12 minute read

Ondernemersfondsen

DOOR JORINE DE SOET EN KJELD VOSJAN

In dit artikel schetsen we eerst de achtergrond van het ontstaan en de populariteit van ondernemersfondsen. Daarna geven we een toelichting op de verschillende soorten. We brengen de toepasbaarheid en voor en nadelen per soort ondernemersfonds in beeld.

Advertisement

Een ondernemersfonds is een fonds voor en door ondernemers om gezamenlijke activiteiten te bekostigen. Op basis van een belastingopslag of een aanvullende belasting zamelt de gemeente geld in, dat weer ter beschikking komt van de partijen die betaald hebben. Ondernemersfondsen kunnen opgericht worden voor bijvoorbeeld centrumgebieden, bedrijventerreinen, kantorenparken en hele gemeenten. De partijen die aangeslagen worden, zijn ook de partijen, die het geld kunnen aanvragen en uitgeven. Er bestaan op dit moment drie soorten fondsen: bedrijfsinvesteringszone (biz), ondernemersfonds op basis van reclamebelasting en het stadsbreed ondernemersfonds

ORGANISCH CENTRUM, VEEL EIGENAREN

Centrumgebieden waarin het commercieel onroerend goed van veel verschillende eigenaren is (veelal organisch gegroeide centrumgebieden en binnensteden), hebben vaak moeite om gezamenlijk de marketing van het gebied op te pakken. Soms is er een ondernemersvereniging waarvan exploitanten vrijwillig lid kunnen worden en waar zij contributie aan betalen. Uit die contributieopbrengsten kunnen activiteiten en evenementen georganiseerd worden.

Welk percentage van de ondernemers lid is van zo’n vereniging verschilt van plek tot plek. Veelal is het een gering percentage waardoor de organisatie weinig inkomsten geniet en daardoor weinig slagvaardig kan optreden. In dit soort centrumgebieden kennen we vrijwel unaniem de free-ridersproblematiek: een klein deel van de ondernemers betaalt contributie waarvan activiteiten georganiseerd kunnen worden, terwijl een groot deel van de ondernemers wel de lusten daarvan heeft zonder de lasten te dragen. Deze situatie wordt door veel bijdragende ondernemers als frustrerend ervaren.

GEPLAND CENTRUM, BEPERKT AANTAL EIGENAREN

In strak geplande winkelcentra en centrumgebieden waar het eigendom van het commercieel onroerend goed in handen is van één of een klein aantal eigenaren (al dan niet verenigd in een VvE), worden naast de huur voor de winkel meestal ook service- en promotiekosten in rekening gebracht. Op deze manier beschikken deze centrumgebieden in het algemeen over een behoorlijk budget om activiteiten en evenementen te organiseren.

Hierdoor kunnen dit soort centra hun marketing in het algemeen professioneel oppakken en dat gebeurt dan ook. Mede daardoor kunnen dit soort centra goed concurreren met (historische) centra met voornamelijk versnipperd eigendom.

HISTORIE EN AANLEIDING

Vooral tijdens de crisis die vanaf ca 2007 intreedt, zien we de omzet in de fysieke retail achteruit hollen. Veel retailers overleven niet en diegene die wél overleven, moeten vaak personeel ontslaan en de buikriem aantrekken. Gevolg is dat ondernemers zelf minder tijd en gelegenheid hebben zich in te spannen voor de ondernemersvereniging én hun omzet zo zien dalen dat ze hun lidmaatschap opzeggen. Op deze manier komen verschillende centrumgebieden in een neerwaartse spiraal.

De crisis heeft versneld in beeld gebracht dat wij met elkaar meer winkelmeters gerealiseerd hebben dan de markt kan opnemen. Deze situatie heeft grofweg de volgende oorzaken:

-Gemeenten, eigenaren, ontwikkelaars en ondernemers verdienden lange tijd veel geld op deze manier met als gevolg dat ze moeilijk konden stoppen.

-Ontwikkelingsprocessen zijn processen van een lange adem. Tussen het waarnemen dat er geïnvesteerd moet worden, het tekenen van de ontwikkelingsovereenkomst en het opleve-

ren van een nieuw of herontwikkeld centrum, kan zomaar tien jaar zitten. Waar je tien jaar geleden voor getekend hebt, wordt nu opgeleverd. In de huidige markt zou je niet meer tekenen.

-We hanteerden lange tijd maar één verdienmodel: uitbreiding. Als een winkelcentrum aangepakt moest worden, ontwikkelden we nieuwe commerciële meters. Van de opbrengst kon ook het bestaande deel van het centrum aangepakt worden.

GEVECHT OM DE CONSUMENT

Naast het overschot aan winkelmeters zien we dat internet en vergrijzing ook gevolgen hebben voor de vraag naar winkelmeters. Al met al moeten er winkelmeters verdwijnen en dat zien we de afgelopen jaren ook met grote aantallen gebeuren als we kijken naar het aantal faillissementen onder winkelbedrijven. En dan hebben we het nog niet over covid-19 dat dit hele proces enorm in versnelling brengt.

Elke ondernemer, elk centrumgebied vecht voor zijn bestaansrecht. In dit gevecht om de consument is de marketing van een centrumgebied van groot belang. De ligging van het gebied, de omvang en samenstelling van het verzorgingsgebied, de omvang en kwaliteit van het aanbod, het serviceniveau, bereikbaarheid en parkeren, de kwaliteit van de openbare ruimte en de gebouwde omgeving zijn allemaal van belang. Daarnaast zijn sfeer, ambiance, evenementen en activiteiten van belang om aantrekkelijk te zijn of te blijven.

Centrumgebieden moeten in toenemende mate werken aan hun marketing; van productontwikkeling tot promotie. Voor goede resultaten is samenwerking tussen de verschillende belanghebbende partijen cruciaal evenals de beschikbaarheid van middelen.

Het ondernemersfonds komt dus als geroepen. Met behulp van dit instrument betaalt elke belanghebbende mee en ontstaat er een serieus budget om het centrumgebied goed in de markt te zetten. Er zijn geen free riders, dus geen betrokkenen, die wel de lusten genieten zonder de lasten te dragen.

DRIE SOORTEN ONDERNEMERSFONDSEN

Zoals in het begin van dit artikel vermeld, kennen we in Nederland drie soorten ondernemersfondsen. Die lichten we hier nader toe.

1: BEDRIJVENINVESTERINGSZONE

De Bedrijveninvesteringszone (BIZ) is een relatief nieuwe heffing, die vanaf 2009 met een experimentenwet voor het eerst werd ingevoerd. Sinds 1 januari 2015 is de BIZ een permanente wet geworden, die qua mogelijkheden uitgebreider is dan de experimentenwet.

De BIZ-bijdrage is een bestemmingsbelasting die op verzoek van ondernemers en/of eigenaren van onroerend goed wordt geheven om met de opbrengst activiteiten in de openbare ruimte en op internet van en voor deze ondernemers en/of eigenaren te realiseren. De belastingopbrengst wordt daartoe als subsidie uitgekeerd aan een door de ondernemers opgerichte uitvoeringsorganisatie. De heffing van de BIZ-bijdrage beperkt zich tot een bepaald gebied in de gemeente, de bedrijveninvesteringszone (BIZ). Vaak gaat het om een winkelgebied of een industrieterrein. Zowel eigenaren als gebruikers van alle niet-woningen kunnen aangeslagen worden.

De BIZ is er dus voor en door ondernemers. Het initiatief tot deze belasting moet van de ondernemers uit dat gebied zelf komen en de belastingopbrengst mag alleen worden ingezet voor extra voorzieningen in de openbare ruimte en op internet voor dat gebied. Deze voorzieningen dienen zowel het gezamenlijk belang van de ondernemers als het algemeen belang. De BIZ kan niet worden ingezet voor de instandhouding van het basisvoorzieningenniveau van de gemeente. Omdat de BIZ-bijdrage een belasting is waaraan alle ondernemers uit een specifiek gebied moeten bijdragen, voorziet de Wet BIZ in een groot aantal waarborgen tussen initiatief en uitvoering.

De heffingsmaatstaf is op basis van de Wet WOZ, maar heeft binnen die bandbreedte nog wel differentiatiemogelijkheden; daarnaast biedt de Wet BIZ de mogelijkheid om een vast bedrag te heffen.

Oprichting BIZ

Het oprichten van een BIZ gebeurt op basis van een min of meer democratisch besluit en moet om die reden aan strakke voorwaarden voldoen. De initiatiefnemers tot de oprichting van een BIZ moeten een draagvlakmeting houden onder alle potentiële betalingsplichtigen aan de BIZ; dat wil zeggen onder alle eigenaren en/of exploitanten van niet-woningen binnen het afgebakende gebied. Deze draagvlakmeting vindt plaats op basis van een concreet uitvoeringsplan met concrete kosten. Bij deze draagvlakmeting moet minimaal de helft van het aantal potentiële betalingsplichtigen stemmen, waarvan 67 procent positief moet zijn.

De BIZ loopt na maximaal vijf jaar af en dan is er opnieuw een draagvlakmeting nodig om deze te continueren.

Voordelen BIZ

n De BIZ komt er alleen als de meeste betalingsplichtigen vóór stemmen. Dat betekent dat er veel draagvlak is onder de betalingsplichtigen over de hoogte van het bedrag en de invulling van de activiteiten en evenementen. Dit komt de onderlinge betrokkenheid in het algemeen ten goede. n Er kan een bepaald gebied afgebakend worden. Een BIZ kan dus heel lokaal opgericht worden; in een straat, een centrum, een bedrijventerrein. De initiatiefnemers van de BIZ bepalen

zelf de grenzen en kunnen daarmee invloed uitoefenen op het percentage aan draagvlak. Is er in een centrum een deelgebied waar iedereen ‘tegen’, dan kun je dat gebied buiten de BIZ laten vallen. n Bij een BIZ kunnen zowel eigenaren als gebruikers aangeslagen worden. Ook een van beiden kan aangeslagen worden, afhankelijk van de lokale keuze en het draagvlak per groep.

Nadelen BIZ

n De draagvlakmeting luistert heel nauw. Het gebeurt niet zelden dat óf de 50 procent opkomst óf de 67 procent positieve stemmers niet gehaald worden. De draagvlakmeting is ook kostbaar als gevolg van de strenge criteria: maximaal elke vijf jaar moet opnieuw een draagvlakmeting plaatsvinden.

Haal je na die vijf jaar de benodigde percentages niet, dan eindigt de BIZ. De verplichting om maximaal elke vijf jaar opnieuw een zo nauwgezette draagvlakmeting te houden, vergroot de kans op continuïteit niet. Op veel plekken is een BIZ opgericht met een looptijd van drie jaar. Dat heeft vaak met een soort koudwatervrees te maken, wanneer het de eerste keer is. n In de praktijk blijkt drie jaar eigenlijk te kort. Gedurende het eerste jaar moet iedereen aan elkaar wennen en moet men ervaring opbouwen met de geplande activiteiten, terwijl men in het tweede jaar al moet voorsorteren op de nieuwe meting die naar een jaar gaat plaatsvinden. Vijf jaar als looptijd voor een BIZ blijkt in de praktijk een betere en meer betrouwbare periode.

2: RECLAMEBELASTING

Reclamebelasting wordt geheven over openbare aankondigingen, zichtbaar vanaf de openbare weg.

Voor de belastingheffing is het voldoende dat er sprake is van een tot het publiek gerichte aankondiging met het doel de aandacht van het publiek te trekken. De reclamebelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengsten vrij besteedbaar zijn. Daarnaast kan de reclamebelasting een regulerend karakter hebben doordat bedrijven en instellingen bewuster nadenken over het aanbrengen van reclame-uitingen.

De reclamebelasting is lange tijd door maar een beperkt aantal gemeenten geheven. De laatste jaren neemt de belangstelling voor de reclamebelasting echter toe. Dit komt doordat de reclamebelasting steeds vaker wordt ingezet voor ondernemersfondsen waarmee verbeteringen in bijvoorbeeld een winkelgebied of op een bedrijventerrein worden gefinancierd.

Reclamebelasting wordt betaald door degene die een openbare aankondiging heeft geplaatst of door degene voor wie een openbare aankondiging is geplaatst. Het gaat erom wie het grootste belang heeft bij de aankondiging.

Groeiende behoefte

De laatste jaren is de roep vanuit ondernemers gegroeid om reclamebelasting te heffen ten behoeve van een ondernemersfonds. De belastingopbrengsten worden dan gestort in een fonds dat gericht is op specifieke activiteiten van ondernemersorganisaties in straten, wijken, centrumgebieden of bedrijventerreinen.

Het fonds wordt in overleg met de ondernemers als subsidie toegekend aan specifieke activiteiten.

Voordelen reclamebelasting

-Reclamebelasting kan geheven worden in bepaalde afgebakende gebieden. Het kan gaan om een straat, een plein, een centrum of een bedrijventerrein. Op deze manier kun je de belastingheffing toepassen in heel specifieke gebieden waar er vraag naar is. De belasting wordt geheven op basis van vanaf de openbare weg zichtbare openbare aankondigingen.

-Er kan voor gekozen worden een aantal functies vrij te stellen van reclamebelasting. Zo kunnen bijvoorbeeld publieke, maatschappelijke, medische en andere niet commerciële voorzieningen vrijgesteld worden van reclamebelasting. Dit wordt vastgelegd in de belastingverordening van de gemeente.

-Er zijn verschillende heffingsgrondslagen mogelijk. Zo kan de omvang van de openbare aankondiging bepalend zijn, maar ook de hoogte van de ozb of er kan voor een vast bedrag gekozen worden;

-Er is niet zo’n nauwgezette draagvlakmeting voor nodig als bij het oprichten van een BIZ. In principe kunnen het college en de raad besluiten tot een reclamebelasting. In de praktijk wordt er meestal wel degelijk nagegaan of er draagvlak is, maar dan heeft het vooral een politieke achtergrond. Er hoeft niet voldaan te worden aan wettelijke percentages voor opkomst en keuze zoals bij de BIZ.

Nadelen reclamebelasting

-Als de heffingsmaatstaf gebaseerd is op de omvang van de openbare aankondiging, zien we ondernemers dikwijls hun aankondiging verkleinen of ze laten ‘m verdwijnen. Bovendien is deze heffingsmaatstaf heel arbeidsintensief, want daarvoor moet personeel de straat op om met een centimeter de omvang van de aankondiging op te meten.

-Alleen de exploitanten van het onroerend goed kunnen aangeslagen worden, de eigenaren niet. Alleen als er een aankondiging is bij een leegstaand pand, kan de eigenaar aangeslagen worden.

GEMEENTEBREED ONDERNEMERSFONDS OP BASIS VAN DE WOZ/OZB

Een gemeentebreed ondernemersfonds is een fonds dat opgericht wordt voor alle niet-woningen binnen de hele gemeente. Binnen de gemeentegrenzen wordt de ozb-aanslag voor nietwoningen opgehoogd met een bepaald bedrag of een bepaald percentage in relatie tot de waarde van het onroerend goed. Er is geen aparte aanslag voor het ondernemersfonds, het bedrag maakt deel uit van de reguliere (verhoogde) aanslag. Deze opslag vindt plaats op zowel de aanslag voor het eigendom als het gebruik van een niet-woning. Verhuurder en huurders betalen dus beiden mee.

Gebiedsafbakening

Het fonds is verdeeld in gebieden die economisch-geografisch bij elkaar horen. Zoals een bedrijventerrein, een winkelstrip of een groot complex als sportvelden of een ziekenhuis. Elk gebied krijgt de extra betaalde onroerendezaakbelasting grotendeels terug als ‘trekkingsrecht’. Hiermee kunnen vertegenwoordigers van het gebied de voorzieningen, activiteiten en evenementen voor de eigen groep of het eigen gebied betalen. De vertegenwoordigers van de verschillende gebieden zijn meestal ondernemersverenigingen in centrumgebieden en op bedrijven- en kantorenterreinen.

Voordelen gemeentebreed ondernemersfonds

-Het ondernemersfonds wordt voor de hele gemeente opgericht. Er kunnen geen deelgebieden bepaald of uitgesloten worden. Ook kunnen er geen functies uitgesloten worden. Iedereen betaalt mee (zolang het een niet-woning betreft).

-De opbrengsten zijn relatief hoog, omdat zowel eigenaar als gebruiker van alle niet-woningen aangeslagen worden en omdat er veel ozb niet-woning objecten zijn (vele schouders). n Alle eigenaren en gebruikers van niet woningen worden aangeslagen of ze nu wel of niet een aankondiging hebben.

Elke ondernemer, elk centrumgebied vecht voor zijn bestaansrecht, en in die strijd om de consument is de gebiedsmarketing van groot belang

-Ook zien we samenwerking ontstaan tussen bijvoorbeeld scholen en ondernemersverenigingen omdat deze beiden aangeslagen worden. n Er is niet zo’n nauwgezette draagvlakmeting voor nodig als bij het oprichten van een BIZ. In principe kunnen het College en de raad besluiten tot een gemeentebreed Ondernemersfonds. In de praktijk wordt er meestal wel degelijk nagegaan of er draagvlak is, maar dan heeft het vooral een politieke achtergrond.

Nadelen gemeentebreed ondernemersfonds

-Alle niet-woningen worden aangeslagen. Daar bevinden zich ook voorzieningen onder die geen (gemeenschappelijk) direct doel hebben waaraan zij de gelden uit hun trekkingsrecht zouden kunnen besteden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan boerderijen, ziekenhuizen.

-Er kan niet een bepaald gebied doelgericht afgebakend worden, zoals bij een BIZ en reclamebelasting. Het fonds beslaat echt de hele gemeente.

TOT SLOT

De auteurs hopen met dit artikel de materie van ondernemersfondsen verduidelijkt te hebben, zodat u de mogelijkheden van de verschillende ondernemersfondsen kent als u op zoek gaat naar een financieringsinstrument om de aanpak van uw centrum te professionaliseren en te verbeteren. Heeft u nog vragen of opmerkingen, mail deze dan aan Jorine de Soet of Kjeld Vosjan.

Jorine de Soet is al zo’n 30 jaar actief in de markt van retail, retailvastgoed en centrumgebieden. Zij heeft ruime ervaring als centrummanager in veel verschillende steden, is gespecialiseerd in het opstellen van integrale gedragen centrumvisies en houdt zich bezig met het herontwikkelen van winkelcentra. Daarnaast is zij auteur van verschillende boeken en artikelenreeksen en treedt zij op als gastdocent op verschillende opleidingen in de retail en het retailvastgoed.

Kjeld Vosjan is in 2012 Vosjan Centrummanagement begonnen. Na jaren werkzaam te zijn geweest als adviseur vastgoed- en locatieontwikkeling, voor een grote landelijke retailorganisatie en een gemeente gewerkt te hebben, werkt hij nu aan sterke centrumgebieden. Ondernemersfondsen zijn randvoorwaardelijk voor een sterk centrumgebied. Daarnaast is Kjeld mede oprichter van de Centrummanagement Academy, een learning by doing opleiding voor professionals werkzaam in het centrummanagement.

This article is from: