7 minute read

6. LEVEN EN BEDRIJVIGHEID ROND MATADI

6.1 CADOL EN DE WATERLEIDING

Op zaterdag 27 november 2010 opende Myriam Fannes, schepen van Openbaar Groen, het aangename buurtparkje aan de zuidkant van Matadi aan de Molenbeek op de gronden van de Watergroep. Een parkje van zeventig are met een waardevolle fauna zoals grote gele kwikstaart, blauwe reiger, ijsvogel, spechten, maar ook egels en steenmarters. In de winter verzamelen er grote zwermen kauwen in de schemering op zoek naar een slaapplaats. Er staan drie mooie platanen, twee hagebeuken, een treurwilg, een aantal knotwilgen en juist buiten het parkje een moerascipres, een bladverliezende naaldboom. Bij de struiken zijn er naast wilgen en bramen ook sleedoorn, rode kornoelje, wilde kardinaalsmuts en Gelderse roos. De bloemenflora is divers met, naast de gewone ruigtekruiden, ook de pinksterbloem, vingerhelmbloem en gewone vogelmelk. De Molenbeek heeft opnieuw water van behoorlijke kwaliteit: er zwemt weer vis zoals de kopvoorn en blankvoorn, en wat meer stroomafwaarts is er een regelmatig hernieuwde beverdam. Toch wordt de waterkwaliteit nog steeds bedreigd door de landbouw stroomopwaarts, door woningen zonder rioolaansluiting en door vijf overstorten. Dat zijn openingen in een gemengd rioleringsstelsel waarlangs bij hevige regenval riool- en regenwater samen worden afgevoerd naar een natuurlijke waterloop.

Het ruig en moerassig gebied met natuurlijke bronnen en turfputten heeft zelf ook een bijzondere naam. Sinds mensenheugenis is het gekend onder de naam Cadol. Waar die naam vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. Volgens de mondelinge overlevering - maar ook volgens het tijdschrift ‘Heverlea’ - komt de naam van ‘Kwaad of Koud Hol’, een gevaarlijk gebied waar het niet goed is om te wonen. In een notariële acte uit 1891 is de huidige Broekstraat vermeld als de Cadollestraat. Volgens sommigen is de naam ontstaan bij de cholera-epidemie van 1849, toen men de lijken uit Leuven daar begroef.

Rik Uytterhoeven meende dat Kwaad Hol eerder verwees naar de kleine huisjes waar pestlijders zouden gewoond hebben.

Nog een mogelijkheid is dat de naam zou komen van het Franse cadole . Dat is een hut van stapelstenen die wijnboeren in de Beaujolais bouwden ter beschutting tegen zon en regen. Misschien heeft er ooit wel zo’n cadole gestaan op de wijngaard van de abdij, die volgens het kaartboek van de Abdij van Park uit 1665, op de zuiderhelling afdaalde van aan Parkpoort tot aan het broek.

In elk geval werd in een nis in de gevel van Broekstraat 100 een Lievevrouwke van Cadol geplaatst. Jaarlijks werd daar een openluchtmis opgedragen ter bescherming tegen cholera, gevolgd door Cadollekermis met een grote spiegeltent in de Broekstraat. Later werd de kermis gehouden in de grote garage van Pikke de beenhouwer. Uitvalsbasis voor dat volksfeest was het café Bij den Rèl net voorbij de hoek van de Paul Van Ostaijenlaan en de Broekstraat. Daar was later ook de jeugdclub Jeetwee.

In het Cadolgebied ligt de oorsprong van de Leuvense waterleiding. Einde negentiende eeuw groeide bij het stadsbestuur de overtuiging dat de oorzaak van de grote epidemieën van pest, cholera en tyfus bij het besmette water uit de stadsputten lag. Daarom kocht de stad de waterrijke gronden van Cadol en liet een Rotterdamse watermaatschappij een hoofdput graven van zes meter diep met een achthoekig torentje en drieëntwintig productieputten tot dertien meter diep. Bij de graafwerken werd een slagtand van een mammoet gevonden. Daarnaast kwam een pompgebouw waar 213 kubieke meter water per uur werd opgestuwd. Het geheel werd plechtig ingewijd op 7 september 1890 door burgemeester Leopold Vanderkelen, zoals je nog altijd kunt lezen op een gedenksteen.

Bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog nam het aantal aansluitingen en het waterverbruik toe. De levering vanuit Cadol volstond niet meer en de Watermaatschappij sloot in 1921 een akkoord met de paters norbertijnen en boorde langs de vijvers van de Abdij van Park nog negen putten. Grote beroering ontstond er in 1997 toen de watermaatschappij in Cadol een proefinstallatie testte voor nitraatverwijdering. Een aantal Matadezen voerde actie tegen de plaatsing van de grote methanoltanks die nodig waren voor dat procedé. In 2000 werd dit project afgevoerd en sinds 2013 wordt het water van Cadol naar Haasrode gepompt voor behandeling en ontharding.

