18 minute read
Politieke dieren
Tekst: Menno Balm en Warja Tolstoj Illustraties: Menno Balm
Het schenken van dieren als diplomatiek gebaar is een eeuwenoud fenomeen. Een bekend voorbeeld is het neushoorntje dat in 1515 in Lissabon aankwam als geschenk van de gouverneur van Portugees India aan koning Manuel I van Portugal. Het was de eerste neushoorn in Europa sinds de val van het Romeinse Rijk en maakte internationaal furore. Wij kennen het nu nog van de beroemde houtsnede die Albrecht Dürer ervan maakte. Manuel schonk het dier op zijn beurt aan paus Leo X, als onderdeel van een diplomatieke missie teneinde pauselijke steun te verkrijgen voor het groeiende succes van de Portugese ondernemingen in het Oosten en om het internationale prestige van zijn koninkrijk te consolideren.1 Het exotische geschenk, voorzien van een groen fluwelen halsband met vergulde rozen en anjers, kwam echter nooit in Rome aan. Het schip met daarop het dier verging tijdens een storm vlak voor de Italiaanse kust. Een tragische gebeurtenis die de neushoorn, van nature een uitstekende zwemmer, wellicht had overleefd, ware het niet dat het dier met een vergulde ijzeren ketting aan het dek geketend was. Wellicht (en gelukkig) zijn dergelijke praktijken tegenwoordig steeds moeilijker voor te stellen. In deze bijdrage tonen wij aan de hand van een aantal sprekende voorbeelden en illustraties uit Rome en Florence echter dat het schenken en tentoonstellen van dieren in de openbare ruimte een gebruik van alle tijden is. We zullen zien hoe een ander exotisch dier eenzelfde hachelijke reis die de neushoorn maakte wél overleefde en in de Eeuwige Stad verwelkomd werd. Ook tonen we hoe in Florence politieke dieren door de eeuwen heen niet uit het straatbeeld weg te denken waren. Eerst nemen we echter een kijkje in de krap bemeten kooi van een reeks levende emblemen van Rome, die hun dagen tot in de jaren 70 van de vorige eeuw in eenzaamheid aan de voet van de Capitolijnse heuvel sleten.
Advertisement
Fig. 1. Menno Balm, Lorenzo’s giraf, 2021, potlood en aquarel. Een beestachtige geschiedenis onder de Tarpeïsche rots Het schenken van luxe, exotische dieren kan niet losgekoppeld worden van historische machtsverhoudingen. Daarnaast geeft het bemachtigen en tentoonstellen van exotische of wilde dieren ook op zichzelf blijk van een politieke ambitie. Zoals dat ook in bijvoorbeeld de heraldiek het geval is, symboliseert het tentoongestelde dier dan bepaalde, vaak nationalistische kwaliteiten. In Rome dient de wolvin sinds de Oudheid als het gedoodverfde symbool van de stad. Het legendarische dier dat de tweelingbroers Romulus en Remus zoogde, is al meer dan 2000 jaar het onderwerp van historische en politieke verslagen, visuele representaties in allerlei media en van literaire behandelingen in poëzie en proza. De wolvin symboliseerde voor de Romeinen uiteenlopende zaken zoals keizerlijke macht, de pauselijke autoriteit en de verbinding tussen heden en verleden, maar heeft ook gediend als een allegorie voor hebzucht, goede politiek, buitensporige vrouwelijke seksualiteit en meest recentelijk voor een modern en multicultureel Rome.2
Om de seculiere macht van het nieuwe Italiaanse Rome te vieren, dat vanaf de jaren 70 van de 19e eeuw niet langer onder het bestuur van het Vaticaan stond, werd op 28 augustus 1872 door de toenmalige burgemeester een levende wolvin aan de voet van de Capitolijnse heuvel geplaatst. Op deze plek, aan de voet van de belangrijkste heuvel van Rome, moest de levende wolvin een krachtig symbool zijn voor de vrijheid
van het nieuwe Italië en het Rome dat zich van het pauselijke juk had ontdaan. In Joaquin Miller’s roman The One Fair Woman (1876), ziet de verwende Mollie Wopsus, terwijl ze Michelangelo’s treden naar het Capitool oploopt, ‘de kleine wolvin’ in haar kooitje aan de voet van de Capitolijn. In de typische toon van de schatrijke Amerikaanse erfgename voor wie alles te koop lijkt, eist ze van haar Romeinse aanbidder, Signor Murietta, dat hij de wolvin voor haar koopt. ‘Maar lieve Mollie,’ antwoordt Murietta, ‘die kleine wolvin draagt het gewicht van het nieuwe Italië op haar rug.’3 In Roma Aeterna 9.1 zagen we hoe de Romeinse satirische dichter Trilussa de spot dreef met het gekooide embleem van de Eeuwige Stad.4 De ironie dat zij haar dagen in een krap bemeten kooitje moest slijten, bleef ook bij de gewone Romein niet onopgemerkt. In zijn gids Roma Sacra uit 1877 vertelt Luigi Tinti hoe hij een Romeinse vrouw naar de wolvin hoort roepen: ‘Waarom houden ze je daar opgesloten, lieve wolvin? Ben jij dan niet in vrijheid in het bos geboren en zijn wij vandaag niet allemaal vrij?’5 En in een ander gedicht van Trilussa lamenteert de wolvin zelfs in Romeins dialect: ‘Wat een rotte deal heb ik gesloten toen ik Romulus aan mijn borst voedde. Verdorie! Als ik het over mocht doen, had ik hem opgegeten!’6
Hoewel de levende wolvin aanvankelijk symbool stond voor de triomf van de Italiaanse politieke macht over het pauselijk gezag, heeft het dier mogelijk een diplomatieke rol gespeeld bij het Verdrag van Lateranen in 1929. Dit suggereert een brief die recentelijk is gevonden in de archieven van het pauselijk geslacht Boncompagni Ludovisi. Kardinaal Pietro Gasparri schrijft deze brief op 13 september 1928 vanuit Le Marche aan de Vaticaanse vice-Camerlengo Ugo Boncompagni Ludovisi. De kardinaal legt uit dat zijn neef een gedomesticeerde wolvin van een paar maanden oud bezit, die hij de vice-Camerlengo aanbiedt te kopen om aan de stad Rome te schenken, ter vervanging van één van de Capitolijnse wolvinnen, die het meestal niet lang uithielden in hun kleine hokje.7 De schenking van deze wolf zou worden gebruikt als een diplomatiek gebaar van het Vaticaan richting het Koninkrijk Italië, die sinds de annexatie van Rome 60 jaar eerder in een staat van koude oorlog met elkaar verkeerden. Of de wolvin door middel van ‘zachte diplomatie’ concreet heeft bijgedragen aan de erkenning van Vaticaanstad als soevereine staat is moeilijk te achterhalen. Opmerkelijk is wel dat het Vaticaan en Italië slechts een paar maanden na de verzending van deze brief, op 11 februari 1929, het Lateraans Verdrag ondertekenden. Hiermee kwam een einde aan de zogenaamde Romeinse kwestie, het conflict over de status van de Paus en het Vaticaan en de vaste betrekkingen tussen de Kerkelijke Staat en het Koninkrijk Italië.
Ook Benito Mussolini greep de kans aan om de wolvin voor een politiek doel in te zetten. De belichaming van de Romeinse oorsprong speelde een centrale rol in zijn ijverige bekrachtiging van het politieke ideaal van romanità, het idee dat de geest van de oude Romeinen werd herboren in de moderne Italianen. Het gekooide dier fungeerde als een nieuwe beeldspraak om de wereld te herinneren aan de Romeinse macht. Om de boodschap van het herboren Romeinse Rijk nog verder te bekrachtigen, kreeg het viervoetige embleem van de wolvin tijdens Mussolini’s bewind (1922-1943) gezelschap van een adelaar, het belangrijkste veldteken van een Romeins legioen. Niettemin waren er onder de Romeinse bevolking zorgen over het welzijn van de opeenvolgende wolven en adelaars in hun kleine onderkomens. In de jaren 30 werd er na de zoveelste vroegtijdige dood van een wolvin hardop gevraagd of het arme beest (porabbestia in het karakteristieke Romeinse dialect) wel vervangen moest worden. Om de gemoederen wat te sussen kwam er in 1935 een ruimer onder-
komen iets verderop, aan de huidige Via del Teatro di Marcello. Of kwam op deze toegankelijkere locatie vooral ook Mussolini’s boodschap van romanità nóg beter tot zijn recht? Pas in de jaren 70 van de vorige eeuw leidde toenemende internationale kritiek op het tentoonstellen van deze dieren in gevangenschap tot de verwijdering van wolvin en adelaar. Wie goed kijkt, kan onder de Tarpeïsche rots aan de Via del Teatro di Marcello nog altijd het lege en verwaarloosde verblijf van de wolvin met daarachter de overwoekerde adelaarskooi ontwaren.
Een Florentijnse giraf Zoals de wolvin de macht van Rome belichaamt, staat de leeuw symbool voor de stad Florence. Vanaf de 13e eeuw werden meerdere leeuwen midden in de stad gehouden. Net als in Rome het geval was met de wolvin, werd hun grootsheid en welzijn als indicatie voor die van de stad zelf gezien. Het samenvallen van het overlijden van Lorenzo il Magnifico de Medici in 1492 met dat van een grote mannetjesleeuw onderstreepte voor de Florentijnen het belang van de juist overleden machthebber.
Lorenzo il Magnifico zelf was al op jonge leeftijd geconfronteerd met het gewicht dat dieren in de diplomatieke schaal konden leggen. Als tienjarige was hij getuige geweest van de grote moeite die zijn grootvader Cosimo il Vecchio (1389-1464) deed om ter gelegenheid van het bezoek van paus Pius II en Galeazzo Maria Sforza, zoon van de hertog van Milaan, aan Florence een dierengevecht te organiseren. Het spektakel, waarvoor midden op de Piazza della Signoria een speciale arena werd gebouwd, moest Florence, en daarmee ook Cosimo, iets van de gloed van het oude Romeinse Rijk en haar keizers geven. Naast de geiten, koe, paarden, stieren en wilde zwijnen waren het vooral de leeuwen die voor de nodige spanning en bloeddorst moesten zorgen. Cosimo de Medici zette maar liefst 26 leeuwen in voor het schouwspel. Helaas bleken deze echter te weldoorvoed (en wellicht ook te gedomesticeerd) om ook maar de minste belangstelling voor hun zorgvuldig uitgezochte prooien te hebben. Het evenement liep uit op een flop en leverde daarmee een kras op het blazoen van Cosimo op die zijn kleinzoon Lorenzo vermoedelijk nooit is vergeten.
Toen Lorenzo jaren later zelf het hoofd van de familie Medici was geworden, moet hij nog altijd zeer doordrongen zijn geweest van de rol die met name exotische dieren kunnen spelen in het verkrijgen van aanzien maar ook als inzet in diplomatieke betrekkingen. Eén van de meest tot de verbeelding sprekende dieren die een opvallende plaats in Florence en haar geschiedenis inneemt is dan ook de giraf die in november 1487 in zijn bezit kwam.8 Met hun grote belangstelling voor klassieke auteurs was een exemplaar van Plinius’ Naturalis Historia in Palazzo Medici voorhanden: en het zal Lorenzo zeker niet zijn ontgaan dat daarin een wonderlijk dier wordt beschreven dat door Julius Caesar uit Afrika was gehaald en werd ingezet bij diens circusspelen. Plinius omschrijft het dier als een soort kruising van verschillende dieren: met de hals van een paard, hoeven en poten van een rund en een kop van een kameel. De kleur van de huid van dit dier noemt Plinius rood met witte vlekken waardoor het de naam ‘cameleopardus’ (‘vlekkenkameel’) kreeg.9 Uiteraard heeft Plinius het hier over een giraf.
Een voor Lorenzo vermoedelijk onweerstaanbare gedachte was dat hij de eerste machthebber sinds Caesar kon zijn die een giraf naar Italië zou halen. In 1485 stuurde hij een diplomatieke missie naar Caïro, vooral gericht om een handelsovereenkomst met de Egyptische sultan Quitbay te sluiten. Deze moest ervoor zorgen dat Florence voortaan direct handel kon drijven met Egypte en niet, zoals tot dan gebruikelijk, via de Venetianen. De Florentijnse
Fig. 2 (volgende pagina). Menno Balm, De olifant Hansken in de Loggia dei Lanzi, 2021, potlood en aquarel.
ambassadeur kreeg tijdens zijn ontvangst bij de sultan een rondleiding door diens menagerie, waar giraffes werden gehouden. Uiteindelijk vroeg Lorenzo Quitbay hem een giraf te sturen als wederdienst in een diplomatieke kwestie waarin hij op zijn beurt de Egyptische sultan kon bijstaan.10 Quitbay stemde toe en op 11 november 1487 bereikte een Egyptische delegatie Florence. De stoet deed de Florentijnen, die toch wel wat gewend waren als het gaat om luxe en vertoon, versteld staan. Naast de exotisch geklede Egyptenaren en hun dure geschenken waren het vooral de dieren die op veel belangstelling konden rekenen. Dit gold allicht niet zozeer voor de leeuwen, die men in Florence al goed kende, maar zeker wel voor het prachtige volbloedpaard, de Nubische geiten met hun kenmerkende lange, hangoren, de vreemde schapen met lange, brede staarten en voor het letterlijke hoogtepunt van deze bonte stoet: de giraf. Vanaf het eerste moment dat men haar zag (het was een vrouwtje), was de giraf een publiekslieveling. Hoewel in de stadsmenagerie aan de Via della Scala een speciaal (verwarmd) verblijf voor haar werd gebouwd, blijkt uit beschrijvingen en vermeldingen dat het dier ook veel in het straatbeeld te zien was. Men omschreef haar als ‘zo lief als een lammetje’ en overdag werd zij door de straten geleid waarbij zij uit de handen van kinderen brood, hooi en fruit at.11 Ook schijnt de giraf met haar lange nek dagelijks vanuit de ramen op de eerste verdieping van de Florentijnse palazzi door adellijke dames te zijn gevoerd.
Deze wonderlijke verschijning in de straten van Florence was helaas van korte duur. Ergens in de eerste maanden van 1488 kwam de giraf vast te zitten tussen de balken van haar stal en brak haar nek. Uiteraard was zij in de maanden van haar Florentijnse verblijf wel al vastgelegd door kunstenaars en ook lang na haar dood bleef zij inspireren. Nog altijd leeft zij voort in de schildering die Giorgio Vasari maakte voor Palazzo Vecchio, als meest bijzondere gift tussen de vele cadeaus die Lorenzo de Medici hierop van zijn ambassadeurs krijgt aangereikt.
Een pauselijke olifant De belangstelling voor exotische dieren bleef ook bij volgende generaties van de familie Medici duidelijk aanwezig. Giovanni de Medici, paus Leo X, was verrukt toen hij op 21 maart 1514 vanaf het Castel Sant’Angelo de Indische olifant zag die deel uitmaakte van de geschenken die in een plechtige optocht op weg waren van de Porta Flaminia naar het Vaticaan. De olifant had al sinds de Oudheid een bijzonder goede reputatie. Plinius beschrijft de olifant als eerste, grootste en belangrijkste van alle hem bekende landdieren, waarbij hij opmerkt dat het dier de mens wat betreft intelligentie het meest benaderd.12 We zagen eerder het tragische verhaal van de neushoorn die de Eeuwige Stad nooit zou bereiken. De olifant was een ander geschenk van koning Manuel I van Portugal, die wist dat de Medici’s al sinds Cosimo de Oude probeerden om zeldzame dieren te verzamelen voor hun eigen dierentuin. Het aanbieden van een zeldzame Indische olifant (mogelijk betrof het zelfs een zéér zeldzame witte olifant die Manuel I op zijn beurt van de koning van het Indiase Chocin had gekregen) maakte deel uit van de diplomatieke missie van de Portugese koning. Manuel hoopte met deze giften de pauselijke erkenning voor de Portugese veroveringen in Afrika en Azië een handje te helpen, en daarmee geld op te halen voor nieuwe missies naar voor het christendom te veroveren landen en de handel in specerijen die daarmee verbonden was.13
Zoals we al zagen bij de neushoorn, was het verschepen van een dergelijk transport geen gemakkelijke opgave. Desondanks bereikte de delegatie met olifant, die inmiddels de naam ‘Annone’ had gekregen, uiteindelijk Rome. Leo X raakte onmiddellijk zeer gesteld op het dier dat hij aanvankelijk onderbracht in de pauselijke dierentuin bij
de Cortile del Belverde in het Vaticaanse Paleis. De paus besloot echter dat alle inwoners van Rome eens per week, op zondag, in de gelegenheid moesten worden gesteld om het dier te komen bekijken en daardoor werd een andere locatie voor Annone noodzakelijk. Toen de olifant voor het eerst aan de Romeinen werd getoond, deed het tot groot plezier van de omstanders verschillende kunstjes. Annone danste op de muziek van een fluit, ‘verstond’ commando’s in het Indiaas en Portugees (ingefluisterd door de meegereisde Indiase verzorger) en kon water als een fontein in het rond spuiten. Leo X was zo onder de indruk van de intelligentie van de olifant dat hij een verblijf liet bouwen dichtbij de pauselijke vertrekken in het Vaticaan. Zo kon hij Annone makkelijk bezoeken. Het deel van de buurt waar de stal tegen de muur van het Vaticaan werd gebouwd kwam bekend te staan als de ‘Borgo dell’Elefante’. Annone kreeg hiermee een zeer zichtbare plek in de stad, waar voorbijgangers de olifant op elk gewenst moment konden bekijken. Het zal ongetwijfeld een markante attractie zijn geweest.
Olifant Annone werd een populaire en geliefde inwoner van Rome, niet in het minst voor Leo X. Toen men hem begin juni 1516 op de hoogte bracht van de plotseling sterk verslechterde gezondheid van zijn dierbare olifant ging hij dan ook onmiddellijk naar Annone om de dagen erna niet van haar zijde te wijken. De beste artsen van Rome werden naar het Vaticaan gesommeerd in een poging de olifant, die niet meer kon bewegen, lusteloos was geworden en grote moeite had met ademhalen, te genezen. Kosten noch moeite werden gespaard om haar te redden, maar men had nauwelijks ervaring met het genezen van dieren, laat staan olifanten. Toen de chirurgijns uiteindelijk een diagnose stelden (Angina, waarbij een tekort aan zuurstof in de hartspier voor benauwdheid en pijn op de borst zorgt) besloot men een zuiverend middel toe te dienen. Naar de gewoonte van die tijd werd er een grote hoeveelheid goud in verwerkt. Desondanks bezweek Annone alsnog op 8 juni. De ontroostbare paus besloot dat de olifant in de Cortile del Belvedere begraven zou worden. Om de herinnering aan het bijzondere dier levend te houden kreeg niemand minder dan Raphael de opdracht voor een levensgrote muurschildering van Annone naast de ingang van het Vaticaan aan het Sint Pietersplein, een monument dat jarenlang grote indruk maakte op bezoekers maar helaas verloren is gegaan.
Een ‘Hollandse’ olifant in Florence Wellicht was deze nog levende herinnering aan de band tussen Giovanni de Medici en Annone aanleiding voor kardinaal Giovan Carlo de Medici om in 1655 vanuit Rome een brief te sturen aan zijn broer Ferdinando in Florence. In deze brief beveelt hij hem een olifant aan, Hansken, die al enige tijd door Italië trok onder begeleiding van zijn Hollandse eigenaar Cornelis van Groenevelt.14 De reputatie van olifanten was sinds Annone nog meer gegroeid. Men baseerde zich wederom op Plinius, die al schreef dat het dier de taal van zijn land verstaat, bevelen opvolgt en taken onthoudt, maar ook dat het zou genieten van roem en genegenheid. Plinius wist zelfs al te vermelden dat olifanten ‘danspassen’ konden uitvoeren.15 Uit het antwoord dat Ferdinando zijn broer stuurde, is op te maken dat in Giovan Carlo’s brief al gerefereerd werd aan de kunstjes die Hansken kende.
Op 7 oktober 1655 bereikten Van Groenevelt en Hansken Florence waar de olifant, ongetwijfeld dankzij de aanbevelingsbrief van de kardinaal, een prachtige plaats kreeg toegewezen: de Loggia dei Lanzi op het Piazza della Signoria. Volgens een beschrijving was een deel van de loggia afgeschermd met een houten afzetting.16 Hiermee was Hansken niet zichtbaar vanaf het plein waardoor belangstellenden gedwongen waren één giulio te betalen om het dier te zien. Hoewel ook in Florence kunstenaars nieuwsgierig waren
Fig. 3 (volgende pagina). Menno Balm, De olifant Annone bij de ‘Borgo del Elefante’, 2021, potlood en aquarel.
Fig. 4. Menno Balm, De adelaar bij de Tarpeïsche rots, 2021, potlood en aquarel. om eens een olifant te tekenen, is geen beeld bewaard gebleven van Hanskens verblijfssituatie in de loggia. Gezien de investering die Van Groenevelt moest doen voordat hij Hansken tegen vergoeding aan het publiek kon tonen, is het waarschijnlijk dat het verblijf in de hoek van de Loggia gesitueerd was, achter de Giambologna’s Roof van de Sabijnse Maagden. Zo hoefde Van Groenevelt maar twee houten schotten te bouwen om Hansken aan het zicht van de Florentijnen te onttrekken.
Helaas was ook Hanskens verblijf in Florence van korte duur. Op 9 november overleed zij, in de Loggia dei Lanzi. Ferdinando de Medici kocht het stoffelijk overschot van Van Groenevelt om de huid en het skelet te prepareren en daarmee de olifant voor de stad te behouden. Hoewel de huid verloren is gegaan, is het skelet bewaard gebleven en nog altijd te zien in natuurhistorisch museum La Specola in Florence.
In onze tijd, waarin het houden van gekooide dieren steeds meer bevraagd wordt, is het nauwelijks voor te stellen hoe in Rome en Florence exotische dieren als symbool van macht en prestige voor alle inwoners prominent aanwezig waren. Ze waren deel van ingewikkelde diplomatieke betrekkingen die de dieren in kwestie soms maar ternauwernood overleefden (en meestal ook niet), maar maakten tegelijkertijd deel uit van het dagelijks leven in de steden. De herinnering aan deze bijzondere dieren is in vergeten hoekjes en in menig kunstwerk tot op de dag van vandaag nog altijd aanwezig. Ondertussen ontbreekt echter onder de Tarpe- ïsche rots iedere verwijzing naar de geschiedenis van de reeks wolvinnen en adelaars die nog maar kortgeleden in hun kleine hokjes wegteerden. Wellicht zijn de Romeinen niet al te trots op deze beestachtige episode?
1. Silvio Bedini, The Pope’s Elephant. Manchester: Carcanet Press, 1997, 126. 2. Zie Mazzoni voor een uitgebreide studie naar de wolvin als Romeins symbool. 3. Geciteerd in Cristina Mazzoni, She-Wolf: The Story of a Roman Icon. New York: Cambridge University Press, 2010, 246. 4. Roma Aeterna, 9.1: “Roma Non Grata”, 23. 5. Mazzoni, 247. 6. Trilussa, “l’Aquila Romana” (1911): “Pur’io, va’ là, ciò fatto un ber guadagno - a fa’ da balia a Romolo! Accicoria! - Se avessi da rifà la stessa storia - invece d’allattallo me lo magno!” 7. Zie voor deze geschiedenis het artikel van Michael McGillicuddy uit 2020 op de website van Villa Ludovisi. 8. Zie Marina Belozerskaya, The Medici Giraffe. Boston: Little, Brown and Company, 2006, 87-129. 9. Plinius, Naturalis Historia, boek 8.69. 10. Zie ook Belozerskaya 2006, 111-121. 11. Idem, 124. 12. Plinius, boek 8.1. 13. Zie voor een uitgebreide beschrijving van de olifant Annone (of ‘Hanno’) en haar komst naar Rome: Bedini 1997. 14. Zie Michiel Roscam Abbing, Rembrandts olifant: In het spoor van Hansken, Amstelveen: Leporello, 2016. 15. Plinus, boek 8.1. 16. Roscam Abbing 2016, 113.
Afbeeldingen Fig. 1. Ilustratie © Menno Balm. Fig. 2. Ilustratie © Menno Balm. Fig. 3. Ilustratie © Menno Balm. Fig. 4. Ilustratie © Menno Balm.