5 minute read

4.2 EIGENDOM GEEFT EEN STREEPJE VOOR

Uitgebreid onderzoek van studenten ingenieurarchitect, in 1983 en 1984, liet de bewoners van negenenzeventig woningen aan het woord. De studenten noteerden hun ‘woonhistories’: hoe bewoners zich hun woning hadden toegeëigend door inrichten, verbouwen, bijbouwen, tuinieren enzovoort. Hun verhalen werden uitgeschreven, hun manier van wonen werd uitgetekend.

Het onderzoek stelde een grote tevredenheid vast, vooral bij eigenaars. Voor huurders is het moeilijk om de spanning tussen de bestaande woning en hun beeld over ‘goed wonen’ op elkaar af te stemmen. Meestal mogen ze immers geen ingrijpende wijzigingen aanbrengen. Voor hen zijn aanpassingen, indien toegelaten door de huisbaas, investeringen in andermans eigendom. Die opoffering zijn weinig huurders genegen. Eigenaar-bewoners kunnen wel onbeperkt aanpassen om hun woonwensen maximaal in te vullen. Van een sociale woning kan weliswaar geen reusachtige villa worden gemaakt, maar toch iets wat er op lijkt of er minstens naar verwijst. Een haalbaar verwachtingspatroon kunnen realiseren in dagelijks doen en laten creëert tevredenheid.

4.3 KUNNEN KIEZEN EN AANPASSEN BEVORDERT TOE-EIGENING

Oorspronkelijke tekeningen van vier van de negen verschillende types Matadihuizen van de gebroeders Jotthier.

Alle huizen van de wijk zijn varianten op vier basistypes: brede hoek-, smalle hoek-, brede rij- en smalle rijwoning. Dat geeft keuzemogelijkheid bij de aankoop. Nadien laat ieder type een breed pallet van aanpassingen toe. Sommigen slagen er in om zonder veel hak- en breekwerk keuken of badkamer naar een grotere kamer over te brengen. Anderen breken al dan niet dragende muren uit om bijvoorbeeld een ‘doorlopende’ living te maken. Ook uitbreiding achteraan of opzij is mogelijk met een living of keuken, een veranda of berging of combinaties ervan. Driegevelwoningen laten toe om een garage bij te bouwen of bij lager liggende straat wordt de garage onder in geschoven. Veel aanpassingen gebeuren in verschillende stappen, soms vrij snel na elkaar. Iedere ingreep is een vorm van toe-eigening. Dat de naoorlogse bouwmaterialen minderwaardig waren, dat binnenmuren in assesteen waren opgetrokken, dat de houten vloeren doorbogen, dat memel de houten balken boven raamopeningen verpulverde… namen de kopers voor lief. Na wat verbouwingen is dat snel vergeten.

Vele luifelvarianten: glazen plaatjes op een metalen houder, gebogen plexiplaten, doorschijnende golfplaten…

4.4 AMBITIE ONTMOET BETROKKENHEID

Woongeluk schuilt niet enkel in een flexibel aanpasbare en voldoende grote woning. Wie in Matadi rondwandelt, kan niet naast het grote aantal ingrepen kijken. Vele daarvan zijn functioneel: dakkapellen voor meer ruimte en licht, bijbouwen voor een grotere oppervlakte, verharding om de auto te parkeren… In kleur, materiaalgebruik, vormgeving, stijl, schaal… schemert vaak ook ambitie en betrokkenheid door. Illustratief hiervoor zijn de luifels boven voordeuren. Zo’n luifel is praktisch want beschermt tegen regen en zon, maar eigenaars voegden ze toe in vele varianten en lieten hierbij hun creativiteit de vrije loop. Hier is duidelijk meer dan functionaliteit in het spel.

Dat blijkt nog sterker uit aanpassingen aan de oorspronkelijke betonnen luifels boven de voordeuren. Wellicht door de schaarste aan materialen na de oorlog, was de luifel uitgevoerd als een eenvoudig, uitkragend betonnen plaatje. Die sobere uitvoering prikkelt blijkbaar de verbeelding. De hardheid van het beton wordt vaak verhuld door een bekleding met een ‘edeler’ materiaal zoals sierhout, zink, leien, een heus dakje en Franse steen.

De optische instabiliteit van het dun bemeten beton smeekt blijkbaar ook om ondersteuning door schuin geplaatste latten, betonnen of metalen kolommen, al zijn die technisch gezien volkomen overbodig. Nog ambitieuzer zijn de toevoegingen van balustrades op de luifel: de illusie van een terras. Dergelijke ‘nutteloze’ ingrepen overstijgen het oplossen van technische problemen. Hoe een betonnen luifeltje poëzie wordt!

De hoge woningendichtheid, de korte afstand tussen huis en straat, en de transparantie van hagen en hekkens, maken iedere ingreep aan een huis zichtbaar voor buren en voorbijgangers. Voor bewoners is het een vorm van zelfexpressie: het huis als een uithangbord van identiteit. Maar het toont vooral een vorm van betrokkenheid, op de eigen woning én op de wijk. Te oordelen naar de vele verzorgde veranderingen is dat dubbel engagement groot. Die materiële uitdrukking van individuele toe-eigening en sociale betrokkenheid is afleesbaar in alle straten en stuwt zowel gemeenschappelijke ambitie als concurrentiële fierheid.

Geroemde architecten André Loeckx en Leo Van Broeck in en uit Matadi

De gezaghebbende Deense architect Jan Gehl heeft een eenvoudige maatstaf voor de kwaliteit voor publieke ruimte: hoe langer mensen blijven hangen op plekken waar ze niet per se moeten zijn, hoe beter die plekken. De Place de l’Apéro is daarvan een goed voorbeeld. Maar wat in Matadi nog opvalt: er wonen behoorlijk wat architecten. Twee ervan zijn landelijk geroemd: André Loeckx en Leo Van Broeck.

André Loeckx

Gevormd als ingenieur-architect en antropoloog mocht hij de Ultima

2020 in ontvangst nemen, de Vlaamse cultuurprijs voor architectuur. Dat gebeurde tijdens een TV-moment in zijn voortuin in de Volhardingslaan. Meteen kreeg zijn opvallend onopvallend verbouwde woning ongewild media-aandacht.

Voor André zijn mooi en lelijk geen relevante categorieën, wel de omgevingskwaliteit en hoe mensen daarop inspelen, hoe ze er ‘hun’ plek in maken, hoe ze ervan genieten… ‘Ambivalentie’ is daarbij een sleutelwoord. Een mooi voorbeeld daarvan is Matadi. Als tuinwijk zwemt de wijk in het groen, maar ligt tegelijk op wandelafstand van zowel stadscentrum als station. Hij wijst er ook op hoe deze bescheiden, goed gesitueerde en met zorg ontworpen woonwijk tegelijk ‘erfgoed’ kan worden en steeds nieuwe generaties kan inspireren tot intens wonen. Al in de jaren tachtig onderzocht André samen met collega Jan Schreurs en hun eindejaarsstudenten hoe zowel harde als zachte omgevingselementen een wijk vormgeven. In woongeschiedenissen van Matadezen tekenden zij bewonersverhalen op, koppelden die aan verbouwingen, en notuleerden zo het geheugen van de wijk. Het leverde vier lijvige eindwerken op.

André bouwt niet. Maar met zijn scherp geslepen potlood construeert hij een nieuwe kijk op bouwen en wonen. Hij beschrijft, analyseert en bekritiseert overigens niet enkel gebouwen. Voor Ringland, de burgerbeweging die samen met Ademloos en stRaten-generaal de overkapping van de Antwerpse Ring op de agenda plaatste, werd hij de gedroomde ambassadeur en advocaat.

André is al enkele jaren ‘emeritus-hoogleraar’. Hij was professor aan en voorzitter van het Departement Architectuur, Stedenbouw en Ruimtelijke Ordening van de KUL. Hij was intensief betrokken bij het Vlaams Stedenbeleid en bij internationale projecten voor de EU en UN-Habitat. Meermaals trad hij op als jurylid bij wedstijden voor grote Vlaamse architectuurprojecten onder meer voor het Provinciehuis in Leuven. Hij werd medestichter van het Vlaams Architectuurinstituut en gaf als expert mee richting aan de werking van de Vlaams Bouwmeester.

Leo Van Broeck

Matadi was ook de thuisbasis van de vorige Vlaams Bouwmeester, Leo Van Broeck. Aan de KU Leuven in 1981 afgestudeerd als ingenieur-architect, vestigde Leo zich in 1991 in de Bloemenlaan mijn zijn kantoor in het bestaande schildersatelier achter zijn woning. Leo kocht later het voormalig postgebouw in de Paul Van Ostaijenlaan. Wie de Bloemenlaan naar boven wandelde, keek recht in zijn architectenbureau. Architectuur in de etalage! De buurt kon meegenieten van zijn creatieve ideeën. Op zoek naar een grotere werkplek verhuisde Leo In 2005 naar een torengebouw in Brussel. Een appartement met de kwaliteiten van een Matadihuis, zegt hij. Zo was Matadi één van de referenties waarmee hij als Vlaams Bouwmeester (2016-2020) zijn vaak doortastende - altijd meeslepende - visies kruidde op podia en in media, overal in Vlaanderen, maar ook ver daarbuiten.

Als ontwerper en medeoprichter van het architectenbureau Bogdan & Van Broeck, kende de praktijk voor hem geen geheimen In Matadi verbouwde hij het huis van zijn collega André Loeckx en dat van de Stuyvens (ouders van Jasper).

Ook trok Leo zijn stoute schoenen aan en schreef een brief naar buurman Louis Tobback de toenmalige burgemeester, met de subisidievraag voor de oprichting van een architectuurvereniging. De burgervader zei ja… en Stad en Architectuur was geboren. Enkele jaren later vroeg secretaris-generaal van Ruimte Vlaanderen Hugo Beersmans aan Leo om een stukje van het regeerakkoord te schrijven over het plan voor een Vlaams ArchitectuurInstituut. Als professor aan de KU Leuven is Leo een kritische stem in het debat rond klimaat, milieu, energie, biodiversiteit, natuur… Zijn belangrijkste ‘wapen’ daarbij zijn onweerstaanbare oneliners. Met ‘de bouwmeester is de Touring Wegenhulp van de ruimtelijke ordening’ tekent hij zijn rol uit als iemand die dringend problemen in onze woonomgeving aanpakt.

This article is from: