en de neoliberale markt moesten we tegen alle historische bewijzen in gaan begrijpen als een onafscheidbaar koppel. Het onderwerpen van de welvaartstaat aan de ‘wetten’ van de markt zou een goede zaak voor de democratie zijn. Privatisering was het ordewoord. Die neoliberalisering van de wereld ging gepaard met open grenzen voor goederen en kapitaal, een afbouw van de sociale staat, een enorme druk op de lonen, de opgang van (de machtsbasis van) multinationals, in- en outsourcing, stijgende mobiliteit maar ook nicheproductie. De gevolgen van die omslag in dominante ideologie beperkten zich niet enkel tot ideeën, maar vertaalden zich ook in de realiteit. ‘De economie’ krijgt vanaf die periode een sterke overmacht op de politiek. Nationale staten worden steeds meer herleid tot uitvoerders en steunpilaren van een neoliberale economische politiek. Dat vertaalt zich in een hertekening van de relatie tussen burger en staat. Niet de harde domeinen (arbeidsmarkt, huisvesting, onderwijs, ongelijkheid, …) staan centraal maar de zachte domeinen (waarden en normen, taal, identiteit, cultuur, respect) worden als
prioritair naar voor geschoven. Die overmacht van de economie op de politiek gaat gepaard met een groeiende kloof tussen arm en rijk. Steeds meer kapitaal komt in handen van steeds minder mensen. En net op het moment dat er nood is aan een performante politiek op de harde domeinen oriënteert de politiek de blik op de zachte domeinen. Kortom, het is in die jaren, waarin we met zijn allen het steeds moeilijker hebben om sociaaleconomisch en politiek geïntegreerd te zijn, dat culturele integratie van nieuwkomers opgang maakt als ‘de oplossing’ voor migratieproblemen. De neoliberale globalisering krijgt een neoliberaal, nationalistisch antwoord. Migratie wordt in die periode meer en meer gezien als een cultureel probleem en een economische opportuniteit. Migratie, en dan vooral slechte – lees arme – migratie moet zoveel mogelijk tegengehouden worden. Dat vertaalt zich enerzijds in pogingen om arme migratie te reguleren door het verstrakken van asielwetgeving, het uitbouwen van asielcentra en bureaus voor schijnhuwelijken, anderzijds in het faciliteren van multinationals en hun bedrijfsleiders en het aantrekken van topsporters … Op het moment dat die ongewilde migratie toch aanwezig is in het land, komt er een enorme focus op culturele integratie. Onderliggend aan dit migratie- en integratiebeleid ontwaren we een neoliberaal nationalisme. De natie moet gevrijwaard worden in tijden van globalisering. Dat kan maar doordat die natie weet te concurreren op wereldschaal met andere naties. Tegelijkertijd moet men ook zorgen dat de natie – zoals ze verbeeldt wordt in het klassieke nationalisme – nog overleeft, en dus wordt er heel sterk ingezet op homogenisering. Het resultaat van een dergelijk integratie- en economisch beleid is een enorme verdieping van ongelijkheid. Enerzijds zien we de constructie van ongelijke rechten. Nieuwkomers hebben maar hun volledige politieke, economische, sociale, religieuze en culturele rechten als ze doorheen
mei 2014 > 9
ACTUA
alle inburgeringstrajecten en nationaliteitsprocedures lopen. Migratie en transnationaal leven en werken vertaalt zich vandaag altijd in een verlies aan rechten. De oude verlichtingsdroom van onvervreemdbare rechten is nog lang niet gerealiseerd. Meer nog, het beleid maakt rechten voorwaardelijk aan die culturele integratie. Bovendien fungeert heel het integratiediscours ook als een instrument van ongelijkheid. Zo worden ‘allochtonen’, ook al hebben ze de nationaliteit en dus officieel gelijke rechten, nog steeds geconfronteerd met structureel racisme. Ze worden dagelijks beoordeeld op hun graad van integratie: als ze solliciteren, als ze een huis zoeken en zelfs als ze naar de winkel gaan. Die ‘evaluaties’ weerspiegelen zich in de structuur van de samenleving. Anderzijds zien we dat zowel allochtoon als autochtoon, nieuwkomers als tweede en derde generaties geconfronteerd worden met een herschepping van de sociaaleconomische organisatie. Uiteraard is België nog relatief gevrijwaard van al te dogmatische en radicale hervormingen op neoliberale leest. Desalniettemin zien we wel degelijk dat de neoliberale dogma’s gedurende de laatste decennia steeds meer ingang vinden. We zien dit in het ontstaan van de tweede en derde pensioenspijler, de degressiviteit van de werkloosheidsvergoedingen, de privatisering van allerlei staatsbedrijven, de afschaffing van het brugpensioen, de druk op de lonen, …
SUPERDIVERSITEIT, NEOLIBERAAL NATIONALISME EN DE VERDIEPING VAN ONGELIJKHEID Al deze evoluties, het algemeen neoliberaal beleid, de afbouw van de sociale staat, het integratie- en migratiebeleid als antwoord op een realiteit van transnationalisme en superdiversiteit, verdiepen de ongelijkheid en zorgen voor een afbouw van rechten. Zo’n politiek-economisch beleid is in tijden van globalisering en superdiversiteit uitermate problematisch. Politici creëren zo de illusie dat men op een lagere schaal (Vlaanderen in plaats van België) een afdoend antwoord kan bieden
10 > mei 2014
op de globalisering. Dat is natuurlijk volksverlakkerij. In tijden van superdiversiteit en globalisering hebben we een democratie nodig die werkt op verschillende schalen. Als we, als bevolking, onszelf meer democratische zeggenschap willen geven over onze economie, dan moet de democratie onvermijdelijk ook werken op een hogere schaal dan de louter nationale. Concreet: omdat de democratie verankerd zit op een stedelijke, regionale en nationale schaal terwijl de economie aangestuurd wordt vanuit hogere schalen, worden landen ingeschakeld in een concurrentielogica. Dat zorgt niet alleen voor een druk op de lonen of op de sociale zekerheid, het zorgt er ook voor dat onze rechten gebonden zijn aan die nationale schaal. Superdiversiteit dwingt ons om ons leven en dus ook onze democratie op een transnationale schaal te gaan denken.
we een enorme golf aan nationsplitters opstaan, die onze democratie willen doen opereren op een kleinere schaal en dus ook onze solidariteitsmechanisme en rechten willen herschalen. In de feiten spelen we zo een neoliberale politiek in de kaarten, want we verkleinen onze democratische macht en verscherpen de concurrentie.
De oude verlichtingsdroom van onvervreemdbare rechten is nog lang niet gerealiseerd. Meer nog, het beleid maakt rechten voorwaardelijk aan die culturele integratie
Een nationale politiek is vandaag per definitie neoliberaal omdat ze zich in grote mate schikt als een uitvoerder van wat er op hogere schalen beslist is. Dat neoliberale nationalisme is vandaag dominant en resulteert in de laatste decennia in een stelselmatige verdieping van ongelijkheid. Die groei van ongelijkheid, zowel in rechten als sociaaleconomisch, raakt het fundament van onze democratie: het gelijkheidsbeginsel. Dat is een dijk van een democratisch probleem. Superdiversiteit dwingt ons om onze democratie te herdenken, te verdiepen en te herschalen. Doen we dat niet, dan moeten we ook aanvaarden dat we niet in een Verlichte democratie leven.
Het mag ondertussen duidelijk zijn dat de ‘super’ in superdiversiteit niet slaat op de super zoals in superleuk, supercool of supertof. De ‘super’ in superdiversiteit slaat op ‘van een andere orde’, ‘van een andere grootte’. Superdiversiteit is dus niet iets dat we moeten vieren, noch is het iets dat we a priori moeten beladen met alle zonden van de wereld. Superdiversiteit is een beschrijving van de wereld waarin we leven en daar niets inherent slechts of goeds aan toekent. Het probleem zit hem niet zozeer in de realiteit – die is er als we dat nu willen of niet – maar in het beleid ten aanzien van die realiteit. Superdiversiteit wordt te lijf gegaan met een neoliberale, nationalistische politiek. In plaats van te strijden voor meerschalige politiek en het upscalen van onze democratie naar een Europees niveau, zien
Het algemeen neoliberaal beleid, de afbouw van de sociale staat, het integratieen migratiebeleid als antwoord op een realiteit van transnationalisme en superdiversiteit, verdiepen de ongelijkheid en zorgen voor een afbouw van rechten
Ico Maly Ico Maly, doctor in de Cultuurwetenschappen, gastprofessor aan het Rits en coördinator van Kif Kif, schreef samen met Jan Blommaert en Joachim Ben Yakoub een boek over dit thema: ‘Superdiversiteit en democratie’ (Uitgeverij Epo, 2014).
DEGEUS
ACTUA
Vlaams regionalisme Progressief toekomstproject? Wie denkt dat de roep om verregaande bevoegdheidsoverdrachten naar het Vlaamse niveau (‘Wat we zelf doen, doen we beter’) het monopolie van rechts-nationalistische en conservatieve partijen is, heeft het mis. Nagenoeg alle Vlaamse partijen belijden het geloof dat Vlaanderen het uitgelezen politieke niveau is om de effecten van globalisering op te vangen, zo stelt filosoof Karim Zahidi (UA). Ook in (centrum-) linkse, progressieve middens gaan stemmen op die bepleiten dat we in een meer autonoom Vlaanderen een betere sociale bescherming kunnen bieden en dat in zo’n Vlaanderen een progressief maatschappelijk project realistischer is dan op het Belgische niveau. Dit zijn volgens Zahidi ernstige misverstanden, en hij legt uit waarom. De Vlaamse politieke partijen zijn in de ban van het regionalisme. Met de N-VA op kop zijn ze ervan overtuigd dat de welvaart van de Vlaamse bevolking het best gediend is met een verregaande bestuurlijke regionalisering. Het politieke debat in België wordt bijgevolg bijna volledig gedetermineerd door een fixatie op bevoegdheidsoverdrachten van het Belgische naar het regionale niveau. Dat er ondertussen allerlei andere bevoegdheidsoverdrachten zowel het regionale als het Belgische niveau grondig dooreen schudden, lijkt zowel politici als de media te ontgaan.
De voortdurende aandacht die opgeslorpt wordt door de communautaire politiek gaat hand in hand met de depolitisering van andere politieke schalen
DEGEUS
Zo kan het gebeuren dat er jaren wordt gediscussieerd over de splitsing van een kiesarrondissement terwijl de goedkeuring van het EU-soberheidsverdrag – een verdrag dat de begrotingssoevereiniteit ernstig beknot – nauwelijks enige commotie in het politieke debat teweegbracht. Even opvallend is dat de opeenvolgende, draconische besparingseisen die (onder andere door de EU, en dus in onze naam) aan landen uit de Europese Unie zoals Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal werden opgelegd, hier weinig of geen diepgaande politieke discussie losweken. Wat niet door Vlaamse politici over Vlaanderen wordt beslist is blijkbaar onbelangrijk. Supranationale instellingen lijken voor de Vlaamse partijen ofwel irrelevant te zijn, ofwel te worden beschouwd als niveaus die uit het niets boven onze hoofden beslissingen nemen en die als een deus-ex-machina over ons neerdalen. De voortdurende aandacht die opgeslorpt wordt
door de communautaire politiek gaat hand in hand met de depolitisering van andere politieke schalen.
De Vlaamse partijen mogen dan wel streven naar autonomie inzake fiscaliteit en sociale zekerheid, over de vraag wat een dergelijke autonomie nog kan betekenen wordt met geen woord gerept POLITIEK ZAL VLAAMS ZIJN OF ZAL NIET ZIJN In 1999 keurde het Vlaams parlement met een overgrote meerderheid vijf resoluties goed waarin de Vlaamse partijen verregaande bevoegdheidsoverdrachten (gaande van personenbelastingen over vennootschapsbelastingen tot het sluiten van sociale akkoorden) van het federale niveau naar de regio’s eisten. De achterliggende idee was de overtuiging dat het Vlaamse niveau beter in staat is om de welvaart van Vlaanderen in een geglobaliseerde wereld te garanderen. Ondanks de reële en niet onbelangrijke nuanceverschillen die er bestaan tussen de verschillende partijen in verband met de timing, het ultieme einddoel van de staatshervormingen en precieze omvang van de bevoegdheidsoverdrachten, vormen de resoluties nog steeds het cement dat het Vlaamse front bijeenhoudt wanneer aan de federale onderhandelingstafel over bevoegdheidsoverdrachten moet worden onderhandeld. Die resoluties worden geïnterpreteerd als een democratische legitimatie voor de verdere ontmanteling van de Belgische staat. Werden ze immers niet goedgekeurd
mei 2014 > 11
ACTUA
door een overgrote meerderheid van het Vlaams parlement (en dus van de Vlaamse bevolking)? Gemakshalve wordt daarbij even vergeten dat deze resoluties – die tenslotte gaan over de hervorming van de Belgische staat – niet op een meerderheid in het federale parlement konden rekenen. Toont de goedkeuring ervan door een meerderheid in het Vlaams parlement trouwens niet aan dat het streven naar verregaande Vlaamse bestuurlijke autonomie niet noodzakelijk een klassiek nationalistisch en rechts doel is, maar evenzeer past bij moderne progressieve partijen? De resoluties refereren dan ook niet aan klassieke Vlaams-nationalistische verzuchtingen, maar wel aan neutraal klinkende concepten zoals kwaliteitsvol en efficiënt bestuur, betere democratische besluitvorming, subsidiariteit, enzovoorts. Kortom, bestuurlijke regionalisering is niet zozeer (of niet alleen) een zaak van klassiek Vlaams nationalisme dan wel van gezond verstand. Efficiënte, krachtdadige politiek die inspeelt op de noden van de bevolking, is met andere woorden
politiek die op het Vlaamse niveau wordt gevoerd.
De Vlaamse partijen mogen dan wel streven naar autonomie inzake fiscaliteit en sociale zekerheid, over de vraag wat een dergelijke autonomie nog kan betekenen wordt met geen woord gerept Het geloof dat het Vlaamse niveau de effecten van een geglobaliseerde economie kan opvangen en ombuigen ten voordele van het algemeen belang is misleidend. De politieke herschaling die door regionalisering wordt bewerkstelligd, zorgt er integendeel voor dat regio’s volledig worden meegezogen in een moordende concurrentie om hun ruilwaarde ten aanzien van andere regio’s te vergroten. De Vlaamse partijen mogen dan wel streven naar autonomie inzake fiscaliteit en sociale zekerheid, over de vraag
wat een dergelijke autonomie nog kan betekenen wordt met geen woord gerept. Die zou wel eens veel kleiner kunnen zijn dan men zich voorstelt. Want als Vlaanderen haar ruilwaarde wil verhogen, zal ervoor gezorgd moeten worden dat er een positief investeerdersklimaat heerst. Concreet betekent dit dat de concurrentie moet worden aangegaan met andere regio’s, in de eerste plaats Wallonië, op vlak van fiscaliteit en sociale bescherming. Dat dit in het belang zou zijn van de meerderheid van de Vlaamse (en Belgische) bevolking is zeer de vraag. Het is namelijk niet ondenkbeeldig dat de concurrentie aanleiding zal geven tot een neerwaartse druk op lonen en sociale bescherming. In Duitsland, bijvoorbeeld, waar de voorbije jaren ook een aantal staatshervormingen zijn doorgevoerd, is er een toename van sociale dumping en toenemende ongelijkheid tussen de verschillende Länder. Dat regio’s hun ruilwaarde moeten verhogen om in de interregionale concurrentie bij de top te horen, heeft ook effecten op het democratische
© Norbert Van Yperzeele
12 > mei 2014
DEGEUS
ACTUA
gehalte van de politiek. De gebruikswaarde – welzijn en levenskwaliteit van de bevolking – is dan van ondergeschikt belang. Maar de ruilwaarde wordt bepaald door actoren en instituties – financiële markten, supranationale instituties – die de globale economische processen mee vormgeven, en dus dient men in de eerste plaats in te gaan op de eisen van die laatsten. De verzuchtingen van de bevolking komen dan op de tweede plaats.
Het is op democratisch vlak een stap achteruit om het Belgisch model van sociale onderhandelingen zomaar op te blazen Het Belgische niveau is natuurlijk evenzeer blootgesteld aan processen waar het zelf weinig greep op heeft. Daarom is het óók verkeerd om te denken dat het Belgische niveau het niveau bij uitstek is om aan politiek te doen. Toch is er één belangrijke nuance. De heropbouw van de Belgische samenleving na de Tweede Wereldoorlog ging gepaard met de constructie van de sociale welvaartsstaat. Een van de karakteristieken hiervan is dat middenveldorganisaties (vakbonden, ziekenfondsen, patroonsorganisaties) mee werden betrokken in de ontwikkeling van de sociaaleconomische politiek. Geïnstitutionaliseerde onderhandelingen tussen de sociale partners zorgen ervoor dat drastische aanpassingen aan het model nooit eenzijdig kunnen worden opgelegd. Kortom, op het Belgische niveau zijn overlegorganen opgebouwd waarin de belangen van grote delen van de bevolking worden vertegenwoordigd en waarmee de politici rekening moeten houden. Zeker deze structuren staan vandaag ook onder druk, maar zolang op andere schalen geen dergelijke overlegstructuren zijn opgebouwd, is het op democratisch vlak een stap achteruit om het Belgisch model van sociale onderhandelingen zomaar op te blazen.
DEGEUS
PROGRESSIEVE POLITIEK VOOR VLAANDEREN IN VLAANDEREN? Zoals in de vorige paragrafen werd betoogd, is een ver doorgedreven regionalisering van politieke bevoegdheden niet het aangewezen recept voor de uitbouw van een democratische en solidaire maatschappij. Dat rechtsnationalistische partijen zoals N-VA daar weinig problemen mee hebben, hoeft ons niet te verwonderen. De uitkomsten van een dergelijke herschaling sluiten perfect aan bij hun gedroomde maatschappijmodel: een monoculturele gemeenschap waarin de sociale hiërarchie uitsluitend wordt vormgegeven door de markt en waarin sociale strijd naar de marges verwezen wordt. Toch is het verbazend om te zien dat alle Vlaamse partijen, en in het bijzonder aan de centrumlinkse kant van het politieke spectrum, zich hebben laten overtuigen dat meer Vlaanderen per definitie goed is voor iedereen. Ook progressieve opiniemakers, zoals sommige individuele leden van de Gravensteengroep, lijken ervan overtuigd te zijn dat meer Vlaanderen unieke kansen biedt voor de uitbouw van een solidaire maatschappij. Zo schrijft Ludo Abicht in De Morgen (DM, 23/10/2013) dat er ‘geen wezenlijke tegenstelling’ is ‘tussen meer autonomie voor de deelstaten en de strijd voor meer sociale rechtvaardigheid.’ In een opiniestuk in dezelfde krant, waarin ze links verwijt Belgicistisch te zijn, schrijft slapend lid van de Gravensteengroep Tinneke Beeckman dat België volledig passé is als schaalniveau waarop links kan opereren: ‘Dat Vlaanderen aan belang wint, is dus een logische historische evolutie, geen terugkeer naar de duistere tijden van het nationalisme.’(DM, 21/10/2010). De gedachte lijkt te zijn dat regionalisering een dwingend gevolg is van de globalisering en bovendien politiek neutraal. Vanuit die optiek heeft een progressief maatschappijproject in een autonoom Vlaanderen meer kans op slagen dan in België. Dit gaat echter volledig voorbij aan de context waarin deze regionaliseringseisen worden geformuleerd: een neoliberale context
waarin de schaalniveaus, waarop solidariteitsmechanismen zijn geïnstitutionaliseerd, verzwakt worden. Centrumlinkse partijen vergissen zich ook op een tweede punt. Het doel van elk links-progressief maatschappijproject moet zijn om de gelijkheid te versterken en de schaal waarop die gelijkheid wordt gerealiseerd te vergroten. Zo’n streven naar een universele gelijkheid staat haaks op plannen om zaken als de sociale zekerheid en het arbeidsrecht te regionaliseren. In België heeft iedereen dezelfde sociale rechten, ongeacht woonplaats of taalaanhorigheid, maar de splitsing van deze materies dreigt die gelijkheid ongedaan te maken. Regionalisering van werkloosheidsuitkeringen betekent het einde van de gelijke behandeling van werklozen: de hoogte van de uitkering zal afhangen van de welvaart van de regio. De ongelijke regionale ontwikkeling die eigen is aan het kapitalisme, en nog verscherpt wordt door de neoliberale globalisering, zal dan onvermijdelijk leiden tot een wezenlijk verschil in niveaus van de werkloosheidsuitkering voor Vlamingen en Franstaligen.
Regionalisering van werkloosheidsuitkeringen betekent het einde van de gelijke behandeling van werklozen De overtuiging bij centrumlinkse partijen lijkt te zijn dat we in Vlaanderen een beter niveau van sociale bescherming kunnen bieden dan in België, precies dankzij die ongelijke ontwikkeling. Vlaanderen doet het (voorlopig) economisch beter dan Wallonië, bijgevolg kan een Vlaamse sociale zekerheid een grotere sociale bescherming bieden dan de Belgische. Los van het feit dat deze redenering op zich al een negatie inhoudt van de idee dat gelijkheid moet worden uitgebreid en niet worden ingekrimpt, is het nog maar de vraag of een autonoom Vlaanderen de gecreëerde welvaart zal willen inzetten om meer
mei 2014 > 13
ACTUA
sociale bescherming te bieden. Dat lijkt, gelet op de huidige machtsverhoudingen in Vlaanderen, weinig waarschijnlijk. Zowel de N-VA, Open Vld als de CD&V lijken de Vlaamse middelen vooral te willen inzetten om van Vlaanderen de meest attractieve investeringsregio te maken. Zoals het Oosterweel-dossier aantoont, zijn de gezondheidsrisico’s voor de bevolking van ondergeschikt belang zolang Vlaanderen maar de logistieke draaischijf van Europa kan zijn. Op ecologisch vlak lijkt een autonoom Vlaanderen niet meteen garant te staan voor een progressieve koers. Ideeën zoals een Vlaamse toeslag op het kindergeld, die ooit naar voor werden geschoven om het sociale karakter van de huidige Vlaamse coalitie in de verf te zetten, zijn al lang een stille dood gestorven. Er zijn dus weinig redenen om te geloven dat er in een autonoom Vlaanderen snel werk zal worden gemaakt van een uitgebreid sociaal zekerheidsstelsel.
Regionalisering is geen neutrale politieke operatie Dit laatste zal door sommigen misschien worden gezien als een zwak argument: de uitbouw van staatsstructuren, zo kan men betogen, moet gebaseerd zijn op algemene principes en mag niet afhankelijk zijn van toevallige politieke krachtsverhoudingen. Het feit dat links in Vlaanderen zwak staat – afhankelijk van de relatieve sterkte van progressieve bewegingen in andere regio’s – mag volgens die redenering geen argument zijn tegen de regionalisering. Links Vlaanderen moet dan, op basis van formele democratische principes, juist ijveren voor een verdere regionalisering. Dit is een misvatting. Dat Vlaanderen het relevante schaalniveau moet zijn voor progressieve en linkse krachten staat niet in de sterren geschreven. Politieke schaalniveaus zijn immers geen vooraf gegeven entiteiten, maar steeds de uitkomst van politieke strijd. Bijgevolg is regionalisering geen neutrale politieke
14 > mei 2014
operatie. Het is in de huidige context, we herhalen het nog eens, een project dat solidariteit en gelijkheid ondermijnt en moeilijk te rijmen valt met de uitgangspunten van een linkse of progressieve politiek. Vlaanderen is dan, als politiek project, een rechts project. Hiermee wordt niet bedoeld dat Vlaanderen op zich rechts is, wel dat de regionalisering een project is dat rechtse politiek in de kaart speelt. Regionalisering heeft niet alleen te maken met de zwakheid van links in Vlaanderen, maar vooral met politieke en sociaaleconomische processen die geleid hebben tot de dominantie van neoliberale ideeën op verschillende niveaus (EU, IMF, Wereldbank, OESO, …). Denken dat de effecten van deze ideeën kunnen of moeten bestreden worden op het niveau wiens belang juist voortspruit uit diezelfde ideeën, is een ernstige misvatting. Wil men in Vlaanderen in staat zijn een linkse koers te varen en deze te verankeren in politieke instituties, zal links zich niet mogen beperken tot het Vlaamse niveau. Doet ze dat toch en aanvaardt ze dat het Vlaamse niveau het niveau bij uitstek is om alle sociale, ecologische en economische problemen die zich in Vlaanderen stellen op te lossen, dan geeft ze bij voorbaat al alle wapens uit handen.
ENKELE CONCLUSIES OP EEN RIJTJE Het moderne regionalisme dat in Vlaanderen in bijna alle partijen wordt beleden of tenminste aanvaard, veronderstelt dat Vlaanderen de uitgelezen politieke schaal is om de effecten van de globalisering op te vangen. Bijgevolg dienen zoveel mogelijk bevoegdheden van het Belgische naar het Vlaamse niveau te worden overgedragen. De Belgische natiestaat is, aldus regionalisten, een reliek uit het verleden en moet worden vervangen door een analoge constructie, maar dan op kleinere schaal. Wat een dergelijke ministaat zou kunnen verwezenlijken dat niet op het Belgische niveau verwezenlijkt kan worden, blijft onduidelijk.
progressieve regionalisten. Er zijn goede redenen om aan te nemen dat de herschaling die zij voorstaan eerder een hindernis dan een opstapje is voor het realiseren van een progressief maatschappijproject. Niet alleen leidt regionalisering tot een inkrimping van de schaal waarop gelijkheid en solidariteit kunnen worden gerealiseerd, de afhankelijkheid van transnationale economische processen waarop regio’s geen greep hebben, zet ook de gelijkheidsgedachte binnen die regio’s onder druk. Progressieve regionalisten moeten dan ook duidelijk maken hoe zij deze structurele struikelblokken voor hun politiek project kunnen ontwijken.
Deze valse tegenstelling – België of Vlaanderen – ontkent de complexiteit waarvoor de globalisering ons vandaag stelt De afwijzing van het Vlaamse regionalisme is niet in tegenspraak met de idee dat sommige bevoegdheden inderdaad beter op Vlaams niveau worden uitgeoefend, noch hoeft het te leiden tot een Belgisch nationalisme. Deze valse tegenstelling – België of Vlaanderen – ontkent de complexiteit waarvoor de globalisering ons vandaag stelt. Vlaanderen noch België zijn geprivilegieerde schalen voor politiek handelen. Heel het regionaliseringsdebat is dan ook een schijndebat, dat volledig voorbijgaat aan de constellaties waarin de belangrijke maatschappelijke en economische processen zich afspelen. Denken dat een doorgedreven regionalisme en bij uitbreiding een Vlaams-nationale politiek een oplossing is voor de maatschappelijke en economische problemen waarmee we in Vlaanderen en België geconfronteerd worden, is een ernstige misvatting. Karim Zahidi
Deze vraag is des te prangender voor
DEGEUS
ACTUA
Vermeylenfonds & Willemsfonds NIEUWE VOORZITTERS AAN HET ROER In het Museum M werd enkele weken geleden de Gentse bioloog Koen Goethals (UGent) verkozen tot nieuwe algemeen voorzitter van het August Vermeylenfonds. Hij volgt Dany Vandenbossche op die eind vorig jaar plots overleed. In het Gentse Lakenmetershuis werd in dezelfde periode de 46-jarige Laurent Rens verkozen tot nieuwe algemeen voorzitter van het Willemsfonds. Op zijn beurt volgt hij Livia De Gryse op.
Koen Goethals De keuze voor wetenschapper Koen Goethals als opvolger van de charismatische cultuurmens Dany Vandenbossche lijkt op het eerste gezicht een omslag naar een meer academische stijl. Maar in zijn inhuldigingsspeech zette de nieuwe voorzitter prompt de toon. Het Vermeylenfonds vult volgens Goethals de behoefte in aan een dynamische, progressieve sociaal-culturele vereniging in Vlaanderen – in tijden waarin tolerantie, warme solidariteit en gedurfd maatschappelijk-cultureel engagement in de hoek geschopt worden van ‘dromerige utopisten, halfzachte intellectualisten en zelfgenoegzame linkse culturo’s’. Ergo: Koen Goethals heeft een duidelijke, strijdvaardige visie op het Vermeylenfonds als inspiratiebron om de vermarkting van
maatschappij en cultuur niet zomaar over ons heen te laten komen. In het nieuwe beleidsplan (2016-2020) dat in 2015 klaar moet zijn, komen de accenten te liggen op een actieve en inspirerende bijdrage van het Vermeylenfonds aan een sociale, warme, pluralistische en vrijzinnig geïnspireerde maatschappij. Daarbij is het volgens Koen Goethals niét de bedoeling om er een ‘tegen’-verhaal van te maken, want: ‘de waarden van een vrijzinnige, interculturele en sociaaldemocratische levenshouding zijn veel te rijk om enkel in te zetten als tegenreactie.’ Prof. dr. Koen Goethals woont in Gent en werd in 2004 aangesteld als academisch beheerder van de UGent, hij is doctor in de Wetenschappen (Genetica) en werkte nauw samen met prof. dr. Van Montagu. Hij vormt samen met de logistiek beheerder een directiecollege dat onder de leiding van de rector en de vicerector belast is met het dagelijks beheer van de universiteit. Daarnaast verwelkomt het Vermeylenfonds enkele nieuwe bestuursleden: Karin Temmerman, prof. dr. Geert Van Goethem, Kris Coenegrachts en Raf Burm. Vermeylenfonds
DEGEUS
mei 2014 > 15
ACTUA
Laurent Rens Voor velen was de kersverse voorzitter een spreekwoordelijk wit konijn. Al vlug stelde Rens, die afstamt uit een eeuwenoud liberaal vrijdenkersgeslacht, de talrijke aanwezigen gerust over welk vlees zij in de kuip hadden. Het witte konijn ontpopte zich tijdens zijn inaugurele rede tot een militant vrijzinnig en raszuiver blauw konijn. Hij schuwde de polemiek niet en verduidelijkte zijn visie omtrent de drie pijlers van het Willemsfonds. De bevordering en het uitdragen van de Nederlandstalige cultuur blijft voor het Willemsfonds een must, zonder hierdoor in hetzelfde politiek-incorrect isolement te belanden als sommige utopisten. Geen hokjesmentaliteit dus, maar met open vizier en in alle eerlijkheid aan iedereen duidelijk maken dat het aanleren en het gebruik van de Nederlandse taal een conditio sine que non is voor al wie
zich hier komt vestigen en die wij nota bene met open armen ontvangen. Het Willemsfonds is en blijft een liberale vereniging die los staat van de politieke vleugel van de grote liberale familie waarvan het deel uitmaakt. Desalniettemin zou wat meer respect voor de plaats van het WF in het Vlaams cultuurlandschap welkom zijn uit de eigen politieke rangen. Een Willemsfondser is fier liberaal te zijn, maar door zijn vrijzinnig karakter kiest hij zelf voor de invulling ervan. Omtrent het vrijzinnig karakter van het Willemsfonds refereerde de voorzitter naar het vrijzinnig humanisme van enkele decennia geleden, zonder dit evenwel als oubollig te beschouwen. Het zich afzetten tegen iedere vorm van dogmatisme is en blijft een noodzaak. Voor diegenen die dachten dat de strijd gestreden is, waarschuwde de voorzitter, is het vandaag nog meer dan vroeger aan de orde. De tijd van ‘A bas la calotte’ en het zich afzetten tegen ‘den tsjeef’ is geschiedenis. Vandaag moeten we de moed hebben om alle dogmatici bij naam en toenaam te noemen en hen beletten onze moeizaam verworven vrijheden op de helling te zetten. ‘Politieke correctheid en tolerantie hebben wel degelijk grenzen. Het is bon ton om steeds te zeggen dat wij niet ‘tegen iets’ zijn. Sorry hoor, maar tegen dogmatici hebben we wel iets! Tegen iets slecht zijn is namelijk een heel goede zaak. Kijk er maar uw cursus logica op na!’ dixit Rens. Laurent Rens woont in Geraardsbergen en werd aldaar in 1998 benoemd tot notaris. Hij studeerde aan de VUB en oefende sindsdien talrijke voorzitters- en bestuursmandaten uit in diverse vrijzinnige, liberale en socio-culturele verenigingen. Willemsfonds
16 > mei 2014
DEGEUS
COLUMN
Ontmoeting Aflevering 2 Gegroet beste lezer, Ik heb me weer in de nesten gewerkt. Door de hybris van het moment vond ik het in de vorige Geus nodig om mijn veelgelezen en geprezen column te spreiden over twee nummers. Aflevering 1, klonk het veelbelovend! Wordt vervolgd in het meinummer, werd geproclameerd! En nu zit ik hier, met de mond vol tanden en een writer’s block om U tegen te zeggen. Maar goed, vooruit met de geit: herinner u mijn bezoek aan de Sint-Vincentiuskapel in Maarke-Kerkem en hoe plots de zware kapeldeur werd opengeduwd en de medepastoor van de parochie van SintEgidius ten tonele verscheen. En toen? ‘Het zou me niet verwonderen mocht u een vrijzinnige zijn’, sprak de man, ‘want gelovigen komen niet meer naar de kerk.' ‘De wonderen zijn de wereld niet uit, eerwaarde’ antwoordde ik, ‘want u zit er meteen recht op.' De pastoor wou duidelijk op zeker spelen, want hij vroeg of ik wel degelijk ontdoopt was. ‘U hoeft zich daar niet over te schamen, dat is een redelijk succes, alleen al in 2010 hebben we 6.382 aanvragen gekregen, maar ja, dat was een goed jaar na de affaire Van Geluwe. Maar pas op, gedoopt is gedoopt. Gedane zaken kan je toch niet keren.’ Er volgde een aangename stilte waarbij een vogeltje buiten plots een deuntje floot. ‘En dan de ontwijdingen! We zitten nu al met meer dan 1.800 lege kerken. Straks heffen ze daar nog belasting op leegstand en verkrotting op.’ Een zonnestraal scheen mild door het glasraam en Sint-Vincentius keek met een smartelijke blik naar binnen. ‘Nu, de vrijzinnigen hebben ook niet altijd de wind vanachter zeker?’ vervolgde de eerwaarde. ‘Die ruzies over hoofddoeken, boerka’s, ritueel slachten, besnijdenis van de vrouwelijke delen of hoe heet dat?’ Ik deed er eerbiedig het zwijgen toe. ‘En met alle respect, dat homo’s nu ook met mekaar mogen trouwen, dat is toch een spijtige zaak. En kinderen die zichzelf nu mogen doden, als ze denken dat ze te veel afzien, ja zeg … Waar eindigt dat?’ Ik liet mijn blik dwalen over de prachtige ex voto’s waarover ik het in de vorige aflevering had – de echte Geuslezers zullen het zich prompt herinneren. Nog was het lied van de herder niet uitgezongen: ‘Maar u zal zien, vroeg of laat zullen de vrijzinnigen dezelfde prijs betalen. Leegstaande geuzenhuizen, mensen die zich massaal laten herdopen, de erkende eredienst die er geen is en die niet langer zal gesubsidieerd worden. Ha!’ De man zei het zonder enige wrok en met een vriendelijke glimlach. En plots: ‘Wat zoekt u hier eigenlijk en vanwaar komt u?’
leek de brave man niet te deren. Hij hernam zijn betoog: ‘Vermits u hier nu toch bent en we hier niet alle dagen zo’n merkwaardige kerkganger zien, ben ik bijzonder blij u te kunnen vertellen dat de inflatietheorie eindelijk bewezen is.’ Afwachtende houding van mijn kant. Ik probeer me te concentreren op het doek van de gevallen Christus met grijnzende Romein op de achtergrond. ‘Ik bedoel de oerknal’, zei de eerwaarde met een triomfantelijk knipoogje. ‘Andrei Linde heeft gelijk: r = 0,2 – dat hebben ze nu duidelijk gezien met de BICEP-2 telescoop. Ja jong, stel u dat voor: dertien, veertien miljard geleden de Big Bang. Een stipje waaruit gans het heelal ontstond. En nu blijven we met z’n allen iedere dag verder uitdijen. Is dat niet schitterend?’ Hij bespeurde mijn wat zenuwachtig lachje en voegde er snel aan toe: ‘Enfin, r = 0,2 moet u natuurlijk met een korreltje zout nemen, want een afwijking van ± 0,07 is binnen het 5 Sigma programma zeker tolerabel.' ‘Daarmee is het scheppingsverhaal dus bewezen’, probeerde ik voorzichtig. De medepastoor kneep even de ogen dicht, zuchtte diep en zei dan met een ontwapenende glimlach: ‘Als u er van uitgaat dat ook muziek niets anders is dan een cumulatie van dichtheidsgolven, dan, ja … We zitten er in ieder geval héél héél dicht bij.' Hij wenkte mij hem te volgen en we liepen naar buiten waar de Vlaamse Ardennen in een harmonische depressie vredig zichzelf lagen te zijn. Hij begaf zich naar een aftandse zwarte Golf en opende de koffer. Hij reikte me een elegant glas en haalde uit een frigobox een frivool gekoelde Veuve Clicquot die hij met een bijna satanisch genot liet knallen. ‘Daarop moet gefeest worden!’, besloot de man en we tikten met de glazen alsof we al sinds de oerknal onafscheidbare vrienden waren. (Wordt niet vervolgd) Willem de Zwijger
‘Dat is een goede vraag’ – veel verder kwam ik niet en het
DEGEUS
mei 2014 > 17
ACHTER DEACTUA LINIE
Een explosieve erfenis Of hoe de wapens niét zwegen na 11 november 1918 Het was een bevreemdende gebeurtenis, het jongste slachtoffer van de Eerste Wereldoorlog ontmoeten. Maïté – toen, in 2009, 26 jaar – liet zich schichtig en met pijnlijke grimas in de zetel van mijn Opel Astra zakken onder de schaduw van de kerk van een onooglijk gehucht in de West-Vlaamse polders. Ik had mijn bestuurdersplaats afgestaan aan Robert Fisk, misschien wel de meest gerenommeerde oorlogscorrespondent van vandaag. Al decennialang brengt hij voor de Britse krant The Independent verslag uit van Irak tot de Balkan, en van Afghanistan tot Jemen. De man die enkele maanden voor 9/11 nog voor Osama Bin Laden zat in een Afghaanse grot, keek nu verbaasd naar dat jonge meisje met dreadlocks en neuspiercing. Van op de achterbank keek ik met evenveel verbazing mee naar haar invalidenkaart van het Nationaal Instituut voor Oorlogsinvaliden, Oud-strijders en oorlogsslachtoffers (NIOOO). Na het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog vielen nog honderden doden en gewonden onder de burgerbevolking door achtergebleven oorlogstuig. Het verhaal van Maïté is er een van. foto Michiel Hendryckx met dank aan De Standaard
ACHTER DE LINIE ACTUA
KAMPVUUR
WIN-WIN
Robert Fisk was in het land voor de jaarlijkse Elfnovemberlezing van het In Flanders Fields Museum, het Vlaams Vredesinstituut en de Stad Ieper. Hij verbleef enkele dagen als een ongeleid projectiel in de Westhoek: van het Old Tom hotel waar hij nog logeerde met zijn vader – een oorlogsveteraan die als underaged soldier aan de Somme gevochten had – over Talbot House in Poperinge tot het Duitse kerkhof van Vladslo. Op de receptie na zijn lezing in Ieper aan de vooravond van Wapenstilstand, was het verhaal van ‘het jongste slachtoffer’ hem ter ore gekomen via een medewerker van het NIOOO. De journalist in hem kon zo’n verhaal natuurlijk niet laten liggen. Op die grijze valavond in november luisterden we dus naar de historie van Maïté, om privacyredenen niet bij haar thuis, maar in de auto onder de kerk van een naburig dorp.
Na het officiële einde van de Eerste Wereldoorlog op 11 november 1918 vielen nog honderden doden en gewonden onder de burgerbevolking door achtergebleven oorlogstuig. Het verhaal van Maïté is er een van. John Desreumaux maakte in zijn boek Land van schroot en knoken een chronologisch overzicht van de slachtoffers in de frontstreek van 1918 tot 2008. Daar zijn militairen en diggers bij, maar ook spelende kinderen, schroothandelaars en landbouwers. Nog tijdens en ook in de jaren na de Eerste Wereldoorlog was het opdelven, verzamelen en verkopen van achtergebleven munitie en schroot een lucratieve bezigheid voor de lokale bevolking in de Westhoek. De zwaar getroffen gezinnen die terugkeerden naar hun huizen en velden verzachtten het leed met een win-win: door het verzamelen van achtergebleven oorlogstuig maakten ze hun landbouwgrond weer klaar om te bewerken, en de verkoop van het metaal zorgde voor wat extra inkomsten. Het opkuiswerk bracht risico’s met zich mee: in talloze incidenten werden burgers gedood of verminkt.
DOVO haalt gemiddeld 150 ton obussen per jaar op in de Westhoek Maïté was getroffen door een projectiel uit de Eerste Wereldoorlog. In 1992 was ze met leeftijdsgenoten op kamp in de buurt van Wetteren. Zoals op elk jeugdkamp die naam waardig werd een kampvuur aangestoken en de jongeren gooiden speels blok na blok op het vuur. Een van die blokken bleek achteraf een explosief uit WOI te zijn, dat ontplofte en het been van Maïté genadeloos doorboorde. Ze werd weggevoerd en de dokters van het UZ Gent probeerden haar letsels in 29 operaties te herstellen. Dat lukte gedeeltelijk, maar het meisje bleef invalide. Onderzoek wees uit dat wel degelijk een RAF-bom uit de Eerste Wereldoorlog de oorzaak van de ontploffing was. En dus werd Maïté erkend als oorlogsinvalide van de Eerste Wereldoorlog. Getekend voor het leven kampte ze met een morfineverslaving en kreeg pas na veel worstelen wat grip op haar leven. Toen we haar ontmoetten sprak ze vol liefde over haar tweejarig zoontje en durfde ze voorzichtig plannen maken.
DEGEUS
‘WIJ VREZEN HET GEVAAR NIET’ Decennia later, toen het koren weer wuifde aan de voet van de Kemmelberg en de bieten wortel schoten op de akkers van Langemark, ontwikkelde zich vooral een modus vivendi met het explosieve oorlogsverleden. Burgers gingen niet meer actief op zoek naar materiaal, maar waren zich altijd bewust van het gevaar dat om de hoek loerde: als de schop iets hards raakt of als de eg blijft steken, ga er dan niet meteen vanuit dat het een steen is, misschien raak je wel een bom. En als de obus nog een grijs kopje heeft, wees dan extra voorzichtig. Graaf het schroot voorzichtig op – zodat je tenminste kan verder werken – en leg het in de berm of in de nis van de elektriciteitspaal langs de weg. De mannen van DOVO met hun kaki jeep en aanhangwagentje met zeil pikken die wel op wanneer ze nog eens hun ronde doen.
DOVO, de ontmijningsdienst van het leger die meteen na de Eerste Wereldoorlog werd opgericht, heeft een uitvalsbasis in Poelkapelle, midden in de voormalige frontstreek. Eerst was hun werk enkel gericht op het opruimen van WOI-munitie. Dat is nog steeds een kerntaak: ze halen gemiddeld 150 ton obussen per jaar op in de Westhoek. Maar Poelkapelle stuurt ook zijn zonen uit voor ontmijningen in de nasleep van recentere conflicten. Denk aan Stefaan Vanpeteghem die in 2008 als ontmijner omkwam tijdens een missie in Libanon ter ondersteuning van de VN-opdracht UNIFIL. Ondanks hun eigen lijfspreuk Pericula non timeo (Wij vrezen het gevaar niet), sensibiliseert DOVO mensen in de frontstreek om erg voorzichtig te zijn wanneer men springtuigen uit WOI vindt. Maar soms is voorzichtig zijn niet genoeg en komt ook DOVO te laat.
De meest recente slachtoffers vielen op een bouwwerf in Ieper op 19 maart 2014 GIFTIGE ERFENIS Zo staat er tussen Lokeren en Dranouter een lage zomereik opmerkelijk in het midden van een akker. Zelfs in het groene Heuvelland springt die ene boom in het oog. Hij werd er geplant door de weduwe van Jacques Covemaecker, een landbouwer die op 23 mei 1983 op een obus reed bij het ploegen. Hij was op slag dood. In oktober 2007 kwam landbouwer Jozef Verdru om het leven toen hij een vuurtje stookte op zijn erf: hij had gevonden obussen wat onzorgvuldig laten slingeren en moet in een geprikt hebben toen hij met zijn riek het vuurtje oppookte. Banaal, maar zo ingrijpend en dat bijna honderd jaar na datum. De meest recente slachtoffers vielen op een bouwwerf in Ieper op 19 maart 2014: 2 arbeiders stootten bij graafwerken op een obus die hen fataal werd. Gelukkig loopt het niet altijd slecht af en vaak kunnen de politie en DOVO incidenten voorkomen. Nog begin dit jaar werden bij verzamelaars in de
mei 2014 > 19
GEUZENESSAY
Westhoek tonnen oorlogsmunitie in beslag genomen en op een veld in Passendale is DOVO op dit moment nog steeds bezig met het saneren van landbouwgrond waar vele honderden gifgasgranaten werden gevonden. En het werk is nog lang niet af. Wat te denken bijvoorbeeld van de 35.000 ton giftige WOI-munitie die al decennialang ligt te roesten op de Paardenmarktzandbank voor de kust van Knokke? Het is een erfenis die niemand wil.
TREINCONDUCTEUR De gevaarlijke achtergebleven explosieven tonen hoe de wapens eigenlijk niét zwegen na de Wapenstilstand. Ook vandaag werpt gewapend conflict een lange schaduw over (post) conflictgebieden. Het is op dit domein dat organisaties als Handicap International vandaag wereldwijd werken. Er wordt dan ook hard gepleit voor een verbod op clustermunitie of landmijnen. Dat zijn immers de wapens bij uitstek die ook na de strijd gevaarlijk blijven en vaak slachtoffers maken bij spelende kinderen of landbouwers die de slagvelden opnieuw willen bebouwen. Preventie, sensibilisering en gespecialiseerde ontwapening zijn daarbij cruciaal. Wie kan het de treinconducteur kwalijk nemen dat hij Maïté beschuldigt van bedrog wanneer ze met vermindering spoort met haar kaart van oorlogsslachtoffer? Ze heeft hem nochtans niet ingepikt van haar overgrootvader. De gevolgen van oorlog reiken nu eenmaal veel verder dan we denken. Wies De Graeve Wies De Graeve werkt bij het Vlaams Vredesinstituut, een onafhankelijk instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement
De Bokser EEN ESSAY OVER DE NOOD AAN ONGEHOORZAAMHEID BINNEN DE KUNST ’t Zal Wel Gaan, een pluralistische vereniging van vrijdenkers en de oudste studentenvereniging in Vlaanderen, reikt elk jaar de Geuzenprijs uit als hommage aan de vrije, kritische geest. Deze eer viel recent Dyab Abou Jahjah te beurt. Naast deze Geuzenprijsuitreiking organiseerde ’t Zal voor de eerste keer een geuzenessaywedstrijd, met ongehoorzaamheid als centraal thema. De jury, bestaande uit Anna de Bruyckere (voorzitter), Yelter Bollen, Gloria Ghéqiuère, Herman Balthazar en Gita Deneckere, bekroonden Bert Huyghe tot winnaar. Hun keuze voor zijn ‘Bokser’ werd ingegeven door de mooie, kringelende taal van de auteur. Huyghe propageert ongehoorzaamheid als basishouding, zoeken en wroeten tot het moment daar is: de kans om iets werkelijk vernieuwend te doen. Geniet mee van dit stukje tegendraadsheid. Als je het echt allemaal wil horen, dan wil je waarschijnlijk eerst weten waar ik geboren ben en wat een prachtige jeugd ik heb gehad en wat mijn ouders allemaal gedaan hebben voordat ze mij kregen en meer van dat soort sentimentele gelul, maar eerlijk gezegd heb ik geen zin om het daarover te hebben. Het enige dat jullie moeten weten is dat ik een redelijk braaf kind was en dat ik mijn tijd vulde met tekenen, knutselen en verhaaltjes verzinnen, en dat ik een schilder ben.
Het is allemaal de schuld van de gehoorzamen. Niets zo gevaarlijk als een ambtenaar die heel zijn leven zijn job perfect uitvoert Schilder dus, en dan volgt al snel de vraag muren of kunst, daarop antwoord ik dan het tweede en dan volgt al snel de vraag figuratief of abstract, daarop is het antwoord genuanceerder
20 > mei 2014
maar aangezien er niet altijd de tijd of zin is om in elk gesprek een uitweiding te maken richting kunsttheorie antwoord ik dan ook het tweede. En dan stopt het gesprek meestal. Kunstenaar dus, en dat zorgt voor problemen in gesprekken. Het is niet de meest voor de hand liggende beroepskeuze in onze samenleving moet je weten. En zeker niet wanneer je uit een niet-artistiek nest komt. Lees; het Meetjesland, en ook dat mijn vader politieagent was en mijn moeder verpleegster. Deze twee beroepen, net zoals de meeste, zijn beschermd, niet zoals het kunstenaarschap. Dit wil zeggen dat er moet voldaan worden aan bepaalde parameters vooraleer je jezelf zo kan noemen. Een studie, diploma, brevet, of whatever. Daarentegen, om jezelf kunstenaar te noemen is geen enkel diploma of bewijs van tewerkstelling nodig. Geen bewijs dat je écht kunstenaar bent. Ben ik het wel? Geen echt bewijs is mogelijk. Behalve dan de teevee misschien, of de voorpagina van een cultuurbijlage
DEGEUS
GEUZENESSAY
moet worden en zijn er op elk van die regels uitzonderingen te vinden. Dus terwijl ik alle gangbare invalshoeken die leiden naar een definitie van het kunstenaarschap één voor één schrap, blijf ik mezelf wel kunstenaar noemen. En daar begint mijn ongehoorzaamheid.
De kunstenaar kan pas een groot publiek bereiken als hij de paden richting succes volgt die door de maatschappij aanvaard zijn. Wanneer hij dit echter doet verliest hij de onafhankelijkheid en originaliteit die de basisvereisten zijn voor het kunstenaarschap
in de krant, met als onderschrift ‘Bert Huyghe, Beeldend Kunstenaar’ bij mijn foto. En hoewel er tegenwoordig een duidelijk geïnstitutionaliseerd pad richting het kunstenaarschap ligt – via hogescholen voor kunst, postgraduaten, gallerijen, groepstentoonstellingen, publicaties, dossiers, subsidies, prijzen, residenties, name-
DEGEUS
drops, etcetera etcetera – zijn geen van deze zaken verplichte voorwaarden om kunstenaar te worden. En hoewel je zou kunnen aanbrengen dat een kunstenaar een output nodig heeft, of een discipline, of pas wanneer hij succes heeft zichzelf zo kan noemen, zijn dit nog steeds geen empirisch duidelijke parameters waaraan voldaan
Onlangs in de boekhandel. Ik snuisterde ietwat doelloos rond op zoek naar iets nieuw om te lezen. Ik koos Bericht Aan De Rattenkoning van Harry Mulisch wegens zijn cover en het feit dat het een oude uitgave was met mooi lettertype. Mulisch’ verteltrant sleurde me het boek in vanaf de eerste zinnen en ik las het in een ruk uit. Het boek handelt over de tumultueuze geschiedenis van Amsterdam in de periode 1965-1966, de studentenopstand en de strijd van de provo’s tegen de gevestigde orde. Een periode die normaal eerder ver van mijn bed staat. Mulisch trekt de hele geschiedenis echter open naar een universele en nog steeds actuele problematiek. Het vastroesten van machthebbers en systemen, een fundamentele ongelijkheid, het slaafs volgen van gevestigde paden door de meerderheid van de bevolking en de nood aan omwentelen. In de passage die mij het meest bijbleef heeft hij het over ‘verraders’ binnen het systeem. Hij schrijft dat wanneer je in een maatschappij op zoek bent naar het morele gelijk het interessant is om naar de zogenaamde verraders binnen die samenleving te luisteren. Verraders zijn degenen die
mei 2014 > 21
GEUZENESSAY
niet klakkeloos het eigen, gangbare systeem volgen maar het in vraag stellen en het morele gelijk in een andere samenlevingsvorm zoeken. In een kapitalistische samenlevingsvorm die gestoeld is op bezit, zijn volgens Mulisch de verraders logischerwijs degenen die daar het minst deel aan hebben, voornamelijk de jeugd, bijgestaan door intellectuelen en kunstenaars. Dat maakt mij ondertussen al driemaal een mogelijke verrader en verduidelijkt een belangrijke link; die tussen deel uitmaken van het bezit en ongehoorzaamheid. Twee zaken die elkaar meestal uitsluiten.
Politici en denkers die als eersten ijverden voor de afschaffing van de slavernij werden als dwaas versleten en zelfs bestraft. Door echter trouw te blijven aan hun overtuiging, wars in te gaan tegen de maatstaf, zorgden ze ervoor dat de slavernij uiteindelijk werd afgeschaft Ik voelde me aangesproken toen ik het boek las, doorlopend. Het leek me logisch dat het de jeugd is die de zaken als eerste in vraag stelt, dat jongeren de aanstokers van de revolutie zijn. Het is namelijk hun taak om de toekomstige samenleving op te bouwen en eerst moet daarvoor een deel van de huidige afgebroken worden. Dat deel waar het scheef zit. En dat kan enkel in hun ogen scheef zitten aangezien de meerderheid van de bevolking actief deelneemt aan dat systeem. De jeugd zit in de wachtkamer op universiteiten en denkt na over de samenleving en hoe deze te verbeteren. Het leek me ook logisch dat de jeugd wordt bijgestaan door kunstenaars en intellectuelen. Van alle beroepen in de maatschappij zijn die van hen er net op gericht om alles constant in vraag te blijven stellen. Hun plaats in de maatschappij valt niet simpelweg te kadreren of te
22 > mei 2014
definiëren, hun taak is niet meetbaar of vastomlijnd, hun hele zijn bestaat net uit het feit dat ze alles blijven in vraag stellen en onderzoeken. Ook hun eigen rol. Een paar dagen later stuitte ik op een Youtube filmpje waarin acteur Matt Damon een lezing gaf. Op Google gaat alles snel en zo wist ik niet veel later dat Damon een stuk van een lezing voordroeg die de sociale activist, historicus en schrijver Howard Zinn in de zeventiger jaren aan de John Hopkins universiteit in Baltimore gaf. De lezing ging over civiele ongehoorzaamheid. Zinn stelt in de tekst dat het probleem van onze samenleving niet civiele ongehoorzaamheid is, maar civiele gehoorzaamheid. Dat het hele debat omgedraaid moet worden, dat het echte probleem de enorme aantallen mensen zijn die hun leiders gevolgd hebben in oorlog, en hij wijst op de miljoenen mensen die gedood zijn ten gevolge van die gehoorzaamheid. Zinn start zijn betoog met het stellen dat alles topsy-turvy is, ofte averechts. Dat alles verkeerd is, dat de verkeerde mensen in de gevangenis zitten en de verkeerden er niet in zitten, dat de verkeerde mensen macht hebben en de verkeerden geen macht hebben, dat de rijkdom verkeerd verdeeld is en dat dit nooit zal opgelost geraken met kleine veranderingen maar enkel met een drastische relocatie van kapitaal. Ik zag in mijn ooghoek Bericht Aan De Rattenkoning liggen. Mulisch en Zinn raken eenzelfde soort kern aan. En ik voelde me opnieuw aangesproken. Ik onthield een interessante boodschap; het is allemaal de schuld van de gehoorzamen. Niets zo gevaarlijk als een ambtenaar die heel zijn leven zijn job perfect uitvoert natuurlijk. Of hoe Zinn het zelf zegt: ‘Our problem is that scene in ‘All Quiet on the Western Front’ where the schoolboys march off dutifully in a line to war.’ Gehoorzaam richting front dus. Het pad volgen zonder vragen stellen. Ik trok ook dit betoog verder richting kunstenaarschap. Ik voelde een clash
komen tussen langs de ene kant de kunstenaar als ongehoorzame, die onafhankelijk moet zijn, en langs de andere kant het feit dat mensen die vast deel uitmaken van de maatschappij aan de verkeerde kant staan om er kritiek op te geven. Oppositie voeren gebeurt niet vanuit de meerderheid. Maar wie gaat er naar je luisteren als tegendraadsheid een constante is in je zijn? De tegenstelling die daaruit volgt en die vervat zit binnen het kunstenaarschap gaat als volgt: een kunstenaar wordt geacht onafhankelijk en origineel te handelen, hij wordt geacht de zaken te ondervragen en dit te blijven doen. Net daarom zet Mulisch hen dus bij de verraders, die verraders die onze maatschappij dus verbeteren. Langs de andere kant wordt hij door velen pas als volwaardig kunstenaar aanzien en zal hij pas een interessant platform krijgen wanneer hij aanzien wordt als succesvol (teevee en onderschrift enzo). Dan komen we dus uit bij het feit dat een kunstenaar pas als kunstenaar aanvaard wordt door de meerderheid, wanneer hij een bepaald geïnstitutionaliseerd pad richting succes kiest. Wanneer hij op teevee komt, wanneer hij een wedstrijd wint, wanneer hij de juiste diploma’s verzamelt, of de juiste referenties. Wanneer hij dit niet doet is hij gewoon een vreemde in de marge waar we geen aandacht aan besteden.
Men kan het maken van kunst niet aanleren. Men kan niet voorspellen op welke manier een kunstenaar iets interessants zal doen met zijn praktijk Het feit dat je dus als kunstenaar genoodzaakt wordt om bepaalde paden te betreden richting meer aanvaarding staat haaks op onze eerste vereiste van de kunstenaar: origineel en onafhankelijk zijn, een eigen pad creëeren. Het is bijna een Catch-22 situatie. Yossarion probeert zich koste wat kost krankzinnig te laten verklaren door de dokter zodat hij niet
DEGEUS
GEUZENESSAY
verder moet vechten in de oorlog. De dokter concludeert echter dat iemand die niet wil gaan vechten in de oorlog sowieso gezond moet zijn omdat enkel krankzinnigen willen vechten in een oorlog. Bijgevolg wordt hij dus als gezond verklaard. De kunstenaar kan pas een groot publiek bereiken als hij de paden richting succes volgt die door de maatschappij aanvaard zijn. Wanneer hij dit echter doet verliest hij de onafhankelijkheid en originaliteit die de basisvereisten zijn voor het kunstenaarschap. Dus concludeer ik dat de bekende kunstenaars en gevestigde waarden, degenen die het geïnstitutionaliseerd parcours aflopen of het meest met hun smoelwerk op teevee komen, niet per se de belangrijkste kunstenaars zijn. Zij zullen niet zorgen voor vernieuwing, want ze maken al stevig deel uit van ‘het oude’. Een kunstenaar die succesvol is in wat hij doet heeft er weinig baat bij om zijn ganse oeuvre in vraag te stellen. Toch kan enkel dat laatste ervoor zorgen dat hij relevant blijft. Een constant in vraag stellen en constant omdraaien van alle zekerheden. De polemiek van Zinn biedt een antwoord op de vragen die mij overvallen in momenten van twijfel en malaise, op momenten wanneer ik het moeilijk heb en de zekerheid mis die andere leeftijdsgenoten wel hebben in hun negen tot vijf betrekking, wanneer ik het lastig heb omdat ik geen bewijs kan voorleggen van relevantie. Want; de verkeerde kunstenaars zijn succesvol en de verkeerde zijn onsuccesvol, aldus Zinn. In 1993 verschijnt het boek Essay over het besef van het kwaad van de Franse filosoof Alain Badiou. Zoals de titel aangeeft zet Badiou in dit boek zijn visie op een ethiek uiteen. Badiou gaat in tegen de ideologie van de rechten van de mens omdat hij vindt dat daarin de mens in de eerste plaats als een (mogelijk) slachtoffer wordt gekarakteriseerd. Wat ons als mens tot ‘mens’ verheft zou iets positiefs moeten zijn en geen opsomming van slechte zaken die ons niet mogen overkomen, aldus Badiou. Hij gaat hiervoor op zoek naar zaken die de mens boven zijn dierlijk-
DEGEUS
en primair-zijn tillen. Badiou noemt dit soort momenten evenementen en onderscheidt vier domeinen waarin deze voorkomen: liefde, politiek, kunst en wetenschap. Het is ons als mens van belang om in deze vier domeinen verder te gaan dan onze eigen noden en behoeften, en verder te gaan dan wat we al weten en wat al duidelijk is. Wanneer dit gebeurt, zijn we volgens Badiou trouw aan een evenement en kunnen we tot een waarheid komen. En het zijn die waarheden die ons volgens Badiou verheffen en verder brengen als mens. Sta me toe het te verduidelijken met enkele voorbeelden. Een componist die op een bepaald moment de basis legt voor een nieuw genre door geleidelijk af te wijken van een alreeds gekende stijl. De componist verlaat een geëffend pad richting onduidelijkheid, en is op die manier trouw aan een evenement. Hij creëert, door zijn gevoel te volgen, iets nieuws. Als die muzikant heel zijn leven slechts was blijven spelen wat hem was aangeleerd en wat alom gekend en aanvaard was, had hij nooit de basis gelegd voor een nieuw genre. Op het moment dat de componist begon af te wijken gebeurde dit intuïtief en had hij geenszins in zijn hoofd dat hij een nieuw genre aan het creëren was. De componist was gewoon trouw aan het evenement dat zich voordeed. Jaren later werd hij wel aanzien als een van de grondleggers van het nieuwe genre. Gelijkaardige voorbeelden kunnen ook voor de andere domeinen gegeven worden. Politiek bijvoorbeeld. De afschaffing van de slavernij in de Verenigde Staten, iets dat nu als compleet logisch wordt aanzien, is een felbevochten verworvenheid. Politici en denkers die als eersten ijverden voor de afschaffing werden als dwaas versleten en zelfs bestraft. Door echter trouw te blijven aan hun overtuiging, wars in te gaan tegen de maatstaf, zorgden ze ervoor dat de slavernij uiteindelijk werd afgeschaft. Op het moment dat die mensen zich inzetten voor de rechten van zwarten konden ze niet voorspellen dat ze zovele jaren later als helden en wereldverbeteraars zouden worden
aanzien. Ze volgden toen hun buikgevoel, ideaal en gedachten, en bleven op die manier trouw aan het evenement dat zich voordeed. Het interessante gevolg is dat wat Badiou als trouw beschrijft door de samenleving doorgaans als ontrouw zal beoordeeld worden. Zo krijgen pioniers altijd veel tegenkanting van de gevestigde orde. Pas na jaren zal wat de pionier toen al inzag algemeen aanvaard worden. Zoals de karikatuur van de miskende kunstenaar wiens werk na zijn dood pas op waarde geschat kan worden. Of de wetenschapper die platzak in de goot stierf met slechts een patent onder zijn arm van die ene uitvinding waar hij in geloofde, dat patent dat er voor zal zorgen dat de volgende generaties die zijn achternaam dragen nooit meer hoeven werken, en wij als mens eeuwig deugd hebben van zijn uitvinding.
Het is belangrijk om te weten, zoals Badiou aangeeft, dat je iets niet kan forceren. Dat je niet tot grootsheid kan beslissen. Het enige dat je wel kan doen is jezelf ervoor open stellen Een ander frappant gevolg is dat trouw zijn aan een evenement en dus iets ‘nieuw’ creëren of bedenken of nastreven, nooit kan worden aangeleerd. Het enige dat men kan aanleren zijn alreeds verworven inzichten en beschrijvingen van hoe gevestigde zaken ontstaan zijn. Men kan nooit op voorhand aantonen wat kan vernieuwd worden of hoe het gaat gebeuren. Zo kan een kunstenaar dus nooit volgens een geijkt pad te werk gaan. En zoals ik in het begin van dit essay aangaf, hoewel er wel degelijk een geïnstitutionaliseerd pad ligt, biedt het doorlopen van dat parcours geen enkele zekerheid op het slagen als kunstenaar. Het kan slechts zaken zoals inzicht in de kunstgeschiedenis meegeven. Of een leidraad bieden over hoe u te gedragen in een kunstcon-
mei 2014 > 23
GEUZENESSAY
text. Het kan u gevoelig maken voor bepaalde trends of bepaalde technieken aanleren. Het kan zorgen voor connecties of belangrijke referenties op een curriculum vitae. Maar men kan het maken van kunst niet aanleren. Men kan niet voorspellen op welke manier een kunstenaar iets interessants zal doen met zijn praktijk. Hoe begin je aan een schilderij? Hoe maak je dat? Wat schilder je dan? Wanneer is het af? Dat zijn de vragen die ik vaak krijg als het gesprek toch verder gaat. Ik kan daar moeilijk op antwoorden. Enkel misschien vertellen welke stadia het werk doorlopen heeft. Vaak gaat het om een opeenvolging van toevallige gebeurtenissen. Soms zijn die toevalligheden uitgelokt, afgedwongen, maar in het algemeen ben ik het, die hen verwelkomt. – Er voor openstaan – Soms is het meer een opeenstapeling van mislukkingen, die dan toch leidt tot één ‘lukking’. Nooit is het een volledig op voorhand uitgedacht procedé. Moest het wel zo zijn dan zou ik me voelen alsof ik iets produceer, zoals een auto wordt geproduceerd in een fabriek. Stap A tot Z staan vast.
De waarde van Holden Caulfield zit hem niet in wat hij zegt of doet, maar in het feit dat hij het probeert. Dat hij wegvlucht van de routine, dat hij de zaken anders probeert te bekijken, dat hij ze omdraait, en zich afvraagt waarom niet iedereen dat doet Ik schilder niet per se veel, ik oefen ook niet bewust, ik begin wanneer ik begin. En de rest van de tijd breng ik al wachtend door, in mijn atelier. En dat wachten is erg belangrijk. Het is belangrijk om te weten, zoals Badiou aangeeft, dat je iets niet kan forceren. Dat je niet tot grootsheid kan beslissen. Het enige dat je wel kan doen is jezelf ervoor open stellen, en op die
24 > mei 2014
manier stel ik me in het atelier zelf open voor het toeval, voor hetgeen ik niet bewust kan bedenken, voor hetgeen dat geen geijkt parcours volgt. Elke dag open staan voor de zaken, en elke vorm van routine in vraag stellen. Goed weten dat een soort routine nodig is; zoals op tijd eten en wassen en slapen. Maar tegelijk flexibel genoeg blijven om af en toe de zaken om te gooien. En tijd. Vooral tijd hebben. Ik begon dit essay met de woorden waarmee The Catcher In The Rye van JD Salinger ook begint. Holden Caulfield, de weerbarstige protagonist als prototype van de vertwijfelde adolescent, spreekt dezelfde zinnen uit vooraleer hij de lezer meeneemt op zijn dooltocht doorheen de straten van New York. Holden gaat op zoek naar iets dat hij zelf niet kan omschrijven maar dat hij niet thuis of op school of bij zijn leeftijdsgenoten vindt. Hij probeert tijd te winnen door te gaan zwerven en denken. Zijn denken is puberaal en zijn acties al helemaal maar hij weet wel dat de maalstroom waarin zijn leeftijdsgenoten zich bevinden zeker niet tot waarheid zal leiden. De waarde van Holden zit hem niet in wat hij zegt of doet, maar in het feit dat hij het probeert. Dat hij wegvlucht van de routine, dat hij de zaken anders probeert te bekijken, dat hij ze omdraait, en zich afvraagt waarom niet iedereen dat doet. Zowel Mulisch als Zinn als Badiou onderstrepen de waarde van de averechtsen, van degenen die tegen de stroom ingaan, van de ongehoorzamen, van de bad kids. Zonder hen geen vooruitgang. De drie onderstrepen dat in een vrij beroep zoals kunstenaar (of filosoof, of schrijver, of geëngageerde, denker, whatever) de uiterlijke bewijzen van geen tel zijn. Het doet er niet toe of je op teevee komt, of je veel geld verdient, of je veel diploma’s hebt. Die zaken meten niet in hoeverre je iets bijbrengt. Deze beroepen zijn roepingen en deze roepingen zijn niet meetbaar. Het succes hangt af van de mogelijkheid om een open blik te bewaren, om objectief te blijven en klaar te staan voor hét moment. Het is een ongehoorzaamheid als basishouding,
een in twijfel trekken van alles, steeds opnieuw, non-stop. Als een bokser die op de toppen van zijn tenen ronddanst, constant in beweging, en klaar om desgewenst te incasseren of uit te delen. Terwijl ik dit schrijf zeurt een insect tegen de ruit aan het einde van zijn leven. De zonnestralen vallen weldadig binnen voor de tijd van het jaar. Straks neem ik de bus richting Gent, alwaar ik op mijn vierentwintigste nog steeds een klein studentenkot betrek en ‘s avonds het eerste college van de week zal volgen. Ik volg een lerarenopleiding als aggregaat bij mijn master in de schilderkunst. Het is een vorm van tijd winnen. Ik doe de opleiding op zijn langst, in twee jaar en heb daardoor belachelijk weinig les. Het geeft me twee jaar de tijd om nog niet in het echte leven te stappen. Dat heet spitsvondig zijn. Niet studeren om het diploma te hebben of om leraar te worden, nee studeren om student te kunnen zijn. Om met rust gelaten te worden. Nog twee jaar ongehoorzaam zijn aan de lokroep van de maatschappij. Nog twee jaar erbuiten vallen. Nog twee jaar Caulfield en Badiou. Nog twee jaar schilderen en schrijven. Denken en wachten. ‘I never had a job, because I never wanted one.’ (The Smiths – You’ve Got Everything Now) Bert Huyghe
DEGEUS
MENSELIJK, AL TE MENSELIJK
Make-over voor de jeugdhulp! Op 1 maart 2014 vond de grootste transformatie van de Vlaamse jeugdhulp in dertig jaar plaats. Het tweede decreet Integrale jeugdhulp bracht heel wat fundamentele wijzingen met zich mee, ook voor de vrijzinnige diensten van De Cocon vzw en Opvang vzw. Wim Taels, directeur van De Cocon, verduidelijkt. ONTSTAAN VAN INTEGRALE JEUGDHULPVERLENING - KORTE HISTORIEK De maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg van het Vlaams Parlement maakte in 1999 een analyse van de problematische situatie in deze sector. Daarin werden een aantal knelpunten aangeduid. Zo werd duidelijk dat een tekort aan capaciteit en een gebrek aan flexibiliteit in de regelgeving het aanbieden van een zorg op maat in de weg stonden. Vooral dat laatste zorgde er bijvoorbeeld voor dat bepaalde combinaties van hulp onmogelijk waren.
Het doel van de Integrale Jeugdhulp werd omschreven als het vrijwaren van de ontplooiingskansen van minderjarigen, hun ouders en personen uit hun leefomgeving en het bevorderen van hun welzijn en gezondheid Daarnaast legde de maatschappelijke beleidsnota bloot dat de knelpunten van de jeugdhulp zich in een bredere context situeren dan enkel in de sector Bijzondere Jeugdzorg. Het totale aanbod was verkokerd, onvoldoende op elkaar afgestemd en ondoorzichtig voor de cliĂŤnt en de hulpverlener. Gelijkaardige hulp werd aangeboden
DEGEUS
MENSELIJK, AL TE MENSELIJK
door verschillende sectoren, met elk hun eigen regels, werkprincipes en finaliteiten. Vanuit deze vaststellingen koos het toenmalige parlement voor een tweeledige aanpak: enerzijds maatregelen in de Bijzondere Jeugdzorg, anderzijds meer structurele en sectoroverschrijdende beleidsopties. Deze aanpak zou ervoor zorgen dat gepaste hulp voortaan snel kon worden ingezet, hulpverlening laagdrempeliger zou worden, er vraaggericht kon worden gewerkt en dat er een betere intersectorale organisatie van de hulp mogelijk zou worden om zo een naadloos hulptraject te kunnen realiseren. Zo kreeg het concept ‘Integrale Jeugdhulp’ vorm. Het doel ervan werd omschreven als het vrijwaren van de ontplooiingskansen van minderjarigen, hun ouders en personen uit hun leefomgeving en het bevorderen van hun welzijn en gezondheid. Integrale Jeugdzorg omvat in totaal zeven sectoren: Algemeen Welzijnswerk, Bijzondere Jeugdbijstand, de Centra voor Integrale Gezinszorg, Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg, Centra voor Leerlingenbegeleiding, Kind en Gezin en het Vlaams Fonds voor Sociale Integrale voor Personen met een Handicap. Het proces om die Integrale Jeugdhulp vorm te geven, kende in de daaropvolgende jaren een uiterst hobbelig parcours, waarbij er een ongekende complexiteit op het vlak van actoren, spelregels, hulpbronnen en discours de kop opstak en het lot van Integrale Jeugdhulp meermaals aan een zijden draadje kwam te hangen. Uiteindelijk werd pas op 3 juli 2013 het decreet Integrale Jeugdhulp goedgekeurd door het Vlaams Parlement, waarbij er resoluut werd gekozen voor zes cliënt- en resultaatgerichte doelstellingen: ¬¬ Inzetten op de vermaatschappelijking van de jeugdhulp en het versterken van de eigen krachten van de cliënt en zijn omgeving ¬¬ Cliënten vlot toegang geven tot de jeugdhulp die ze nodig hebben
26 > mei 2014
¬¬ Het meer expliciet verzekeren van de continuïteit in de jeugdhulp door de verantwoordelijkheid van elke hulpverlener explicieter te benoemen ¬¬ Gepast en alert reageren op situaties van verontrusting ¬¬ Het consolideren van een aanbod crisisjeugdhulp waarop hulpverleners permanent een beroep kunnen doen ¬¬ Dat alles met maximale participatie van de minderjarige en zijn gezin Om dat te realiseren, wordt er ingegrepen in de organisatie en werking van de bestaande jeugdhulp.
Met de integrale jeugdhulp is het jeugdhulplandschap in Vlaanderen grondig hertekend. Zo is de werking van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg gestopt en bestaan ook de bemiddelingscommissies niet langer WAT VERANDERT ER? Stopzetting werking van Comités voor Bijzondere Jeugdzorg
Met de integrale jeugdhulp is het jeugdhulplandschap in Vlaanderen grondig hertekend. Zo is de werking van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg gestopt en bestaan ook de bemiddelingscommissies niet langer. De sociale diensten voor gerechtelijke jeugdhulp blijven wel bestaan. Als de jeugdrechter oordeelt dat jeugdhulp nodig is, kan hij een maatregel opleggen. Onderscheid tussen rechtstreeks toegankelijke hulp en niet rechtstreeks toegankelijke hulp
Het decreet deelt de jeugdhulp in
rechtstreeks toegankelijke en niet rechtstreeks toegankelijke hulp. Rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp is voor iedereen toegankelijk. Het zijn diensten waar je als cliënt zélf naar toe kan stappen om bijvoorbeeld informatie, hulp en ondersteuning te vragen. Binnen deze jeugdhulp wordt een onderscheid gemaakt tussen twee soorten diensten: brede instap en probleemgebonden diensten. Die eerste zijn diensten waar iedereen met gelijk welke vraag terecht kan. Met andere woorden: het eerste aanspreekpunt als er nog nooit contact met een hulpverlener is geweest. Probleemgebonden diensten zijn ook voor iedereen toegankelijk, maar wel gespecialiseerd in bepaalde probleemgebieden. Kortom, wanneer hulp of ondersteuning uit brede instap niet voldoende is en als blijkt dat één van deze diensten meer gepaste hulp kan aanbieden. Niet rechtsreeks toegankelijke jeugdhulp is jeugdhulp die alleen kan worden ingezet met het akkoord en tussenkomst van de nieuw opgerichte intersectorale toegangspoort. Deze hulp kan worden ingezet als de eerstelijnshulp niet volstaat en er nood is aan meer intensieve of gespecialiseerde (lees duurdere) jeugdhulp. De combinatie van een aanbod binnen en tussen de verschillende sectoren wordt mogelijk. Doordat alle aanvragen via één poort gaan, blijft de meest ingrijpende hulp voorbehouden voor wie die het hardst nodig heeft. Gemandateerde voorzieningen
In situaties die zo onveilig of bedreigend zijn dat een hulpverlener het als een noodzaak ziet om op te treden, zelfs als een jongere en/of zijn ouders dat niet zien zitten, kan hij terecht bij een gemandateerde voorziening: de Vertrouwenscentra Kindermishandeling en de nieuw opgerichte Ondersteuningscentra Jeugdzorg. Deze hebben de opdracht om te bepalen of hulpverlening al dan niet maatschappelijk noodzakelijk is. Zij zullen eerst bemiddelen en onderhandelen, en zo streven naar vrijwillig aanvaarde hulp.
DEGEUS
MENSELIJK, AL TE MENSELIJK
Als dat niet tot resultaat leidt, kan er worden doorverwezen naar het parket. Een specifiek aanbod crisisjeugdhulp
Het decreet voorziet in een specifiek aanbod crisisjeugdhulp, om snel passende hulp te organiseren in crisissituaties. Hiervoor erkent het decreet de intersectorale crisisjeugdhulpsamenwerkingsverbanden zoals ze sinds 2004 werden opgericht in Vlaanderen. Een crisisnetwerk bestaat uit een centraal crisismeldpunt dat instaat voor een eerste neutrale toetsing van de aangemelde crisissituatie en een consult kan aanbieden aan de aanmelder, crisisopvang (een verblijf in een voorziening die jeugdhulpverlening aanbiedt) en ambulante of mobiele crisisinterventie en –begeleiding. Enkel erkende aanmelders kunnen aanmelden bij het crisismeldpunt. De crisisjeugdhulp is zowel beschikbaar voor de gerechtelijke jeugdhulp als voor de vrijwillige jeugdhulp.
INTEGRALE JEUGDHULP IN DE PRAKTIJK Principes van Integrale Jeugdhulp in regelgeving
De wetgever heeft niet gewacht op de goedkeuring van het decreet Integrale Jeugdhulp en heeft bij de aanpassingen aan de regelgeving de principes van Integrale Jeugdhulp al toegepast. Zo is bijvoorbeeld het eerder goedgekeurde Decreet Pleegzorg een vergaande realisatie van de Integrale Jeugdhulp. Het pleegzorglandschap werd volledig hertekend. Voortaan is er sprake van een intersectoraal georganiseerd, gedifferentieerd aanbod van pleegzorg voor minderjarige (‘pleegkinderen’) en meerderjarige (‘pleeggasten’) personen en dit vanuit een provinciaal werkingsgebied. Per provincie is er sinds 1 januari 2014 nog één pleegzorgdienst erkend. Voorstartregio Oost Vlaanderen – eerste bevindingen
De Vlaamse overheid besloot om het grote transformatieproces vervroegd op te starten in één van de provincies. Oost-Vlaanderen werd aangeduid als voorstartregio. Op 16 september 2013
DEGEUS
zijn zowel de integrale jeugdhulp als de nieuwe structuren een feit in OostVlaanderen. De grote transformatie van de jeugdhulp omwille van Integrale Jeugdhulp is nu in Oost-Vlaanderen iets meer dan zes maanden geleden gestart. De eerste maanden waren hectisch in het brede werkveld. Niet alleen ging de verandering gepaard met nieuwe structuren, nieuwe rollen en opdrachten, maar ook een andere manier van denken en handelen.
Ook het pleegzorglandschap werd volledig getransformeerd. Per provincie is er sinds 1 januari 2014 nog één pleegzorgdienst erkend De opstart ging gepaard met heel wat problemen. ICT-problemen en mankementen in hulpverleningssystemen zorgden voor heel wat frustraties. Bovendien moesten hulpverleners/consulenten en organisaties hun weg zoeken: in hun nieuwe rol, in de nieuwe administratieve verplichtingen die ze moeten vervullen en in de nieuwe structuur. De creativiteit van de hulpverleners/consulenten is tijdens deze transformatie overvloedig aangesproken. Ze verdienen dan ook een pluim voor de moeite die ze hebben gedaan om voortdurend samen naar oplossingen te zoeken binnen een turbulente en bij momenten chaotische setting.
CONCLUSIES EN EERSTE AANBEVELINGEN Het is nog te vroeg om de nieuwe werkwijzen en structuren fundamenteel te beoordelen, maar we kunnen wel al enkele vaststellingen baseren op de ervaring in de voorstartregio. Het is een grote verdienste van Integrale Jeugdhulp dat jeugdhulpsectoren een gemeenschappelijk kader, doelstellingen en werkprincipes hebben gekregen. Dit is noodzakelijk om jeugdhulpverlening intersectoraal op elkaar af te stemmen. Maar het werk is niet af. Er moeten nog schotten tussen sectoren
worden weggewerkt en alles kan wat beter op elkaar worden afgestemd. Sinds de opstart van de voorstartregio Integrale Jeugdhulp in Oost-Vlaanderen is het aantal aanmeldingen bij het crisisnetwerk met vijftig procent gestegen, terwijl de capaciteit hetzelfde is gebleven. Dit heeft tot gevolg dat de schaarste nog meer verdeeld wordt en dat een deel van de cliënten niet de juiste hulp krijgen. Het is nodig dat de crisishulpverlening op korte termijn wordt versterkt. De beschikbare set indicatoren die ons zicht kunnen geven of de beoogde doelstellingen worden behaald en de nieuwe structuren werken, zijn nog te beperkt om gerichte bijsturingen te organiseren. Het is absoluut aan te bevelen om deze set indicatoren uit te breiden en met de resultaten daarvan regelmatig met het werkveld in dialoog te gaan. Het jeugdhulpaanbod is herschikt, maar lacunes uit het verleden zijn nog niet weggewerkt. De rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp moet versterkt worden, het aanbod daarvan is momenteel zeer beperkt. Administratieve processen zijn noodzakelijk, maar dienen altijd in functie te staan van een betere jeugdhulp. Evalueer na één jaar werking de administratieve processen en schrap overbodige bureaucratie. Jeugdhulp is geen eiland. Zo kunnen onder andere socio-economische factoren (zoals bijvoorbeeld armoede, slechte huisvesting) de ontplooiingskansen van kinderen en jongeren om uit te groeien tot vrije, zelfredzame burgers ernstig hypothekeren. Om een antwoord te geven op deze problemen zijn er op heel wat andere beleidsdomeinen en binnen de samenleving structurele antwoorden nodig. Het is onze plicht als vrijzinnig humanisten om hiervoor te ijveren. Wim Taels
mei 2014 > 27
FORUM
NEUTRALITEIT AAN HET LOKET Burgemeester Daniël Termont reageert op de beschuldiging van Marc David aan het adres van sp.a Gent (De Geus, JG. 46, Nr. 3) en wenst de geschiedenis van dit debat correct te vermelden. Met veel belangstelling volg ik de gedachtewisseling over het dossier ‘Neutraliteit aan het loket’. Ik heb uiteraard ook de lezersbrief gelezen van mijn goede vriend Marc David, gewezen voorzitter van het Geuzenhuis, in het laatste nummer van het blad. Het spreekt vanzelf dat iedereen het recht heeft (ik zou zelfs durven zeggen: de plicht heeft) om zijn mening daarover kenbaar te maken. Ik vind het debat dan ook bijzonder boeiend. Hoe dan ook: de argumenten moeten uiteraard wel juist zijn en wars van elke (bewuste of onbewuste) geschiedenisvervalsing. Marc schrijft in zijn laatste paragraaf: ‘Ten slotte wil ik er aan toevoegen dat ik als vrijzinnig socialist sterk ontgoocheld ben over het plat politiek opportunisme van de sp.a Gent in deze materie. Schijnbaar werd een vroeger standpunt compleet verlaten en was bij de coalitievorming een overdreven tegemoetkoming aan Groen belangrijker dan het levensbeschouwelijk debat dat de neutraliteit van het openbaar ambt moet waarborgen.’ Hier doet Marc de waarheid geweld aan! De sp.a Gent heeft over het thema van de hoofddoek en het dragen van levensbeschouwelijke kentekenen tweemaal het debat moeten voeren in de gemeenteraad en heeft zich even veel keer laten leiden door de houding van de Partijraad. Laat mij dat kort verduidelijken. Op 26 november 2007 (dus tijdens de vorige legislatuur, met een sp.a-Open Vld-meerderheid) werd in de gemeenteraad van Gent door oppositiepartij Vlaams Belang een motie ingediend voor het verbieden van het dragen van de hoofddoek. De Open Vld – die dus nochtans mee in de coalitie zat – heeft dit voorstel licht geamendeerd en samen met het Vlaams Belang, N-VA en enkele CD&V-ers goedgekeurd. De sp.a (ook in de meerderheid) en Groen (in de oppositie) hebben tegengestemd. Met andere woorden: in november 2007 hebben de twee linkse partijen in de Gentse gemeenteraad, sp.a en Groen, unaniem en dus zeer duidelijk tégen een verbod op het dragen van de hoofddoek of andere levensbeschouwelijke kentekenen gestemd.
verbod stemde) – dit voorstel goedgekeurd. Sp.a Gent had daarover een Partijraad gehouden op 21 mei 2013, waarop met unanimiteit dit standpunt werd goedgekeurd. De sp.a Gent en haar vertegenwoordigers in de gemeenteraad hebben dus consequent dezelfde houding aangenomen. Er is dus geen sprake van ‘plat politiek opportunisme’ of van ‘het verlaten van een vroeger ingenomen standpunt’ of een ‘overdreven tegemoetkoming aan Groen’. De sp.a Gent (inclusief ik persoonlijk) heeft met overtuiging gekozen voor het feit dat ieder individu het recht heeft om zijn levensbeschouwelijke overtuiging te uiten. Dit doet echter niets af van het feit dat de neutraliteit en objectiviteit van de dienstverlening aan het loket steeds gewaarborgd moet zijn. Ik zal als vrijzinnig socialist blijven vechten voor het respect voor iedereen, van om het even welke filosofische overtuiging. Overigens: mocht wie dan ook in deze context willen verwijzen naar het initiatief van gewezen burgemeester wijlen Gilbert Temmerman, begin jaren negentig, om alle kruisbeelden uit overheidsgebouwen weg te halen: ik blijf helemaal achter dit initiatief staan. Immers: er is een immens verschil tussen muren en mensen. Muren hebben geen gevoelens en geen persoonlijke filosofische overtuiging. Wat niet wil zeggen dat loketbedienden niet neutraal moeten oordelen over anderen. Ik schreef het hierboven al: ik zal er streng op blijven toezien dat de neutraliteit (en de hoge kwaliteit) van de dienstverlening van de Stad Gent gewaarborgd blijft – en voor een passende sanctie zorgen voor wie daar tegen zondigt. Hoe dan ook: noch in 2007, bij de invoering van het verbod, noch in 2013, bij de schrapping ervan, was de aanleiding een formele klacht – het ging telkens om een princiepsdiscussie. Die zijn niet minder waardevol – maar: men kan zich de vraag stellen of de hele discussie in dit geval echt nódig is? Edoch dit terzijde. Daniël Termont, Burgemeester
De tweede keer dat de gemeenteraad met deze heikele kwestie werd geconfronteerd was tijdens de zitting van 27 mei 2013. Enkele burgers en verenigingen hadden vooraf een ‘burgerinitiatief’ opgestart en voldoende handtekeningen verzameld om het voorstel om het eerder goedgekeurde verbod ongedaan te maken op de agenda van de gemeenteraad te kunnen plaatsen. De sp.a heeft – dit keer samen met Groen én CD&V (dat ondertussen ‘zijn kar had gekeerd’ en unaniem, 4 raadsleden sterk, tegen het
28 > mei 2014
DEGEUS
FORUM
KERK EN POSTMODERNISME, VRIJZINNIGHEID EN MORAAL Vermits Patrick Loobuyck mij vernoemd heeft in zijn artikel (De Geus, JG. 46, Nr. 1), wens ik te reageren. Om misverstanden te vermijden, wil ik er vooraf aan herinneren dat volgens de woordenboeken het woord ‘vrijzinnig’ in België synoniem is voor ‘ongelovig’. Vrijzinnigen zijn dus hetzij agnost hetzij atheïst. Zij dienen dus geenszins de zaak van kerken, moskeeën, synagogen, kloosterordes enzovoorts. Prof. Loobuyck pleit voor de invoering van LEF (Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie) in het officieel onderwijs. Welnu dit vak bestaat er reeds vele jaren, namelijk onder de naam: Niet-Confessionele Zedenleer, NCZ. Vroeger heette het ‘moraal’ of ‘zedenleer’ en werd het onderwezen door eender wie, maar vrijzinnige ouders wensten er alras vrijzinnige leerkrachten voor. De kinderen van gelovige ouders konden godsdienst verder volgen (onderwezen door priesters, paters of godsdienstleraars). Loobuyck wil nu dat ook godsdienstleraars de lessen NCZ zouden geven, maar onder een andere naam, namelijk LEF, en mits een bijscholing door hemzelf in zijn Centrum Pieter Gillis, een afdeling van de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius, het katholieke gedeelte van de Universiteit Antwerpen. Zal hij in zijn cursus ook iets vertellen over de mensen die hij afstandelijk ‘de vrijzinnigen’ noemt en over de auteurs/intellectuelen die hij smalend als ‘vrijzinnige hogepriesters’ aanduidt? Indien wel, wat dan? Want het is niet omdat je ‘het geloof verloren hebt’ – dat wil zeggen het geloof in het bestaan van een man met een baard die de wereld schiep enzovoort – dat je de zaak van de kerk niet meer zou genegen zijn. Er is nog altijd de theologie van onder andere de beroemde paleontoloog en jezuïet, Teilhard de Chardin. Loobuyck zelf is meer dan een ‘vrijzinnige hogepriester’, ik zal hem tot ‘postmoderne opperpriester’ benoemen. Uit zijn beginselverklaring blijkt dat het Centrum Pieter Gillis niet erg hoog oploopt met een ‘strikte’ neutraliteit voor de overheid. Een beetje, al genoeg? Hoe subtiel en slim! Maar het is wel bezwarend zowel voor wetenschappers als voor rechters. Loobuycks standpunt ten aanzien van religieuze symbolen is uiteraard dat ambtenaren in dienst zich moeten kunnen tooien met kruisjes, hoofddoeken enzovoort. ‘Katholieken, salafisten, ayatollahs: één front!’ Respect voor een neutraal overheidsbeleid? Niet echt nodig! De Verlichting? Verouderd, weg ermee! Wetenschappelijk denken? Secundair! Het Centrum Pieter Gillis draagt het ‘actief pluralisme’ uit, een bijzonder pluralisme, dat zeker toepasselijk is in het katholiek onderwijs: ‘De kinderen kunnen in onze multiculturele samenleving op school de belangrijkste levensbeschouwingen leren kennen. Ze zullen dan wel zelf inzien dat ongeloof geen optie is en meteen ontdekken
DEGEUS
waarom de joods-christelijke beschaving superieur is.’ Van het postmodernisme – er zijn meerdere scholen – noteerde ik de volgende uitspraken. Deconstrueer ideologieën, denk (en spreek) pluralistisch/meerduidig/ meerzinnig. Er zijn geen zekerheden. De (huidige) dictatuur van de wetenschap is te verwerpen. Er zijn meerdere waarheden en de wetenschappelijke is er slechts één van. Er bestaat een geloofswaardige, superieure spirituele/religieuze/godsdienstige waarheid. Naast de beredeneerde/rationele waarheden zijn er (evenwaardige) intuïtieve en emotionele. Mensen zijn gelijk, hun waarheden gelijkwaardig. Inconsistent denken moet kunnen, het leven is ook niet consistent. De taal is soepel: woorden en uitspraken bieden verschillende interpretatiemogelijkheden (blijkbaar ook het woord ‘waarheid’) – meerduidigheid weerspiegelt de complexiteit van de wereld en is daardoor zinvol. Consequent denken en handelen is een uiting van bekrompenheid/ enggeestigheid, ja, soms zelfs van fundamentalisme/ fanatisme/extremisme. Er zijn ook vrijzinnige fundamentalisten/extremisten – ze zijn te mijden. Je kunt jezelf gerust vrijzinnig noemen en tegelijkertijd gelovig zijn. Gelovig zijn impliceert geenszins kerksheid. Kerksheid houdt niet noodzakelijk gelovigheid in. Je kunt een religieus atheïst zijn. Je kunt jezelf vrijzinnig en/of humanist noemen en tegelijkertijd katholiek zijn. Als dat niet mooi is, vrienden! Maar wanneer je water met vuur probeert te ‘verzoenen’, krijg je wel een ondoorzichtige wolk van damp en rook. Vaagheid en dubbelzinnigheid? Neen, het is creativiteit. Wat met de integriteit dan? Dat is fundamentalisme. Het succesvolle postmodernisme werd de vruchtbare akker waarop het neoconservatisme kon bloeien. Uitlopers zijn het nieuwe nationalisme (streeft naar afscheuring van de rijkere regio’s), het neoliberalisme (is tegen de staat; de Tea Party bijvoorbeeld), het ‘andere’ socialisme (Verklaring van Quaregnon op de helling). Ondertussen warmt de aarde verder op, zwelt het aantal klimaatvluchtelingen (met miljoenen), stijgt de zeespiegel, schrijdt de ontbossing voort (25 ha/minuut) en de verwoestijning (23 ha/minuut), slibben de wegen dicht, neemt de inkomensongelijkheid mondiaal en vaak inlands toe en groeit extreem rechts. De pastoor, de imam en de rabbijn zingen vrolijk verder: ‘Hoe meer zielen, hoe meer vreugd’, en jawel, de wereldbevolking blijft toenemen (156/ minuut – daarover zwijgen de Groenen zedig). Juicht, vrienden, juicht! Albert Comhaire
mei 2014 > 29
ANTON SCHUURMANS -- ° 1988, Hamont-Achel -- studeerde een bachelor rechten en een master Vergelijkende Internationale Politiek -- was actief in de studentenbeweging als ondervoorzitter van de Leuvense studentenraad LOKO en bestuurder bij de Vlaamse Vereniging van Studenten -- is sinds 2012 projectcoördinator van 'de Verenigde Verenigingen' -- In die hoedanigheid was hij betrokken bij de oprichting van de Sociale Innovatiefabriek en de Werktank Middenveld -- is daarnaast bestuurder van LETS Vlaanderen © Gerbrich Reynaert
VRAAGSTUK
Hart boven Hard Een pleidooi voor waardengericht werken ‘De Verenigde Verenigingen’ is een open netwerk voor en door middenveldorganisaties die de krachten willen bundelen. Het dekt bijna het volledige middenveld, ook de verenigingen waarmee we bij ‘ons’ in huis vertrouwd zijn. Ondanks die grote verscheidenheid onder de koepel valt het ons op dat de Verenigde Verenigingen best wel een klare en scherpe boodschap uitdragen. We spraken met Anton Schuurmans, de enthousiaste coördinator van het project. Het werd een eloquent en gedreven gesprek. Vanuit welke noodzaak ontstond de Verenigde Verenigingen? We ontstonden als ‘Staten Generaal voor het Middenveld’ in 2002. Er waren heel wat spanningen tussen beleid en middenveld. De eenzijdige nadruk op het primaat van de politiek en de plannen voor neutralisering van het middenveld in beleidsvoorbereiding en -participatie waren de directe aanleiding voor het ontstaan van het platform. Elke betrokken vereniging was onmiddellijk overtuigd van het belang van een blijvend netwerk – en van de kracht van samenwerking over zuilen, kokers en sectoren heen. Onze horizontale en plurale benadering is uniek en vormt één van de grote verworvenheden van de Verenigde Verenigingen. Is die verzuiling van het middenveld dan voorgoed voorbij? Gôh, de verzuiling wordt zeker minder relevant in deze context. De jongere generaties willen veel meer horizontaal werken. Ze willen het hebben over de verontwaardiging rond concrete thema’s die hen verbindt, over de positieve doelen die ze delen, over
DEGEUS
Jongere generaties willen veel meer horizontaal werken. Ze willen het hebben over de verontwaardiging rond concrete thema’s die hen verbindt, over de positieve doelen die ze delen, over het beter zichtbaar maken van het middenveld als grote positieve kracht het beter zichtbaar maken van het middenveld als grote positieve kracht. Dat betekent niet dat de vroeger verzuilde organisaties geen waarde meer hebben. Vaak blijven het organisaties die, gelet op hun lange traditie en opgebouwde sociaal en politiek kapitaal, een grote invloed kunnen uitoefenen op maatschappelijke thema’s en politieke programma’s. Zij zorgen ervoor dat deze thema’s en programma’s sociaal duurzaam gekleurd worden met waarden. En dat is maar goed ook, in een tijd dat 99% meer dan
ooit de krachten moet bundelen om op te kunnen boksen tegen de 1% die de systemen in hun greep houdt. Daarom is het onderscheid tussen nieuw en oud middenveld ook niet echt relevant: of het nu de PicNicThe-Streets beweging is die strijdt voor een autovrije Brusselse binnenstad of de vakbond die de jeugdwerkloosheid aan de kaak stelt: allemaal gaan ze vanuit waarden de strijd aan met onrechtvaardigheid in de samenleving. En allemaal ervaren ze op hun eigen manier dat het middenveld onder druk komt te staan. Bedoelt u dan de verontwaardiging over bijvoorbeeld het inperken van het stakingsrecht ? Dat is zeker één concreet voorbeeld van die druk. Meer algemeen gaat het over een soort Zeitgeist die heerst. Neem nu het maatschappelijk debat. Dat wordt van oudsher sterk door een middenveld beïnvloed. Helaas moeten
DE VERENIGDE VERENIGINGEN: WELKE ORGANISATIES DOEN MEE? De Verenigde Verenigingen dekt bijna het hele middenveld. Een greep uit de letterlijk honderden organisaties die meewerken: 11.11.11, ABVV, ACLVB, ACV, ACW, Bond Beter Leefmilieu (BBL), Forum Etnisch-Culturele Minderheden, Federatie van Organisaties voor Volksontwikkelingswerk (FOV), Forum voor Amateurkunsten, Gezinsbond, Christelijke Mutualiteit (LCM), Socialistische Mutualiteit (NVSM), Vlaamse Jeugdraad, Netwerk tegen Armoede, Vlaamse Sportfederatie, naast vrijzinnige verenigingen als H-VV, Willems- en Vermeylenfonds, HuJo, de Maakbare Mens, UPV …
mei 2014 > 31
VRAAGSTUK
Wij gaan in tegen de cultuur van ‘money now, worries later’. We kunnen niet tolereren dat kortetermijnbelangen en -winsten de toekomstige generaties welvaart, welzijn en geluk ontnemen en hen opzadelen met kosten we vaststellen dat de afgelopen jaren een dominante economische ondertoon is ontstaan. Soms lijkt het wel alsof alles draait om economische groei, met efficiëntie en besparingen als tools om het te realiseren. Het middel wordt een doel, de mens wordt in functie gezet van de economie of de staat, terwijl het net andersom zou moeten zijn. Voor het middenveld betekent dit dat maatschappelijke thema’s minder prominent aanwezig zijn in het maatschappelijk debat en het politieke handelen. Terwijl bijvoorbeeld klimaatverandering, migratiestromen en toenemende wereldwijde ongelijkheid evengoed een bedreiging vormen voor de mens. Maar die lange termijn wordt in het debat en beleid vandaag onvoldoende in rekening gebracht. En net dat kenmerkt ons als middenveld: wij gaan in tegen de cultuur van ‘money now, worries later’ (of ‘votes now, worries later’). We kunnen niet tolereren dat kortetermijnbelangen en -winsten de toekomstige generaties welvaart, welzijn en geluk ontnemen en hen opzadelen met kosten. We moeten dus op zoek gaan naar manieren om het maatschappelijk debat te verbreden en te verdiepen. Er is te weinig diepte bij de journalist-generalisten en de grote mediagroepen. Er is heel veel ongenoegen van een grote groep leden en vrijwilligers van middenveldorganisaties die niet aan bod komen in de media. De media nodigen ook steeds meer de ‘onafhankelijke’ experts en denktanks uit. Zij winnen terrein op het publieke forum ten koste van expertise uit onderzoek en midden-
32 > mei 2014
veld. Die laatsten hebben echter wel de instrumenten in handen om een sterke inbreng in het debat te leveren. We onderzoeken daarom de haalbaarheid van een eigen medium, zoals ook destijds Het Volk of de Vooruit ontstonden, maar dan pluralistisch, eigentijds en als een ‘Facebook’ van het maatschappelijk debat. Vanuit de verenigingen zou in de toekomst een soort online debatplatform kunnen ontstaan waar ruimte is voor verbreding, verdieping en interactie. Een soort instrument waar kruisbestuiving tussen onderzoek en middenveld, tussen theorie en praktijk kan plaatsvinden. Zo’n platform kan ook een fysieke component hebben door debatsessies te organiseren rond actuele parlementaire thema’s. Debatsessies over de rollen en functies van het middenveld hebben we met de Verenigde Verenigingen alvast opgestart. Met de ‘Think & Drinks’ gaan we de dialoog aan met partijvoorzitters, fractievoorzitters, commissieleden … Niet alleen om hen grondig te informeren over onze bezorgdheden en ambities, maar ook om te zien of ze die uitdagingen herkennen en wat ze eraan willen doen. We stelden immers vast dat heel wat politici de rijkdom aan rollen en functies in het middenveld niet meer naar waarde schatten. Met die dialoogmomenten brengen we ze opnieuw onder de aandacht.
We onderzoeken de haalbaarheid van een eigen medium, zoals ook destijds Het Volk of de Vooruit ontstonden, maar dan pluralistisch, eigentijds en als een ‘Facebook’ van het maatschappelijk debat Daarnet zei u dat de waardengedrevenheid heel belangrijk is. Ja, de samenleving wordt steeds ruwer. Het lijkt erop dat sommigen de samenleving willen runnen als een bedrijf. Dat is die Zeitgeist waar ik het net over had. Middenveldorgani-
saties zijn vanuit hun visie en missie bij uitstek waardengedreven. Alles wat ze doen kun je terugbrengen tot waarden als gelijkheid, solidariteit of duurzaamheid. Sociale cohesie én rechtvaardigheid gaan er hand in hand. Het middenveld als systeem is doordrongen van een waardenrationaliteit. Dat is een fundamenteel andere rationaliteit dan de economische in het marktsysteem; of de politieke binnen de politieke overheid. In de huidige samenleving lijkt er een soort dualiteit te ontstaan tussen de staat en de markt als systeem: je bent voor méér markt en minder staat of voor méér staat en minder markt. In dit soort duale discussies komt het middenveld, als systeem vormgegeven door en vanuit burgers, mee onder druk. Laat ik dat illustreren aan de hand van drie krachtlijnen.
VRAAGSTUK
Wij gaan in dialoog met partijvoorzitters, fractievoorzitters, commissieleden … Niet alleen om hen grondig te informeren over onze bezorgdheden en ambities, maar ook om te zien of ze die uitdagingen herkennen en wat ze eraan willen doen Een eerste is het aanklagen van een steeds complexer wordende regelgeving waar middenveldverenigingen aan moeten voldoen. Een tweede gaat over de instrumentalisering van het verenigingsleven. Een derde lijn die
we willen bewaken is de ruimte voor politieke inspraak. De toenemende complexiteit gaat niet alleen over decreten, maar ook over administratieve verplichtingen en regeltjes waaraan kleine vrijwilligersgroepen steeds meer tijd moeten besteden. Die tijdrovende bezigheden houden hen weg van het echte werk en zorgen er ook voor dat het steeds moeilijker wordt om bestuursvrijwilligers te vinden. Vele dossiers worden immers zo technisch dat die mensen afhaken. Die techniciteit gaat samen met een doorgedreven professionalisering. Een effectieve en professionele aanpak is soms nodig om als vereniging je visie te realiseren, maar de complexiteit die met overdadig professionaliseren samenhangt, schrikt meer en meer vrijwilligers af. Overheden willen steeds meer voldoen aan allerhande nieuwe managementprincipes. Alles wordt gemeten in termen van input en output, vaak ook in cijfers. Gedetailleerd verantwoording afleggen en rapporten schrijven is hot. Verenigingen merken en voelen het wantrouwen en de controledrang van de overheid. Zo investeren kleine verenigingen meer en meer tijd in projecten schrijven, plannen, begroten en achteraf verantwoorden. Dat gaat dan ten koste van het essentiële inhoudelijke, waardegedreven werk. Daarenboven vervangen die outputgerichte projectsubsidies steeds meer de structurele ondersteuning.
In de huidige samenleving lijkt er een soort dualiteit te ontstaan tussen de staat en de markt als systeem: je bent voor méér markt en minder staat of voor méér staat en minder markt Is die ondersteuning nog wel nodig? Je hoort steeds meer over crowdfunding, sponsoring zoeken bij bedrijven … Het klopt dat de overheid niet alles zelf kan doen. Maar bekijk het eens
vanuit het perspectief van publieke dienstverlening: het beheren van ziekteverzekering, werkloosheidsverzekering of natuurgebieden … niemand betwist dat deze publieke diensten voor burgers op zich waardevol zijn en dus georganiseerd moeten worden. Dan gaat het om de vraag of de overheid dat moet organiseren, dan wel een privépartner die daar al dan niet voor ondersteund wordt met publieke omkadering of overheidsmiddelen. De overheid biedt hier een kader waaraan deze publieke diensten moeten voldoen en kijkt dan wie die diensten het goedkoopst kan leveren: de overheid, het middenveld of de markt.
Eén van onze krachtlijnen is het aanklagen van een steeds complexer wordende regelgeving waar middenveldverenigingen aan moeten voldoen. Alles wordt gemeten in termen van input en output. Gedetailleerd verantwoording afleggen en rapporten schrijven is hot Uit heel wat studiemateriaal blijkt dat het middenveld het voordeligst werkt. Met andere woorden, heel wat sociale organisaties hebben veel meer expertise en kunnen veel effectiever of efficiënter werken dan wanneer de overheid deze taken volledig zelf zou moeten uitvoeren. Bovendien hoeven wij onze aandeelhouders geen winst uit te betalen, zijn onze mensen méér dan geëngageerd en speelt in pakweg het beheer van natuurgebieden vrijwilligerswerk een niet te onderschatten rol. Geen bedrijf of overheid die dat kan inzetten. En niet te vergeten: principes als universele toegankelijkheid, kwaliteit en democratisch gehalte van de dienstverlening vormen méé het waardengedreven werken. Daarnaast zijn er heel wat functies die ‘waarde’ hebben voor een samenleving, hoewel ze niet onmiddellijk in cijfers of geld uit te drukken zijn:
mei 2014 > 33
VRAAGSTUK
verenigingen zorgen voor meer actief burgerschap, sociale cohesie, sterke democratische competenties, bewustwording en gedragsverandering en de kritische stem in de democratie. Met andere woorden, het middenveld vormt een brug tussen individuele burger, overheid en samenleving. Allemaal redenen om dit als overheid te faciliteren en te ondersteunen.
Wij hoeven onze aandeelhouders geen winst uit te betalen, onze mensen zijn méér dan geëngageerd en in pakweg het beheer van natuurgebieden speelt vrijwilligerswerk een niet te onderschatten rol. Geen bedrijf of overheid die dat kan inzetten We kunnen vandaag alleen maar vaststellen dat die autonomie in de verdrukking komt. Financiële ondersteuning en regelgevende druk staan vaak gelijk aan het opleggen van beleidsdoelen, van de verwachte resultaten en zelfs meer en meer ook het vastleggen van de processen. We noemen dit weleens de instrumentalisering van het middenveld door de overheid: via financiële steun spant de overheid het middenveld voor haar kar. Of de overheid neemt gewoon een hele sector, zoals de integratiesector, over en brengt ze onder in een overheidsagentschap. Het eigen basiswerk, de creativiteit en de eigen kritische koers komen daarmee onder druk te staan, net als het wederzijds vertrouwen tussen overheid en middenveld. Vreemd overigens is dat bedrijven vaak overheidssteun krijgen onder de noemer van een ‘investering’ die opbrengt. Zo wordt overheidssteun aan middenveldorganisaties snel gecategoriseerd als ‘subsidies’, inclusief de negatieve bijklank ervan. Je wees ook op een derde krachtlijn: de ruimte voor politieke inspraak.
34 > mei 2014
De kritische stem, de politieke functie van het middenveld, komt in de verdrukking. Eerder wees ik al op de problematiek rond het maatschappelijk debat en het dominante economische discours. Maar meer algemeen is een kritische stem laten horen niet altijd eenvoudig. Bewegingen en activisten die gebruik maken van hun recht op burgerlijke ongehoorzaamheid worden 24 uur opgesloten, krijgen een GAS-boete of erger, worden zelfs correctioneel vervolgd. En dan zijn onze politici verbaasd wanneer blijkt dat de Vlaming burgerschap steeds meer passief interpreteert, als het louter volgen van de regeltjes en wetten! Nochtans heeft de samenleving baat bij een goed functionerend middenveld, net zoals een goed functionerende oppositie in de politiek belangrijk is. Het creëert een meer democratische samenleving. Daarom verdient de kritische stem in het maatschappelijke en politieke debat steun. En dan niet alleen de kritische stem van een losse beweging als Occupy Wall Street maar ook een organisatie die jarenlang op dezelfde nagel klopt. Ken je de uitdrukking If you want drama, get a movement, if you want results, get an organisation? Een organisatie verdient ondersteuning en niet, zoals sommige politici of cabinetards het al eens presteren, dreigen met: ‘niet té kritisch of we pakken je subsidies of stakingsrecht af!’ De samenleving in haar geheel moet erkennen dat net in de veelheid van waardengedrevenheid, rollen en functies van het middenveld haar sterkte ligt. Een slimme overheid erkent dit unieke Vlaamse middenveld en geeft haar de ruimte en autonomie om al die rollen en functies te kunnen spelen.
De kritische stem, de politieke functie van het middenveld, komt in de verdrukking Ziet u die instrumentalisering en inperking van de politieke rol bij alle politieke partijen? Valt er een lijn in terug te vinden? Je moet weten dat verenigingen en
middenveld de samenleving willen verbeteren. Het gaat over sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid en solidariteit. Dat betekent het uitsluiten van armoede en discriminatie. Het is duidelijk dat een politiek model dat pleit voor de zogenaamde slanke overheid, weinig overheidsbeslag en het primaat van de economische groei het maatschappelijk middenveld geen deugd doet. Natuurlijk sluit de ene partij nauwer aan bij deze doelstellingen dan de andere. Maar bij alle partijen zien we nog te weinig de waarde van het middenveld weerspiegeld. Dat spreekt nergens vanzelf, hoor. Zo zagen we in het boek van Mieke Vogels (Groen) heel wat kanttekeningen bij de rol van mutualiteiten. Aan de andere kant van het spectrum heb ik ook al gezien dat N-VA niet noodzakelijk tegen het middenveld is. Het is allemaal genuanceerd.
Verenigingen zorgen voor meer actief burgerschap, sociale cohesie, sterke democratische competenties, bewustwording en gedragsverandering en de kritische stem in de democratie Hoe en waar kan daar tegenin gegaan worden? In de eerste plaats denk ik dat middenveldorganisaties zelf deze evoluties kunnen keren. Neem nu de politiserende rol van het middenveld. Zelf kom ik uit de studentenbeweging. Het was absoluut not done om enig politiek standpunt in te nemen in de studentenraad. Neutraal zijn en geen politieke standpunten innemen, dat was de teneur. Nu is dat aan het keren. Heel wat organisaties denken weer kritisch na over hun visie en de vraag of ze die vandaag nog voldoende uitdragen. Wat betekent het voor de dagelijkse praktijk en onze standpunten wanneer de statuten van een jeugdorganisatie stellen dat de organisatie opkomt voor de rechten
DEGEUS
VRAAGSTUK
en kansen van jongeren? Mag het wat meer zijn dan gezellig samenkomen op zaterdag of zondag? Die oefeningen zie je in veel verenigingen, over de sectoren heen. Het kan de kritische functie, die van waak- en jachthond, alleen maar ten goede komen. En ja, sommige organisaties moeten zichzelf misschien heruitvinden. In een digitale 21e eeuw zijn transparantie, openheid en eenduidigheid cruciaal. Zetelen in een raad van bestuur van een grootbank en tegelijk tegen de financiële wereld ten strijde trekken is misschien niet zo geloofwaardig.
De samenleving in haar geheel moet erkennen dat net in de veelheid van waardengedrevenheid, rollen en functies van het middenveld haar sterkte ligt. Een slimme overheid erkent dit unieke Vlaamse middenveld
Ook de dialoog aangaan met politieke partijen en de publieke opinie over de waarde van het middenveld is cruciaal. Ik wees al naar onze ‘Thinks & Drinks’. Maar we moeten de publieke opinie vooral duidelijk maken dat middenveldorganisaties een ander soort toegevoegde waarde bieden dan een economische. Uitpakken met eigen, positieve en innovatieve verhalen zoals de Repaircafés is essentieel. Als middenveldorganisaties moeten we de krachten bundelen om een krachtig, positief alternatief te laten horen. Dagelijks werken in onze samenleving 1,3 miljoen vrijwilligers in 65.000 verenigingen aan een samenleving waar ‘Hart boven Hard’ gaat. Ze stellen er mensen centraal en pleiten voor een staat en economie in functie van de mensen – en niet andersom. Ze willen dat generaties van morgen en vandaag ook op lange termijn nog van welvaart, welzijn en geluk kunnen genieten. De verhalen, innovatieve projecten en de vele harten die écht kloppen voor het middenveld, daaruit valt zeker een
Vlaanderen heeft een sterk middenveld met een glasheldere maatschappelijke betekenis, een grote meerwaarde én een duidelijk positief en toekomstgericht samenlevingsverhaal. Dat samen verder vorm geven, is meteen ook onze verkiezingsboodschap positief samenlevingsverhaal te brengen. We moeten dat als samenleving en politiek enkel willen zién. Daarom koos de Verenigde Verenigingen voor een positieve verkiezingsboodschap: ‘Hart boven Hard’, als in een samenleving waar verenigingen dagelijks het verschil maken. Als we dit beeld van verenigingen als samenlevingsmakers samen uitdragen, is een alternatief discours absoluut denkbaar. Frederik Dezutter & Wieland De Hoon
Anton Schuurmans: 'Onze krachtlijnen: het aanklagen van steeds complexer wordende regelgeving en de instrumentalisering van het verenigingsleven, en het bewaken van de ruimte voor politieke inspraak.' © Gerbrich Reynaert
© Gerbrich Reynaert
DE STEEN IN DE KIKKERPOEL
Jean-Jacques De Gucht is gemeenschapssenator en Vlaams Parlementslid voor OpenVld.
Wij, liberalen, zijn optimisten. Wij geloven in het goede van mensen en vertrouwen bijgevolg dat zij verantwoordelijk omgaan met de vrijheid die hen geboden wordt. En wij geloven dat onze 21ste-eeuwse samenleving de recepten in zich draagt om vooruit te gaan. Dit vooruitgangsaspect is een onderbelicht aspect van cultuur. Cultuur is een katalysator voor innovatie en een drijvende kracht achter de opmars van onze humanistische idealen. Deze twee principes: het bieden van vrijheid aan mensen enerzijds en het geloof in vooruitgang anderzijds, zijn de uitgangspunten in ons cultuurbeleid. Net daarom hekelen wij de stiefmoederlijke behandeling van de culturele sector de afgelopen vijf jaar. Wij willen de sector opnieuw vrijheid bieden in plaats van afhankelijkheid. Omdat wij vertrouwen hebben in deze bij uitstek creatieve en innovatieve sector in onze 21ste-eeuwse samenleving. Het artistieke talent in Vlaanderen verdient een beleid dat perspectief biedt op vooruitgang in plaats van een beleid dat stilstand garandeert. En de boutade wil dat stilstaan, achteruitgaan betekent. Door de economische crisis van de afgelopen jaren hebben onze overheden de riem moeten aanhalen, en dat heeft ook de culturele sector gevoeld. In plaats van deze uitdaging aan te grijpen om een structurele toekomstvisie te ontwikkelen op cultuur, koos onze Vlaamse minister van Cultuur echter voor de kaasschaaf.
36 > mei 2014
Moet de cultu eigen fondsen Wij hebben wel een duurzame toekomstvisie op cultuur in Vlaanderen. Naast de middelen die van de overheid komen – waar we niet in willen snijden – willen we artiesten en culturele instellingen de mogelijkheid bieden middelen op de private markt op te halen. Dit door een fiscaal kader aan te reiken dat investeerders aantrekt. Eén voorbeeld is de opname van de boekensector binnen het fiscaal gunstklimaat van de tax-shelter. Een wens die de boekensector al meermaals geuit heeft zodat hun uitgeverijen en auteurs meer kans zouden hebben om de vrije markt aan te spreken. Een ander voorbeeld is een uitbreiding van het cultureel mecenaat. Investeerders die zich willen associëren met een culturele activiteit zouden – nog meer dan vandaag de dag het geval is – deze investering kunnen aftrekken van hun beroepsuitgaven.
Wij willen de sector opnieuw vrijheid bieden in plaats van afhankelijkheid Het is aan de verschillende overheden in ons land om in overleg met elkaar te treden en aan zo’n fiscaal rendabel klimaat vorm te geven. De meer diverse financiering van de kunstenwereld die hieruit zal voortvloeien, zal leiden tot een financieel stabielere en meer duurzame sector. In plaats van opgelegde normen en subsidieafhankelijkheid, zal de culturele sector financiële en artistieke vrijheid kennen. Een basisvoorwaarde voor artistieke creativiteit. Rebellen functioneren niet in een cocon. Wij hebben er vertrouwen in dat de culturele sector deze vrijheid op een verantwoorde manier zal omarmen.
Wij geloven dat ze deze kans met beide handen zal grijpen en dat de kunstenaars in Vlaanderen zich zullen ontwikkelen tot kunstenaarondernemers. De kunstwereld mag namelijk vertrouwen hebben in de waarde van haar creaties. Een injectie ondernemerschap zal onze innovatieve kunstenwereld nog meer dan vandaag al het geval is, laten bloeien. De audiovisuele kunsten zijn hiervan een uitstekend voorbeeld. Ondernemende kunstenaars hebben artistieke pareltjes gerealiseerd zoals Rundskop, The Broken Circle Breakdown, In Vlaamse Velden en nog zoveel meer. Fiscale stimuli op maat moeten dit ook mogelijk maken voor andere sectoren. Dit neemt niet weg dat wij artistieke diversiteit blijvend zullen ondersteunen. Ook die experimentele sectoren waar investeringen minder vanzelfsprekend zijn, moeten duurzame garanties geboden worden. De diversiteit die de kunstenwereld kenmerkt is immers een weerspiegeling van de mozaïek die onze geglobaliseerde samenleving is. En één van de unieke kwaliteiten van cultuur is net het verbinden van mensen; ongeacht hun achtergrond. Wij willen de artistieke talenten in Vlaanderen kansen bieden. De kans op duurzame, financiële stabiliteit zodat de culturele sector in alle vrijheid haar kunnen kan tonen. Dat is de structurele en duurzame beleidsvisie die wij plaatsen tegenover het kaasschaafbeleid van de afgelopen vijf jaar. Wij bieden het perspectief van vooruitgang in plaats van de zekerheid op stilstand. Kunstenwereld, grijp je kans. Jean-Jacques De Gucht
DEGEUS
uursector zelf zoeken? Eigenlijk moeten we de vraag anders stellen. Waarom zijn we als samenleving niet bereid om meer geld te investeren in cultuur? Ik leg uit waarom. Cultuur is het hart van de samenleving. Het geeft vorm en betekenis aan het individu en aan de samenleving. Cultuur bepaalt mee de manier waarop de maatschappij vorm krijgt en is dus veel meer dan een luxeartikel of de spreekwoordelijke kers op de taart. Voor ons is cultuur een basisvoorwaarde voor een democratische samenleving waarin creatieve, zelfbewuste en kritische burgers zich ontplooien. Wij stellen dan ook met overtuiging dat er moet worden geïnvesteerd in cultuur. De overheid heeft een cruciale rol in de ondersteuning van alle vormen van cultuur. Maar besparingsrondes leggen de kern van het probleem bloot. Moet de kunstensector weerbaarder worden gemaakt tegen nieuwe saneringsoperaties door meer in te zetten op ondernemerschap om op die manier eigen inkomsten te verwerven? De cultuursector doet nu al inspanningen om meer eigen inkomsten te verwerven. Heel wat organisaties zijn daar vandaag de dag al actief mee bezig en zoeken naar alternatieve financieringsbronnen zoals crowdfunding. Uit een studie over de ‘ins en outs van podiumland’ van het Vlaams Theaterinstituut blijkt dat de gemiddelde eigen inkomsten van een organisatie zo’n 40% bedragen. Sommige specifieke werkvormen halen die gemiddelden niet, maar
DEGEUS
soms zijn meer eigen inkomsten zelfs niet wenselijk om de natuur van deze werkvormen niet aan te tasten. Veralgemeningen doen de sector in ieder geval geen goed. Organisaties met een populair aanbod hebben veel eigen inkomsten en dat is hun eigen verdienste. Kleinere organisaties die met maatschappelijk kwetsbare groepen werken, maken misschien minder populaire voorstellingen en zijn op die manier misschien minder aantrekkelijk voor grote sponsors. Hun eigen inkomsten liggen dan ook een pak lager. Als we hen een minimum aan eigen inkomsten opleggen, dan halen ze het nooit.
Cultuur bepaalt mee de manier waarop de maatschappij vorm krijgt en is dus veel meer dan een luxeartikel of de spreekwoordelijke kers op de taart. Voor ons is cultuur een basisvoorwaarde voor een democratische samenleving waarin creatieve, zelfbewuste en kritische burgers zich ontplooien Kunst en cultuur zijn geen economische goederen die volledig aan de regels van de vrijemarkteconomie kunnen worden overgelaten. Een samenleving die cultuur herleidt tot luxe of een extraatje, verliest levenskracht en schwung. De overheid moet investeren in dat
© Met toestemming van de auteur
DE STEEN IN DE KIKKERPOEL
Philippe De Coene is Vlaams parlementslid en Schepen van welzijn, armoedebestrijding, ICT en consumenten, voorzitter OCMW in Kortrijk.
wat ze maatschappelijk waardevol vindt. Subsidies zijn voor culturele organisaties vaak nodig als opstapje. Elke euro overheidsgeld die wordt geïnvesteerd in cultuur, brengt een economische return van vier keer zo veel mee. Dit geeft zuurstof aan onze Vlaamse steden en gemeenten. Welke steden elders vinden we de moeite? Waar gaat het over? Het gaat over de steden en de regio’s die zowel uniek zijn en een meerwaarde bieden door hun kunst en cultuur, alsook de creativiteit die er onlosmakelijk mee verbonden is. Eigenlijk moeten we daarom de vraag omgekeerd stellen: waarom zou een samenleving niet meer investeren in de kunsten en in cultuur? Wij pleiten dan ook voor een brede ondersteuning van de culturele sector in alle verscheidenheid en in de meest brede betekenis. Van amateurtheater tot erfgoedwerk, van kunstacademies tot seniorenfestivals. Het geeft mensen de creativiteit om maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwkomers met de nodige openheid tegemoet te treden. Het geeft kunstenaars en kunstliefhebbers de nodige ruimte om op eigen ritme en niveau aan de slag te gaan en te ontdekken. Philippe De Coene (Spelregels: de auteurs ‘pro’ en ‘contra’ nemen vooraf geen kennis van elkaars standpunt.) Bezoek onze website voor deelname aan de poll.
mei 2014 > 37
FILOSOOF OVER FILOSOOF
De opvallend moderne ideeën van Adam Smith RELIGIE EN GODSDIENSTVRIJHEID De Schotse filosoof en grondlegger van de economische wetenschappen, Adam Smith (1723 - 1790), is nog altijd bekend om zijn pleidooi voor vrije markten, vrij personenverkeer, en vrij handelsverkeer. Maar in zijn Enquiry Concerning the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776; hierna Wealth of Nations) pleit hij ook voor een verregaande godsdienstvrijheid. Hierin is hij veel radicaler dan bijvoorbeeld Spinoza en zijn goede vriend David Hume. Kort gezegd: volgens Smith moet de staatsgodsdienst afgeschaft worden. Bovendien moet de overheid géén toezicht houden op religie, en ophouden de salarissen van dominees en priesters te betalen.
Volgens Smith moet de staatsgodsdienst afgeschaft worden Smith’s pleidooi voor algehele godsdienstvrijheid was meteen heel invloedrijk: de Amerikaanse founding father James Madison las Wealth of Nations kort na het verschijnen ervan. Zoals de Amerikaanse geleerde Samuel Fleischacker bewezen heeft, gebruikte Madison de argumenten van Smith in zijn essay Federalist No. 10, dat de basis vormt van de godsdienstvrijheid in de Amerikaanse grondwet.
Er wordt vaak ten onrechte gedacht dat Smiths Wealth of Nations een waardevrije wetenschap vertolkt. Adam Smith, 1723 - 1790. Artiest onbekend (Schots), olie op doek.
Smith gaat ervan uit dat bij algehele godsdienstvrijheid, religie in elkaar scherp beconcurreerde sektes uiteen zal vallen. Hij hoopt dat die concurrentie drie maatschappelijke voordelen oplevert: (i) Niemand hoeft zich buiten de religie gesloten te voelen, en dat voorkomt sociale onrust.
38 > mei 2014
DEGEUS
FILOSOOF OVER FILOSOOF
(ii) Als een religieuze sekte te veel politieke invloed bemachtigt, dan zullen de andere sekten zich daartegen verzetten.
Hoewel Smith uitgesproken antiklerikaal is, verwacht hij niet dat religie gaat verdwijnen. Smith heeft een zeer gezonde argwaan tegen politieke projecten waarvoor de mens radicaal veranderd moet worden (iii) In een relatief kleine sekte is onderlinge sociale controle en geborgenheid mogelijk. Dit laatste is volgens Smith wenselijk omdat mensen in moderne, grote steden niet alleen in alle anonimiteit misdaden kunnen plegen, maar zich ook heel eenzaam kunnen voelen. Dus, een vrije ‘markt’ van religies is voor Smith een sociaal wenselijk antwoord op de te verwachten sociale problemen die kunnen ontstaan door de verstedelijking – wat zelf weer het resultaat is van meer handel en vrij personenverkeer. Smith hoopt dat door onderlinge concurrentie de extreemste randjes van religie verminderd kunnen worden. Maar tegelijkertijd denkt hij ook dat religie door deze concurrentie dynamisch blijft – elke sekte moet zich inspannen om zieltjes te winnen en te behouden. Want hoewel Smith uitgesproken antiklerikaal is, verwacht hij niet dat religie gaat verdwijnen. Zoals hij in zijn andere hoofdwerk, The Theory of Moral Sentiments (eerste druk 1759), beargumenteert, meent hij in navolging van Spinoza en Hume dat de oorspronkelijke impuls en drang naar religie in de onuitroeibare angsten en verlangens van de mens ligt. Smith heeft een zeer gezonde argwaan tegen politieke projecten waarvoor de mens radicaal veranderd moet worden. Hij hoopt wel dat op het toneel en in de opera de spot met de clerus gedreven wordt. Dat wil zeggen, Smith is ook een uitgesproken voorstander van vrijheid van meningsuiting.
DEGEUS
Bovendien denkt Smith dat religie, in haar beste momenten, ons plichtsgevoel kan versterken. Maar, wederom in navolging van Spinoza, die hij nergens noemt, en anticiperend op Kant, die Smith zeer bewonderde, vindt hij dat de voornaamste rol voor theologie ligt in het versterken van de moraliteit: religie moet mensen stimuleren tot rechtvaardigheid en naastenliefde. Maar bij een conflict tussen religie en de moraal, gaat de moraal voor.
SMITH EN DE VRIJE MARKT: EEN GENUANCEERD VERHAAL Uit het voorgaande zou men ten onrechte kunnen afleiden dat Smith een voorloper is van de negentiendeeeuwse nachtwakersstaat. Dit is om vier redenen een vergissing: allereerst nuanceerde Smith zijn pleidooi voor vrije markten; de maatschappij heeft het recht om wat economen nu ‘negatieve externaliteiten’ noemen te voorkomen. Als voorbeeld besteedt Smith veel aandacht aan de uitwassen bij financiële markten en bankverleners, en die (goed leesbare) hoofdstukken zijn nog altijd het lezen waard.
Smith geloofde dat economie een morele wetenschap is Ten tweede, is Smith voorstander van een reeks sociale voorzieningen waar de markt geen goede oplossing biedt: volksgezondheid, onderwijs, publieke werken en het leger of de marine. Hierin zoekt hij vaak naar publiek-private constructies waarin individuele belangen de maatschappij ten goede komen. In zijn Theory of Moral Sentiments laat hij zelfs expliciet ruimte voor een publieke rol voor herverdeling. Maar in de nadagen van het feodalisme, hoopt hij dat zijn pakket economische en sociale hervormingen vanzelf tot veel meer gelijkheid zullen leiden. Om de invloed van religie tegen te gaan, vindt hij trouwens dat er in het onderwijs veel aandacht naar wetenschap en filosofie moet gaan.
Franse, en Nederlandse Compagnieën – niet alleen omdat ze monopolies zijn, maar vooral omdat ze onmenselijke, overzeese rijken in stand houden die tot plundering, hongersnood, slavernij, en onnodige oorlogen leiden. Handel kan tot conflict leiden, en het vereist staatsmanschap om dit te voorkomen.
Smith is voorstander van een reeks sociale voorzieningen waar de markt geen goede oplossing biedt Ten slotte, was Smith een voorstander van progressieve belastingen: de rijken genieten meer voordeel van de sociale status quo en moeten dus meer meebetalen. Deze vier voorbeelden worden allemaal in Wealth of Nations besproken. Dit schrijf ik met nadruk, want er wordt vaak ten onrechte gedacht dat Wealth of Nations in moderne zin een waardevrije wetenschap vertolkt, en dat Smith’s moraalleer alleen in Theory of Moral Sentiments voorkomt. Maar Smith, die ook in zijn postuum verschenen Essays on Philosophical Subjects (1795) een diepzinnig wetenschapsfilosoof en historicus blijkt te zijn, geloofde dat economie een morele wetenschap is. En daar is nog steeds wel iets voor te zeggen. Eric Schliesser Over de auteur: Prof. dr. Eric Schliesser is als BOFonderzoeksprofessor verbonden aan de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen van de Universiteit Gent. Hij is gespecialiseerd in 17e en 18e-eeuwse filosofie en schrijft ook over filosofie van de economie. Voor de prestigieuze reeks Routledge Philosophers Series werkt hij aan een monogragfie over Adam Smith.
Ten derde, denkt hij dat bedrijven niet te machtig mogen worden: hij is een verklaard tegenstander van de Britse,
mei 2014 > 39
CULTUUR
Kunst en Politiek In deze aflevering van onze cultuurrubriek neemt Willem Elias ons mee op een reflectie over de relatie tussen kunst en politiek, om te eindigen met een bespreking van de politieke dimensie in het werk van de jonge Vlaamse kunstenaar Colin Waeghe. Kunst en politiek zijn niet per se evidente vrienden. Een van de functies van de oude kunst was de politieke macht te beklemtonen. De moderne kunst daarentegen toont de beklemming van de politiek. Een volledige ommekeer. Daarom maken goede kunstenaars nog zelden staatsieportretten. Daarom ook schaffen rechtse partijen de subsidies af voor kunstenaars. Dat voor wat betreft de kleine politiek, de verkleining van het gedacht, ter vergroting van de macht. De moderne kunst speelt echter een rol in het democratiseringsproces van een maatschappij, de grote politiek. Ze is de vinger op de pols of in de wond van de heersende principes en signaleert wanneer sommige regels gaan overheersen ten koste van andere. Ze creëert vormen die be-
tekenissen doen ontstaan, open tekens voor het maatschappelijk debat. Ze is de wapenbroeder van de filosofie, dat wil zeggen dat ze langs de kant van de vraagstellers staat. Ze geeft geen vaste antwoorden, maar blijft open voor interpretaties. Geen dogma’s, maar kritiek of utopische alternatieven. Zelfs als ze politiek wordt, is ze toch niet ideologisch. Zo niet wordt ze ‘slechte’ kunst genoemd. Pas in latere tijd, wanneer de ideologie geschiedenis geworden is, kan ze eventueel nog gewaardeerd worden. We kunnen triomfbogen van Julius Caesar bewonderen en zelfs die van Napoleon. De architectuur van Hitler nog even niet. Nazisme is men nog niet vergeten, het socialistisch realisme krijgt al enig respijt. Hoe dan ook verwachten wij van een kunstenaar geen politieke mening, maar een instrument om een poli-
Colin Waeghe, United | Marine Le Pen, 2012, olie op doek.
40 > mei 2014
DEGEUS
CULTUUR
tieke visie te verbeelden. Een symbolische aangelegenheid dus. Laat ons hun symbolen cultiveren.
WAT THEORIE Politiek en religie
In zijn boek Art et Politique behandelt de Franse kunstfilosoof Mikel Dufrenne (1910-1995) op een interessante manier het probleem dat wie de relatie tussen kunst en politiek onder de loep wil nemen, ook de relatie tussen kunst en godsdienst moet bekijken. Godsdienst wordt hier gezien als een ideologisch staatsapparaat, in de betekenis die Louis Althusser daaraan geeft, namelijk een instelling die dezelfde belangen dient als de staat. Dufrenne vindt het onwenselijk dat de godsdienst als instelling, de Kerk dus, terug de touwtjes van de cultuur in handen zou nemen. Utopisch vraagt hij zich af of een nieuwe kunst de plaats zou kunnen innemen van de religie om de ervaring van zin te herstellen, en het reële door het denkbeeldige te laten herbronnen. Als utopie is dit een heel waardevol idee. Het kenmerk van de godsdienst als instelling is natuurlijk dat ze instelling wil blijven. Het kenmerk van die nieuwe kunst is dat ze geen instelling mag worden, en al zeker geen surrogaatgodsdienst. Los daarvan kan het wel zijn dat kunst een religievervangende functie heeft. Doorheen de geschiedenis is kunst een modaliteit geweest van iets anders dan haarzelf. Steeds had ze andere hoofdfuncties, zoals religieuze beleving en politieke glorificatie. Pas vrij recent in de kunstgeschiedenis is ‘zichzelf zijn’ een hoofdfunctie geworden en werd autonomie opgeëist. Dat betekent niet dat kunst los kwam te staan van elke andere functie. Dat zou sociale overbodigheid betekenen. Integendeel, de hoofdfunctie van kunst blijft erin bestaan om ‘kunst’ te zijn.
Kunst is de wapenbroeder van de filosofie, dat wil zeggen dat ze langs de kant van de vraagstellers staat Wanneer zo’n autonome kunst, in tegenstelling tot wat voordien het geval was, de religieuze functie zou overnemen, dan zou dat verregaande gevolgen hebben voor het mensbeeld. De kunst verschuift immers voortdurend haar waarheidsmoment, als een permanente evolutie in de vormgeving. De toeschouwer, van zijn kant, heeft de polyinterpreteerbaarheid opgeëist. Wanneer men het werk van de beeldenmaker en de beeldenlezer samenbrengt, dan lijkt er weinig plaats voor theologie. Op basis van de poly-interpreteerbaarheid zou men beeldverheerlijkende toeschouwers nog een – weliswaar weinig bovennatuurlijk, want cultureel – polytheïsme kunnen aanmeten. Maar wanneer men de iconologie van de beeldproducenten in zijn geheel beschouwt, verwijst die naar een atheïsme. Juist door hun verscheidenheid zijn de iconen die kunstenaars produceren tekens van de veelheid of van de leegte. Nihilisme? Misschien een negatief nihilisme, als het
DEGEUS
Colin Waeghe, The Great Escape (Open Houses), 2007-2008, inkt en acryl op papier, (Wiels Brussels).
niet-aanvaarden van een onwrikbare waarheid, gebaseerd op een gefundeerde orde. Misschien een positief nihilisme, als het plaatsruimen voor elk boeiend voorstel. Maar zeker geen nihilisme in de zin van een wereldbeeld dat stand moet houden ten koste van alles. Kunst als een voortdurend wegwezen: atheïstisch, anarchistisch, anti-theologisch, anti-ideologisch, anti-autoritair, anti-burgerlijk, anti-kunst. Kunst als iconoclastische garantie. De esthetische blik als per definitie heiligschennend. Maar ook kunst als verbeeldingsmanufactuur: utopie, nieuwe werkelijkheid, feest, alternatief. De esthetische blik als sacralisering van de zintuiglijkheid. Als religie biedt kunst openheid, niet als theologie, noch als confessionaliteit. Als dynamisch principe poogt de vernieuwingsdrang met clichés te breken. Kunst zoekt niet naar waarheid, maar naar waarheidsmomenten waar ‘het denkbeeldige zijn weerzien viert met het reële’, zoals Adorno dat graag formuleerde. De bedwongen blik
De feestroes luwt wat wanneer men beseft dat het concept ‘esthetische waarneming’ en het object ervan, met name kunst, binnen de filosofie van de kunst erg theoretisch benaderd wordt. Men vertrekt namelijk altijd van een soort ideale toeschouwer. Dat is uiteraard het rechtstreekse gevolg van een niet-empirische benadering. Dufrenne geeft dit goed aan wanneer hij het heeft over wat hij de perversie noemt van de toe-eigening van kunst. De verzamelaar heeft een determinerende invloed op de waarde van de kunst, maar ook op de smaak. Binnen een galerij of een museum kan het publiek het kunstwerk niet vrij waarnemen. Daar wordt de esthetische waarde bepaald door experts. Het is niet het publiek dat bepaalt wat het graag te zien zou
mei 2014 > 41
CULTUUR
krijgen. De wijze van kijken en de aard van het toegestane plezier worden bepaald door waarnemingscodes. De waarnemingscodes ontwapenen de vaak explosieve kracht van het kunstwerk. Bewondering wordt opgelegd. De diepgang wordt geneutraliseerd. Het verplichte respect houdt op afstand en verbiedt de vertrouwelijke omgang, die precies het genot verschaft. Informatie wordt verstrekt, maar er wordt niet geleerd te spelen met het zintuiglijke en te genieten van de kleur en de figuren. Het verlangen wordt onderdrukt en de wilde waarneming verboden. De boodschap van het kunstwerk wordt gerecupereerd, het subversieve wordt ontwerkelijkt.
Het kenmerk van die nieuwe kunst is dat ze geen instelling mag worden, en al zeker geen surrogaatgodsdienst Engagement versus militant
Dat alles neemt niet weg dat er nog iets als de ‘geëngageerde’ kunstenaar bestaat. Hij wordt vaak buiten het instituut kunst gehouden. Voor Dufrenne krijgt kunst, wanneer ze gepolitiseerd wordt, twee functies toegewezen: een kritische en een militante. De kritische functie stelt tegenover de reële een denkbeeldige wereld. Met Adorno zegt Dufrenne dat de kunst anti-maatschappelijk is omdat ze, door het eenvoudige feit dat ze bestaat, de maatschappij bekritiseert en een andere wereld opent. De vraag stelt zich in hoeverre de kunst deze functie nog kan blijven vervullen. Moeilijker nog is het gesteld met de militante functie. Die veronderstelt dat de kunst zich associeert met de eigen eisen van de politieke strijd, van de partij dus. Voor Dufrenne is de utopie het denken van het mogelijke, dat zich in het reële aankondigt. De militante functie eist van de kunst dat ze een didactisch betoog wordt, dat ze dus iets anders wordt dan kunst. In haar religieuze functie bleek dat realiseerbaar. Nu niet meer. Want in haar didactisch-zijn, is ze zelfs niet eens doeltreffend. Door de oefening in het inventieve, brengt de utopie een vrijheid van geest in het spel. Dufrenne kent aan de utopie een pedagogisch belang toe. Volgens hem is de utopie een stimulans om tot inventiviteit aan te zetten, zonder rekening te houden met vooroordelen of zelfs met het weten, met de bedoeling de intelligentie te ontstoppen. Dufrenne wil in geen geval een betuttelend element aanbrengen in zijn visie op de opvoeding. Opvoeding ziet hij vooral als zelfopvoeding. Ook voor de massa.
COLIN WAEGHE Het prille oeuvre van Colin Waeghe (1980) is niet per se een illustratie van de bovenstaande theoretische bedenkingen over ‘kunst en politiek’. Het is wel werk dat, vanuit de politieke dimensie bekeken, als een beredeneerd praktisch voorbeeld kan dienen om over hetzelfde te reflecteren.
42 > mei 2014
Dit blijkt duidelijk uit zijn installatiewerken, die hij maakte in de periode dat hij in het HISK (Hoger Instituut voor Schone Kunsten, Leopoldskazerne, Gent, 2009-2010) vertoefde. Zijn Teenage Wasteland behoort tot de reeks Swing. Het is een schommel waarvan de zitplank middendoor is gezaagd. De ene helft gaat vooruit, de andere achteruit. Niet wat je van een schommel zou verwachten, die doorgaans voor- en achteruit mooi met elkaar combineert. Dit tafereel van schijnbaar zorgeloos gebiezebeis wordt wrang wanneer men beseft dat zelfs de meest harmonieuze beweging, zo
Colin Waeghe, United |Lama in Belgian field, 2012, olie op doek.
CULTUUR
zeker als de slinger van een klok, toch verschillende richtingen uit kan. ‘Swing’ betekent ‘schommel’, rustgevende zekerheid, maar ook ‘schommeling’, beangstigende onzekerheid. Samen in hetzelfde beeld wordt dat ‘unheimlich’, zoals Freud dat gevoel van onhuiselijke huiselijkheid placht te noemen. Hier ontstaat een onverwachte onbehaaglijkheid: waar is het spelende kind? Dit geldt ook voor een ander werk uit dezelfde periode: Voyage au bout de la nuit, titel van het krachtigste anti-oor-
logsverhaal aller tijden, van de hand van Louis-Ferdinand Céline. Het werk bestaat uit een oude sierluchter, voorzien van moderne TL-lampen als lichtbron. Bij nader toezien blijken de elementen waaruit de luster is opgebouwd te bestaan uit een resem scheermesjes. Zelfs de grootste verdediger van de Verlichting heeft zijn duistere kanten. Het rationalisme heeft zijn grenzen. Verstand leidt ook tot domheid en misbruik. De politieke dimensie in het werk van Colin Waeghe is ook herkenbaar in zijn schilderkunst. Zijn conceptuele achtergrond blijft doorschijnen. Uiteindelijk maakt zijn generatie kunstenaars het onderscheid niet meer tussen de klassieke media, schilder- of beeldhouwkunst, en de conceptuele kunst. Het zijn bijna allemaal kleinkinderen van Marcel Duchamp. Colin Waeghe werkt in reeksen die telkens een bepaalde politieke boodschap inhouden. Zij het potentieel, want een kunstenaar is geen boodschapper, geen engel of facteur. Het conceptuele aspect bestaat uit het ondermijnende in vraag stellen van het gevestigde.
De hoofdfunctie van kunst blijft erin bestaan om ‘kunst’ te zijn COLIN WAEGHE'S BETITELDE REEKSEN Ik overloop even zijn verschillende periodes, die telkens een titel meekrijgen. Verhelderend of obscuur, dat is nu eenmaal het lot van titels in de moderne kunst. Tussen zijn opleiding aan het Sint Lucas in Brussel en het HISK (ca. 2007-2008) heet het Great Escape. We herkennen bekende internationale museumgebouwen, de instituten van de kunst. Kunst is wat in musea getoond wordt, dat is sinds de jaren zestig de nieuwe definitie. Maar wat de musea tonen, wordt in galerijen verkocht. Het museum heeft dus ook het statuut van een bank. Het sluit aan bij de staatsapparaten. Het protest is onder controle. Uit de vensters van de getekende museumgebouwen hangt een vluchtkoord, gevlochten uit aan elkaar gebonden lakens. Deze knipoog naar de wereld van de striptekeningen is ook zichtbaar in zijn schetsmatige werkwijze. De kritiek krijgt er ook een ironische dimensie bij. De avant-garde kunst wil al lang weg uit de musea. ‘Museum mausoleum!’ was de slogan, een museum is een dodenhuis. Maar hier zit ook een mogelijke wending van de betekenis. Dezelfde weg kan ook gebruikt worden om het museum te bestormen, juist omdat men erin wil. Als kunstenaar om erbij te horen, of als toeschouwer om er te genieten van al die gekheden op sokkels. In zijn HISK-periode ontwikkelt Colin Waeghe de reeks Thank you for tomorrow, zowat het omgekeerde van wat je bij een dankbetuiging verwacht te horen. Tenzij het een belofte zou zijn, maar ook dan dankt men voor de pas voorbije actuele feiten van het beloven. De werken lijken op filmposters en zijn ook op stokken gerold zoals Chinese
mei 2014 > 43
CULTUUR
kalligrafische werken. Opnieuw heel schetsmatig, in wat inmiddels de Colin Waeghe-toets mag heten: heel vlekmatig en wat gecontroleerd beverig, zoals hij ook in het leven staat. Al dan niet met een peuk in de mondhoek. De werken zijn overigens sterk autobiografisch. Niet alleen zijn de beelden verweven met de personages uit de literatuur waar hij van houdt, maar ook zijn eigen wilde leven schemert door. Fictie en realiteit zijn voor een kunstenaar niet te scheiden, wist Gombrich ons al in zestiger jaren te vertellen. Waeghes gewilde tijdsverwarring moet ook zo bekeken worden. Tijd en ruimte zijn relatieve begrippen. Elk verleden wordt geheractualiseerd in het heden, wil het belangrijk zijn voor de toekomst. Thank you for tomorrow is in die zin een geluksboodschap. Het heden wordt gevoed door het verleden en men is dankbaar als dit een toekomst heeft. Het is ook in die periode –het HISK-verblijf zit daar zeker voor iets tussen – dat Colins persoonlijkheid evolueert van een sterk introverte, naar binnen gerichte blik, naar een open kijk op de wereld om hem heen.
Kunst als een voortdurend wegwezen: atheïstisch, anarchistisch, antitheologisch, anti-ideologisch, antiautoritair, anti-burgerlijk, anti-kunst Vanaf 2011 stijgt het succes van Colin Waeghe. Hij wordt gevraagd in gerenommeerde galerijen. Titel van een reeks Colin Waeghe, Palach, 2011, olie op doek.
luidt dan Alternator I & II. Het formaat is niet meer de affiche maar de postkaart, een medium dat men gebruikt om van op afstand vrij intieme genoeglijke informatie door te sturen aan geliefden, familie of vrienden. De boodschappen komen van de andere kant van de wereld, of beter van een wereld die onze andere kant toont wanneer we drugs gebruiken. Dan vernemen we namelijk informatie die niet voor iedereen bestemd is, in tegenstelling tot de informatie die door de gewone werking van het brein voortgebracht wordt. De alternator zet mechanische energie om in elektrische. Een gelijkaardige transformatie ontstaat ook bij druggebruik. Ze laten ons de antipoden van onze geest zien. Aldous Huxley verschijnt op het toneel. Hij staat bekend om zijn standpunt dat geestesverruimende middelen de creativiteit verhogen. Maar ook andere figuren, die allemaal dit soort geestelijke uitstappen hebben aanprezen, worden in de scènes betrokken. De geschiedenis van de hippiebeweging wordt opgerakeld. Allen Ginsberg is niet veraf. Colin Waeghe wordt het meest uitdrukkelijk politiek in United (2012). Hier komen portretten aan bod van politici van rechtse signatuur. Hij schildert ze in een soort beweging, waardoor hun eigen identiteit dubbelzinnig wordt. De centrale vraag is: wat houdt ‘identiteit’ in? Bestaat die in de beperking tot het kleine, het nationale, of doen de grenzen er niet toe? Allerlei onverwachte dieren duiken op in een typisch Vlaams landschap: lama’s, dromedarissen, bizons … maar geen koeien meer. De gefragmenteerde portretten van de nationalistische Europese leiders komen in scherp contrast te staan met de uitheemse dieren in de Vlaamse velden. In 2013 neemt hij deel aan de tentoonstelling Kortrijk Vlaandert, een titel waarmee niet alle kunstenaars gelukkig waren. Colin Waeghe ontwikkelt voor deze tentoonstelling het werk Nomadia, dat in het verlengde ligt van United. Het verwijst naar België, dat een oude geschiedenis heeft van verschillende nationaliteiten die er door de eeuwen heen elkaar gekruist hebben, en daardoor ook dikwijls gekruist ‘zijn’. Brussel is de hoofdstad van de vreemdelingen die we zelf zijn. Nomadia verwijst zowel naar het zwerverschap van nomaden als naar de droom van Utopia, de goede plek die nog niet bestaat.
Zelfs de grootste verdediger van de Verlichting heeft zijn duistere kanten. Het rationalisme heeft zijn grenzen Vanaf 2014 verblijft Colin Waeghe in Leipzig. De prachtige stad, die nog de gerestaureerde sporen draagt van het Oost-Duitsland van weleer, heeft een Stasimuseum, waar je restanten kunt zien van de communistische repressie. Colin Waeghe is er zeer van onder de indruk. De eerste artistieke verwerking ervan kan u zien in het Zwarte Huis in Knokke tussen begin mei en eind juni van dit jaar. Willem Elias
44 > mei 2014
DEGEUS
POËSTILLE
Een epos van ellende Jan G. Elburg schoor zijn oorlogsbaard Houd op daarmee: mijn oren tuiten! O, ben ik politiek een struis omdat ik eens het raam wil sluiten op ’t beestenspel van Saks en Pruis …? Een ruim verwijt, en met welk recht! Zo vaak al was mijn zingen muiten: nooit was een dichter laarzenknecht … Maar dit lied was mijn baard gewijd: een ogenblik vacantietijd in ’t wachten op het eindgevecht … Vijftiger Jan Gommert Elburg werd geboren in het Zeeuwse Wemeldinge in 1919. Hij was dus twintig toen WO II uitbrak. Zijn latere experimentele bentgenoten Remco Campert, Gerrit Kouwenaar en Lucebert waren toen respectievelijk tien, zestien en vijftien jaar oud. Deze niet eens zo grote chronologische afstand heeft wel het verschil gemaakt. Elburg heeft de oorlog in ‘actieve dienst’ meegemaakt, met name in het verzet. Vóór de atonale revolutie had hij reeds enkele bundels gepubliceerd met gedichten in een stijl die we na de experimentele explosie traditioneel zijn gaan noemen – een stijl die overigens nog tot vandaag de dag gezagsgetrouwe beoefenaars kent. Zijn oudere werk heeft Elburg nooit verloochend, maar niet opgenomen in zijn in 1975 verschenen lijvige verzamelbundel Gedichten 1950-1975. Hij beschouwde Laag Tibet (1952) als zijn eigenlijk debuut. Het hier besproken gedicht komt uit de in 1946 gepubliceerde bundel Klein T(er)reurspel. Dat is een aan zijn strijdmakkers opgedragen cyclus gedichten die op speelse manier een kleine persoonlijke treurnis koppelt aan de grote terreur die toen net achter de rug was. Ter wille van het clandestiene werk moest de jonge dichter afstand doen van ‘zijn oorlogsvaan, / waar elk
DEGEUS
den waren man aan kende’, zijn baard, die hij dan ook à contre coeur en ‘grommend heeft afgedaan’. In zevenentwintig verzen van ongelijke lengte en met afwisselend rijmschema – twee factoren die bijdragen aan de levendigheid van het geheel – wordt het tragikomische verhaal verteld. Dat gebeurt heel briljant, want Elburg kende zijn vak. De suite opent, naar klassieke geplogenheid, met een invocatie: aanroeping en vraag om hulp aan de Muze: ‘O MUZE, spreek uw minnaar aan, / wil ’t treurlied van zijn baard volenden’ … Het hilarische verhaal, dit ‘epos van ellende’ is kennelijk gesitueerd in de koude Nederlandse hongerwinter: ‘in een verfblik paarde hout / dat aan de Wehrmacht werd ontstolen, / zich vlammend met de schaarse kolen …’ Dat hij zich, zij het ‘op hoog gezag’ met het scheren ‘van man tot melkmuil heeft mismaakt’, een soort gedaanteverwisseling onderging, gaf problemen met zijn minnares. Dat was uiterst pijnlijk want: Denk niet, dat wie zijn kinhaar snoeit, op ’t zelfde schreinend ogenblik zijn hang aan baard en romantiek met wortel en tak heeft uitgeroeid … Bovendien bleek de fysieke verminking met de zware psychische gevolgen nodeloos: ‘het werk’ ging niet door. Toch was het offer niet vergeefs: de knaap vermande zich – in het verzet, want ‘dit lied was mijn baard gewijd: / een ogenblik vacantietijd / in ’t wachten op het eindgevecht …’ Gevochten moest er worden, onder meer tegen de ‘stoottroepen’ van de ‘volkse’ literatuur, want er waren wel degelijk dichtende laarzenknechten: in Nederland onder anderen Nico de Haas en George Kettmann, in Vlaanderen Bert Peleman, notoire leden van de SS.
Elb, zoals hij zichzelf graag noemde, is altijd een muiter gebleven; niet altijd met een louter ironische bedoeling introduceerde hij zich soms met de uitdrukking ‘ik hoop dat ik stoor’. En feindfreundlich is hij nooit geworden. Nog op 3 november 1985 schreef hij aan zijn grote vriend, de dichter Koos Schuur: ‘Gisteren was het Allerzielen en ik droomde ook nog dat ik uit de schedel van een verslagen vijand mocht drinken. Maar het was die Gefreiter die ik een gaatje in zijn harses had geschoten en daaruit piste het bier precies op mijn zondagse broek. No vember, no fun.’ Elburg overleed in 1992. In 2011 verscheen onder de titel Ik zie scherper door de taal, een bloemlezing uit zijn gedichten samengesteld en ingeleid door Jan van der Vegt. Daarin zijn enkele voor-Vijftig gedichten opgenomen en ook zogenaamd ‘surrealistische’, die hij tijdens de oorlog schreef. De invloed van het surrealisme is zowel in zijn poëzie als in zijn beeldend werk – ook Elburg was een dubbeltalent – voelbaar gebleven. Al zag hij zichzelf als dwars en weerbarstig, ik ben blij dat ik hem heb gekend als een gevoelig, geestig en geëngageerd man die zijn werk wel en zichzelf niet al te zeer au sérieux nam. Renaat Ramon
mei 2014 > 45
FILM
Een elegante vrouwenhiel in het machokruis De filmindustrie emancipeert, zelfs in landen waar de machocultuur nog wellustig tiert. In deze filmrubriek bespreek ik twee films die dankzij hun assertieve vrouwelijke personages het verhaal naar ongekende hoogte stuwen: de Chileense film ‘Gloria’ en de Amerikaanse prent ‘Saving Mr. Banks’.
Gloria Regisseur Sebastián Lelio baseerde het hoofdpersonage van deze film grotendeels op de figuur van zijn moeder. Een vrouw die woelige politieke tijden heeft gekend, overladen met veel latijns machismo.
Met haar positieve kijk op het leven overwint Gloria de grillen van minnaars en kinderen en haalt met volle overgave alles uit het leven Gloria is 58 en sinds haar scheiding tien jaar geleden, gaat ze op zoek naar geborgenheid en intimiteit. Toch is Gloria geen muurbloempje, ze gaat naar allerlei evenementen en duikt vrolijk het turbulente nachtleven in op zoek naar een – desnoods kale – prins op het witte paard. Wanneer ze op een dansavond kennis maakt met de 65-jarige Rodolfo, is ze dolblij. Deze gescheiden man bewondert Gloria omwille van haar enthousiasme en positieve ingesteldheid. Tussen de twee bloeit een passionele relatie, die flink verstoord wordt omdat Rodolfo moeilijk met het verleden kan breken.
46 > mei 2014
© Cinebel
Hij leest haar mooie gedichten voor in bed en slooft zich op alle mogelijke manieren uit. Toch laat Rodolfo alles vallen voor een telefoontje met zijn dochter en wil hij niet eens toegeven dat er een nieuwe liefde in zijn leven is, zelfs als Gloria gewoon naast hem in bed ligt. Gloria is een warme en optimistische film waarin de geestelijke ontwikkeling van Gloria centraal staat. Liefst wil ze haar kinderen meer rond zich hebben, maar zowel zoon als dochter zijn druk met hun eigen leven bezig. Met haar positieve kijk op het leven overwint ze de grillen van minnaars
en kinderen en haalt met volle overgave alles uit het leven. De in Chili op handen gedragen theateractrice Paulina García kreeg voor haar fenomenale prestatie de Zilveren Beer voor beste actrice op het filmfestival van Berlijn 2013. Welverdiend trouwens, want zij laat deze ijzersterke karakterschets swingen en bruisen. ‘Gloria’, regie: Sebastián Lelio, met Paulina García, Sergio Hernández, Diego Fontecilla, Fabiola Zamora, Luz Jiménez, Alejandro Goic, Liliana García, Coca Guazzini e.a. Chili / Spanje, 2013, 110 min.
DEGEUS
FILM
Saving Mr. Banks Miljoenen mensen zijn opgegroeid met het boek en/of de film Mary Poppins, maar er zijn er niet veel die weten hoe de legendarische verfilming van deze boekenreeks tot stand kwam. Niet belangrijk, zal je denken. Toch wist regisseur John Lee Hancock er met Saving Mr. Banks een interessante, misschien iets te cleane, film uit te puren. Niemand minder dan Walt Disney zelf moest twintig jaar aan een stuk onderhandelen om de filmrechten te kunnen kopen van auteur P.L. Travers, een koppige Brits-Australische dame. De seksistische Disney, die niets op had met vrouwelijke animatiekunstenaars, moet enorm in zijn mannelijke trots gekrenkt zijn toen hij bijna op zijn blote knieën toestemming moest smeken om te kunnen onderhandelen met deze vrouw. Saving Mr. Banks is een film met twee belangrijke pistes: enerzijds gaat het over Walt Disney (Tom Hanks) die P.L. Travers (Emma Thompson) wil overtuigen hem de rechten voor haar geliefde Mary Poppins te verkopen. Anderzijds wordt het verleden van P.L Travers belicht, wat duidelijk maakt waarom ze geworden is tot de persoon die ze is. Via flashbacks worden haar karaktereigenschappen verklaard. We krijgen zicht op haar jeugd, die ze doorbracht met haar zusjes, moeder en alcoholistische vader in Australië. Op deze manier wordt haar verleden, en de invloed daarvan, op een mooie manier verweven met het heden. Disney’s diplomatieke, maar doelbewuste, aanpak van Travers’ krampachtige dwarsliggerij wordt subliem weergegeven. Regisseur Hancock illustreert dit geïnspireerde ego-duel aan de hand van kleurrijke American Dreamillusies en treffende flashbacks. Travers’ afschuw voor de Disneyindustrie is dermate groot dat ze de grote tovenaar Disney met satanisch plezier in het kruis trapt. Ze ziet zijn magie-fabriek niet in staat haar
DEGEUS
Mary Poppins een waardige verfilming te geven. Ze verlaagt zich tot deze onderhandelingen enkel en alleen uit financiële noodzaak.
Disney’s diplomatieke, maar doelbewuste, aanpak van Travers’ krampachtige dwarsliggerij wordt subliem weergegeven. Regisseur Hancock illustreert dit geïnspireerde ego-duel aan de hand van kleurrijke American Dream-illusies en treffende flashbacks Saving Mr. Banks is een geslaagde film te noemen, met een stevig scenario en een knappe soundtrack. De film is gebaseerd op waargebeurde feiten, maar hier en daar hebben de regisseur en de scriptschrijvers wat fictie toegevoegd. De echte sterkte van de film schuilt voor meer dan de helft in de sublieme cast. Tom Hanks kan zich volledig in z’n rol inleven, en transformeert op zo’n manier dat hij één wordt met zijn © Cinebel
personage. Ook Colin Farrell, die ik normaal op zijn best vind in Europese producties, zet een doorleefde acteerprestatie neer als de vader van P.L. Travers. Hij blijkt een sleutelfiguur te zijn, die zijn dochter voortdurend tracht te betoveren met sprookjesachtige en verzonnen verhalen, om haar af te schermen van de vreselijke en vijandige werkelijkheid van het dagelijkse leven. En dan is er uiteraard Emma Thompson. Haal haar uit deze prent en de film stort in elkaar als een kaartenhuisje. Want uiteindelijk kleurt zij de emoties en geeft het geheel een onbeschrijvelijke charme. Thompson mocht dan ook meer dan verdiend de National Board Of Review Award uit de handen van Meryl Streep ontvangen voor haar vertolking. Ze was werkelijk supercalifragilisticexpialidocious! ‘Saving Mr. Banks’, regie: John Lee Hancock met Tom Hanks, Emma Thompson en Colin Farrell. VS/ VK/Australië, 2013, 126 min. André Oyen
BOEKENREVUE
Democratieën sterven liggend Kritiek van de tactische rede LUDO ABICHT Ludo Abicht behoort tot het uitstervend ras van de vrijdenker die, in de traditie van Leo Apostel of Hubert Dethier, een erg breed spectrum van onderwerpen beheerst. Abicht schrijft in zijn nieuwe boek opnieuw over zijn stokpaardjes: hij houdt een pleidooi voor een radicaal socialistisch project, hij schrijft over het agnosticisme en raakt thema’s aan die hij in vorige boeken ook al heeft behandeld. Maar de kern van zijn betoog, de bron waaruit zijn denken opwelt, is zijn opvatting over rationaliteit. Dienen wij absolute of tentatieve waarheden te omarmen? Abicht is van mening dat we niets met absolute zekerheid kunnen weten en dat we moeten vaststellen dat alle uitspraken over het weten ‘veelduidig of op zijn minst dubbelzinnig’ zijn Ludo Abicht heeft eerder al een boek geschreven over de Verlichting en de rationaliteitsopvatting die er volgens hem aan ten grondslag ligt (De verlichting vandaag, Houtekiet, 2007). In Democratieën sterven liggend herhaalt de auteur deze opvatting: Abicht is van mening dat we niets met absolute zekerheid kunnen weten en dat we moeten vaststellen dat alle uitspraken over het weten ‘veelduidig of op zijn minst dubbelzinnig’ zijn. Mensen denken helemaal niet in logische
48 > mei 2014
termen, maar laten zich eerder leiden door irrationele opvattingen. De geschiedenis heeft al meermaals laten zien dat dit irrationalisme gevaarlijk kan zijn. Toch betekent dit hoegenaamd niet dat we niet meer aan de rationele zin van de burger moeten appelleren – Abicht geeft het project van de Verlichting immers niet op. Alleen moet wel worden gewezen op het overdreven optimisme en moeten vragen durven worden gesteld bij de radicale maakbaarheid van mens en wereld. In alle thema’s die Abicht in zijn boek behandelt, van het christendom zonder God tot het communisme zonder leiders, ligt deze opvatting aan de basis. Daarbij moet wel worden gewezen op het feit dat de twijfel van waaruit wordt vertrokken altijd een twijfel is die aanleiding geeft tot kritiek en zelfkritiek. Het is geenszins een onderwerping en heeft niets met de
Abicht geeft het project van de Verlichting niet op. Wel moet worden gewezen op het overdreven optimisme en moeten vragen durven worden gesteld bij de radicale maakbaarheid van mens en wereld christelijke nederigheid te maken. Het is wél een bescheidenheid en behoedzaamheid die de realistische grenzen van elke mens aangeven. Abicht is dus verre van een defaitist: het is zijn (en
BOEKENREVUE
ieders) intellectuele en ethische plicht om uit te gaan van het feit dat er een betere wereld mogelijk is: ‘zolang er nog een mogelijkheid bestaat, hoe gering ook, hebben we omwille van onszelf en de anderen niet het recht cynisch te zijn.’ Daarom is het thema van de hoop, dat ook al centraal stond bij de joods-marxistische denker Ernst Bloch, cruciaal. De strijd gaat door! Daarvoor wordt onder andere verwezen naar de bezetters van Wall Street en de Occupybeweging. Abicht lezen vergt enige voorkennis. Hij schrijft in een essayistische stijl. Dat wil zeggen dat hij thema’s aanraakt, maar die thema’s niet uitvoerig behandelt. Zijn boek leest als een soort samenvatting van een denkbeeldig boek van duizenden pagina’s. Dit betekent ook dat hij, als het ware trouw aan zijn rationaliteitsopvatting, zeer weinig logische argumentatie geeft. De argumentatie die wordt gegeven, is er een van literatuurverwijzingen. Als Abicht zijn gelijk
(altijd tentatief) wil ‘bewijzen’ dan wordt verwezen naar filosofen. Op elke pagina valt er wel een ronkende naam: Simone de Beauvoir, Martin Heidegger, Bertolt Brecht, Herbert Marcuse of Bertrand Russell. Abicht is een moeilijk auteur en schrijft zeker niet voor iedereen. Vaak worden ook teksten in het Duits of Frans geciteerd zonder vertaling naar het Nederlands.
actief pluralisme, de interculturaliteit, het ongelijk van een agressief antiklerikalisme (hij mengt zich dus ook in het debat van de zogenaamde Nieuwe Atheïsten), enzovoorts. Sommigen zullen erop wijzen dat Abicht zichzelf herhaalt, anderen zullen van mening zijn dat Abicht zichzelf expliciteert en verder bouwt aan een erudiet en coherent oeuvre.
Het is ieders intellectuele en ethische plicht om uit te gaan van het feit dat er een betere wereld mogelijk is
Het is ook heel hoopgevend dat een man die geboren is in 1936 het voorbeeld geeft aan de vele jongeren die zich vandaag wentelen in het individualisme en zich neerleggen bij de bestaande orde en machtsverhoudingen. Abicht lezen vergt enige inspanning, maar zijn enthousiasme mag voor iedereen een voorbeeld zijn.
In deze recensie is gekozen om op Abichts onderliggende rationaliteitsopvatting in te gaan (het boek valt sowieso niet samen te vatten), maar de man schrijft uiteraard ook over concrete thema’s zoals het socialisme en het christendom. Hij schrijft eveneens over zijn bekende dada’s: Israël-Palestina, de Holocaust, het
Uit de olie JEREMY LEGGETT We stevenen af op een nieuwe oliecrisis die verweven zal zijn met een nieuwe financiële crisis. Dat is het basisidee van Uit de olie (oorspronkelijke titel The Energy of Nations). Jeremy Leggett is als piekoliegeoloog verbonden aan de universiteiten van Cambridge en Oxford, is oprichter van de Peakoil Taskforce (denktank van bezorgde Britse industriëlen) en voorzitter van het Carbon Tracker Initiative (organisatie die ijvert voor het zichtbaar maken van de energierisico’s voor investeerders). Hij kent de energiewereld als zijn broekzak – hij werkte nog voor BP en Shell – en stelt zich tot taak om beleidsmakers en ondernemers op het hoogste niveau te waarschuwen voor een immens groot mondiaal energierisico.
DEGEUS
Kris Velter Ludo Abicht, Democratieën sterven liggend. Kritiek van de tactische rede. Uitgeverij Houtekiet: 2014, 208 p., ISBN 9789089242839.
BOEKENREVUE
Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste deel laat Leggett ons zien hoe moeilijk het is om beleidsmakers ervan te overtuigen dat ons een nieuwe crisis te wachten staat. Het eerste deel boekstaaft een selectie van actoren uit uiteenlopende sectoren zoals wetenschap, het leger, de olieindustrie zelf en het Internationaal Energieagentschap, die allen een grote crisis voorspellen tussen 2015-2020. Tegelijkertijd gunt Leggett ons een blik achter de schermen van de oliecratie. Hoewel alles erop wijst dat de oliecratie niet zal kunnen tegemoetkomen aan de stijgende mondiale vraag naar fossiele brandstoffen, probeert ze alles in het werk te stellen om hierover mist te spuien door te knoeien met de cijfers van de oliereserves, terwijl ze enorme bedragen investeert om de media te manipuleren. Leggett toont op een overtuigende manier aan dat gas, schaliegas, teerzandolie, steenkool en kernenergie dit tekort niet zullen kunnen opvangen. Hij waarschuwt ons voor vijf systeemrisico’s, ten gevolge van deze miskenning. Ten eerste waarschuwt Leggett voor de uitputting van de olie zelf. Het tweede risico is de klimaatcrisis, door de te hoge CO2-uitstoot. Als derde risico wijst Leggett op een volgende, onvermijdelijke financiële crash als gevolg van die klimaatcrisis en olieuitputting. Het vierde risico vloeit voort uit de koolstofzeepbel in de kapitaalmarkten. De invloed van de waarde van fossiele brandstoffen op de beurzen is namelijk buitensporig groot, zodat een financiële crash een reëel risico is. Het vijfde risico betreft de hausse met betrekking tot schaliegas. Alle tekenen wijzen er namelijk op dat dit de volgende zeepbel is. In deel twee probeert Leggett na te denken over hoe we met die mondiale crisis moeten omgaan. In het ene scenario komen we terecht in een totale, mondiale systeemcrash; een donkere toekomst, een zware depressie. Niet ondenkbaar volgens Leggett, alhoewel hij veel tekens ziet die ons hoopvol kunnen stemmen. Als gevolg van de olieschok zouden wereldleiders een
50 > mei 2014
unieke kans krijgen om een uitvoerig noodplan op te stellen, vergelijkbaar met de grootscheepse mobilisatie van Churchill tijdens WOII. Een noodplan dat leidt tot een mondiale groene, besparende en hernieuwbare energie. De vraag is alleen hoe snel dat kan gebeuren. Momenteel is slechts 9% van de mondiale energie duurzame energie, dus zou er een massale investering moeten gebeuren willen we het einde van deze beschaving voorkomen. De auteur hoopt dus van harte dat er na de schok een renaissance zal opbloeien. Een overtuiging die geworteld is in vijf kernaannames die hij op het einde van het boek uitwerkt. De eerste daarvan is dat duurzame energie klaar is voor een explosieve groei. De eerstvolgende crash zal de illusies van de oliecratie aan diggelen slaan en de mensen ervan overtuigen dat het anders moet. Ten tweede ziet Leggett dat er aan een omschakeling naar duurzame energie prosociale eigenschappen verbonden zijn. Waar er in een oliecratie het ik-ik-ik-paradigma op de voorgrond treedt, is het verhaal van duurzame energie er één van de mondiale gemeenschap. Als derde punt wijst de auteur erop dat bepaalde initiatieven zoals transition towns (waar er reeds 2000 van actief zijn in 40 laden) en peer-to-peerleningen, sterk kunnen bijdragen aan deze omslag. De vierde heeft betrekking op de prosociale gerichtheid van het menselijk brein en de vijfde op de kracht van de (crisis)context waarbinnen leiders na de crash zullen opereren. Lukt dat, dan zullen we de ergste crisis van het moderne kapitalisme overleven en in een totale nieuwe samenlevingsvorm terechtkomen, namelijk een duurzame energiemaatschappij. Kurt Beckers Jeremy Leggett, Uit de olie. Uitgeverij Epo: 2014, 336 p. ISBN 9789491297908.
Turkije aa
Een schitterend Iedere Gentenaar die Turkse (of uit andere emigratielanden afkomstige) collega’s, werknemers, leerlingen, klasgenoten, buren en/of vrienden heeft, zou zichzelf als verplichte literatuur het pas verschenen boek Turkije aan de Leie - 50 jaar migratie in Gent van historica en journaliste Tina De Gendt moeten opleggen. Het is zowel een standaardwerk over een sociologisch fenomeen als een kroniek van een groeiend ‘pluricultureel samenleven’ geworden. En het is bovendien ook nog bijzonder boeiend en vlot leesbaar geschreven. Jarenlang heeft De Gendt bronnen geraadpleegd, archieven uitgevlooid, orale getuigenissen genotuleerd, analyses en syntheses voor zichzelf gemaakt en ten slotte verwerkt in een zeer evenwichtig en redelijk dik uitgevallen, thematische publicatie van méér dan 250 bladzijden. Het voorwoord reserveerde ze voor de burgemeester van Gent, de stad waarvan de migratiebegeleiding niet altijd makkelijk verliep maar ook wel eens een schoolvoorbeeld was voor andere steden en gemeentes.
DEGEUS
BOEKENREVUE
an de Leie
d beeld van vijftig jaar (Turkse) migratie kaart het Ottomaanse Rijk, Kemal Atatürk, de staatsgreep van 1980. Uiteraard bevestigt ze het fenomeen – dat iedereen wel weet die het wil weten – van de vraagstelling van de Belgische overheid (in overleg met de Turkse en Maghrebijnse overheid, vijftig jaar geleden) om arbeiders te werven tot meerdere eer en glorie van de West-Europese industrie en economie.
De auteur behandelt haar onderwerp gevulgariseerd wetenschappelijk, gebaseerd op statistieken, geschiedschrijving en feiten, maar binnen die normen kleurt ze het niet zelden in met proza dat dicht in de buurt van de roman komt. De verhalen van Faruk, Dikke Trees, de Rattenvanger van de Kerkstraat, de reis van Ceril ... hun verhaal mocht nog langer en anekdotischer uitgewerkt zijn. De lezer smacht naar méér informatie en persoonsinvulling – tranche de vie – na de best wel prikkelende biografische aanzet. De Gendt heeft haar boek over migratie in Gent chronologisch opgebouwd: vanaf de Turkse Sinterklaas en de Kruisvaarten over de geschiedenis van de textielindustrie in Vlaanderen ... en aan de andere kant van de wereld-
DEGEUS
De auteur behandelt haar onderwerp gevulgariseerd wetenschappelijk, gebaseerd op statistieken, geschiedschrijving en feiten, maar binnen die normen kleurt ze het niet zelden in met proza dat dicht in de buurt van de roman komt Ze volgt op de voet de tijdslijn van de ‘eerste elf’ Turken in het Gent van het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw tot de huidige 20.000 inwoners met Turkse roots, die de Arteveldestad mee helpen bevolken en cultureel en gastronomisch inkleuren. Ze slaagt er perfect in een leerrijk, confronterend en sociaal bewogen beeld op te hangen van de wederzijdse aanvaarding en ‘aanpassing’, vrouwenemancipatie, laïcisering, intellectualisering, groeiende democratische en zelfs politieke betrokkenheid, responsabilisering, eigen en later geïntegreerd verenigingsleven en algemene sociale verankering.
uitleidend woord even boeiend en verrassend te zijn als de schrijfster van de hoofdmoot. Ze doet het dan ook nuchterder, nóg wetenschappelijker, overduidelijk gebaseerd op onderzoek en minder betrokken door inleving in de dagdagelijks gedeelde cohabitatie. Haar hoofdstuk over de immigratie uit andere regio’s is wél erg dienstbaar en absoluut complementair. Misschien was het ook wel nodig om de keuze van het titelonderwerp niet stigmatiserend te maken. En zo komen we bij twee minpuntjes: de titel is niet bijster origineel te noemen, want hij ruikt verdomd naar die van een redelijk recente VRT-reportage – uiteraard ook met Gent als onderwerp en decor – over de Bulgaarse inwijking: Bulgarije aan de Leie. En ten slotte is er het illustratieve deel van het werk, dat hoofdzakelijk uit (vanzelfsprekend kwalitatief povere) familieportretjes bestaat ... terwijl er sinds de jaren zeventig een hele groep getalenteerde en inmiddels (inter-) nationaal erkende fotografen precies dat aspect van het nieuwe samenleven regelmatig als onderwerp hebben gekozen en er verhelderend én esthetisch verantwoord beeldmateriaal van verzamelden. Hier liet de uitgever toch wel een open kans liggen. Freek Neirynck Tina De Gendt, Turkije aan de Leie. 50 jaar migratie in Gent. Uitgeverij Lannoo (met de steun van STAM en het Fonds PacalDecroos voor bijzondere journalistiek): 2014, 296 p. ISBN 9789401411233.
Nawoordauteur dr. Jozefien De Bock heeft het niet makkelijk om in haar
mei 2014 > 51
CODA
EF & AF over tijd Al een hele tijd ontmoeten de Ene Filosoof (EF) en de Andere Filosoof (AF) elkaar, maar pas recent zijn ze op het idee gekomen om er een verslaggever bij te betrekken, namelijk mijzelf. De keuze van hun namen is niet alleen om hun identiteit te beschermen, waarvan ze gek genoeg beiden beweren dat die niet bestaat, maar ook om de aloude traditie te vermijden waarbij de naam al meteen duidelijk maakt hoe de rollen verdeeld zijn: Slim en Dom, Rationalist en Dromer, en zo meer. Hoewel Doordrammer en Snapniegoe geen slechte keuze zouden zijn.
mis moet zijn, want behalve devoot luisteren naar die wartaal van jou, kan ik mij niet herinneren met gelijk wat gerammeld te hebben. [Met een zachte, maar goed verstaanbare stem] ’t Lijkt mij eerder het omgekeerde.'
EF: 'Wil je dat nu geloven? Het is weeral gebeurd: iemand die mij aanspreekt en vraagt of ik vijf minuten heb. Hoe is het mogelijk?'
EF: [Zijn neus raakt die van AF] 'Nu beledigt ge mij. Alsof ik daar niet aan gedacht zou hebben. Wel, als het een metafoor is, is het een metafoor voor iets. Een boom van een vent is een metafoor omdat die vent een eigenschap heeft, groot en struis zijn, die boom en vent samenbrengen. Vraag: met wat wordt ‘het hebben van vijf minuten’ samengebracht? Enig idee? Hmm?'
AF: 'Sorry, maar waarom zou je je daarover zo opwinden? Dat lijkt mij een normale vraag?' EF: 'Maar AF, jongen, niet uitgeslapen of wat? Heb je de vraag wel goed gehoord?' AF: 'Wat, hoe het mogelijk is?' EF: 'Neen, neen, dat is een ander filosofisch probleem. De vraag of ik vijf minuten heb.' AF: 'En die had je niet of wat?' EF: 'Exact! Hoe kan ik nu vijf minuten hebben? Snap je het niet: hebben betekent toch altijd iets hebben dus moet er iets zijn dat je kunt hebben? Een ding of zoiets. Maar wat voor een ding is tijd? Dat is toch geen ding? Dus kun je het ook niet hebben.' AF: 'Wat, wil je zeggen dat je nooit de tijd hebt? Dan ben ik wel blij dat je tijd hebt gevonden voor dit gesprek. Mijn oprechte dank.' EF: 'Zeg, zijt ge met mijn voeten aan ’t rammelen? Als ik de tijd niet kan hebben, kan ik hem moeilijk vinden, denkt ge niet? Tijd vinden, hoe zou ik dat moeten doen?' AF: 'Wacht, je bent mij aan het verliezen. Bedoel je nu dat het niet kan dat tijd een ding is en dat je het dus niet kunt hebben of dat tijd wel een ding kan zijn maar dat jij het toevallig niet hebt? Een beetje duidelijkheid mag wel, beste EF, want als we zo doorgaan zijn we echt wel onze tijd aan het verliezen.' EF: 'Maar enfin, ’t zijn niet mijn voeten, ’t zijn mijn kloten waarmee ge rammelt! Hoe kunt ge nu in hemelsnaam tijd verliezen als ge hem nog niet eens kunt hebben om te beginnen? Wat ge niet hebt, kunt ge niet verliezen, begrijpt ge?' AF: 'OK, ’t gaat al, ik ben helemaal niet aan het rammelen met om het even welk onderdeel van jouw lijf. Trouwens waarom merkt ge niet op dat dat ook
52 > mei 2014
EF: 'Rustig, rustig, …, dat is gewoon een metafoor, beste AF, wat anders, moet ik nu echt alles beginnen uitleggen?' AF: 'Ah, beste vriend, ik hoor het u graag zeggen. Waarom dan kan ‘ik heb vijf minuten’ ook niet een metaforische uitdrukking zijn?'
AF: 'Dat lijkt mij niet zo’n raadsel: simpelweg dat je bereid bent een korte periode vrij te maken om naar de ander te luisteren.' EF: 'Haha, in de val gelopen, kameraad. ‘Een periode vrijmaken’, als dat geen metafoor is dan weet ik het ook niet meer. Dus waarmee wordt déze metafoor dan verbonden?' AF: 'Ja, toegegeven, mijn definitie had beter gekund. Als A aan B vraagt of die vijf minuten heeft dan bedoelt A hiermee dat in de periode die volgt op de vraag B bereid is naar A te luisteren. Is dat beter?' EF: 'Neen, langs geen kanten want in jouw definitie staat het woord periode. Mag ik vragen wat je daarmee bedoelt?' AF: 'Grofweg, iets wat loopt van dan tot dan.' EF: 'En wat is een ‘dan’ dan, beste vriend?' AF: 'Een tijdstip natuurlijk, wat anders?' EF: 'En dat tijdstip ‘loopt’ van dan naar dan? Ik kan mij vergissen maar dat lijkt mij een meer dan serieuze metafoor. Dus, nog een keer, met wat wordt déze metafoor nu weer samengebracht?' AF: 'Weet ge wat, beste EF, volgens mij wordt het tijd om te stoppen.' EF: [Loopt hoofdschuddend weg] 'Tijd … worden … stoppen …??' AF: [Loopt achter EF aan] 'Sorry, EF, wacht, ik had toch nog een vraag: als mijn horloge stilvalt, valt de tijd dan ook stil?' Jean Paul Van Bendegem
DEGEUS
MAGAZINE VRIJZINNIGE ACTUALITEIT OOST-VLAANDEREN
NIEUWSBRIEF en hoe dragen zij dit uit? En op welke manier geeft hun levensbeschouwing hun leven en handelen vorm of bepaalt ze hun engagement? Aansluitend wordt het debat opengetrokken naar het publiek dat in dialoog kan treden met de panelleden.
De volgende nieuwsbrief verschijnt op 1 juni 2014. Bijdragen hiertoe worden ten laatste op 5 mei 2014 verwacht op onze redactie.
AALST
Deelname: € 5. Info en inschrijvingen: upv@vub.ac.be 02 629 27 50 - www.cavavub.be. Locatie: CC De Werf, Kleine Zaal, Molenstraat 51, 9300 Aalst. Met steun van de Vlaamse Overheid en deMens.nu.
ZATERDAG 10 MEI 2014, 20:00 Getuigenissen over vrijzinnig humanisme UPV-VUB, HVV, CAVA
ZONDAG 11 MEI 2014, 11:00 Concert ‘In Flanders Fields. Een muzikaal oorlogsdagboek’ Grupetto ensemble HVV-HV AALST I.S.M. VZW VRIENDEN VAN HET GO!-REGIO DENDER
In het kader van het project ‘Een Vrijzinnig-Humanistisch Cultureel Erfgoedforum voor Vlaanderen’ gaat het Centrum voor Academische en Vrijzinnige Archieven (CAVA) op zoek naar kleine en grote verhalen van vrijzinnigen. CAVA organiseert een uitzonderlijk panelgesprek met bekende persoonlijkheden: Minister van Werk Monica De Coninck, Vlaams Parlementslid Jean-Jacques De Gucht, kunsthistorica en ‘Rode Leeuw’ Lydia Deveen en UGent vice-rector Freddy Mortier. CAVA peilt naar de vrijzinnig-humanist achter de publieke figuur: wat betekent vrijzinnig-humanisme vandaag voor hen
DEGEUS
Als uitlaatklep voor het onbeschrijflijk lijden tijdens de Eerste Wereldoorlog namen enkelen hun toevlucht tot het schrijven van een gedicht. Ook populaire deuntjes met soms wrange teksten brachten troost en afleiding. Het ensemble Grupetto brengt een selectie van dergelijke liedjes, maar ook composities geïnspireerd op teksten van soldaat-dichters. Deelname: € 15. Info en inschrijving: Frederic Caytan fc271111@skynet.be. Locatie: feestzaal van het stadhuis Aalst, Grote Markt 3, 9300 Aalst.
mei 2014 > 53
AGENDA
Inkom: € 3. Info en inschrijving: HVV Denderleeuw 053 66 99 66 - info.hvvdenderleeuw@gmail.com. Locatie: ‘t Kasteeltje, Stationsstraat 7, 9470 Denderleeuw.
ZONDAG 18 MEI 2014, 11:00 Theatermonoloog ‘En nadien kwam het water…’ VERMEYLENFONDS AALST
EEKLO DINSDAG 27 MEI 2014, 20:00 God bestaat, God bestaat niet! Prof. dr. Jean Paul Van Bendegem GRIJZE GEUZEN EEKLO
August Vermeylen Fonds
De openingsactiviteit van het gloednieuwe Vermeylenfonds Aalst! René Van der Speeten brengt een zelf geschreven theatermonoloog over Omer, de oom en oudoom van René en Johan Van der Speeten. Johan zorgt voor de muzikale ondersteuning van het geheel. En nadien kwam het water… is het verhaal van twee oorlogen, de Schooloorlog en de Groote Oorlog. Omer, 28 en vrijzinnig onderwijzer, wenst geen wapens te dragen. Hij meldt zich als vrijwilliger-brancardier en wordt ingedeeld bij het 4de Linie Regiment …
DENDERLEEUW DONDERDAG 22 MEI 2014, 14:00 Lezing ‘mensenhandel’ Patsy Sörensen HVV DENDERLEEUW
Jean Paul Van Bendegem is, naast logicus, wiskundige en wetenschapsfilosoof, een begenadigd spreker en bekend atheïst. Hij schreef onder andere De Vrolijke Atheïst.
Gratis toegang. Info: rene.vanderspeeten@telenet.be. Inschrijving: fabjen@vermeylenfonds.be - 09 223 02 88. Locatie: Stadsfeestzaal, Grote Markt 3, 9300 Aalst
Gratis toegang voor GGE-leden / niet-leden: € 5. Info en inschrijving: freddy.van.weymeersch@pandora.be - 0495 322 071. Locatie: CC Herbakker, Pastoor De Nevestraat 10, 9900 Eeklo.
DEINZE VRIJDAG 16 MEI 2014, 20:00 Theatervoorstelling: ‘De Kletskousen’
EVERGEM
WILLEMSFONDS DEINZE Toneelgroep Vooruit speelt De Kletskousen, een Commedia dell’arte van Carlo Goldoni uit het Venetië van het begin van de 18e eeuw in een leuke regie van John Lammertijn. Deelname: € 7,5. Info en inschrijving: Annie Mervillie - 0476 46 67 26 willemsfondsdeinze@telenet.be. Locatie: Zaal Palace, Markt 32, 9800 Deinze.
54 > mei 2014
ZATERDAG 10 MEI 2014, 11:00 - 13:00 Patsy Sörensen is lerares in het kunstonderwijs, maar vooral gekend als de drijvende kracht achter Payoke, een centrum voor vrouwen in de prostitutie en slachtoffers van mensenhandel in het Antwerpse Schipperskwartier. Zij is een voormalige politica en mensenrechtenactiviste. In 1992 werd ze de eerste winnares van A. E. Ribbius Peletier prijs voor humanisme.
Havenrondvaart VERMEYLENFONDS EVERGEM Havenrondvaart doorheen de haven van Gent op de Jacob Van Artevelde, met begeleiding van een ervaren gids. Afspraak om 10:40 aan de Rigakaai (vlakbij Weba) aan het nieuwe havengebouw. Achteraf is er gelegenheid tot een gezellig etentje in restau-
DEGEUS
AGENDA
rant Canar Bizar in Oostakker voor € 15 (stoverij of vol-au-vent).
VRIJDAG 2 MEI 2014, 20:00 De duizendkunstenaar van Lublin – Isaac Bashevis Singer Leesclub ‘De Avonduren’ UPV GENT-EEKLO
Bezoek aan de markt van Wazemmes in de voormiddag, lunch in Lille en geleide rondleiding doorheen de tijdelijke tentoonstelling André Fougeron met vrij bezoek aan de vaste collectie van La Piscine, Roubaix. Deelname: € 35 VF-leden / € 40 niet-leden. Info en inschrijving: fabjen@vermeylenfonds.be 09 223 02 88. Storten op rek.nr. van VF Gent BE94 1236 8319 7914 met mededeling ‘Lille + namen deelnemers’. Gelieve te bellen alvorens te storten. Locatie: Lille en Roubaix.
ZONDAG 4 MEI 2014, 10:45 Geleid bezoek aan de Lakenhalle en het Belfort
Gratis toegang. Info en inschrijven: Chris Coene - 0499 13 41 19 coenechris1@gmail.com of Gilbert Roegiest 0479 79 34 79 - gilbert.roegiest@telenet.be. Graag vooraf overschrijven voor het etentje (€ 15) op rekeningnummer BE24 8908 7421 3238 t.a.v. Vermeylenfonds Evergem.
GENT WOENSDAG 30 APRIL T.E.M. ZONDAG 11 MEI 2014 Tentoonstelling Bert Wevers VERMEYLENFONDS
WILLEMSFONDS GENT
De duizendkunstenaar van Lublin opent een wonderlijke wereld van rabbi’s, scharrelaars, charlatans, geesten, duivels en demonen. Een niet meer bestaande maar fascinerende wereld. Singer zelf is een duizendkunstenaar die in dit boek beschrijft hoe de artiest Jasja langzaam maar zeker verandert in een soort vrome kluizenaar. Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Hofstraat 353/0001, 9000 Gent.
ZONDAG 4 MEI 2014, 8:00 - 20:00 In het kader van 100 jaar Grote Oorlog brengt het Vermeylenfonds dit jaar doorheen Vlaanderen een programma met portretten van schilder Bert Wevers en muziek van Sarah D’hondt. Het project wil geen verheerlijking van de gevallen slachtoffers of van het patriottisme. Het zoekt daarentegen een manier om het universele leed te verbeelden. Gratis toegang. Info en inschrijving: fabjen@vermeylenfonds.be 09 223 02 88. Locatie: Norbertijnerkapel, Kaatsspelplein z/n, 9000 Gent. Met de steun van demens.nu.
DEGEUS
Daguitstap naar Lille en La Piscine VERMEYLENFONDS GENT
De skyline van het middeleeuwse Gent wordt bepaald door drie torens die midden in het stadscentrum op één rij zijn gebouwd: de Belforttoren, de Sint-Baafskathedraal en de Sint-Niklaaskerk. Vandaag bezoeken we onder deskundige begeleiding van een gids (Gandante vzw), de middelste toren, met name het Belfort en de bijhorende Lakenhalle. Een unieke kans om dit architectonisch juweeltje eens van binnenuit te bekijken. Deelname: € 9 WF-leden / € 10 niet-leden. Info en inschrijving: Robin Suykerman rsuykerman@hotmail.com - 0476 82 72 31.
mei 2014 > 55
AGENDA
Voorafgaande overschrijving op rek.nr. BE75 2900 2850 1651 t.a.v. Robin Suykerman, Schooldreef 124, 9050 Gentbrugge. Locatie: Belfort (onthaal), Sint-Baafsplein, 9000 Gent.
Gratis, mits inschrijving. Info en inschrijving: fabjen@vermeylenfonds.be 09 223 02 88. Locatie: Theater Tinnenpot, Biljartzaal, Tinnenpotstraat 21, 9000 Gent.
DINSDAG 6 MEI 2014, 13:30 - 17:00 VRIJDAG 9 MEI 2014, 20:00
Adieu mes amours – Josquin Desprez Muziekclub ‘Capriccio’ UPV GENT-EEKLO
Vernissage duotentoonstelling ‘Versus’ Camus is zich bewust van het belang van dit gevoel. De wijze waarop we ons ertoe verhouden is namelijk beslissend voor ons geluk en onze solidariteit.
Kaat en Maarten Marchau KUNST IN HET GEUZENHUIS VZW
Als het leven voor ons absurd is, en we onder deze absurditeit lijden, is het dan nog wel de moeite waard? Zouden we niet beter zelfmoord plegen? Bovendien, wat weerhoudt mij ervan om iemand anders te vermoorden, als zijn/haar leven geen waarde heeft? In deze lezing verkennen we het antwoord van Camus op deze vragen. In het gevoel van opstandigheid tegen de absurditeit van het leven ontdekt hij een bron, die ons de kracht geeft om gelukkig en solidair te zijn. We zullen ons de vraag stellen of deze bron hier inderdaad toe in staat is.
Josquin was een Franstalig Vlaams musicus (zanger en componist) van de Vlaamse Polyfonie (15e eeuw). In het chanson was hij de belangrijkste exponent van een nieuwe stijl, waarin de technieken van de canon en het contrapunt werden toegepast op wereldlijke liederen. Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Hofstraat 353/0001, 9000 Gent.
WOENSDAG 7 MEI 2014, 20:00 Albert Camus over geluk en solidariteit in een absurde werkelijkheid Torben Wolfs, filosoof HUMANISTISCH VERBOND GENT Centraal in Camus’ filosofie staat het gevoel van het absurde. De hedendaagse mens vindt zich terug in een wereld die hem zinloos toeschijnt, terwijl hij hunkert naar een wereld die zinvol is.
56 > mei 2014
Gratis toegang HV-leden en studenten / € 2 niet-leden. Info en inschrijving: Brigitte Walraeve hvv.gent@geuzenhuis.be - 09 220 80 20. Locatie: Geuzenhuis, Kantienberg 9, 9000 Gent.
VRIJDAG 9 MEI 2014, 20:00 Boekvoorstelling ‘De Vierschaar’ Johan Soenen
Het huidig werk van Kaat Marchau (°1960) is zeer expressief, met de mens als centraal gegeven, waarbij emoties zoals vertwijfeling, angst, liefde en hoop tot uiting komen. Achtergronden zijn van even groot belang binnen haar composities, door het gebruik van Indische stempels en subtiele structuren die typisch zijn voor haar stijl. Ze gebruikt gemengde technieken, waarbij acryl de hoofdrol speelt. Een caleidoscoop aan kleuren is typerend voor haar werk.
VERMEYLENFONDS GENT I.S.M. BOEKHANDEL WALRY EN THEATER TINNENPOT Johan Soenens derde roman De Vierschaar speelt voor een deel in de Groote Oorlog 1914-18 en voor een deel in de jaren 19701980. Wanneer de ik-figuur, een gepensioneerde weduwnaar, van Gent verhuist naar een oud boerderijtje in de buurt van Oudenaarde, komt hij op het spoor van een tragische liefde die zowat zestig jaar voordien in de Groote Oorlog was ontstaan tussen een Duitse soldaat en een Vlaamse boerendochter … Na een woord vooraf door Johan Notte, directeur Vermeylenfonds, wordt de auteur geïnterviewd door André Vansteenbrugge. Nadien volgt een signeersessie.
DEGEUS
AGENDA
De invloed van tijd op de fotografische beeldvorming als tegenpool voor het traditionele stilstaand beeld heeft Maarten Marchau (°1967) steeds geboeid en is een dikwijls terugkomend element in zijn werk. Het zichtbaar maken van wat er niet echt is, het moment gespreid over een langere tijdspanne, fragmenten samengebracht tot een parcours dat het object in de tijd aflegt. Daarbij aansluitend werkt hij ook dikwijls rond de afwezigheid van een subject in de scene wat het gevoel van een ontbrekende aanwezigheid opwekt. Ook de confrontaties met dood en leven, van relict en groei, van jong en oud, transformaties en metamorfoses zijn weerkerende thema’s. De inleiding wordt verzorgd door Sofie Crabbé. Gratis toegang. De tentoonstelling loopt van 10 t.e.m. 18 mei 2014 in het Geuzenhuis. Open: maandag tot vrijdag van 9:00 tot 12:00 en van 13:00 tot 16:30 (na telefonische afspraak via 09 220 80 20). Op zaterdag en zondag telkens van 14:00 tot 17:00. Info: KIG - griet@geuzenhuis.be - 09 220 80 20. Locatie: Geuzenhuis (Zolderzaal), Kantienberg 9, 9000 Gent.
ZATERDAG 10 MEI 2014, 8:30 - 14:00 51ste Feest van de Vrijzinnige Jeugd COMITÉ FEEST VRIJZINNIGE JEUGD GENT Alle ingeschreven kinderen uit het zesde leerjaar van de gemeenschaps- en stadsscholen van Groot-Gent, Heusden en Wetteren zijn van harte welkom. Elk jaar opnieuw richten we een uniek feest in. Dit jaar is het centrale thema ‘Vrij inkleuren’. Met dit thema willen we graag benadrukken dat kinderen in het algemeen en zeker de deelnemers aan het Feest Vrijzinnige Jeugd in het bijzonder, het recht hebben om keuzes te maken, dat zij mogen kiezen uit een rijk aanbod en dat iedereen klaar staat om hen te adviseren, wanneer ze om raad vragen. Uiteraard zijn er kinderen die graag eens buiten de lijntjes kleuren, daarin verschillen ze niet veel van volwassenen. Zolang het kan, is het leuk om zonder al te veel brokken de grenzen te verkennen en – wanneer dat mogelijk is – eens een nieuwe kleur uit te vinden. Soms is de zoektocht leuker dan de vondst.
DEGEUS
bus naar Arras om daar te lunchen en aansluitend de stad met een gids te verkennen. Deelname: € 70 WF-leden / € 75 niet-leden. Info en inschrijving (vóór 6 mei): Jan De Groof 0486 22 77 02 - jande_groof@hotmail.com. Locatie: P&R onder de autostrade te Gentbrugge.
ZATERDAG 10 MEI 2014, 19:15
PROGRAMMA: 8:30
9:00 11:15 11:50
13:00
Benefietconcert t.v.v. 11.11.11.
Verzamelen van alle feestelingen in de foyer van het Ufo Indeling en start van de workshops Ontvangst van de ouders en familie & afhalen deelnamekaarten receptie (Ufo) Bezinningsgedeelte en toonmoment voor de feestelingen, ouders, familie en genodigden in het auditorium Leon De Meyer (Ufo) Uitgebreide receptie met de feestelingen, ouders, familie, vrienden, sympathisanten en genodigden in de foyer (Ufo)
Info: Thomas Lemmens - thomas@geuzenhuis.be 09 220 80 20. Locatie: UFO - Sint-Pietersnieuwstraat 33, 9000 Gent. Onder auspiciën van deMens.nu en de VUB. Het Feest Vrijzinnige Jeugd Gent wordt mede mogelijk gemaakt door het IMD Oost-Vlaanderen.
ZATERDAG 10 MEI 2014, 8:30 Busuitstap naar Louvre-Lens WILLEMSFONDS GENT EN GENTBRUGGE
VERMEYLENFONDS, MASEREELFONDS, LINX+, 11.11.11
Optreden van de mondiaal gekende linkse protestzanger David Rovics die bekend staat om zijn activisme. Het voorprogramma wordt ingevuld door Johannes Wannyn. Deelname: € 5 VVK en VF-leden / € 7 niet-leden. Info en inschrijving: Tuur Kindt tarlebbetuut@hotmail.com. Locatie: Buurtcentrum Rabot, Jozef II straat 104-106, 9000 Gent.
DINSDAG 13 MEI 2014, 13:30 - 17:00 Chants de L’Église de Rome Muziekclub ‘Capriccio’ UPV GENT-EEKLO
In de voormiddag bezoeken wij het museum in Lens. ‘s Middags rijden we met de
De Oud-Romeinse zang (5de - 8ste eeuw) is de liturgische zang van de voorlopers van de Gregoriaans liturgie. De gezangen zijn ‘voluptueus’, veroorzaakt door de tenor en de lage basstem die de bovenliggende zang
mei 2014 > 57
AGENDA
ondersteunen en zorgen voor polyfonie.
productie te zien.
Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Hofstraat 353/0001, 9000 Gent.
Deelname: tickets ter plaatse te betalen. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Bozar, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel.
DINSDAG 13 MEI 2014, 20:00
ZONDAG 18 MEI 2014, 12:00 - 13:30
Informatie-avond voor kandidaat-pleegouders
Geleid bezoek ‘Géricault. Fragmenten van mededogen’
PLEEGZORG OOST-VLAANDEREN / OPVANG VZW
Deelname: € 10 WF-leden en studenten / € 15 niet-leden. Info en inschrijving: Elise De Vos - 0472 55 74 08 elise.de.vos@gmail.com. Inschrijving is pas geldig na storting op rek. nr. BE57 0635 5992 2835 t.a.v. Brunscon & Co met vermelding van ‘Brunscon en Co’, naam, WF-lidmaatschap en de speeldatum. Locatie: Lakenmetershuis, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent.
KUNST IN HET GEUZENHUIS VZW
ZONDAG 18 MEI 2014, 10:00 Bezoek tentoonstelling Michaël Borremans & Zurbarán UPV GENT-EEKLO Théodore Géricault, een Frans kunstschilder uit de 19de-eeuwse romantiek, maakte een reeks portretten van geestesgestoorden in het hospitaal la Salpêtrière in Parijs. Door deze reeks portretten, evenals door zijn meesterwerk Het vlot van de Medusa, kreeg Géricault snel naam als de schilder van de gruwel, van de pijn, van de waanzin en van de dood.
Iedereen met interesse voor de tijdelijke opvang van een kind of volwassene is welkom. Gratis toegang. Info: Pleegzorg Oost-Vlaanderen vzw - 0471 91 91 02 www.pleegzorgoostvlaanderen.be. Locatie: Vlaamsekaai 11, 9000 Gent.
Rik Reynaerts gidst ons op schitterende wijze doorheen deze tentoonstelling.
VRIJDAG 16, ZATERDAG 17 EN ZONDAG 18 MEI 2014, 20:00 Theater: ‘Bruscon & Co’ WILLEMSFONDS GENT Bruscon & Co is de nieuwe theatervoorstelling van Dirk Tanghe, gebaseerd op Der Theatermacher van Thomas Bernhard. De theatermaker/schrijver Bruscon reist met zijn vrouw Agathe, zijn zoon Ferruccio en dochter Sarah door Oostenrijk om er zijn stuk Das Rad der Geschichte op te voeren. Hij belandt in Otzbach waar hij een tirannieke tirade afsteekt tegen de waard en diens familie die een parochiezaaltje annex danszaal uitbaten in dit godverlaten gehucht ...
58 > mei 2014
Michaël Borremans brak eind jaren 90 internationaal door met een gevarieerd oeuvre (tekeningen, schilderijen, films) waarin de bedrieglijkheid van de voorstelling en de absurditeit van het bestaan op een suggestieve, ironische manier worden blootgelegd. Francisco de Zurbarán behoort net als Velázquez en Murillo tot de belangrijkste Spaanse barokschilders. Voor het eerst in België is een overzicht van zijn artistieke
Deelname: € 4 voor de gids + € 8 toegang voor niet-Gentenaren / Gentenaren gratis. Info en inschrijving (max. 20 deelnemers): griet@geuzenhuis.be - 09 220 80 20. Gelieve het bedrag van € 4 (gids) vóór 5 mei over te schrijven op rekening van KIG vzw IBAN BE38 0013 0679 1272 met vermelding ‘Géricault + naam + aantal personen’. De toegang wordt ter plaatse betaald. Locatie: MSK, Fernand Scribedreef 1 (Citadelpark), 9000 Gent. Afspraak om 11:45 aan de ingang.
ZONDAG 18 MEI 2014, 14:15 Natuurwandeling: Gentbrugse Meersen WILLEMSFONDS GENT De Gentbrugse Meersen is één van de vier
DEGEUS
AGENDA
groenpolen die in Gent worden ingericht. Het gebied wordt ongeveer 270 ha groot en situeert zich binnen de brede Scheldebocht en de bebouwing van Gentbrugge. Door de lage ligging staan verschillende weiden een groot deel van het jaar onder water, wat uiteraard interessant is voor de watervogels en steltlopers.
Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Hofstraat 353/0001, 9000 Gent.
DINSDAG 27 MEI 2014, 13:30 - 17:00 Central park in the dark – Charles Ives Muziekclub ‘Capriccio’
DINSDAG 20 MEI 2014, 19:30 - 22:00
UPV GENT-EEKLO
Filosofisch gesprek ‘Het geheim van jong blijven’ HVV ZAHIR GENT Volgen we de raad van Oscar Wilde: ‘Correct leven, langzaam eten en liegen om je leeftijd’? Moeten we niet eerst definiëren wat we onder jong blijven verstaan? En eens we het voor onszelf bepaald hebben, volgt dan niet de vraag wat daar zo nastrevenswaardig aan is? Trouwens, kunnen we jong blijven wel aan, zowel fysisch, psychisch als cultureel? Dreigen we niet in conflict te komen met onze mogelijkheden en verlangens?
Omdat dit natuurgebied nog niet zo gekend is bij het grote publiek, laten wij ons op deskundige wijze gidsen door Natuurpunt. Deelname: € 3 WF-leden / € 4 niet-leden. Info en inschrijving: Walter De La Ruelle - 0496 86 07 36 walter-nicole@telenet.be. Locatie: Boer Janssensstraat 15, 9050 Gentbrugge.
DINSDAG 20 MEI 2014, 13:30 - 17:00 Vioolconcerto – Alban Berg Muziekclub ‘Capriccio’ UPV GENT-EEKLO Eén van de laatste composities van de Weense componist Alban Berg (1885-1935) is zijn concert voor viool en orkest. Hij voltooide het werk in 1935.
Gratis toegang. Info en inschrijving: gustaaf de meersman - videokontakt. gdm@telenet.be - 09 330 35 77. Locatie: Geuzenhuis, Kantienberg 9, 9000 Gent.
VRIJDAG 23 MEI 2014, 20:30 Theater: ‘IJzer’ (try-out) Wim Claeys WILLEMSFONDS GENT Wim Claeys, de Gentse zanger-accordeonist die steeds voor ambiance zorgt, heeft inmiddels een nieuwe voorstelling, IJzer, op stapel staan. Deze monoloog, afgewisseld met liedjes, is een uiterst spannende vertelling over ‘14-‘18.
Deelname: € 8 WF-leden / € 10 niet-leden. Info en inschrijving: Danny Neirinckx, 0495 53 99 83, wfgent-dn@telenet.be. Locatie: Lakenmetershuis, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent.
DEGEUS
Dit stuk, gecomponeerd in 1906, is een soort van ‘beeld in geluid’ (de nakomer van het symfonisch gedicht, de voorloper van de sound-scape) van wat iemand op een warme zomeravond op een bankje in Central Park zou horen vóór de komst van radio en verbrandingsgeluiden van verkeer op aarde en in de lucht. Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Geert Boxstael upvgenteeklo@gmail.com - 0496 53 99 76 - 09 269 07 10. Locatie: Hofstraat 353/0001, 9000 Gent.
WOENSDAG 28 MEI 2014, 14:00 Het Lam Gods: Ontmoeting met de restaurateurs GENTSE GRIJZE GEUZEN
Een keer per maand ontvangen de restaurateurs van het Lam Gods het publiek om uitleg te geven over de stand van zaken van de restauratie. Een unieke gelegenheid om nader kennis te maken met de historische, wetenschappelijke, materiële, technische
mei 2014 > 59
AGENDA
en deontologische aspecten van deze moderne restauratiecampagne. De ontmoeting is om 14:00, wij verzamelen om 13:45 aan de ingang het museum. Vooraf koopt iedere deelnemer ter plaatse zijn/haar eigen ticket. Deelname: elke deelnemer betaalt zijn/haar ticket, volgens eigen categorie (€ 6 voor 65+). Info en inschrijving: griet@geuzenhuis.be - 09 220 80 20. Locatie: MSK, Fernand Scribedreef 1, Citadelpark, 9000 Gent.
WOENSDAG 28 MEI 2014, 19:00 Concert Wim Mertens Trio Hommage aan Dany Vandenbossche VERMEYLENFONDS I.S.M. GEUS VAN GENT Tot twee keer toe een staande ovatie. Dat kreeg Wim Mertens Trio in de Bourla in Antwerpen op 22 maart jongstleden. U weet dus wat u te wachten staat voor het concert in de Bijloke. Pure klasse en grensverleggend als passend eerbetoon voor Dany Vandenbossche.
GERAARDSBERGEN
teksten gebruikt. Vanaf 1980 componeerde hij vele, in opmaak zeer verschillende stukken van korte, toegankelijke liederen tot lange en complexe stukken in verschillende bezettingen: van piano solo tot kamermuziekensembles en symfonisch orkest. Ondertussen heeft hij meer dan 50 albums uitgebracht. Deelname: € 20. Info en inschrijving: De Geus van Gent geusvangent@gmail.com - 09 220 78 25. Tickets ook verkrijgbaar via De Bijloke tickets@debijloke.be - 09 269 92 92. Locatie: Muziekcentrum De Bijloke, Jozef Kluyskensstraat 2, 9000 Gent.
DONDERDAG 8 MEI 2014, 20:00 Het ontwaken van het denken in de renaissance – Humanisme Franky Bussche, directeur Studie en Onderzoek deMens.nu UPV GERAARDSBERGEN Gratis toegang. Info en inschrijving: Dominique Brems - 054 58 76 84 contact.upv_brems.dominique@telenet.be. Locatie: Liberaal Gebouw, 1ste verdieping zaal Manneke Pis Museum, Markt 47, 9500 Geraardsbergen.
HERZELE
ZATERDAG 31 MEI 2014, 14:00
DONDERDAG 1 MEI 2014, 7:30
Bezoek tentoonstelling Michaël Borremans
Daguitstap naar Zeeland WILLEMSFONDS HERZELE
VERMEYLENFONDS GENT
Deelname: € 49 WF-leden / € 54 niet-leden. Info en inschrijving: Christine Glorieux - 0478 23 56 05 christine.glorieux@telenet.be. Locatie (vertrekplaats): Herzele Kerkplein, Stationsstraat, 9550 Herzele.
PROGRAMMA 19:00
Trompettist Bart Maris is steeds op zoek naar nieuwe klanken vanuit zijn fascinatie voor het geluid van koperblazers, en dan vooral hun samenklank. Verwacht u aan grote verstilde klanktapijten met flugelhorn, tuba, French horn, cornet, trompet, direct live opgenomen, waaraan Bart met piccolotrompet, trompet en verschillende mutes steeds nieuwe kleuren toevoegt.
20:00
Hoofdact Wim Mertens Trio
Belgisch componist Wim Mertens (°1953) speelt piano en klassieke gitaar. Hij zingt met een karakteristiek hoge stem, waarbij hij zijn eigen en zorgvuldig geselecteerde
60 > mei 2014
LOCHRISTI
Voorprogramma: trompettist Bart Maris
ZATERDAG 10 MEI 2014, 11:00
We spreken af om 14:00 in de hoofdhal van de Bozar. Om 14:15 volgt een korte inleiding (biografische schets, belangrijkste thema’s in zijn werk en enkele aandachtspunten). Daarna start het vrije bezoek. Deelname: € 10 korting tarief (BOZARfriends, - 25, + 67, groepen) / € 6 jongeren 12 > 18 j, leerkrachten, werkzoekenden, mindervaliden. Gelieve gepast te betalen, we kopen gezamenlijk de tickets aan groepstarief. Info en inschrijving: fabjen@vermeylenfonds.be 09 223 02 88. Locatie: Paleis voor Schone Kunsten (Bozar), Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel.
Gegidste stadswandeling met smiekeltocht WILLEMSFONDS LOCHRISTI We wandelen door Lokeren onder begeleiding van de gids die ons uitleg geeft over de geschiedenis van de stad, de eetgewoonten en het ontstaan van bepaalde streekgerechten. We stoppen in verschillende horecazaken voor achtereenvolgens het aperitief, het hoofdgerecht en het dessert. Deelname: € 40 WF-leden / € 45 niet-leden. Info en inschrijving: Robert Steens - 09 335 81 98 willemsfonds.lochristi@gmail.com. Locatie: Infopunt Toerisme, Markt 2, 9160 Lokeren.
DEGEUS
AGENDA
OUDENAARDE
MAANDAG 19 MEI 2014, 20:00 Voordracht ‘Mens-robot interactie: een sleutel op een nieuwe maatschappij’
MAANDAG 12 MEI 2014, 20:00 Wijndegustatie – thema ‘Bordeaux Wit’
Prof. dr. Ir. Dirk Lefeber
Luc Blommaert OUDENAARDSE GRIJZE GEUZEN I.S.M. WIJNRANK Deelname: € 15. Info en locatie: VC Liedts - Parkstraat 2-4, 9700 Oudenaarde - 055 30 10 30 - info@vcliedts.be.
UPV OUDENAARDE Momenteel werkt professor Lefeber aan het departement Werktuigbouwkunde en is hoofd van de Robotica en Multibody Mechanics Research Group, Vrije Universiteit Brussel.
euthanasie voor minderjarigen, geeft tekst en uitleg over euthanasie en de Belgische euthanasiewetgeving. Deelname: € 2 WF-leden / € 3 niet-leden. Info en inschrijving (gewenst): Isabelle Raevens 0476 35 64 56 - willemsfondsronse@gmail.com. Locatie: VC De Branderij, Zuidstraat 13, 9600 Ronse.
VRIJDAG 23 MEI 2014, 19:30 Vernissage grafiektentoonstelling Jan Vindevogel VC DE BRANDERIJ
ZATERDAG 17 MEI 2014
De tentoonstelling wordt ingeleid door Leander De Cauter.
Bezoek aan museum ‘Shoes or no shoes’
Gratis toegang. Info en locatie: De Branderij - 055 20 93 20 de.branderij@skynet.be - Zuidstraat 13, 9600 Ronse.
WILLEMSFONDS OUDENAARDE
DINSDAG 3 JUNI 2014, 20:00
Deze onderzoeksgroep richt zich op cognitieve en fysieke Mens-Robot interactie voor de komende generatie robots, die nauw zullen samenwerken met mensen.
In de voormiddag gaan we de culinaire toer op en worden we ondergedompeld in de wondere wereld van de kruiden. Kruidenkwekerij Claus opent de deuren voor ons en brengt ons niet alleen allerlei weetjes bij, maar laat ons ook proeven. Nadien bezoeken we de indrukwekkende schoenencollectie in museum ‘Shoes or no shoes’ (SONS). Deelname: € 15. Info en inschrijving: Johan Vanommeslaeghe 055 31 55 46 - johan.vanommeslaeghe@telenet.be. Locatie: Kruidenkwekerij, Beerstraat 1, 9770 Kruishoutem.
ZONDAG 18 MEI 2014, 10:30 - 13:00 Vrijzinnige toogbabbel VC LIEDTS EN OGG De gelegenheid tot nadere kennismaking met het Vrijzinnig Centrum Liedts en de morele dienstverlening Oudenaarde, een gezellig vriendentreffen. Info en locatie: VC Liedts - Parkstraat 2-4, 9700 Oudenaarde - 055 30 10 30 - info@vcliedts.be.
DEGEUS
Toepassingen zijn robot assisted therapy voor motor recovery en mentale afwijkingen. Gekende robots die in het lab ontwikkeld werden, zijn de stappende robots Lucy en Veronica, de prothesen AMPfoot en HEKTA, de staprevalidatierobots ALTACRO en KNEXO en de ‘knuffelrobot’ Probo voor de studie naar kind-robot interactie en de ontwikkeling van zogenaamde robot assisted therapy. Gratis toegang (vrije bijdrage Kinderkankerfonds). Info en inschrijving: Norbert Van Yperzeele 055 30 10 30 - norbertvy@gmail.com. Locatie: VC Liedts, Liedtskasteel Parklaan 4, 9700 Oudenaarde.
Lezing ‘Atheïsme als basis voor de moraal’ Dirk Verhofstadt WILLEMSFONDS RONSE Dirk Verhofstadt is doctor in de Moraalwetenschappen. Hij zet zijn visie uiteen die hij in zijn gelijknamige boek uitgewerkt heeft. Info en locatie: De Branderij - 055 20 93 20 de.branderij@skynet.be - Zuidstraat 13, 9600 Ronse.
SINT-NIKLAAS MAANDAG 19 MEI 2014, 19:30 - 22:00 Grenzen aan de vrije meningsuiting? Prof. dr. Patrick Loobuyck HUISVANDEMENS SINT-NIKLAAS I.S.M. VORMINGPLUS WAAS-EN-DENDER, CC SINT-NIKLAAS - VRIJE ATELIERS
RONSE DINSDAG 13 MEI 2014, 20:00 ‘Euthanasie: keuzevrijheid doorheen de hele levensloop’ Jean-Jacques De Gucht WILLEMSFONDS RONSE Jean-Jacques De Gucht, een van de drijvende krachten achter de goedkeuring van
mei 2014 > 61
AGENDA
Waarom is de vrijheid van meningsuiting zo belangrijk en op welke grond kan ze beperkt worden? Om deze vraag te beantwoorden, doen we een beroep op de inzichten van John Stuart Mill die in On Liberty (1859) heel mooi het belang en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting heeft beschreven. We passen de inzichten van Mill toe op concrete en actuele thema’s. Doctor in de Moraalwetenschappen Patrick Loobuyck is een begenadigd spreker en mengt zich graag in actuele debatten. Hij stelt bijvoorbeeld voor om filosofie in de lagere school in het leerprogramma op te nemen. Deelname: € 7,5 (met korting: € 3,75). Info en inschrijving (tot 9 mei): Vormingplus Waas-en-Dender - 03 775 44 84 code 140519 FSA. Locatie: CC Sint Niklaas - Vrije Ateliers, Rode Kruisstraat 25, 9100 Sint-Niklaas.
ZOMERGEM DINSDAGEN 6 EN 13 MEI 2014, 19:30 - 21:30 Ipad Pages in de praktijk deel 1 & 2 VC ZOMERLICHT Een eigen Ipad is noodzakelijk om deel te nemen aan de praktijkoefeningen. De app Pages moet op je Ipad staan. We leren o.a. een nieuw document maken, tekst en foto’s inbrengen, een uitnodiging opmaken … Deelname: € 7. Info en inschrijving: Freddy Verleye - 0475 31 79 67 (op weekdagen na 16:00) vrijzinnig.zomergem@telenet.be. Locatie: VC Zomerlicht, Weldadigheidstraat 30, 9930 Zomergem.
VC ZOMERLICHT Info en inschrijving: Freddy Verleye - 0475 31 79 67 (op weekdagen na 16:00) vrijzinnig.zomergem@telenet.be. Locatie: VC Zomerlicht, Weldadigheidstraat 30, 9930 Zomergem.
Ipad Numbers in de praktijk deel 1 & 2 VC ZOMERLICHT De app Numbers moet op je Ipad staan. Basiskennis van de Ipad is noodzakelijk. We leren o.a. een nieuw rekenblad maken, getallen en tekst invoeren, formules maken, lay-out aanpassen, eigen toepassing maken … Deelname: € 7. Info en inschrijving: Freddy Verleye - 0475 31 79 67 (op weekdagen na 16:00) vrijzinnig.zomergem@telenet.be. Locatie: VC Zomerlicht, Weldadigheidstraat 30, 9930 Zomergem.
Deelname: € 10. Info en inschrijving (gewenst): Freddy Verleye 0475 31 79 67 (op weekdagen na 16:00) vrijzinnig.zomergem@telenet.be. Locatie: VC Zomerlicht, Weldadigheidstraat 30, 9930 Zomergem.
ZONDAG 18 MEI 2014, 11:00 - 13:30 Vrijzinnig aperitief met receptie Lentefeestelingen
62 > mei 2014
VASTE ACTIVITEIT VC GEUZENHUIS
Elke woensdag en vrijdag om 20:00: Bijeenkomst van SOS Nuchterheid, zelfzorg bij verslaving (alcohol en andere verslavingen). Aarzel niet om een afspraak te maken. De lotgenoten uit uw buurt verwelkomen u van harte! Uw contactpersoon: Eddy - 0494 65 19 84 ( woensdag ) Cynthia - 0477 65 72 11 ( vrijdag ) Locatie: Geuzenhuis, Kantienberg 9, 9000 Gent.
VASTE ACTIVITEITEN VC LIEDTS
Elke maandag om 20:00:
ZOTTEGEM ZATERDAG 3 MEI 2014 Viering lentefeest HV ZOTTEGEM De HV-afdeling Zottegem organiseert haar jaarlijks lentefeest en feest van de vrijzinnige jeugd. Info: Jurgen Goesaert - 0476 33 92 86 hvvzottegem@gmail.com. Locatie: Bevegemse Vijvers 2, 9620 Zottegem.
Familieuitstap Pairi Daiza
Bierdegustatie Patersbieren VC ZOMERLICHT
Info SOS Nuchterheid: 0486 25 66 71 info@sosnuchterheid.org - www.sosnuchterheid.org. Info en locatie: De Branderij, Zuidstraat 13, 9600 Ronse - 055 20 93 20 - debranderij@skynet.be.
DINSDAGEN 20 EN 27 MEI 2014, 19:30 - 21:30
ZATERDAG 24 MEI 2014 VRIJDAG 9 MEI 2014, 19:30
SOS Nuchterheid is een vrijzinnig en humanistisch zelfzorg initiatief en is een lidvereniging van deMens.nu
HV EN GG ZOTTEGEM Deelname: € 15 leden / € 18 niet-leden (incl. busreis, toegang en middagmaal). Info en inschrijving: Jurgen Goesaert - 0476 33 92 86 hvvzottegem@gmail.com - rek. nr. BE84 1325 3746 9159. Locatie: Domaine de Cambron, 7940 Brugelette.
Workshop hatha yoga, ingericht door het Willemsfonds (geen yoga tijdens schoolvakanties).
Elke maandag om 13:30 en elke woensdag om 19:30 Bridgewedstrijd. Organisatie: Liedts Bridge Club, Oudenaardse Grijze Geuzen en Liedtskring (uitgezonderd feestdagen).
Elke dinsdag om 20:00 Bijeenkomst SOS Nuchterheid (ook tijdens schoolvakanties). De vrijzinnig humanistische bibliotheek is te bezoeken tijdens openingsuren of na afspraak via 055 30 10 30 of info@vcliedts.be (uitgezonderd feestdagen en schoolvakanties). Uitlenen enkel mogelijk voor leden. Openingsuren VC Liedts: van maandag tot vrijdag van 9:00 tot 12:00 en van 13:30 tot 15:30. Info en locatie: VC Liedts - Parkstraat 4, 9700 Oudenaarde - 055 30 10 30 info@vcliedts.be - www.vcliedts.be.
NOTEER ALVAST IN UW AGENDA VASTE ACTIVITEIT VC DE BRANDERIJ
Elke eerste en derde woensdag van de maand van 19:30 tot 21:00 Bijeenkomst van SOS Nuchterheid, zelfzorg bij verslaving.
03/06 07/06 19/06
Atheïsme als basis voor de moraal WF Ronse Wandeling in Maldegem GGE Kaasavond GGG
DEGEUS
COLOFON
Hoofdredactie: Fred Braeckman
LIDVERENIGINGEN VC-G
Eindredactie: Griet Engelrelst, Thomas Lemmens Redactie: Kurt Beckers, Freia DeBuck, Annette De Vos, Frederik Dezutter
Fred Braeckman
Griet Engelrelst
Thomas Lemmens
Kurt Beckers
Gerbrich Reynaert
Annette De Vos
Frederik Dezutter
Freia DeBuck
Vormgeving: Gerbrich Reynaert Druk: New Goff Verantwoordelijke uitgever: Sven Jacobs p/a Kantienberg 9, 9000 Gent Werkten aan dit nummer mee: Tom Cools, Philippe De Coene, Wies De Graeve, Jean-Jacques De Gucht, Wieland De Hoon, Willem Elias, Bert Huyghe, Ico Maly, Pierre Martin Neirinckx, Freek Neirynck, André Oyen, Renaat Ramon, Eric Schliesser, Wim Taels, Jean Paul Van Bendegem, Kris Velter, Karim Zahidi. Cover: © Fergal Gleeson De Geus is het tijdschrift van het Vrijzinnig Centrum-Geuzenhuis vzw en de lidverenig ingen en wordt met de steun van de PIMD verspreid over Oost-Vlaanderen. Het VC-Geuzenhuis coördineert, ondersteunt, bundelt de Gentse vrijzinnigen in het Geuzenhuis, Kantienberg 9, 9000 Gent 09 220 80 20 – f09 222 70 73 admin@geuzenhuis.be www.geuzenhuis.be U kan de redactie bereiken via Thomas Lemmens, thomas@geuzenhuis.be en Griet Engelrelst, griet@geuzenhuis.be of 09 220 80 20. De verantwoordelijkheid voor de gepubliceerde artikels berust uitsluitend bij de auteurs. De redactie behoudt zich het recht artikels in te korten. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd of overgenomen worden zonder de schriftelijke toestemming van de redactie. Bij toestemming is bronvermelding – De Geus, jaargang, nummer en maand – steeds noodzakelijk. Het magazine van De Geus verschijnt tweemaandelijks (5 nummers). De nieuwsbrief van De Geus verschijnt maandelijks (10 nummers).
LIDMAATSCHAPPEN Kunst in het Geuzenhuis: €12 op rekening IBAN BE38 0013 0679 1272 van Kunst in het Geuzenhuis vzw met vermelding ‘lid KIG’. Grijze Geuzen: €10 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HVV Ledenrekening, Lange Leemstraat 57, 2018 Antwerpen met vermelding ‘lid GG + naam afdeling (bv. lid Gentse Grijze Geuzen)’. Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging: €10 op rekening IBAN BE72 0011 7775 6216 van HVV Ledenrekening, Lange Leemstraat 57, 2018 Antwerpen met vermelding ‘lid HVV + naam afdeling (bv. lid HV Gent) + e-mailadres’. Vermeylenfonds: €10 op rekening IBAN BE50 0011 2745 2218 van VF Ledenrekening, Tolhuislaan 88, 9000 Gent met vermelding ‘lid VF’. Willemsfonds: €15 op rekening IBAN BE39 0010 2817 2819 van WF Ledenrekening, Vrijdagmarkt 24-25, 9000 Gent met vermelding ‘lid WF’.
ABONNEMENTEN De Geus zonder lidmaatschap: €13 op rekening IBAN BE54 0011 1893 3897 van het VC-Geuzenhuis met vermelding ‘abonnement Geus’. Prijs per los nummer: €2. Het Vrije Woord gratis bij lidmaatschap HVV en GGG. Combinaties van lidmaatschappen met of zonder abonnementen zijn mogelijk.
DEGEUS
De Cocon, dienst voor Gezinsbegeleiding en begeleid zelfstandig wonen vzw info: 09 222 30 73 of 09 237 07 22 info@decocon.be - www.decocon.be De Geus van Gent open van ma t.e.m. vr vanaf 16:00 za vanaf 19:00 info: www.geuzenhuis.be 09 220 78 25 - geusvangent@gmail.com Feest Vrijzinnige Jeugd vzw info: Thomas Lemmens - 09 220 80 20 thomas@geuzenhuis.be Feniks vzw info: www.plechtigheden.be huisvandeMens - 09 233 52 26 gent@deMens.nu Fonds Lucien De Coninck vzw info: www.fondsluciendeconinck.be fondsluciendeconinck@gmail.com Humanistisch Verbond Gent info: B. Walraeve - 09 220 80 20 hvv.gent@geuzenhuis.be Humanistisch - Vrijzinnige Vereniging Oost-Vlaanderen info: T. Dekempe - 09 222 29 48 hvv.ovl@geuzenhuis.be Gentse Grijze Geuzen info: R. Van Mol - 0479 54 22 54 rvanmol@hotmail.com Kunst in het Geuzenhuis vzw info: Griet Engelrelst - 09 220 80 20 griet@geuzenhuis.be Opvang – Oost-Vlaanderen vzw Dienst voor pleegzorg info: A. Roelands - 09 222 67 62 gent@opvang.be SOS Nuchterheid vzw In Gent, woensdag en vrijdag (alcohol en andere verslavingen). info: 09 330 35 25(24u op 24u) info@sosnuchterheid.org www.sosnuchterheid.org UPV Gent Info: Geert Boxstael geert.boxstael2@telenet.be Vermeylenfonds Oost-Vlaanderen info: 09 223 02 88 info@vermeylenfonds.be www.vermeylenfonds.be Willemsfonds Oost-Vlaanderen info: 09 224 10 75 info@willemsfonds.be www.willemsfonds.be Werkgemeenschap Leraren Ethiek vzw info: thierry.vervoort@digimores.org www.digimores.org
PARTNER huisvandeMens Gent Het centrum biedt hulp aan mensen met morele problemen. U kan er terecht van ma t.e.m. vr van 9:00 tot 16:30 De hulpverlening is gratis! info: Sint-Antoniuskaai 2, 9000 Gent 09 233 52 26 - f 09 233 74 65 gent@deMens.nu
mei 2014 > 63
VERMEYLENFONDS
FOTOGRAAF ALEX VANHEE - VORMGEVING ANNE VAN DE GENACHTE