19 minute read
De steen in de vijver: Palazzo Medici te Florence
Tekst: Klaas Tonckens Illustraties: Menno Balm
Toen de kersverse Paus Paulus III, ooit geboren als Alessandro Farnese, in 1534 Michelangelo uitnodigde om de voorgevel van het familiepaleis aan Piazza Farnese in Rome onder handen te nemen, stond waarschijnlijk een ding op voorhand vast: zijn paleis zou dezelfde fenomenale kroonlijst krijgen als een van de meest aardverschuivende ontwerpen van de eeuw ervoor: het Palazzo Medici van Cosimo il Vecchio in Florence.1 Farnese had als twintiger daar een flink deel van zijn humanistische scholing ontvangen in de vertrekken van Lorenzo il Magnifico op de begane grond. Hij zou er ook de nog piepjonge Michelangelo tegen het lijf lopen. Palazzo Medici in Florence is een van de grote architectonische stenen die in de figuurlijke vijver van de stedenbouw zijn geworpen. Zowel van buiten als van binnen heeft het een ripple-effect gehad dat zich tot aan Rome, Milaan en meer recent zelfs tot aan New York uitstrekte.2
Advertisement
Fig. 1. Menno Balm, De binnenplaats van Palazzo Medici, 2021, potlood en aquarel. © Menno Balm. Dit stuk gaat over dat eens schitterende Palazzo Medici, het huidige Palazzo Medici Riccardi. Het doel is om in pen en potlood een indruk te geven van het gebouw in de 15e eeuw, de hoogtijdagen van de familie Medici. Vanuit het perspectief van de gewone burger die, net als nu, relatief eenvoudig toegang had tot het palazzo. Helaas is wat de bezoekers anno nu binnen te zien krijgen niet meer dan een schim van wat het ooit was.3 Drie destijds tot de verbeelding sprekende onderdelen achter de voorgevel komen aan bod: de cortile, vervolgens het oorspronkelijke trappenhuis, en als derde de vertrekken van Lorenzo il Magnifico. Een geweldige aanzet voor wat dit stukje beoogt is het memorabele beleefdheidsbezoek van een delegatie uit Milaan. De heren hadden zich verwaardigd om uit het adellijke Milaan naar Florence af te dalen.
Sforza op visite Hoe het er in detail heeft uitgezien blijft gissen. Maar dat de vijftien jaar oude Galeazzo Maria Sforza in april 1459 bij het naderen van het gloednieuwe palazzo van Cosimo il Vecchio bijna van zijn spreekwoordelijke stoel viel, is goed gedocumenteerd. En niet alleen hij was er stil van. Volgens de meegereisde consigliere, Niccolò de’Carissimi da Parma, waren ze in het aardse paradijs beland. Ze deden er uitgebreid verslag van aan Sforza’s vader, hertog Francesco Sforza, de vechtjas en absolute heerser van Milaan.4
Het innovatieve uiterlijk van het Palazzo Medici aan de toenmalige Via Larga in Florence sloeg in als een bom. Het gebouw was simpelweg niet thuis te brengen in het bekende gamma van de laatmiddeleeuwse architectuur. Het vormde een radicale breuk met de gezapige variaties van met nep-kantelen getooide stadsdozen en laat-gotische gevels die de grote steden van die tijd domineerden. Niks nageaapt stadskasteel, niks brede veredelde woontoren, niks bij elkaar geklutst rijtje huizen met een voorzetgevel.5 Dit was een gebouw dat zich niks aantrok van het stratenpatroon, dat de omgeving naar zijn hand zette en toch als vanzelfsprekend invloeide in het straatbeeld. Wat direct in het oog sprong, was de enorme, nog nooit vertoonde, ver uitstekende kroonlijst. Het zal Galeazzo Maria moeite hebben gekost om niet te tonen hoezeer hij onder de indruk was. Als dit alleen al de buitenkant was, wat stond hem dan te wachten als hij door die enorme open muil van een poort naar binnen zou rijden?
Fig. 2. Menno Balm, Reconstructie van de verdwenen trap in Palazzo Medici, 2021, potlood en aquarel. © Menno Balm. Wat volgt beschrijft hij zelf met zoveel woorden.6 Kosten nog moeite waren gespaard: een zee aan wandtapijten, rijk vergulde cassette-plafonds in hoge ruimtes, lambrisering vol intarsia (ingelegd hout), overal kunstvoorwerpen, boeken en schilderijen. Het gebouw kwam over als gedecideerd en rijk, maar niet exuberant. Het omarmde de bezoeker in beheerste weelde met een natuurlijke charme. Dienend voor die indruk waren de harmonische proporties, geschoeid op de leest van de Romeinse architect Vitruvius uit de eerste eeuw voor de jaartelling. Met in het achterhoofd de adviezen van architect Leon Battista Alberti: een stadshuis ademt waardigheid, een villa genoegen. Het werkte. Cosimo was primus inter pares, de eerste onder gelijken, niet alleen onder de heersende klasse, maar ook onder de gewone burgers. Want al zou het palazzo hem uiteindelijk een slordige 100.000 gouden florijnen gaan kosten, hij zorgde ervoor dat hij altijd als een burger van Florence werd gezien.7
Galeazzo Maria raakte niet uitgekeken. Alles wat hij zag, jong als hij was, was van een dermate onverwachte schoonheid, dat het hem begon te dagen dat die zware ijzeren luchter met kaarsen aan het eetkamerplafond thuis in Milaan meer weg had van een lomp karrenwiel aan een behoorlijk lomp plafond – en dat beide eigenlijk hun beste tijd wel hadden gehad.8 Je kunt je voorstellen dat ook het hart van Carissimi sneller ging slaan, om meerdere tegenstrijdige redenen. Enerzijds van de opwinding bij het betreden van wat hij het ‘aardse paradijs’ noemde. Anderzijds zal hij ook op zijn hoede zijn geweest en er zullen allerlei alarmbellen zijn afgegaan: dit was nota bene een burgermanswoning, van burgers met macht waar men allang niet meer omheen kon. Dat gevoel zal zeer zeker zijn gevoed toen het Milanese gezelschap na een kwartiertje kennismaken met Cosimo werd afgeserveerd om ruimte te maken voor de volgende bezoekers.
De binnenplaats: de cortile Nadat de aspirant-hertog van Milaan met zijn gevolg door de hoofdingang de cortile binnen was gereden, kwam hij direct oog in oog te staan met een verblindend mooie jongeling: de bronzen David van Donatello.9 Naakt, verleidelijk, met ogen die in de schaduw van de hoedrand vielen: l’ombra dell dubbio, oftewel de schaduw van de twijfel. Zo genoemd omdat je door de schaduw niet goed ziet waar hij precies kijkt. Hij loert. De hoedrand is welbeschouwd een 15e-eeuwse variant op de zonnebril waarachter je onopvallend het terras kunt afscannen. Maar dit was wel een David, midden op de cortile. 10 (Fig. 1). Geen Bacchus, of een ander beeld dat de bezoeker vrolijk welkom heet. Het was een geraffineerde verwijzing naar de verwantschap die de Florentijnen voelen met de oudtestamentische vijftienjarige herder David die de reus Goliath te slim af was. Net als David heeft Florence God aan haar zijde. En net als bij David lukt het Florence keer op keer om timing en vernuft te combineren met de juiste kracht. Goliath werd verslagen, en dat had die reus niet zien aankomen. David op zo’n prominente plaats geeft een kraakhelder signaal aan de bezoekers van het palazzo: Medici zijn Florentijnen, ze verankeren hun succes in de traditie die Florence groot had gemaakt. Ze hadden God aan hun zijde.
Of Galeazzo Maria dit allemaal zo op het eerste gezicht begreep is de vraag. Hij was vijftien en het valt niet uit te sluiten dat de grote veer die Donatello uit Goliaths helm omhoog had laten komen hem licht in verwarring bracht. Die schitterende veer streelt schijnbaar terloops zachtjes de binnenkant van Davids naakte dijbeen, net iets te hoog om onschuldig te zijn. Galleazzo Maria kon zich die passage in de bijbel niet echt herinneren. Carissimi en vele anderen die iets kwamen regelen in het palazzo zullen de in brons verpakte boodschap luid en duidelijk hebben verstaan: bedenk goed wie de Medici aan hun zijde hebben staan.
De cortile waarin Sforza afstapte werd omlijst door een loggia, met elegante composiet-zuilen van de karakteristiek grijze pie-
tra serena, een steensoort die vlak buiten Florence werd gewonnen. Achter de David op zijn ranke sokkel was door de zuilen de tuin zichtbaar, op die ochtend in april 1459 hoogstwaarschijnlijk badend in de lentezon met een glimp van de eerste sinaasappelbloesem. Ging de blik omhoog, dan waren langs alle vier de zijden boven de bogen grote marmeren medaillons aangebracht, met het Medici familiewapen en cameeën vol mythologische voorstellingen, allen met elkaar verbonden door een keur van in donkergrijs en wit sgraffitto uitgevoerde guirlandes, festoenen en linten, zo fijn als Brugse kant.
Op de cortile kwamen de ruimtes uit als de straten op een plein. Florentijnen liepen in en uit alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Er stonden ook overal banken waar ze gewoon konden gaan zitten en dat ook deden.11 Het onthaal van Sforza door de stad Florence was groots geweest, luisterrijk, en de stad had een geweldige indruk op ze gemaakt. Maar het was ook heel openbaar geweest, tot in het palazzo aan toe waar ze die ochtend werden verwacht door de Medici. Het zal de Milanezen niet geheel duidelijk zijn geweest of al het publiek wel speciaal voor hen naar het palazzo was gekomen. Palazzo Medici had van meet af aan namelijk een heel open karakter. De hoeken aan de voorkant van het huis aan wat nu de Via Cavour heet, waren open loggia’s, een vertrouwd beeld in Florence. De loggia’s fungeerden als een soort mengvat van publiek- en privédomein, twee sferen die elkaar overlappen als cirkels in een Venn-diagram. Dat maakte het gebouw wel vrij kwetsbaar, en de toegangsloggia’s zouden uiteindelijk worden dichtgemetseld. Michelangelo, die er eerder gewoond had en het huis op zijn duimpje kende, bedacht er rond 1523 de beroemde finestre inginocchiate voor, ‘knielende vensters’, en de voorgevel kreeg in plaats van drie ingangen, nu één centrale ingang.12 Daarmee volgden de Medici een eerder geformuleerd ideaal van Leon Battista Alberti, iets wat eeuwen later ook door Steve Jobs zou worden toegepast bij de nieuwe Apple-flagship-stores, die overigens ook allemaal voorzien van pietra serena-vloeren uit Florence, de steensoort die hij daar had gezien in 1985.13
Michelangelo’s knielende vensters waren een regelrechte hit en werden op grote schaal in Rome ingevoerd: het zal dan ook niemand verbazen dat alle 37 ramen van Palazzo Farnese in Rome aan de piazza-zijde ermee zouden worden uitgerust. Met daarboven Michelangelo’s variatie op de monumentale kroonlijst van Palazzo Medici. Het sterke vermoeden rijst dat behalve Sforza ook Farnese enorm onder de indruk moet zijn geraakt van de Medici, zo niet geobsedeerd (waarover later meer).
Het trappenhuis De jonge Sforza zou op de piano nobile zijn opwachting maken bij Cosimo il Vecchio. Daarvoor moest je na binnenkomst op de cortile niet naar rechts (zoals dat nu het geval is), maar naar links. Daar bevond zich een trappenhuis, zoals dat nu nog bestaat in het iets later gebouwde Palazzo Strozzi.14 Monumentaal in pietra serena uitgevoerd, met verzonken in een witte muur de grijze pietra serena-trapleuning. (Fig. 2). Enkele restanten van de oorspronkelijke leuning zijn vandaag nog goed zichtbaar in de ruimte achter de ‘knielende vensters’. Bij het betreden van die trap moet het visuele spektakel in de tweede versnelling zijn gekomen, want zowel Sforza als Carissimi beschrijven dat ze overweldigd werden door de pracht waarin alles was uitgevoerd. Het trappenhuis zelf was goed verlicht door twee grote ramen op de overloop. Op die overloop, tussen de twee trappen, bevond zich een groot werk van Fra Angelico, een voorstelling van de geboorte van Christus met de drie wijzen te paard, onderweg met hun geschenken.15 Voor wie naar boven loopt was dit een subtiele hint naar wat zich op de piano nobile afspeelt. In de wetenschap dat het palazzo was ontworpen voor veel meer dan alleen privégebruik, dat het een keur aan zowel hoogwaardigheidsbekleders als burgers zou ontvangen, en dat het decoratieprogramma
met het oog daarop zeer geraffineerd was samengesteld, lijkt de verleiding gerechtvaardigd om de plaats van Fra Angelico’s schilderij een diepere betekenis te geven. Goed ingevoerde bezoekers, die de fascinatie van de familie Medici met de drie wijzen kenden, zullen meteen hebben begrepen waarom het werk er hing. Hoe de bezoeker vervolgens volledig wordt ingepakt op de piano nobile valt buiten het bestek van dit artikel.
Lorenzo’s vertrekken Het trappenhuis was een van de vele openingen die uitmondden in de cortile. Meteen rechts van de hoofdingang zat de portiersloge, de gang naar de keuken, en helemaal rechts in de noordwesthoek van de loggia de deur naar verreweg het belangrijkste vertrek op de begane grond, de Camera di Lorenzo, het vertrek van Lorenzo il Magnifico.
Lorenzo’s vertrekken – tegenwoordig bookshop en biglietteria – kijken uit op de tuin. Lorenzo kon via zijn tuindeur zo naar de grote achterpoort aan de huidige Via Ginori lopen om de mis in de San Lorenzo bij te wonen, hun parochiekerk. Net als zijn vader Piero ‘de Jichtige’ en grootvader Cosimo il Vecchio leed Lorenzo immens onder de steeds ondraaglijker wordende pijn die de jicht veroorzaakte, en ze zaten steeds vaker en langer op de begane grond om het pijnlijke traplopen te vermijden. Ze maakten er uiteraard ook handig gebruik van. Zo lieten ze belangrijke figuren naar het palazzo komen onder het voorwendsel dat ze te slecht ter been waren om het huis te verlaten. Daar in hun eigen vertrekken konden ze veel gemakkelijker en in een beter gecontroleerde omgeving ontvangen, overeenkomsten sluiten, en hun kostbare bezittingen tonen. Lorenzo, die pas later naar de begane grond verhuisde om dezelfde jicht, zette die praktijk als vanzelfsprekend voort. Het bevestigde andermaal de laagdrempeligheid van de familie Medici. Je liep bij wijze van spreken zo door de loggia langs de David op de cortile naar de deur van Lorenzo’s vertrekken. En dan liep je ook nog wel eens interessante personen tegen het lijf. De huisfilosoof Marsilio Ficino bijvoorbeeld, of de jonge Michelangelo in gesprek met Lorenzo’s zoon Giovanni, de toekomstige paus Leo X. Door de jaren klonken hier de voetstappen van alle groten van de renaissance.
Om de grandeur van il Magnifico – ‘de prachtlievende’ – zichtbaar te maken, was het zaak om het bezoek het nodige ontzag in te boezemen. (Fig. 3). Bij binnenkomst rechts was het dan ook al meteen raak: boven de prachtig ingelegde lambrisering hing, groots aan de muur, de gehele Slag bij San Romano, de drie bij elkaar horende monumentale schilderijen van Paolo Uccello.16 Lorenzo had ze op z’n zachtst gezegd op een nogal dubieuze wijze in zijn bezit gekregen: hij had ze gewoon laten ontvoeren uit het huis van zijn daarna niet meer zo goede vrienden Damiano en Andrea Bartolini Salimbeni. Eenmaal aangekomen op de Via Larga bleken de werken ook nog eens veel te groot voor waar Lorenzo ze wilde hangen. Huistimmerman Francione (‘grote Frank’), wist daar wel raad mee: hij zette zonder enige scrupules de zaag erin en vervolgens paste het als gegoten. De drie afgezaagde lunetten die de drie schilderijen hoogstwaarschijnlijk hadden, verdwenen in de open haard, met de door Uccello geschilderde vaandels, speerpunten, bergketens, en mooie luchten, en al.17 Een noodgreep uiteraard, want Lorenzo hield van Uccello’s werk: er hing nog meer van zijn hand, zo lezen we uit de inventarislijsten van vlak na Lorenzo’s dood. De lijst spreekt tenminste over nog twee werken die in die tijd aan Uccello werden toegeschreven: een enorm gevecht tussen draken en leeuwen, en een groot werk met het verhaal van de mythologische prins Paris.18
Galeazzo Maria kwam nog twee keer langs in Palazzo Medici, en in 1471 werd zijn komst gevierd met de opdracht aan schilder Piero del Pollaiuolo om de inmiddels tot hertog gekroonde Sforza te portretteren. Het beroemde resultaat zou een kleine twintig jaar Lorenzo’s Camera sieren.19
Fig. 3 (p.42-43). Menno Balm, Reconstructie van de slaapkamer van Lorenzo de’ Medici, 2021, potlood en aquarel. © Menno Balm.
Lorenzo’s appartementen waren ware toonkamers van exquise voorwerpen, niet zelden voorzien van zijn inscriptie LAV R MED. Kostbare cameeën, munten uit de Klassieke Oudheid, enorme schilderijen en wandversieringen, zeldzaam glas en met juwelen ingelegd goud- en hardstenen vaatwerk. Vooral de laatste twee waren echt het domein van de allergrootsten, van koningen en prinsen.20 Er hing ook een enorme tondo (rond schilderij), Fra Angelico’s Aanbidding van de Wijzen. In een rijk vergulde lijst zou het verreweg het duurste schilderij zijn in het palazzo.21 Wat betreft vreedzame thematiek lijkt deze Aanbidding in schril contrast te staan met de gewelddadige Slag bij San Romano, maar het tegendeel is het geval. Ze sluiten thematisch naadloos op elkaar aan: van Uccello wordt beweerd dat hij had gesproken met jongens die de veldslag bij San Romano hadden bijgewoond en die hun verhaal hadden gedaan over de verschrikkingen die ze hadden doorstaan. Juist dat gaat uitstekend samen met een Aanbidding der Wijzen: een van de kernboodschappen daarvan is dat het geweld, het vechten, moet stoppen. Daar is de Vredevorst voor op aarde gekomen. Het probleem en de oplossing hingen dus in dezelfde ruimte. Zo leverden de op het eerste gezicht contrasterende werken stevig humanistisch voer op voor een discussie.
In Lorenzo’s Camera stond een schitterend hemelbed (hij zou vanwege de jicht vaak ontvangen vanuit zijn bed), een lange tafel, compleet met inktpot en veer, een kristallen pennenslijper met een met zilver-ingelegd heft en een mooie paarse glazen vaas en makkelijk verplaatsbare stoelen van de kenmerkende Florentijnse variant op de curulische zetel.22 Er stond ook een comfortabele stoel met omklapbare rugleuning voor de open haard – Lorenzo kon zonder de stoel te verplaatsen eerst zijn voorkant, en vervolgens zijn rug warmen aan de haard.23 Lorenzo had een flinke wapenkast in zijn slaapkamer staan, met verschillende soorten zwaarden, rapiers, en kostbare kromzwaarden. Het leidt geen twijfel dat hij zijn collectie toonde aan vrienden – er zaten heel zeldzame stukken bij. Lorenzo zelf had een gedegen fysieke opleiding gehad, en was zeer vaardig in het hanteren van de dolk (voorzover de jicht het hem toeliet).
Wie de inventarislijst van Lorenzo’s vertrekken doorneemt krijgt echt het gevoel dat Lorenzo in een schatkamer woonde, met een schier ongelooflijke hoeveelheid objecten. Maar van al het moois, stak een object – zeker wat waarde betreft – er toch met kop en schouders boven uit: de tazza Farnese.
24
Farneses obsessie Want ook de toekomstige paus Alessandro Farnese was als jonge man een vaste bezoeker van Lorenzo’s Camera. Palazzo Medici in Florence was voor hoog opgeleide ambitieuze jongelingen – of ze nou uit Rome of Milaan kwamen – simpelweg the place to be. Na zijn studie in Pisa werd Farnese in deze vertrekken verder geschoold in de humanistische beginselen. En het was in deze Camera dat Lorenzo hem zijn Egyptische tazza (schaal) van vier-laags sardonyx agaat liet zien. Farnese moet vanaf dat moment zijn zinnen erop hebben gezet. Het fabelachtig kostbare object was in die tijd al ongelooflijk beroemd en Lorenzo had het als conversatiestuk op tafel staan. Farnese heeft een halve eeuw geduld moeten oefenen voordat hij de schaal tijdens zijn pontificaat eindelijk aan zijn bezit kon toevoegen: via een verpletterend rijke Medici-bruidsschat. De tazza zat namelijk in de boedel van Margaretha van Oudenaerde, de nog jonge weduwe van de net in 1537 vermoorde hertog Alessandro De’Medici. Margaretha werd binnen een jaar met de kleinzoon van Farnese, hertog Ottavio van Parma in de echt verbonden, en de felbegeerde schaal werd tot grote tevredenheid binnengehaald. Hij stond nu in Rome op tafel en gaat tegenwoordig door het leven als de tazza Farnese. 25 Die tafel zat overigens ook in de bruidsschat, net als het complete palazzo waar die tafel in stond: het Palazzo Medici in Rome, vlakbij Piazza Navona. Vanaf het moment dat hertog
Ottavio met zijn ‘madama’ – zoals ze werd genoemd – daar hun intrek namen, zou het voortleven als Palazzo Madama, de huidige zetel van de Italiaanse Senaat.
Rome De faam van, en vooral de buzz rond Palazzo Medici in Florence zou duren tot aan de totale plundering van het gebouw in 1494 toen de Medici uit Florence werden verjaagd en ze hun aanwezigheid in Rome verstevigden. Ondertussen trokken de Florentijnen Donatello’s David van zijn sokkel en plaatsten het beeld pontificaal in het Palazzo della Signoria, het huidige Palazzo Vecchio: de Medici hadden een koekje van eigen deeg gekregen, en dat hadden ze niet zien aankomen. Hun meest kostbare bezittingen, boeken en schilderijen verhuisden hals over kop mee naar Rome, maar alles wat ze niet hadden kunnen redden werd uit het palazzo geroofd.
De Medici zouden terugkeren naar Flo- rence. En ze zouden hun gram halen. Maar de glans was eraf. De betovering van Palazzo Medici was verbroken.
1. Tot op de dag van vandaag is er geen bouwmeester of architect aan wie het ontwerp met zekerheid kan worden toegeschreven. De namen die van oudsher circuleren zijn die van Filippo Brunelleschi en Michelozzo di Bartolomeo Michelozzi. Zie ook Dale Kent, Cosimo de Medici and the Florentine Renaissance (New Haven & Londen: Yale University Press, 2000), 228. 2. Het gebouw van de Federal Reserve Bank in New York. 3. Wat de familie Riccardi ermee gedaan heeft, tart iedere beschrijving. Zie daarvoor Walter Bombe, “Der Palazzo Medici-Riccardi und seine Wiederherstellung,” Monatshefte für Kunstwissenschaft 5 (1912): 216-223. 4. Uit het verslag van Niccolò de’Carissimi da Parma; Mantua, Archivio di Stato, Gonzaga, 1099, facs. 77, zoals geciteerd in Rab Hatfield, “Some Unknown Descriptions of the Medici Palace in 1459,” The Art Bulletin 52, no. 3 (1970): 246. 5. Zoals bij het iets eerder ontworpen beroemde Palazzo Rucellai in Florence. 6. Twee kopieën van de brief bevinden zich in Milaan, Archivio di Stato, Ducale (Sforzsco), Potenze Sovrana, 1461. Zie ook Hatfield 1970, 232. 7. Zie ook Hatfield 1970, 241. 8. Hij beschrijft dat enigszins verhuld aan zijn vader. Zie Hatfield 1970. 9. In 1459 waarschijnlijk net voltooid. 10. En niet Bandinelli’s wat hulpeloze ‘Orpheus’ die er nu staat. 11. Kent 2000, 233. 12. Hierbij werd aan de buitenkant een gekrulde console ter ondersteuning van de vensterbank aangebracht. Deze leek van beneden naar boven op een voet, met onderbeen en knie. 13. Leon Battista Alberti, Della famiglia (Rome & Florence, 1433-1440) 192; Walter Isaacson, Steve Jobs (New York: Simon Schuster, 2011), 369, 375; Kent 2000, 243. 14. Kent 2000, 237. Palazzo Strozzi, begonnen in 1489, ontleent zijn ontwerp grotendeels aan dat van het Palazzo Medici. 15. Dit thema loopt als en rode draad door de hoogtijdagen van de Medici, en de Medici zouden zich tussen 1459 en 1462 door Benozzo Gozzoli in fresco in het gevolg van de drie wijzen laten vereeuwigen in Palazzo Medici. 16. De drie werken zijn tussen 1434 en 1460 vervaardigd en bevinden zich nu in de National Gallery in Londen, de Uffizi in Florence, en het Louvre in Parijs. 17. Kent 2000, 266; BBC-documentaire “Private Life of a Masterpiece”, 2005, afl. 19. 18. Richard Stapleford, Lorenzo de Medici at Home. The Inventory of the Palazzo Medici in 1492 (University Park: Pennsylvania State University Press, 2013). 19. Dit blijkt uit de inventarislijst, opgemaakt na zijn dood. Het werk hangt tegenwoordig in de Uffizi in Florence. 20. Mooi beschreven in Eva Helfenstein, “Lorenzo de’Medici’s Magnificent Cups: Precious vessels as Status Symbols in fifteenth Century Europe,” I Tatti Studies in the Italian Renaissance 16, no. 1/2 (2013): 415-444. 21. De tondo bevindt zich als ‘Tondo Cook’ in het National Gallery of Art in Washington. 22. Deze staan nog steeds in Florence bekend onder de naam Savonarola-stoel, Dante-zetel of Petrarca-stoel. 23. Een vergelijkbaar meubel bevindt zich in het Muiderslot. 24. Marina Belozerskaya, Medusa’s Gaze. The Extraordinary Journey of the Tazza Farnese (New York: Oxford University Press, 2012). De schaal werd vermeld in de inventarislijst met een toegekende waarde van 10.000 florijnen. Ter vergelijk, het complete enorme ‘drieluik’ van Uccello stond in de boeken voor 300 florijnen, en Fra Angelico’s tondo voor 600. 25. Nu in de Farnese-collectie in het Museo Nazionale di Napoli, de reis naar Napels waard.