Nu is zeventig are van dat Cadolgebied een wildparkje dat met zijn verhoogde oevers een kom vormt om bij hevige regenval het wassende water van de Molenbeek te stockeren. Het nut ervan werd bewezen bij de dijkbreuk van de vijvers van Abdij van Park in 2016. Bij hevige regenval in 2021 stond het parkje en heel de waterwinning van Cadol blank en overstroomden heel wat huizen aan de Broekstraat en de laaggelegen wijk aan de Eerdekensstraat. Ook enkele laaggelegen Matadihuizen hadden beperkte waterschade in de kelders.

Voor Matadezen is het Cadolpark nu een plek waar het aangenaam vertoeven is. Sommigen rekenen erop dat het bij de opening (tien jaar geleden, dus) beloofde brugje over de Molenbeek er snel komt, zodat ook de linkeroever bereikbaar is. Maar het stadsbestuur liet intussen weten dat dat brugje ‘niet meer prioritair’ is. Een Heverleese Lange Wapper?

De kleinste bewoners van Matadi

Benjamin Laureys woont aan de Naamsepoort en is een amateur-bioloog-fotograaf die het kleine leven in Matadi en Cadol inventariseert. Hieronder een mozaïek van zijn foto’s van de kleinste Matadezen, insectjes, kevertjes, vlindertjes, …die op hun beurt vogels aantrekken. En, zoals iedereen weet, van vogels worden mensen gelukkig.

Rij 1:

- gehakkelde aurelia - sleedoornpage

- distelvlinder - kaasjeskruiddikkopje

- Scheefbloemwitje

Rij 2:

- oranjetipje op pinksterbloem

- rups van sint-jacobsvlinder op jacobskruiskruid - atalanta - dagpauwoog

- kolibrievlinder

Rij 3:

- oranjetipjes in paring op pinksterbloem

- sint-jacobsvlinder - sierlijke schildwants

- kaneelglasvleugelwants (boven)

- vuurwants (onder) grote zijdebijen in paring - stadsreus (zweefvlieg)

- rozemarijngoudhaan (op lavendel)

- zuidelijke groene schildwants

Een ander onschatbaar pluspunt van de Matadiwijk is de magnifieke achtertuin met vijvers die door de Abdij van Park ontsloten wordt. De eerste stichting van de abdij door de norbertijnen gaat terug tot het begin van de twaalfde eeuw en kende vervolgens vier bouwcampagnes. De Abdij Van Park groeide zo uit tot één van de mooiste abdijen van de Benelux. De oorspronkelijk Romaanse kerk ligt op de heuvel bij het kerkhof en herbergt sinds 2018 een nieuwe beiaard. Dit carillon met veertig klokken kreeg de naam Vredesbeiaard. Het kleinste klokje is opgedragen aan Marij Aerts, die in Matadi woonde en eerst als onafhankelijke, later voor de Socialistische Partij in de Leuvense gemeenteraad zetelde. Wandelen langs de vijvers gaat nu op de tonen van beiaardmuziek, van Beethovens onvolprezen ‘Alle Menschen werden Brüder’ tot Vlaamse volksliedjes. Het voorste deel van het kerkhof is gereserveerd voor de parochianen, waaronder de bewoners van Matadi. Op het achterste deel hebben meer dan veertig kloosterordes concessies om hun ordebroeders en -zusters in gewijde grond te begraven. Verder liggen er nogal wat Leuvense hoogleraren. De bekendste is ongetwijfeld

Pieter of Piet De Somer, eerste rector van de Nederlandstalige universiteit in Leuven. Maar ook premier Gaston Eyskens en de Vlaamse kleinkunstzanger Zjef Van Uytsel hebben er hun rustplaats.

Op het binnenplein aan het neerhof staat de imposante Tiendenschuur - het gebouw waarin tijdens de middeleeuwen en het ancien régime de natura-belasting van pachters en boeren aan een kasteelheer of een abdij werd opgeslagen. Nu worden daar de lokaal gekweekte groenten verkocht door De Wikke, het sociale arbeidszorgproject van Wonen en Werken.

De vijvers bieden het hele jaar door een verblijfplaats aan vele vogels: futen, reigers, zwanen, meerkoeten, maar ook aalscholvers. Tussen de vijvers en de Abdijstraat liggen volkstuintjes: inwoners van Matadi bewerken er een stuk grond, kweken er groenten en bloemen, en - gewapend met spade en riek - samenhorigheid en buurtschap.

Zo is de abdij anno 2020 opnieuw een centrum van maatschappelijk leven geworden. Wezenlijk in deze heropleving is het museum Parcum, dat tijdelijke tentoonstellingen organiseert op het kruispunt van religie, kunst en cultuur. Na een bezoek lokt brasserie De Abdijmolen, gehuisvest in de vroegere watermolen, met het terras dat uitkijkt over de vijvers. Sinds 2019 heeft de abdij opnieuw haar eigen brouwerij en bier: Braxatorium Parcensis schenkt een smaakvolle Libertus – zoals dat hoort in de wereldhoofdstad van het bier.

Staf Kamers

De Leuvense stadsimker Staf Kamers woont sinds 1972 in Matadi. Dat is een half mensenleven. Aanvankelijk had Staf, gepassioneerd door bijen, in zijn kleine tuin in de Goede Haardlaan twee bijenkasten. Terplekke uitbreiden was onmogelijk en op vraag van broeder Franciscus van de Abdij van Park zette Staf enkele bijenkorven onder een afdakje aan de Tiendenschuur. Want, zo wist hij, de abdij is een fantastische biotoop voor bijen: ‘Ze vliegen in het voorjaar op de fruitbloesems, waarna de wilde kastanjebomen volgen. Soms hebben we al volle honingzolders in mei, dankzij de es-, slee- en meidoorns. Daarna volgen nog de wilde bloemen, de tamme kastanje en de linde.’

Burgemeester Louis Tobback gaf in 2016 de aanzet voor de bouw van een nieuwe moderne bijenhal met twintig korven, goed voor zo’n 800.000 bijen. Hiermee herstelt Staf nu één van de oorspronkelijke functies van de abdij, want bijen produceren ook was, waarmee de paters vroeger hun kaarsen maakten. Staf leidt ook beginnende imkers op en hij geeft educatieve rondleidingen in zijn bijenstand. Jaarlijks produceren Staf en zijn bijen 250 kilogram heerlijke abdijhoning.

En in Matadi is Staf nu ook de depanneur die mensen komt verlossen van vervelende wespennesten.

Arthur Emiel Hessens (1899-1994)

Arthur was zoon van de Leuvense sigarenmaker Victor H(a)essens en tekende in 1922 in bij De Goede Haard voor een bedrag van drieduizend frank (dertig aandelen van honderd frank). Hij kocht het huis Bloemenlaan 15, bouwde achteraan een atelier en schilderde er zijn hele leven. Hij was opgeleid in de tekenacademie van Tienen, het atelier van Willem Paerels en de Stedelijke Academie van Leuven. Typisch voor zijn vroege werk is het sombere kleurenpalet. Na een verblijf in Zuid-Frankrijk in de eerste oorlogsjaren werden zijn schilderijen helderder om na 1951 tot volle ontplooiing te komen met rijkere diepere kleuren. Hij was ook tekenleraar aan de Rijksmiddelbare Jongensschool en later aan het Koninklijk Atheneum van Leuven. Werken van hem zijn bewaard in de collectie van de Belgische staat, de Provincie Brabant en M Leuven.

Houtsnede van de Sint-Janspoort en de abdijmolen.

Jos Dufour

In 1972 kreeg kunstschilder Jos (voluit Joseph-Frédérique) Dufour het eremetaal van de stad Leuven voor zijn globale oeuvre. Hij woonde en werkte zijn leven lang in Matadi. Zijn vrouw Rosa Bertens had achter het huis een bakoven en daar bakte ze koekjes. Dat wisten alle kinderen in de buurt. In die zoete traditie begon zoon Georges later een bakkerij op de Chaussée de Louvain 34 in Hamme Mille. En na kleinzoon Jan is nu achterkleinzoon Tom daar de bakker van dienst.

Aanvankelijk specialiseerde Dufour zich in smeedwerk, maar later werd hij onder invloed van Leieschilder Saverys en de Latemse school een uitmuntend schilder. Al zijn schilderwerken maakte hij in de Volhardingslaan 17. Meest bekend is hij om zijn picturale winterlandschappen, zijn geraffineerde bloemstukken en ook zijn fantasmagorische werken. Hij bleef schilderen tot aan zijn dood. Acht uur per dag, waarna hij de bus naar Leuven nam om in café Gambrinus de werkdag af te ronden met een glas. Dan met de taxi terug. En zo kwam zijn einde. Bij het uitstappen in de Broekstraat werd hij aangereden door een passerende auto. Hij was tachtig jaar.

This article is from: