Van binnen bekeken
Marco Blokhuis
De Petrus-en-Pauluskerk in Hoog-Keppel Aan de buitenkant van de Petrus-en-Pauluskerk in Hoog-Keppel is duidelijk te zien dat het een kerk uit de middeleeuwen is, die in de loop van de eeuwen aanzienlijk is gewijzigd. Die verandering is binnen herkenbaar aan de negentiende-eeuwse uitstraling van het interieur.
Venster, 2020, nummer 1 — 18
Interieur Petrus-en-Pauluskerk in Hoog-Keppel met aan de westzijde het orgel met het wapen van de familie Van Pallandt. Foto’s: Marco Blokhuis
De kerkzaal is een lange rechthoekige ruimte met wit gestucte muren met gietijzeren ramen, een zware rondom doorlopende kroonlijst tegen het plafond en een stucgewelf met vier gietijzeren luchtroosters. Volgens een artikel in De Graafschap-Bode van woensdag 18 oktober 1905 zou er in 1857 een nieuw dak op de kerk zijn gelegd door H.J. Kaufman, een verder onbekende timmerman. Twee jaar later zou vervolgens aannemer H.M. Berendsen een nieuw plafond en nieuwe ramen in de kerk aangebracht hebben. Veel eerder waren al de zijbeuken afgebroken, vermoedelijk omstreeks 1750 toen er volgens een bestek 15.000 bakstenen nodig waren om de kerk en de toren te herstellen. Mogelijk is toen ook de muur geplaatst tussen schip en koor waartegen de preekstoel kwam
te staan. Hierdoor werd het koor een aparte ruimte aan de oostzijde van de kerk voor het gebruik als consistorie. Gietijzer in de kerk De aanwezigheid van gietijzeren onderdelen hoort helemaal bij de negentiende eeuw. De ijzerproductie nam toen een hoge vlucht en op veel plaatsen vestigden zich nieuwe ijzergieterijen. In Laag-Keppel bestond al sinds 1794 een ijzergieterij. Het hoeft niet te verbazen als het materiaal voor de kerk daar ook gemaakt is. Gietijzer is al een oud product dat gebruikt wordt voor geschut, haarplaten, potten en pannen. Het werd in de negentiende eeuw vooral gebruikt voor industriële ontwerpen, bruggen en dergelijke, maar in kerken komt het dan nog maar spaarzaam voor. Dat verandert vanaf
de tweede helft van de negentiende eeuw. De kerk van Hoog-Keppel is daar een mooi voorbeeld van met de ramen, luchtroosters en de gietijzeren ornamenten bij het orgel, bijna niet te onderscheiden van houtsnijwerk. Als vleugelstukken van een orgel zijn ze zelfs uitzonderlijk te noemen. Ze werden omstreeks 1859 toegevoegd als gevolg van de verlaging van het orgelbalkon. Sinds het einde van de achttiende eeuw was er ook steeds meer aandacht voor het aspect van de ‘luchtverversing’ en vandaar dat we in het nieuwe plafond vier gietijzeren luchtroosters aan treffen.1 Adellijke schenkingen Het orgel is samen met de preekstoel een van de beeldbepalende onderdelen