![](https://assets.isu.pub/document-structure/230511130833-39d784fcd832107d802e91be2a0d6ef5/v1/64357ef7418ad30b6680dff968c7b30a.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
1 minute read
4. EEN SUCCESVERHAAL
4.1 AANTREKKELIJK VANAF HET BEGIN
De afgedrukte ontwerptekeningen roken nog naar ammoniak toen de lokale kranten al onomwonden lof uitten voor de verdiensten van de architecten. De gebroeders Jotthier ontwierpen een kleine tuinwijk met grote variatie aan lieflijke woningen. De ontwerpen waren ‘eenvoudig, maar toch sierlijk opgevat en daarenboven van uitnemenden praktischen aard’. De leden van De Goede Haard werden aangemaand om in een tentoonstelling hun huurwoning te komen kiezen. De namen van gegadigden werden genoteerd op het inplantingsplan. Op 13 december 1923 stelde Het Laatste Nieuws vast dat de aanvragen toestroomden. Na de eerste fase bleef de vraag zo groot dat men meer woningen ging bouwen dan oorspronkelijk voorzien. Bedoeld als sociale huurwoningen, werden al vanaf 1924 huizen verkocht, waarschijnlijk om geld in het laatje te krijgen voor de volgende fasen. Ook toen verkochten ze als zoete broodjes. In 1952 waren nog drieëndertig woningen en in 1984 nog slechts vijf woningen verhuurd door de Goede Haard. De verkoopprijzen stegen ook gestaag, hoger dan de gemiddelde Leuvense woningenprijzen, die toch al niet van de minste waren. De wijk was dus altijd al aantrekkelijk, letterlijk en figuurlijk. Men woont er graag: huurders willen kopen, wie er opgroeit zoekt later vaak een huis in de wijk. Mond-aanmond reclame volstaat meestal om het nieuws van een te koop komende woning te verspreiden. Matadi was en blijft een ‘gezochte’ wijk. Vanwaar dat succes?