23 minute read

6.3 PAUL VAN OSTAIJENPARK EN -LAAN

De Paul Van Ostaijenlaan vormt de noordelijke grens van de Matadiwijk, maar is ouder dan die wijk. Vele eeuwen ouder zelfs. Maar niet naar de letter, want tot kort voor de laatste eeuwwisseling waren de laan én het aanpalend park genoemd naar Guido Gezelle. Toch is zelfs die naam jonger dan Matadi, want toen eind jaren twintig van de vorige eeuw de tuinwijk werd gebouwd, heette de straat, meer prozaïsch maar werkelijkheidsgetrouw, de Heuvelstraat.

De Molenwegh, zo werd de toen nog aarden weg genoemd in het kaartboek van de Abdij van Park uit 1665. Enigszins misleidend staat op de bekende negentiende-eeuwse Popp-kaart de Laekenweg. Laat het er ons op houden dat de cartografen van dienst toen minder vertrouwd waren met het lokaal dialect. Want voor vele Leuvenaars stond de straat bekend als de Lijkenweg. Verschillende begrafenisstoeten passeerden immers langs daar tussen de Sint-Kwintenskerk en de begraafplaats. Sluipverkeer, ook toen al.

Toen in 1998 alle deelgemeenten van Leuven ophielden te bestaan als aparte administratieve eenheden, stelde het Leuvense stadsbestuur voor om de Guido Gezellelaan, die je ook in Kessel-Lo had, te herdopen tot de Jean-François Tassonlaan, naar een Heverleese burgemeester uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Een actiecomité uit de straat ijverde ervoor om de ene dichter te vervangen door een andere. Na wat gehakketak werd op dat laatste verzoek ingegaan. En zo kwam Paul Van Ostaijen uit de bus.

Vlakbij de huidige Paul Van Ostaijenlaan is het klooster van de Missionarissen van het Heilig Hart. Dat klooster keek vroeger uit op een met linden omzoomde tuin, met aansluitend een grote groentetuin die door de paters werd onderhouden. Als student heeft Gerard Walschap hier nog verbleven. Wanneer hij precies de genade van het antiklerikalisme ontvangen heeft, blijft voer voor discussie. Na het vertrek van de missionarissen in 1982 werd in de kloostergebouwen onderwijs verstrekt. Vandaag vind je er de circusschool Circus In Beweging, een studentenpeda en sinds kort een opvanghuis voor Oekraïners. Nataliya Dolinska, een Oekraïense die al 27 jaar in België woont is er nu de gastvrouw/ begeleidster voor een honderdtal landgenoten die de oorlog in hun thuisland ontvluchtten.

In diezelfde periode ijverde een Matadicomité voor de herbestemming van het boerderijgebouw tot een buurthuis. Het Boerderijtje is nu de tijdelijke thuisbasis van de scouts van O.L.V. van Troost en in de schoolvakanties het hoofdkwartier van de Speelpleinwerking. De tuinen van het klooster kennen we vandaag als het Paul Van Ostaijenpark, waar menig Matadees ouder- of nieuwerwetse balsporten beoefent. Gevatte commentaren vanop de zijlijn, een hapje, en sportdrank met uiteenlopend alcoholgehalte zijn daarbij nooit ver weg. Anderen spreiden er hun yoga- of picknickmat en blijven er graag hangen. Eind juni omzomen de linden het parcours van de karamellenloop voor de allerjongsten, startschot van het jaarlijkse zomerse Matadifeest, waarvoor het park een uitgelezen decor vormt. Soms, in de latere uurtjes van zo’n feest, wordt dan - boem, paukenslag! - opnieuw dat oude ballonnetje opgelaten over de doorstart van het Boerderijtje als buurtcafé.

Ook al vind je de typische Matadihuizen maar terug in klein een gedeelte van de Van Ostaijenlaan, verschillende van haar andere gebouwen vallen wel degelijk op, zoals de burgerwoningen uit het interbellum, de brutalistische gevel uit de jaren 1960 van de Don Bosco studentenpeda van de hand van Victor Broos, en het moderne wooncomplex van 2005. Ze vertellen samen hoe deze straat langzaam maar zeker werd volgebouwd.

Ondanks de vele naamsveranderingen van de straat hebben de bewoners Paul Van Ostaijen wel degelijk omarmd. In 2018 herdacht men het negentigjarig overlijden van de dichter door op de gevels van de huizen leistenen met gedichtfragmenten aan te brengen. Samen met de steen die door de stad aan de ingang van het Paul Van Ostaijenpark werd opgericht, bieden de gevels een mooie bloemlezing uit het werk van de te vroeg gestorven dichter. Je ziet er nu Cecilia lopen, je hoort er Gaston met zijnen basson, en je kijkt verwonderd naar het Kalifornies goud van de avondzon. De muur van het Paul Van Ostaijenpark werd verfraaid met een schilderij van Sarah De Vos, door haarzelf omschreven als ‘een schaduwschilderij dat de ritmiek van Van Ostaijens gedichten weergeeft’. Maar meer nog dan gebouwen en gevelgedichten, is het de levendigheid die de straat maakt. De zomerse speelstraat is al een traditie van toen Jasper Stuyven er nog op een kinderfiets reed. In volle coronacrisis transformeerde de straat regelmatig in een podium waar bewoners samen-maar-op-afstand meezongen met de gelegenheidsliederen van de plaatselijke bard Lennaert Maes. ‘Je komt er wonen om nooit meer te vertrekken’, is de ondertitel van een fotoboek dat enkele straatbewoners in 2019 samenstelden. Beter kunnen we het niet samenvatten.

