5 minute read
1. SITUERING: MATADI IN HEVERLEE
Wat antwoordt een bewoner van onze wijk op de vraag waar hij/zij woont? ‘Ik woon in Leuven’ is historisch correct, en zeker sinds de fusie in 1977; ‘Heverlee’ is wellicht preciezer, maar ‘Matadi’ is natuurlijk het enige van harte juiste antwoord. Matadi, de spotnaam, de roepnaam, de geuzennaam van onze wijk.
Voor de fusie met Leuven, in 1977, werd de gemeente Heverlee in het noorden begrensd door de stadsvesten, in het oosten door de Tiensesteenweg, in het westen door de Settekensweg (nu de Bertembosstraat) en in het zuiden door het Heverleebos. De naam ‘Heverlee’ komt van het Nederfrankische woord ‘hefer’, wat geitenbok betekende (verwant aan het Engelse ‘heifer’) en ‘lee’, een verbastering van ‘lo’ wat bos betekent. Heverlee: het bos van de geitenbokken. De oudste vindplaats van de naam ‘Heuerle’ is een schenkingsakte uit 1129, toen hertog Godfried I met de Baard, graaf van Leuven en hertog van Neder-Lotharingen, een jachtpark schonk aan de norbertijnen. Hij vroeg aan de abt van de premonstratenzers van Laon om er een abdij te stichten. Dat jachtpark, op oude kaarten aangeduid als Perck of Parck, lag aan de rand van het toen nog niet ommuurde Leuven, ten oosten van de huidige Naamsesteenweg. De namen Abdij van Park en Parkpoort zijn afgeleid van het jachtpark.
Met de komst van de abdij nam de landbouw een hoge vlucht. Er werd graan geteeld en er werden wijngaarden en fruit- en groentetuinen aangelegd. Op de Ferrariskaart van 1771 is Perck ten zuiden van de vijvers van de abdij een breed en diep stuk onbebost akkerland.
Centraal stond het Gasthuys, een grote hoeve die vier eeuwen lang, tot 1880, op de plaats stond waar nu Trappen Behets is op de Geldenaaksebaan. Ook Den Inghel, de oudste brouwerij van Leuven, staat op de kaart. De brouwerij, die dateerde van 1102, brandde in 1640 af met de rest van het gehucht Vinckenbosch. Volgens ‘Leuven Weleer’ werd de brouwerij in 1672 weer opgebouwd door abt Libeer de Paepe als brouwerij van de Abdij van Park. Het Parkbier wordt nu nog in licentie gebrouwen door brouwerij Haacht en is te koop bij Aldi. Het mooie gebouw kreeg later veel andere functies: postkoetshalte, hotel voor het laag volk en het vrouwvolk dat niet mocht overnachten in de abdij als de stadspoorten gesloten waren, kazerne, en later ook de volksbakkerij Perfecta. Nog later werd het de viskwekerij van de gebroeders Bellefroid en uiteindelijk een woonerf.
Aan de Molenbeek, meer stroomafwaarts lag het gehucht
Ten Hove. Deze oude woonkern en molen met dezelfde naam lagen buiten de eerste Leuvense ringmuur, maar na de bouw van de tweede stadswal in de 14e eeuw werd dit de huidige Sint-Kwintensparochie. Het gehucht Heverlee ontwikkelde zich als een nieuwe kern rond het pleintje waar Groenstraat en Waversebaan de Naamsesteenweg kruisen, aan het huidige café De Phare en dat groeide uit tot het huidige Heverlee.
Het verkeer vanuit Leuven naar Heverlee verliep via de Heversche (voor een Leuvenaar de Ièversche) poort, gebouwd 1358, nu Naamsepoort. De toegang tot het gebied van de Abdij van Park liep langs de Parkpoort (ook uit 1358) of ook langs de Molenweg, de huidige Paul Van Ostaijenlaan, waarvan het tracé verder liep langs de holle weg (nu Geldenaaksebaan) naar de Molenbeek en de abdij.
De Molenbeek, op oude kaarten ook aangeduid als de Perckbeek, dankt haar naam aan de aanwezigheid van vele molens. Drie lagen vlak bij het huidige Matadi: de Abdijmolen, de molen Ten Broecke aan Cadol en de molen Lapide, aan de huidige Naamsesteenweg ter hoogte van de kleine parking van het Ruelenspark. Tot in de twintigste eeuw doorkruiste de Molenbeek de beemden van het Broeck. Het hele gebied was een overstromingsgebied. Tussen de ringmuur van Leuven en de Molenbeek lag er een grote walgracht ter verdediging van de stad, maar ook als buffer tegen het wassende water.
Huizenbouw in Heverlee komt tot ontwikkeling in het interbellum, met een groeispurt na WO II. Gangmakers daarvoor waren enkele grote bouwwerken: het Instituut van het Heilig Hart, het klooster van de Missionarissen van het Heilig Hart aan de Ruelensvest, en de Heverleese Kazerne. In 1922 werd de eerste steen van Matadi gelegd.
Geleidelijk werd het gebied volgebouwd. En dat de bouwdrift nog niet geluwd is, bewijst de nu al meer dan tien jaar durende strijd tussen het stadsbestuur en natuurbeschermers rond een woonverkaveling en, in de eerste planning, ook uitbreiding van industriezone op het Parkveld langs de Geldenaaksebaan.
Aan de Naamsepoort had de Leuvense voorzitter van de Commissie van Openbare Onderstand, Erasme Ruelens rond zijn huis een park van 2 hectare. Hij had als Leuvense aannemer in opdracht van Leopold II onder andere de Tervurenlaan aangelegd. Na zijn dood in 1916 schonk hij bij testament het park en 150.000 goudfrank aan de gemeente om na de dood van zijn vrouw een bejaardencentrum op te richten, het huidige Ruelenspark. In 1967 werden de 34 woonhuisjes ‘voor ouden van dagen’ ingehuldigd. In juni 1986 kwam er ook een dienstencentrum met 48 studio’s, een logische uitwijkplaats voor ouder wordende Matadezen. Het deel van de stadsring dat tussen Matadi en de Leuvense binnenstad ligt, verwijst dus niet toevallig naar Erasme Ruelens.
In de historische driehoek Naamsepoort, Parkpoort en Molenbeek werd de Goede Haardwijk ingepland. De bouw startte in 1922 en heel snel zou deze tuinwijk de naam Matadi krijgen. Over dat kleine stuk grond, iets meer dan vijf hectare groot, gaat dit Straathistorieboekje. Maar het zou van ‘mataditis’ getuigen om onze aansluitende buren in de Paul van Ostaijenlaan, de Broekstraat en de Leo Dartelaan niet tot de Matadigemeenschap te rekenen. De inbreng van deze goede buren versterkte de dynamiek van onze wijk
Beste Rik,
Je weet, ik ben het kakenestje van het gezin Uytterhoeven. Je was dan ook 21 jaar ouder, gelukkig waren er nog twee zussen tussen ons beiden. Ik werd geboren tijdens jouw legerdienst, die toen nog 21 maanden bedroeg, zodat je als het ware een termijn voor ons twee hebt gediend. Wij woonden toen in een klein rijhuis in de Broekstraat, maar algauw zou je in 1957 een huis in de Vinkenlaan kopen.
Dat was typerend voor jou, broer. Je was van kleine komaf, maar deed constant je best om je op te werken. Als vlijtige leerling doorliep je wel de klassieke humaniora, maar helaas was het eind jaren veertig van vorige eeuw ondenkbaar om als arbeiderskind aan de universiteit te studeren. Jij zou evenwel levenslang blijven voort leren; enerzijds door je op te werken van bediende in de Philipsfabriek tot gewaardeerd universiteitsmedewerker, anderzijds als stadsgids met een brede interesse voor fauna en flora en als verwoed verzamelaar van oude prentkaarten tot beslagen auteur.
Na je pensionering kon je het huis van de laatste begijn uit het Groot Begijnhof huren en kon ik jouw huis in de Vinkenlaan aankopen. Als primus inter pares onder de Leuvense stadsgidsen mocht je dan ook het toenmalig koningspaar Albert en Paola in ‘jouw begijnhof’ rondleiden.
Je verzameling, overwegend bestaande uit oude postkaarten, in vele gevallen de visuele nieuwsbode uit het begin van de 20e eeuw, was dermate interessant dat ze na jouw overlijden werd aangekocht door het Stadsarchief van Leuven.
Het huidige opzet van de Erfgoedcel om inwoners van Groot Leuven aan te sporen om de geschiedenis van hun straat of wijk te doen herleven, zou op jouw enthousiaste medewerking hebben kunnen rekenen. Het is dan ook gepast om jou op deze wijze te herdenken. Je broer Jan.