Lennaert Maes

In 2008 stond Lennaert Maes als Lenny en De Wespen met Boudewijn de Groot op het podium van het Sportpaleis in Antwerpen. In 2019 opende hij op het hoofdpodium het Dranouter-festival. Samen met Andries Boone maakte hij de ‘Soundtrack van de Demerboeken’ (2011), een cd rond Zichem, met Jan De Wilde, Guy Swinnen, Joke Delcour en Monsieur Paul, nog een Matadees. In 2013 volgde de CD Iet me ziel, over de rijke historie van de stad Leuven, met gastzangers PP Michiels, Klaas Delrue en Big Bill. In 2014 werd hun erfgoedtrilogie voltooid met Als de nacht, een cd met oude volksverhalen uit Vlaams-Brabant in een nieuw muzikaal jasje. Intussen maakt hij ook enthousiasmerende muziek om anderstaligen Nederlands te leren met Lenny en de Bonski’s. Nu werkt hij aan een nieuw programma niet voor, maar met nieuwkomers, één uit Irak en één uit Burundi.

Lennaert werd geboren in Wezemaal, ging naar school in Aarschot en na zijn studies Germaanse trok hij een jaartje naar Engeland waar hij de Italiaanse Sara D’Ercole leerde kennen. Samen kwamen ze naar Leuven. Sara ging Italiaans doceren aan het Centrum voor Levende Talen. Ze kochten een huis in de Tervuursestraat. Dat was niet de gelukkigste keuze want in het rijhuis miste Sara zon en licht. Het was een droom die uitkwam, zo zegt Lennaert, toen ze een Matadihuis konden kopen in de Paul Van Ostaijenlaan. Sara herinnert zich hoe Ilse, de vorige bewoonster, een traan wegpinkte bij de ondertekening van het verkoopcontract. Zo graag woonde ook zij in Matadi.

Het was het perfecte huis met een kleine tuin, maar met het mooie Paul van Ostaijenpark voor de deur, een eindeloze tuin voor hun dochter Marie.

Jasper Stuyven

Jasper zag het levenslicht in Matadi op 17 april 1992. Samen met zijn zus Jolien groeide hij op in het mooie huis, Paul van Ostaijenlaan 41. Al snel werd duidelijk dat hij uitstekend kon fietsen. Jasper brak door in 2007 met zijn provinciale tijdrittitel bij de nieuwelingen van Vlaams-Brabant. In 2009 werd hij wereldkampioen bij de junioren in Moskou. De hele wijk vierde dit met een criterium voor zijn deur, dat hij natuurlijk glansrijk won. En de voorlopige kroon op het werk was zijn fantastische zege in Milaan San Remo 2021.

Bij het jongste WK-wielrennen in Leuven (2021) liep heel Matadi storm voor Jasper: een aankomst op 300 meter van zijn ouderlijk huis en een geweldig supportersfeest in het Paul van Ostaijenpark, met DJ Bobby Ewing, ook een Matadivriend. Het leverde een mooie vierde plaats op voor Jasper. Zijn kinesist en oud-wijkbewoner Frigyes Vandenauweele was er het hart van in en tegelijk bijzonder fier. Mocht Jasper op het podium geëindigd zijn, dan was dat feest wellicht nu nog aan de gang.

Ook aan de oostzijde heeft Matadi een groene long: het Lemmekesveld, een klein restant van de grote agrarische ruimte die Perkveld honderd jaar geleden nog was. Midden de expanderende woningbouw bleef het Lemmekesveld een open grasland afgezoomd met siersparren, een ideaal terrein om er lammeren te weiden. Daaraan dankt het zijn naam.

Voor de Matadikinderen was het een natuurlijk speelterrein. Heel veel oudere Matadezen denken met heimwee terug aan hun avontuurlijke momenten op het Lemmekesveld. Francine Vloeberghs herinnert zich ook dat ze er met andere kinderen ging schuilen tegen de bommen van de Tweede Wereldoorlog. Schrijnwerker Jean Tossyn - familie van de latere begrafenisondernemer - had er een schuilkelder uitgegraven met bankjes voor de kinderen en een golfplaten dak.

In 1965 werd aan de overkant van de Toekomstlaan (nu Matadilaan) de studentenpeda gebouwd door de Paters Salesianen van Don Bosco. Zo werd het Lemmekesveld voor veel kinderen de tuin van Don Bosco. In 2007 werden de peda en het bijhorende Lemmekesveld eigendom van de KU Leuven met erfpacht aan de stad Leuven. Even was schepen Bart Massart van plan om het hele park te onteigenen. De buurt vertrouwde die plannen niet en vreesde verdere bebouwing. Onder protest van de omwonenden werd het plan weer opgeborgen.

In 2000 lanceerde schepen van openbaar groen Lalynn Wadera het idee om op het Lemmekesveld een tiny forest te ontwikkelen, een compact bos met een groot aantal inheemse bomen en struiken, om de door de letterzetter aangetaste fijnsparren - twee ervan sneuvelden nog in de februaristorm 2022 - te vervangen. Scouts en buurtbewoners kwamen helpen bij die boomplanting. Het idee om er volkstuintjes aan te leggen staat on hold.

Het Lemmekesveld is sinds enkele jaren ook de gastsite voor twee heuse festivals. Het eerste is Lemme Live, waarover meer in het kaderstukje over de scouts, en het andere is Colora, het wereldmuziekfestival dat in 1991 startte in het Leuvens Oratoriënhof en na wat omzwervingen in 2020 landde op het Lemmekesveld. Zelfs de uitgeregende corona-Colora 2021 met een tot tweehonderd beperkt bezoekersaantal werd een spetterend succes.

Colorapubliek voor het podium op het Lemmekesveld.

De scouts en Matadi

Hoeveel Matadikinderen zijn er in al die jaren op zondagavond in de wijk thuisgekomen, de natte modder nog aan de kleren, doodmoe en uitgehongerd, maar zo goed als altijd tevreden na de scoutsvergadering? Hoeveel tientallen kilometers reden Matadi-ouders verkeerd op zoek naar de zomerse kampplaats? Hoeveel honderden jaarkentekens naaiden lieve oma’s niet op scoutshemden? Hoeveel oudere tieners en jonge twintigers gaven als leiding het beste van zichzelf aan jolige kapoenen, woelige welpen, balsturige jong-givers, of aan de kinderen met een fysieke of mentale beperking in de Intakt-werking?

‘What happens in the scouts, stays in the scouts’, heet dat tegenwoordig laconiek. Een geschreven geschiedenis van de scouts in de wijk is daarom amper te vinden, maar mondelinge overlevering en kampvuurverhalen des te meer, soms in een versie die is toegedekt met het scoutssjaaltje der liefde. Van begin oktober tot eind mei vullen scoutsgroepen ons zondagse straatbeeld, die van de derde Sint-Paulus al sinds de jaren zeventig op het Lemmekesveld, die van Onze-LieveVrouw van Troost & Anne Frank sinds enkele jaren geleden in het van Ostaijenpark. Of correcter, ze vullen niet in de eerste plaats ons straatbeeld, maar eerder de groene zones aan de rand ervan. Scouts hebben wat dat groen betreft natuurlijk een eer hoog te houden. En over randen en scouts gesproken: net op de rand van Matadi, in de Paul van Ostaijenlaan, woonde vroeger Maurits Vanhaegendoren, Leuvens bekendste scout en nationaal verbondscommissaris tussen 1933 en 1948.

Op het Lemmekesveld gooien de scouts, sinds 2014 net voor het einde van het schooljaar, hun terreinen wijd open voor Lemme Live (een stiekeme boodschap voor de oudjes: let me live!), hun met gestaag stijgend succes en dito deskundigheid volledig zelf georganiseerde festival. Een uitgelezen kans voor startende groepjes, maar met ondertussen ook al heel wat mooie vroege ontdekkingen - Roméo Elvis! - op het palmares. Geen wonder dat het festival op korte tijd een begrip werd bij de jeugd van Leuven en omstreken.

De lokalen op het Lemmekesveld dragen ondertussen de sporen van enkele decennia jeugdig enthousiasme, en helaas ook van de occasionele vandalenstreken die er bij nacht en ontij worden uitgehaald. Sinds een aantal jaren werkt een geëngageerde groep daarom hard aan de plannen én de financiering van een bouwproject. Voor wie nog geen totem heeft: Gulle Steenloper is misschien iets voor jou?

De Matadiwijk hoort bij de parochie van Sint Jan de Evangelist van de Abdij van Park. Maar in de vijftiger jaren, toen mensen nog massaal ter kerke gingen, wilden kerkgangers toch liever een eigen nabije kerk. Sommigen beweren dat de abdijkerk te klein werd, anderen dat er naar een kleinere kerk gezocht werd, omdat de Sint Jan de Evangelist-kerk niet warm te krijgen was. Nog anderen beweren dat pastoor Keeven met lede ogen zag dat veel parochianen naar Sint Kwinten trokken.

In afwachting werd er een noodkapel georganiseerd (19551958) in de Guido Gezellelaan 5, ooit het depot van Boenwas Boston, later een schrijnwerkerij, daarna een garagewerkplaats voor de simili-lederen bekleding van het interieur van auto’s. Nu huist er het architectenbureau Desmedt. De twee ramen op het gelijkvloers waren de inrijpoorten en onder het gelijkvloers zitten, aldus architect Desmedt, nog steeds twee smeerputten. In 1957 startte de bouw van een nieuwe kapel op het Lemmekesveld boven in de Matadiwijk. De grond was een schenking van de NV Philips. Aannemer Maurice Dillaerts bouwde de kapel en de smid Felix Lefèvre - allebei afkomstig van de Geldenaaksebaan - smeedde een imposant corpus van de gekruisigde Christus. Een jaar later werd de Mariakapel feestelijk in gebruik genomen. De regionale pers sprak met lof over de hypermoderne en fonkelnieuwe kapel in de Matadilaan. Nog jarenlang volgden wekelijkse geldomhalingen in de zondagmis om de kosten van die bouw te financieren.

De inwijding van de kapel in 1958 trok enorm veel volk. Overal stonden auto’s geparkeerd, wat toen toch nog een zeldzaamheid was. Vijftig jaar lang zou de kapel dienst doen als parochiekerk voor Matadi. De norbertijnen Keeven, Boonants en Jans waren de pastoors, René Jaubin was de koster en de twee organisten waren Jef Desair en André Kockaerts. Deze laatste is tot vandaag lid van de kerkfabriek en als goede nabuur nog steeds de sleutelhouder van de kapel.

In de volgende jaren zat de Mariakapel ’s zondags barstensvol; mensen stonden soms tot in het portaal, waardoor balorige jongeren weigerden om stoeltjesgeld te betalen. Jaarlijks ging er eind mei een processie vanuit de Abdij van Park naar Matadi. Mensen strooiden versneden bloemen en gesnipperd zilverpapier op de weg en sommigen plaatsten zelfs een klein altaar voor hun huis. Eind jaren zestig verminderde het kerkbezoek snel en in de jaren negentig vonden de vieringen alleen nog plaats in de sacristie. In 2007 sloot de kapel definitief de deuren als parochiekerk.

In 2021 inventariseerde de Protestantse gemeenschap samen met de Erfgoedcel zijn erfgoedcollectie. Op deze foto zien we het waardevolle orgel van Eppo Rynko Ottes.

Het Orlandokoor met vooraan derde van rechts de betreurde Mieke Haemels.

De kapel met haar galmende akoestiek werd jarenlang een repetitieruimte, eerst voor het gregoriaanse abdijkoor van Sint Jan de Evangelist onder leiding van Vic Wuyts, later voor het polyfone kamerkoor Orlando. Ook werd de kapel na de ontwijding verhuurd aan de Koptische kerk. Buren herinneren zich de uren durende liturgische diensten met veel Ethiopische en feestelijk uitgedoste kerkgangers, met copieuze maaltijden en dito ambiance. Maar norbertijner discipline en Afrikaans laissez faire sporen slecht en dat leidde tot een jammerlijk einde van dit bonte avontuur.

Intussen bleef de Abdij van Park zoeken naar een nieuwe bestemming voor dit ‘Godshuis’, in lijn met de wens van de NV Philips, oorspronkelijk eigenaar van de gronden, om de kapel altijd te gebruiken voor liturgisch-godsdienstige doeleinden. Zo kwam de protestantse kerk in beeld. Ernst Veen, predikant van de Verenigde Protestantse Kerk Leuven vertelt graag de geschiedenis. Hij gaf nog les aan onze SKLO. Hij herinnert zich de acties die hij ondernam om samen met Mieke Haemels, de drijvende kracht van het oudercomité, de schoolkinderen te waarschuwen voor dode-hoek-ongevallen. Er werd zelfs een praktijkles gegeven met een grote vrachtwagen van Ninatrans uit Haasrode. Hoe schrijnend is het dat Mieke omkwam bij een dode-hoek-ongeval in de Blijde Inkomststraat in september 2012.

De Leuvense Protestantse Kerk had haar eerste kerkgebouw in het anatomische amfitheater op de hoek van Minderbroedersstraat en Kapucijnenvoer. Op de vlucht voor de dreiging van een instortend plafond kwam ze na omzwervingen via de Sint Antoniusparochie en het Jezuïetenhuis in Matadi terecht. De Protestantse Kerk sloot een dertigjarig huurcontract voor de Mariakapel en startte in 2011 ingrijpende aanpassingswerken. Een nieuwe wand ter hoogte van de eerste rib van het boogdak deelde de kapel op in een grote gebedsruimte en een kleinere multifunctionele zaal voor koffietafel, kinderdiensten, recepties, vergaderingen, gespreks- en catechesekringen. De kapel kreeg dubbele beglazing en het oude harmonium op het doksaal werd vervangen door een mooi orgel uit een kerk in het Nederlandse Delft. Dat orgel werd gebouwd door de Groninger Eppo Rynko Ottes en later uitgebreid door de Dordrechtse orgelbouwer Jaap van de Veer. Nu wordt het bespeeld door organist Johannes (Joop) van der Horst, emeritus hoogleraar Historische Taalkunde aan de Letterenfaculteit van de KU Leuven. Op paasdag 2014 werd de kapel officieel in gebruik genomen door de Verenigde Protestantse Kerk Leuven. Maar de oprechte inspanning van de kerk om aansluiting te vinden bij de wijk blijft ietwat onbeantwoord.

Winkels en cafés

Het wijkreglement en de oorspronkelijke huur- en verkoopaktes verboden expliciet drankslijterijen of cafés in Matadi. Voor andere commerciële en industriële vestigingen moest toestemming worden gevraagd. De meeste voedingswaren werden aan huis geleverd: de brouwer, de bakker en de melkboer deden dagelijks of wekelijks hun ronde door de wijk. Toch was er één uitzondering: in de Goede Haardlaan 9 was er een kruidenierswinkeltje. Dat werd uitgebaat door Mille en Agnes. En zondagochtend hadden ze verse pistoletjes. Ze woonden eerst boven de winkel en later op het pleintje (Zegelaan 29). Hun cliënteel beperkte zich hoofdzakelijk tot de Matadezen want de mensen van de Broekstraat vonden het te chic en te duur. Voor hen bleef de Sès op de hoek Broekstraat en Geldenaaksebaan de buurtwinkel. Die naam kwam van de hobby van de baas, Jules Milan: sijsjes vangen met een lijmstok. De winkel verkocht vooral zaad en plantgoed, gewonnen in de hoven rond de Leibeek en de Molenbeek. Het hele Perkveld was toen nog één groot hoveniersgebied. Niet zonder reden heet de weg naast het spoor dan ook de Hoveniersdreef. In deze buurt was er veel tuinbouw omdat het moeras goede grond bood voor groenteteelt, en de gewassen werden in de Leibeek en de Molenbeek gespoeld.

Café In ‘t Cadol ging regelmatig op reis. Vooraan midden op de foto de cafébaas.

Maar de Sès stond in de hele buurt ook bekend voor zijn lekkere Hollandse kaas. Achter de winkel was er een ‘huiskamercafé’ waar de mensen uit de buurt een pintje of een druppel kwamen drinken. Staf Kamers herinnert zich nog de speekbakken voor de tabak pruimende klanten. Het café heette in de volksmond ’t Planchéke omdat de houten vloer wekelijks met wit zand werd geschuurd. Als de winkel ’s avonds gesloten was, kon je met een baksteen die in een nis in de gevel lag, kloppen en werd goed volk binnengelaten. Elke maandag was het kaartdag. En op zaterdagavond, zo herinnert Jan Uytterhoeven zich nog, na het wekelijkse bad in de zinken kuip, ging hij als kind bij de Sès een stenen kruik Peeterman - het Leuvense bier van brouwerij De Eendracht- halen en die werd dan in eendracht leeggedronken met alle buren op den delper. Door het vele zaad in de winkel was het een paradijs voor muizen, en dus ook voor katten, wat vooral naar het einde toe voor stank zorgde. Volgens dochter Elza Milan, werd het pand in 2012 verkocht en recent afgebroken voor het nieuwe co-housingproject, dat - hoe kan het anders - de Sijs heet.

Die Geldenaaksebaan was vóór de komst van Sarma en Unipri, en later Delhaize en Aldi, een levendige handelsbuurt waar de mensen van Park en Matadi hun commissies deden: naast de Sès, waren er - nomen est omen - beenhouwer Defilet (later Piot) en een spekslager, een fietsenmaker die ook nog verse haring verkocht, twee bakkers (Jaubin en De Vester), een krantenwinkeltje, de Toyotagarage van Willy Dequeeker, met daarnaast schrijnwerker Françotte die in nevenberoep ook begrafenisondernemer was, een coiffeuse, een schoonheidssalon, een klompenwinkel, een hoedenwinkeltje, een schoenmaker en een smid. En er waren tussen de spoorwegbrug en de Parkpoort niet minder dan vijf cafés: naast ’t Planchéke was er de Atoomduif, in de volksmond bij den Bodder (een Bodder is volgens Van Dale: een werkezel, een sloof, een assepoester), het duivenlokaal bij Van Cleynenbreugel in Park, Bij den Bie, de Jack-Up en café Garage. In de Broekstraat was er café In ’t Cadol dat na de overname door Fernand Reul een vrolijk danscafé werd, waar in het weekend tot in de vroege uurtjes gedanst werd, met menige echtelijke ruzie tot gevolg. Daarnaast was er een kleine superette op de hoek met de Paul van Ostaijenlaan waar de kinderen waterijsjes gingen kopen.

Het terugtrekkend Belgisch leger dynamiteerde op 16 mei 1940 de spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan. De Duitsers vervingen ze nadien door een noodconstructie om de spoorverbinding met het kolenbekken van Charleroi te herstellen.

Overbodige bommen

Op 25 mei 1944 probeert een Engelsche vlieger de spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan, vlak bij de Abdij van Park, te bombarderen om de terugtocht van de Duitse troepen te bemoeilijken. Eén verdwaalde bom valt in de waterleiding aan de Broekstraat en één achter het huis in de Vinkenlaan 35. De volgende dag doet Jan Dewit, bestuurder der gemeentewerken, volgende vaststellingen: ‘Eén huis is totaal vernield, 7 huizen zwaar beschadigd, 146 huizen licht beschadigd, één vrouwpersoon werd gedood’. Het vernielde huis met dodelijk slachtoffer bevond zich in de Broekstraat 153. Zwaar beschadigd zijn drie huizen in de Vinkenlaan. Lichte beschadigingen overwegend in de Vinkenlaan, Goede Haardlaan en Zegelaan.

Het bleken daarenboven overbodige bommen, want… de vroegere spoorwegbrug over de Geldenaaksebaan werd op 16 mei 1940 door het terugtrekkend Belgisch leger gedynamiteerd in een poging om de oprukkende Duitse troepen te vertragen. De Duitsers bouwden eerst een noodbrug. Maar nog tijdens de oorlog bouwden de Belgen een bredere, betonnen brug. Die staat er nog steeds en werd onlangs opgesmukt met muurschilderingen.

Het doel werd dus gemist, en wat de Engelsen blijkbaar niet wisten, was dat die nieuwe brug gemakkelijk gedynamiteerd kon worden omdat er een buizenstel was waarin springstof past.

6.6 DE PHILIPSSITE

Wie in de buurt van de Matadiwijk wandelt en vanaf het kerkhof van de Abdij van Park richting Leuven kijkt, ziet de blauwwitte gebouwen van de vroegere Philipsfabriek als een machtig schip aan de kade liggen. Het domein dat nu de naam van het Eindhovense elektronicaconcern draagt, was oorspronkelijk zestien hectare groot. Het werd in 1838 in gebruik genomen als oefenterrein voor het Leuvens artilleriegarnizoen dat gelegerd was in het huidige Sint Maartensdal. Dat oefenveld werd in de Eerste Wereldoorlog zelfs even een militair vliegveld. Toen het exercitieplein in 1920 naar de Zavelstraat in Heverlee verhuisde, probeerde de stad Leuven het gebied te annexeren. De onmiddellijke reactie van de Heverleese burgemeester Leo Darte was een verkavelingsplan voor honderd woningen. In 1927 werd er een velodroom gebouwd voor Louvain Sportif, de latere Perksche Stoempers, de wielerclub van zevenvoudig wereldkampioen Jef Poeske Scherens. In 1928 kocht de firma NV Philips het hele plein voor de bouw van een radiomontagefabriek. Enkele jaren later werkten er 2400 mensen en in 1961 overschreed de jaarproductie voor het eerst het miljoen radio’s. In 1989 ten slotte sloot de vestiging haar deuren.

In 2002 ving een nieuw verhaal aan. Op de voormalige Philipssite werd de Sportoase gebouwd. Deze indoorsportarena huisvest ook een zwembad ter vervanging van het oude aan het Hogeschoolplein. Sinds 2006 is er een outdoor skatepark - een bijkomende troef voor de Matadiwijk.

Sklo

Matadi heeft niet minder dan vier kleuter- en lagere scholen op loopafstand: SKLO in de Leo Dartelaan, de Sint Norbertusschool op de Geldenaaksebaan, de Appeltuin in de Weldadigheidsstraat en het Heilig Hartinstituut op de Naamsesteenweg. Maar SKLO is toch wel het wijkschooltje bij uitstek.

Al in 1833 werden voor het eerst plannen gemaakt voor een gemeenteschool in Vinkenbosch. Toch was het wachten tot 1891 toen de gemeentelijke lagere school Park van start ging. Het werd van bij het begin een gemengde school, wat in die dagen erg uitzonderlijk was. Vele katholieken bekeken dat met argusogen en noemden het een geuzenschool. Wellicht niet toevallig openden in datzelfde jaar de zusters Annonciaden van Huldenberg het katholieke wijkschooltje Sint Norbertus in opdracht van prelaat Franciscus Versteylen en met steun van de Abdij van Park.

De gemeenteschool SKLO startte in een burgerwoning aan de Geldenaaksebaan, vermoedelijk in het huis van Tossyn op het huidige huisnummer 126. Pas in februari 1893 kocht de gemeente daar een stuk grond met een gevelbreedte van achttien meter en een diepte van zestig meter. Achteraan werd een sportzaal gebouwd met daarboven de klassen.

In 1893 noteerde het schooltje al 106 jongens en 54 meisjes. Door de toevloed van kinderen voor het eerste leerjaar kon schoolhoofd Cyrille De Vijver in april 1946 een bewaarklas openen met juffrouw Rachel Nizet als eerste kleuterleidster. Op 1 september 1965 startte schoolhoofd Louis De Becker de eerste Belgische inhaalklas voor kinderen met leermoeilijkheden, een afdeling Bijzonder Lager Onderwijs. Onder impuls van directeur Frans Van Goethem werd die in 1973 uitgebouwd tot een volwaardige autonome school, de latere SBLO Parkschool.

In de nasleep van de woelige jaren zestig groeide in SKLO onvrede met autoritair onderwijs. Er kwam een kritisch oudercomité dat ijverde voor een vernieuwde aanpak en minder huiswerk. Dit werd versterkt door de komst van een groep kinderen uit de kleuterschool in de Kaboutermansstraat in Leuven. Die oudergroep had zijn wortels in het Kinderkaffee, een alternatieve kindercrèche. Ze zochten een geschikte lagere school in opvolging van de kleuterschool in de Kaboutermansstraat. In overleg met schepen Mia Haemels kregen ze inspraak in de SKLO-school en vonden ze aansluiting bij het pas opgerichte oudercomité aldaar. Eén afspraak was dat de ontdubbelde klas (de B-lijn) wat progressiever zou worden. Exponent van die lijn was meester Kristiaan Magnus, auteur van Basisschool in beweging (1984), één van de pioniers van projectonderwijs. De kritische maar actieve ouderparticipatie startte met een schoolkrant, een documentatiecentrum, een schoolfeest, de inrichting van de speelplaats en een naschoolse opvang in het groen: de Boomgaard. In die Boomgaardgroep werden ook een aantal kinderen opgevangen van Chileense families, in Leuven geland op de vlucht voor het

Annemie Paquay, sage femme

Vanaf 1983 doorlopen Joris Goethals en Annemie Paquay, zoals veel wijkbewoners voor en na hen, het parcours huren, kopen, verbouwen. Zegelaan 33 wordt hun adres. Kleine Charlotte is op dat moment vier maanden oud, Jasmien wordt er in 1986 geboren.

Annemie werkt dan al sinds 1979 op de verloskamer van het toenmalige SintRafael als vroedvrouw of zoals de Fransen mooi zeggen sage femme. ‘Dat was nog de vrouwenmishandeling van de jaren zeventig’ zegt ze lachend. ‘Een bevalling betekende stilliggen op de bevallingstafel, benen in de beugels… de arts controleerde. Dit verandert in de volgende decennia geleidelijk naar een warmere ervaring voor aanstaande moeders en baby’s. Ouders in spe worden beter voorbereid, ingelicht, betrokken. Zwangere vrouwen ruilen hun enorm wijde jurken voor een comfortabele pantalon met T-shirt en, belangrijker, ze zijn mondig en geëmancipeerd.’ In de stroom van die evolutie, geëngageerd, ervaren en deskundig, besluit Annemie in 2001 om naast haar werk in Gasthuisberg, deeltijds zelfstandig verloskundige te worden. De gegraveerde naamplaat aan de gevel in de Zegelaan bezegelt die carrièrewending. Er volgen drukke, intense jaren, maar ‘nooit spijt van gehad’ zegt ze opnieuw lachend.

Vijfendertig Matadibaby’s helpt ze mee op de wereld zetten. Ondertussen zijn haar twee dochters uitgevlogen. Charlotte als costumière naar Antwerpen met haar partner en twee kinderen. Jasmien geeft les aan volwassen anderstaligen.

In de lente van 2021, iedereen loopt met mondkapjes rond, ontvangt Annemie voor haar levenswerk de Gouden Pinard 2021, - een pinard is een houten stethoscoop voor verloskundigen, ontworpen door de Franse obstreticus Adolphe Pinard - zowat de Vlaamse Oscar voor de vroedvrouw van het jaar. In de herfst van datzelfde jaar neemt ze afscheid van een fantastisch team collega’s op GHB, ze gaat met pensioen. ‘Maar als zelfstandige vroedvrouw blijf ik zo lang mogelijk aan de slag’, weet ze zeker.

Frie Boelaerts

Pinochet-regime. Zo kreeg SKLO plots een kleine kolonie Chilenen: Jorge Barudi - later de stichter van Exil, het therapeutisch centrum voor politiek vluchtelingen en slachtoffers van foltering -, Rodrigo Uran, Sara Verges, Cesar en Lalo Gonzalez en Andrés Lübbert, die later de pakkende film El color del camaleó, maakte over zijn vader en de horror van het Chileense regime.

Taaklerares Bérénice De Dapper vertelt met fierheid: ‘SKLO was vooral een goeie school, met een sterk leerprogramma, waar je een doorsnede vond van alle buurkinderen, maar waar ook Chileense, Cambodjaanse en woonwagenkinderen een plaats vonden’. In de jongste decennia was er een zekere vervreemding tussen wijk en school. Sommigen beweren dat de sociale rol, en daarmee de aanwezigheid van kinderen van andere culturen, overhand kreeg op de kwaliteit van het onderwijs. Vele Matadi-ouders kiezen er daarom voor hun kinderen naar de Appeltuin, Sint Norbertus en het Heilig Hart te sturen.

Op de Leuvense gemeenteraad van 25 januari 2021 besliste het stadsbestuur om SKLO over te dragen aan GO!, het Vlaamse Gemeenschapsonderwijs. Zo kwam met het einde van schooljaar 2020-21 ook het eind aan honderddertig jaar gemeentelijk onderwijs in Heverlee.

Go! wil nu een nieuw project opstarten voor SKLO en Parkschool (BLO) onder één koepel. Die inclusieve school heet voortaan MATADI, wat staat voor ‘MAatwerk / TAlent / DIversiteit’. Met die drie objectieven wil GO! een doorstart maken. Maar die naam Is ook een uitgestoken hand naar de wijk. Om de wijk en de school weer bij elkaar te brengen werd een startevent georganiseerd.

Winters in Matadi, door kinderogen

Oudere mensen weten, ook zonder weer- en klimaatstatistieken, dat winters vroeger strenger waren. En dat ze gelijk hebben! Ik weet nog zeker hoe in mijn jeugd - de jaren zestig - de stenen uit de grond vroren in de winters in Matadi. En in 1962-63 schoot ik onmiddellijk een hoofdvogel af, een ijskoude winter die voor altijd gebeiteld blijft in de statistieken, met een witte kerst als kers op de taart.

Een eerste teken dat er mogelijk sneeuw lag, kreeg je al bij het ontwaken. De ruit vol ijsbloemen. Want slaapkamers werden niet verwarmd. Alleen in de woonplaats brandde de feu continu (meestal een Surdiac). In bed had je alleen de bouillotte (warmwaterkruik). En tussen binnen en buiten zat er nog geen dubbel glas. En ’s morgens als je de ijsbloemen wegkrabde en in plaats van bemoste kasseien op straat een wit beeld zag, dan wist je het. Joepie, sneeuw!

Matadi is een rustige wijk. Nu nog, maar toen zeker. Auto’s waren als witte merels. En een dik sneeuwtapijt slorpte veel geluid op. Als het windstil was, kon je de winter ook ruiken. De bruingele rook van de kolenkachels die uit de schoorstenen kringelde, bleef zwavelig tussen de huizen hangen. Een mens zou er nu een actiecomité tegen oprichten. Maar wij hadden toen als kind wel wat beters te doen: sleeën! En nog niet zo’n klein beetje.

Met onze Alpijnse verbeelding- al was die beperkt, meer dan de Kesselse bergen hadden we niet gezien - kon je de vier hellende straten van Matadi (Vinkenlaan, Zegelaan, Bloemenlaan en Volhardingslaan), als skipistes indelen naar moeilijkheidsgraad.

De Vinkenlaan en de Bloemenlaan waren de meest populaire sleepistes. Perfecte hellingsgraad, en vlot glijdend op het sneeuwtapijt, dat door ons toedoen verhard was tot een ijspiste. De Zegelaan was technisch de moeilijkste. Je diende voorzichtig af te remmen - anders lag je op schoot bij Maria in het kapelleke - maar niet te veel want je wilde toch tot in de Broekstraat geraken.

De Volhardingslaan, de naam zegt het zelf, was er één voor doorzetters en durvers. Wie geluk had, kon zijn slee naar boven laten trekken door het paard van de zoon van boer Loonbeek. Een boerderij in de Broekstraat die intussen heeft plaatsgemaakt voor appartementsgebouw. De meest behendige glijders draaiden halverwege af in de Goede Haardlaan. Mindere sleegoden belandden doorgaans in de haag van het hoekhuis. En het gat in de haag werd almaar groter, naarmate de sleepret vorderde. Gelukkig was de bewoner van dat hoekhuis een verdraagzaam mens. Of botanisch onverschillig. Of beide.

Werd er dan niet gestrooid? Oh jawel, manueel vanaf een camion van de stad en het duurde meerdere dagen tot een week voordat die vrachtwagen Matadi aandeed. De noodzaak om snel te strooien was er niet want er reden nauwelijks auto’s door de wijk. De kinderen domineerden de circulatie en daar was geen ingewikkeld verkeersplan voor nodig. De sleepret kon dus meerdere dagen aanhouden, tot zelfs de hele winter als er meerdere stevige sneeuwbuien vielen.

Kinderen leven zonder kalender, maar als het wit plaats maakt voor het groen, weten ze dat de lente in aantocht is. En een nieuw soort pret begint!

Danny Lescrauwaet

Paul van Bruysteghem

Louis mag dan wel onze beroemdste bewoner zijn, Jasper onze wereldkampioen, Dries onze Rode Duivel, … geen wijkbewoner is zo podiumvast als Paul Van Bruystegem. Geboren in 1959 in de Zegelaan 40, gekneed en gevormd in onze SKLO, vond hij zijn eerste liefje - van zijn veertien tot zijn achttien - in de Leo Dartelaan, met een eerste kus in de Grand Canyon van het Lemmekesveld. Toen hij uit Matadi vertrok, verhuisde hij naar ‘een hutje in het bos’ in Zichem en later naar Lier, waar hij een opnamestudio heeft. Nu wereldberoemd als Lange Polle of Monsieur Paul, meesterlijk bassist van Triggerfinger, the Wolf Banes, Big Bill… en muziekproducent voor vele andere groepen. Zijn zus Anne die nog in de Matadilaan woont zegt: ‘Polle noemde zijn hondje Alda, naar ons moeder. Hij vond het geweldig om te kunnen zeggen Alda, stil!’.

This article is from: