Liedvriend jg. 51 #2 november 2012

Page 1

2012

de nr. 2

Liedvriend

Maria Fiselier

winnares VvhL-prijs

Schubertiade James Joyce en Barber de liedkunst van Barber

Cyril Scott

de vergeten liederen

Hugo Wolf

Nur wer die Sehnsucht kennt

besprekingen

partituren en cd’s


Za 9 februari 2013, 20.15

Robert Holl & Rudolf Jansen

Liederen van Schumann, Borodin, Rachmaninov en Tsjaikovski Za 20 april 2013, 20.15 uur

Anne Schwanewilms & Malcolm Martineau Liederen van Debussy, Wolf en SchĂśnberg Ma 22 april 2013, 20.15 uur

The King’s Consort Purcells Dido and Aeneas

l Royaal in VocaaHaag Den

klassiek aan het

informatie & tickets www.philipszaal.nl 070 88 00 333

Dr Anton Philipszaal Nieuwe Kerk


Beste Vrienden! In september kon ik genieten van een geweldige happening ter gelegenheid van het 45-jarig jubileum van afdeling Twente. Annette Ovink en Dick Buld, beiden al 20 jaar contactpersoon van deze regio, hadden het Stift in Weerselo gekozen als decor voor het jubileumconcert. Contactpersonen zijn van onschatbare waarde voor onze vereniging. Zij zijn de spil waar alles om draait bij onze concerten. Leden die veel werk verzetten: solisten uitzoeken, zorgen voor een passende locatie, uitnodigingen verzorgen, programma’s afdrukken, hapjes, drankjes en een bloemetje inkopen et cetera. Voor een aantal regio’s hebben we nieuwe contactpersonen mogen verwelkomen. Ik wens u, als bezoeker, heerlijke concerten toe in een mooie ambiance, met geweldige liedvertolkers en een prachtig programma. De contactpersonen worden dan op hun beurt beloond met een dankbaar publiek.

in dit nummer… Nieuws

3

In memoriam Miene van Erven

5 6

Hugo Wolf Dag Schubertiade: Meisterkurs für Liedgesang in Schwarzenberg Maria Fiselier

7 8

James Joyce en de liedkunst van Barber

12

De vergeten liederen van Cyril Scott

16

Hugo Wolf: Nur wer die Sehnsucht kennt 22

26 Nieuwe noten op mijn zang 30 Ongehoord

Aat Klompenhouwer bestuursvoorzitter

de Liedvriend is een uitgave van de vereniging Vrienden van het Lied jaargang 51 nr. 2, november 2012 ISSN 1384-0215 oplage: 2500 ex. www.vvhl.nl foto omslag: Maria Fiselier, mezzosopraan Maria Fiselier is winnares van de Vrienden van het Lied-prijs tijdens het Internationaal Vocalisten Concours 2012 (zie pg. 8)


de Liedvriend

Lid worden? Uit liefde voor de liedkunst en om de negentiende-eeuwse traditie van huisconcerten nieuw leven in te blazen, werd in 1961 de vereniging Vrienden van het Lied opgericht. De leden zijn verspreid over 23 regionale afdelingen en streven naar verbreiding van de liedkunst. Jaarlijks biedt de vereniging ongeveer 60 liederenrecitals aan in grotere woonhuizen of kleinere podia. Niet alleen gerenommeerde liedkunstenaars treden op, maar ook veelbelovende, beginnende talenten krijgen de kans podiumervaring op te doen en een repertoire op te bouwen.

2

Elk jaar organiseert de vereniging bovendien cursussen voor gevorderde amateurzangers onder leiding van ervaren beroepsmusici.

Contributie Voor 2013 bedraagt de contributie € 50 per persoon of € 85 per twee personen (1 adres). Vrienden tot en met 27 jaar betalen € 15 (stuur kopie ID mee). Het lidmaatschap is voor een jaar en wordt zonder opzegging ieder jaar verlengd. Opzeggen kan schriftelijk, minstens een maand voor het verstrijken van het lidmaatschapsjaar, dus uiterlijk per 1 december.

✁ Ja, ik word lid! naam

________________________ naam medelid _________________________________

adres

________________________________________________________________________

postcode ________________________ woonplaats

_________________________________

e-mail

________________________________________________________________________

tel.nr.

________________________________________________________________________

regio waarvan ik lid wil zijn _______________________________________________________ Ik geef me/ons op als lid van de vereniging Vrienden van het Lied en machtig de vereniging om de contributie af te schrijven van mijn bankrekening. Aan het einde van ieder kalenderjaar wordt de contributie afgeschreven voor het volgende contributiejaar. bankrekeningnummer datum

〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕〔 〕

_______________ handtekening __________________________

Verstuur deze aanmelding en u krijgt verdere informatie thuisgestuurd. Vrienden van het Lied - Ledenadministratie, t.a.v. mw. A.M.E. van Otterloo Wim Sonneveldlaan 203, 3584 ZS Utrecht. Of meld je aan via www.vvhl.nl


2012, nr. 1

Nieuws van het bestuur

Uitslag auditie 2012 Op 3 november vond in Utrecht de auditie plaats voor de Vrienden van het Lied. Er hebben 12 duo’s en 1 trio geauditeerd. Opvallend genoeg waren er alleen zangeressen. Helaas heeft de jury moeten besluiten niemand toe te laten tot de solistenlijst van de vereniging. De beoordelingscommissie bestond uit Maria Acda, Hans Eijsackers, Valérie Guillorit, Reinild Mees en Meinard Kraak met als voorzitter Irene Maessen. Canadese eer voor Max van Egmond Op 8 juni 2012 werd aan de Nederlandse bariton Max van Egmond een eredoctoraat in de muziek verleend door de McGill University in Montreal. In de motivatie wordt vermeld dat Max van Egmond gedurende ruim een halve eeuw internationaal toonaangevend is geweest voor de interpretatie van de vocale muziek uit de Barok en van het Romantische liederenrepertoire. Max van Egmond begon zijn carrière in 1959. Sindsdien heeft hij op alle continenten gezongen en aan honderden opnamen meegewerkt. Hij werd prijswinnaar bij internationale zangconcoursen in ’s-Hertogenbosch, Brussel en München en kreeg twee keer een Edison Award. In latere jaren werd Max van Egmond gevraagd voor meesterklassen, spreekrollen en jury’s. Hij heeft veel gezongen bij de Vrienden van het Lied en ook bestuurlijk werk verricht. In het begin van de jaren ‘80 was hij voorzitter en maakte daarna lange tijd deel uit van de Artistieke Raad. 150ste geboortejaar van Alphons Diepenbrock In het jaar 2012 is er ruimschoots aandacht besteed aan Alphons Diepenbrock (18621921). Hij wordt algemeen beschouwd als de belangrijkste Nederlandse componist van

de decennia rond 1900. Gelukkig klinken zijn prachtige liederen regelmatig op de concerten van de Vrienden van het Lied. In juni is er een uitgebreide cd-box uitgebracht, waarvan twee cd’s gevuld zijn met liederen. Het is een heruitgave van de opnames uit 1996 gezongen door onder anderen Roberta Alexander, Jard van Nes en Robert Holl met Rudolf Jansen aan de piano. In september is er een oeuvrecatalogus gepresenteerd in de vorm van een website. Deze website is in zijn uitgebreidheid en veelzijdigheid uniek te noemen en zal een verdere aandacht voor de muziek van Alphons Diepenbrock stimuleren. Neem vooral een kijkje op www.diepenbrock-catalogus.nl. De musicoloog Leo Samama gaf bij het 50-jarig jubileum van de Vrienden van het Lied een boeiende lezing over het twintigsteeeuwse Nederlandse lied. Van zijn hand is onlangs een biografie over Diepenbrock verschenen bij Amsterdam University Press met als titel: Alphons Diepenbrock, componist van het vocale. Leo Samama schreef een fraai biografisch essay over de componerende classicus, die een componist werd met klassieke eruditie, en situeerde hem in de ‘tweede gouden eeuw’ van Amsterdam, de jaren rond 1900. In de volgende Liedvriend komt een bespreking van dit boek. Contributie 2013 Vorig jaar werd de btw op de podiumkunsten verhoogd van 6% naar 19%. Dit bracht extra kosten mee voor de Vrienden van het Lied. Om dit op te vangen en de begroting sluitend te krijgen, heeft het bestuur een contributieverhoging voorgesteld bij de ALV op 12 mei 2012. Op dat moment kwamen er berichten, dat de btw-verhoging terugge-

3


de Liedvriend

draaid zou worden. Het bestuur werkt hard aan het voortbestaan van de vereniging zonder subsidie en een goede financiële basis is daarvoor een absolute voorwaarde. Ook dat is een belangrijke reden voor een hogere ledenbijdrage. Frans Eggink, de penningmeester, heeft toegezegd dat een meevaller door de lagere btw ten goede zal komen aan extra concerten in de kleinere afdelingen. Het voorstel tot contributieverhoging is aangenomen door de ALV. Met ingang van 2013 bedraagt de contributie € 50,- voor een enkel lidmaatschap en € 85,- voor een dubbel lidmaatschap. Het lidmaatschap voor Jonge Vrienden t/m 27 jaar blijft gehandhaafd op € 15,- per jaar. Enkele en dubbele Boezemvrienden blijven staan op 100 respectievelijk 200 euro.

4

De toegangsprijs voor niet-leden wordt € 17,50. Met ingang van het nieuwe jaar zijn de programmaboekjes zowel voor leden als voor niet-leden gratis.

Bladmuziek en muziekliteratuur

KLASSIEK POPULAIR ANTIQUARISCH

Minrebroederstraat 24 3512 GT Utrecht 030 -234 36 73 www.broekmans.com

Boezemvrienden en mecenassen In mei heeft voorzitter Aat Klompenhouwer een dringende oproep gedaan aan alle leden. Hij nodigde daarin die leden, die onze vereniging een extra warm hart toedragen en daarvoor de ruimte hebben, uit om Boezemvriend of Mecenas te worden. Wie zich aanmeldde als Boezemvriend of Mecenas ontving een gesigneerde cd-box Elly Ameling 75 jaar. Het bestuur is veel dank verschuldigd aan Elly Ameling voor het ter beschikking stellen van deze bijzondere cd-boxen en is blij met het goede resultaat. Deze cd-actie loopt nog tot het eind van dit jaar. Meer informatie vindt u op onze site of kunt u opvragen bij Frans Eggink. De Vrienden van het Lied heeft de ANBI-status. Algemene Ledenvergadering 2013 Op zaterdag 20 april vindt de jaarvergadering 2013 plaats, zoals gebruikelijk in de Witte Huisjes te Bunnik. De vergadering is van elf tot één uur. Daarna volgt een gezamenlijke lunch.


2012, nr. 1

In memoriam Miene van Erven Henriette Posthuma de Boer

Zondag 22 april overleed Miene van Erven, oud-eindredacteur van de Liedvriend. In die hoedanigheid heeft Henriette Posthuma de Boer haar zo’n twaalf jaar geleden leren kennen. De Liedvriend was toen nog een sober verenigingsblad. De pianiste Tan Crone bracht haar vriendin met Miene van Erven in contact om haar de helpende hand te bieden bij het professionaliseren van het blad. “We bleken het uitstekend met elkaar te kunnen vinden en werden het al snel eens: de Liedvriend moest een eigentijdser aanzien krijgen. Ook de inhoud werd onder handen genomen: nieuwe rubrieken zagen het licht, componisten werden uitgenodigd hun vocale creaties toe te lichten en in speciale themanummers kregen ‘componisten van het jaar’ alle aandacht. In 2003 kreeg elke jaargang een eigen kleur en als eerste kleur kozen we blauw. In haar redactionele inleiding schreef Miene: “Waarom nú blauw? Blauw staat in de kleurensymboliek van de Duitse romantiek voor de verbinding tussen hemel en aarde...!” Dat eerste Liedvriendje van 2003 was dan ook grotendeels gewijd aan de romantische liedkunst. Het was in datzelfde nummer dat, mede op instigatie van Miene, mijn rubriek Ongehoord het levenslicht zag. Onze redactievergaderingen werden gehouden op het Centraal Station in Utrecht, op een overdekt terras, waar we lunchten en geanimeerd nieuwe plannen smeedden. Behalve liefde voor de muziek deelden we ook een grote liefde voor dieren, vooral voor honden, maar alleen als het een lange zitting dreigde te worden, nam ik mijn dierbare bordercollie mee. Miene daarentegen kwam nooit zonder haar Daike, een allervriendelijkste Duitse herder op leeftijd, die geen seconde van haar zijde week. Miene’s gezondheid liet de laatste jaren te wensen over, maar ik vermoed dat het vooral het verlies van Daike

5

was dat haar de lust tot leven definitief heeft ontnomen. In 2010 nam Miene afscheid als eindredacteur van de Liedvriend. Ze heeft zich jarenlang met een enorme energie en kennis van zaken ingezet voor het welzijn van onze vereniging en het verbeteren van de kwaliteit van ons blad. Haar eruditie, grote kennis van de muziek en liefde voor de Franse taal en cultuur, maar ook haar strijdlust, aanstekelijke humor en oprechte belangstelling voor de mensen om haar heen, maakten de samenwerking met haar niet alleen heel prettig, maar ook buitengewoon inspirerend. Wij verloren in haar een dierbare collega en loyale vriendin van het lied. Ik gedenk haar met diep respect en mis haar zeer.”


de Liedvriend

Wolf-masterclass en Hugo Wolf Dag op 15 en 16 februari In november 2011 vierde de vereniging Vrienden van het Lied met veel succes haar 50-jarig bestaan in de Doelen. In samenwerking met de Vrienden van het Lied wijdt de Doelen op zaterdag 16 februari opnieuw een gehele dag aan de liedkunst, waarbij Hugo Wolf centraal staat. Hieraan voorafgaand is er op vrijdag 15 februari een Wolf-masterclass.

6

De laat-romantische, Oostenrijkse componist Hugo Wolf was bevriend met zijn studiegenoot Mahler en bewonderde Wagner. Hij heeft honderden liederen gecomponeerd, waarvoor hij de teksten zorgvuldig selecteerde. Elk gedicht vormt de bron voor de zo verfijnde tekstexpressie, die de muziek van Wolf typeert. Wolf-masterclass op vrijdag 15 februari De voortreffelijke Duitse bariton Dietrich Henschel, die evenals zijn pianist Fritz Schwinghammer zeer vertrouwd is met het liedrepertoire van Hugo Wolf, geeft een masterclass aan solisten van de Vrienden van het Lied. Gegevens over tijd en locatie worden nog bekendgemaakt. Hugo Wolf Dag op zaterdag 16 februari Tijdens de inloop vanaf 10 uur brengen conservatoriumstudenten in de foyer liederen ten gehore. In de Jurriaansezaal start om 11 uur een masterclass door Elly Ameling en Rudolf Jansen. Begin van de middag is er een open podium voor gevorderde amateurs en een lezing over Wolf door Meinard Kraak. Daarna is er een gesprek op de Rode Sofa met Dietrich Henschel en een presentatieconcert door de deelnemers van de masterclass. De Hugo Wolf Dag mondt ‘s avonds uit in een recital van Dietrich Henschel en Fritz Schwinghammer. Henschel levert zich met huid en haar over aan Hugo Wolf, de geplaagde componist bij wie koortsachtige

scheppingsmomenten en peilloze depressies elkaar afwisselden. Aan dit concert werkt ook het DoelenKwartet mee. Toegang Hugo Wolf Dag zaterdag 16 februari 2013 van 10.00-22.00 uur - Leden VvhL: € 15, kaartverkoop via het secretariaat - Abonnees Liedserie De Doelen: vrij - Niet-leden: afhankelijk van rang en korting ongeveer € 30, kaartverkoop via de Doelen Kaartverkoop Leden van de Vrienden van het Lied kunnen kaarten bestellen door een mail te sturen naar info@vvhl.nl of door een brief te sturen naar het secretariaat van de Vrienden van het Lied, Wim Sonneveldlaan 203, 3584 ZS Utrecht. In uw mail of brief vermelden: - naam - aantal gewenste plaatsen voor de Hugo Wolf Dag op 16 februari Bij de bevestiging van uw bestelling door ons per mail of per brief krijgt u gegevens over de wijze van betalen. De kaarten worden tijdig thuisgestuurd. Wacht niet te lang met reserveren, want het zou zonde zijn om deze bijzondere activiteiten te missen. Zie www.vvhl.nl/hugowolfdag voor meer en de meest actuele informatie.


2012, nr. 1

Schubertiade: Meisterkurs für Liedgesang in Schwarzenberg Charles Mol

Schwarzenberg is een heel klein dorpje in het Bregenzerwald in Oostenrijk waar elk jaar de Schubertiade wordt gehouden. Van 3 tot 8 september vond er dit jaar de Meisterkurs für Liedgesang plaats onder leiding van Thomas Quasthoff, zang en Justus Zeyen, piano.

Er kunnen 500 bezoekers in de Angelika Kaufmann-zaal, en deze komt zowat voor driekwart vol met liefhebbers van het lied. En dan komt Thomas Quasthoff het podium op. Het lijkt moeizaam te gaan met die korte beentjes van hem, maar als hij eenmaal begint dan is daar ineens de meester van het lied. Zijn handicap lijkt geen belemmering meer te zijn: regelmatig komt hij van zijn stoel af en gaat hij naast de zanger(es) staan om de kunst van het zingen voor te doen. Of hij pakt smachtend de hand van de zangeres als hij de passage niet liefdevol genoeg vindt. En herhaaldelijk zegt hij: “Sie sind ja auch Schauspieler, nicht nur Sänger!” Een van de cursisten heeft telkens weer haar weerwoord klaar, totdat het Thomas Quasthoff tenslotte gaat irriteren. Dan maakt hij er een persiflage op, waarom iedereen moet lachen. Dat is afdoende, tenminste voor even. Hij zegt verder: je moet niet teveel nadenken over de techniek, of die kaak wel los zit en zo, maar gewoon zingen. En dan volgt nog een klemmend advies: “Nicht minimalistisch singen, das ist der Tod für die Musik!” De cursusdag is voorbij en wij lopen de zaal uit met Mahler nog in ons hoofd. Op de laatste dag is het slotconcert, waar de

7

cursisten kunnen laten zien wat ze hebben opgestoken. Er is een greep gedaan uit het behandelde repertoire, en het was weer herkennen en genieten. Bij alle kritische passages zit ik op het puntje van mijn stoel, benieuwd of de zangers zouden doen wat de meester hen had geleerd. Meestal komt dat goed, en dan is het ook dubbel genieten. Iedereen krijgt na afloop een daverend applaus en de aanwezige Nederlanders gaan er volgens goede Nederlandse gewoonte bij staan. Het was een geweldige belevenis, en dat is een staande ovatie waard!

Lees op www.vvhl.nl/schubertiade2012 een uitgebreider verslag van deze masterclasses in Oostenrijk.


de Liedvriend

8

Maria Fiselier


2012, nr. 1

Het traditionele programma als ode aan het kunstlied Theo Oppewal

Tijdens het afgelopen Internationaal Vocalisten Concours ’s-Hertogenbosch (IVC) won mezzosopraan Maria Fiselier de Vrienden van het Lied-prijs. De prijs omvat een drietal optredens voor de vereniging. In gesprek met Maria Fiselier vragen we naar haar helden en heldinnen, haar toekomstplannen en uiteraard haar achtergrond – als derde generatie op rij in de zangkunst van de familie Fiselier. Hoe heb je het concours ervaren? “Het was een spannende week voor mij, en met een verrassende uitkomst. Je hoopt dat je een paar rondes verder komt, dat je door mag naar de halve finale, maar als je eenmaal in de finale staat dan begint het wel echt te kriebelen. Dan wil je natuurlijk veel van jezelf laten zien. Tijdens de pianofinale op zaterdag had de jury goed repertoire voor mij uitgekozen; ik heb echt kunnen showen! De finale van de zondag erop was nog weer een extra cadeautje daarbovenop, want ik had al zoveel voor mezelf gewonnen – dat was geweldig!” En daarna meteen door naar Londen... “Ik studeer daar aan de National Opera Studio. Dat is een programma van een jaar voor jonge zangers. We zijn met z’n twaalven in deze studio en we worden voorbereid op de beroepspraktijk. De studie is all-in, je doet delen uit operaproducties en je krijgt ontzettend veel coaching op een dag. Ik ben de enige die vers is overgevlogen vanuit het buitenland. Hoewel het een internationaal gezelschap is, studeerden mijn medestudenten voor hun masteropleiding allemaal al in Londen.” Je richt je met deze opleiding wel helemaal op de operawereld, terwijl je net een lied-

prijs hebt gewonnen. “Ik heb bij het IVC bewust gekozen voor de liedcategorie omdat ik het belangrijk vind me veelzijdig te ontwikkelen. Ik wil het nu nog zo breed mogelijk houden voor mezelf en laten zien dat ik divers ben. Zo heb ik tijdens de pianofinale het Petrarca-sonnet Pace non trovo van Liszt gezongen en daarna de Cabaret Song: Black Max van William Bolcom. Vanuit het publiek heb ik meteen al enorm veel positieve reacties mogen ontvangen: men vond het authentiek en theatraal. Bij de Cabaret Songs zijn het echt verhalen die je vertelt, monoloogjes. De operastudio is ook wel wat gelinkt aan zulke liederen. Het heeft met elkaar te maken.” Hoe ben je ooit begonnen met zang? “Vroeger, toen ik op de middelbare school zat, ben ik begonnen met jazz, pop en musical. Later heeft zich dat omgevormd naar klassieke muziek. Ik treed nu absoluut niet meer op in andere stijlen. Toen ik 18 jaar was heb ik besloten klassieke zang te doen omdat ik tijdens een proefles eens voor de gein een klassiek geluid moest produceren. Ik vond dat zo interessant dat ik interesse kreeg voor klassieke zang. Mijn allereerste lied kwam uit de Arie Antiche: Sebben, crudele. Mijn vader, Frans Fiselier heeft mij destijds eens in de twee weken een paar keer een les gegeven

9


de Liedvriend

10

en mij zo bekend gemaakt met nieuw repertoire. Ik ben toen vrij snel gaan auditeren voor conservatoria. Toen ik het conservatorium deed kon ik soms op hem terugvallen voor wat extra aanwijzingen – en dat doe ik nu nog steeds wel wanneer ik een belangrijk concert heb.”

Wat zou je ooit in de toekomst nog eens op je repertoire willen hebben? “Liederen van Mahler en Strauss vind ik prachtig, maar voor de uitvoering van Mahlers Kindertotenlieder zou het toch mooier zijn als ik wat ouder ben. Met mijn 24 jaar wil ik nog niet aan deze teksten beginnen.”

Welke liederen liggen je na aan het hart? “Brahms-liederen vind ik erg fijn om te zingen: met mooie, lange lijnen en het is vaak melancholisch. Daar houd ik van. Schumann vind ik mooi om te zingen en Schubert, zoals zijn Mignonliederen op teksten van Goethe. Van het Engelse lied vind ik Britten en Herbert Howells mooi om te zingen. Van deze laatste heb ik King David gezongen tijdens het IVC. En modern repertoire? Ik heb wel nieuw werk gezongen bij de Young Composers Meeting met Orkest de Ereprijs, maar jonge componisten schrijven veelal voor orkest. Het lijkt me mooi om juist voor de Vrienden van het Lied het programma wat traditioneel te houden, als ode aan het klassieke lied.”

Heb je nog wensen ten aanzien van cdopnamen? “Op het IVC ontving ik ook een prijs van het Alban Berg Ensemble die uit concerten met een cd-opname bestaat van liederen van Berg en van Mahlers Rückert-Lieder. Omroep Max heeft mij als prijs een opname gegeven van een zelfgekozen concert of van een studio-opname van zelfgekozen repertoire. Misschien dat een concert van de Vrienden van het Lied zich hier voor leent, of soortgelijk repertoire waar ik dan een opname van kan maken.”

Voel je als jonge zangeres niet de drang om iets vernieuwends te brengen? “Ik ben natuurlijk wel jong, maar ik wil het lied ook wel in zijn waarde laten. Met de Cabaret Songs van Bolcom of iets dergelijks maak je het programma iets jonger en jeugdiger, maar ik wil ook laten zien dat er niks mis is met gewoon, traditioneel een mooi kunstlied presenteren. Ook dat kan heel erg aanspreken. Voor liederenrecitals heb ik nu een programma klaar liggen met echte, klassieke liederen gecombineerd met lichtere, Engelse liederen: een mooie combinatie van Schumann-, Schubert- en Brahms-liederen met de Cabaretliederen.” En wie zal je op piano begeleiden? “Peter Nilsson. Vorig jaar ben ik voor mijn masteropleiding aan het Koninklijk Conservatorium begonnen met coaching bij hem. Dat beviel toen heel goed en vervolgens heb ik hem gevraagd of hij met mij het IVC wilde doen. Het werkt erg goed samen. Ik zou ook graag met hem de concerten willen doen.”

Je komt uit een muzikale familie. Waren Frans Fiselier senior en je vader Frans Fiselier ook aanwezig op het IVC? “Mijn opa, Frans Fiselier sr., is alle rondes wezen kijken! Mijn vader heeft dit concours een paar jaar geleden ook gewonnen, dus voor mijn opa was het daarom echt niet te beschrijven zo leuk! Hij wilde constant bij de uitvoeringen zijn en hij heeft enorm zitten genieten van alles. Verder was er ook veel andere familie aanwezig.” Levert dat ook druk op voor je? Schept de familienaam Fiselier bij voorbaat al hoge verwachtingen? “Die druk voel je eigenlijk alleen buiten de familie om. Als ik een concert doe dan gaat het altijd wel even door je hoofd dat je een dochter bent van de bariton Frans Fiselier. Je vraagt je dan af wat ze van mij zullen vinden, maar van mijn ouders heb ik nooit die druk gevoeld. Er was altijd een stimulerende, positieve atmosfeer – muziek maken was altijd leuk. Dat je dan een generatie voor je hebt die het ook al gedaan heeft, daar heb ik nooit zo bij stil gestaan.” Met Sorek Artists ben je trouwens vroeg-


2012, nr. 1

tijdig voorzien van een artiestenbureau. “Ik had Eitan Sorek uitgenodigd om mijn eindexamen op het conservatorium bij te wonen. Hij heeft mij toen benaderd en zei meteen dat hij met mij wilde werken. De internationale operahuizen waarmee hij werkt waren toentertijd voor mij nog niet binnen bereik en daarom heeft hij mij eerst onder de noemer van young artist geplaatst. Zo kon hij wel al contacten voor mij leggen, terwijl het grotere werk dan later kan komen.” Heb je voor jezelf ook voorbeelden uit die grote wereld? “Op dit moment vind ik Sarah Connolly een hele mooie Britse mezzosopraan. Ik vind haar heel integer, heel echt, authentiek. Ze heeft een prachtige, warme stem. Echt fijn om naar te luisteren. En Dietrich Fischer-Dieskau uiteraard. Op een video-opname van hem zie je goed hoe zijn interpretatie is; zijn hele mimiek vind ik heel indrukwekkend. En een tijdje geleden ben ik naar een recital geweest van Thomas Oliemans waar hij op piano werd begeleid door Malcolm Martineau. Een geweldige combinatie is dat.” En als je een carte blanche kreeg voor het volgen van een masterclass, wie zou je dan kiezen? “Ik zou erg benieuwd zijn naar wat Elly Ameling haar ideeën zouden zijn over bepaalde dingen. Ik heb haar veel gehoord, maar ik ken haar verder niet. Ook ben ik groot fan van Anne Sofie von Otter: zij heeft veel opera gedaan, maar heeft ook mooie liederen opgenomen.”

11


de Liedvriend

12

James Joyce


2012, nr. 1

James Joyce en de liedkunst van Barber

Lodewijk Meeuwsen

Op 25-jarige leeftijd publiceerde James Joyce zijn eerste gedichtenbundel: Chamber Music. Samuel Barber componeerde op 25-jarige leeftijd enkele liederen op teksten uit deze bundel. Muziek vormde voor James Joyce een belangrijke inspiratiebron. Op zijn beurt inspireerde hij weer talloze componisten tot het schrijven van muziek. Vooral in Samuel Barber vond hij een gelijkgestemde ziel, van wie in totaal negen werken verbonden zijn met teksten van Joyce.

James Joyce, schrijver en zanger De romans Ulysses en Finnegans Wake van Joyce (1882-1941) behoren tot de meest vernieuwende, maar tegelijk minst toegankelijke die in de 20e eeuw geschreven zijn. Hierdoor zijn ze niet gauw als pageturner, van ezelsoren voorzien en in beduimelde staat in de boekenkast terug te vinden. Om te

voorkomen dat de zinnen al lezend intellectueel dichtslibben, raadt Joyce de lezer aan zijn proza dan ook hardop te lezen (Read it aloud!). Door het klinkende muzikale element van de tekst zal de achterliggende betekenis ervan zich gemakkelijker manifesteren. Een diepgaande interesse in de complexe relatie tussen muziek en literatuur is een belangrijke

13


de Liedvriend

drijfveer geweest bij de totstandkoming van zijn oeuvre. Words? Music? No: it’s what’s behind.

14

Van Joyce is minder bekend dat hij als jongeman een andere carrière ambieerde dan die van schrijver. Hij zag zichzelf destijds meer als succesvol zanger en met zijn clarion clear tenor won hij in 1903 de derde prijs bij een nationaal zangconcours. Als vervolg hierop organiseerde hij een tournee langs de Engelse kust, waarbij hij als zanger zichzelf op de luit zou begeleiden. Die tournee ging uiteindelijk niet door maar in plaats hiervan ondernam hij een ander en naar eigen zeggen ook -muzikaal project: het schrijven van zijn eerste dichtbundel Chamber Music. Ruim voor de publicatie in 1907 refereerde Joyce al aan deze bundel als My music en later omschreef hij hem als a suite of songs. De meeste van de 36 gedichten zijn pogingen muziek te vangen in auditieve beeldspraak: zang van de geliefden, spel op een instrument of liederen verbonden met de natuur. Hiermee legt Joyce de kiem voor zijn zo persoonlijke schrijfstijl. In het hoofdstuk Sirens uit Ulysses (1922) zou deze stijl zelfs uitmonden in naar wat Joyce zelf noemt een 8-stemmige fuga per canonem. Muzikale elementen zijn hierin simultaan de es-

Samuel Barber


2012, nr. 1

sentiële vertellende en dramatische katalysator. Van dergelijke complexe vormen is in Chamber Music geen sprake; kenmerkend is hier juist de ‘orentaal’ (tegenover ‘ogentaal’). Hiervoor grijpt hij terug op oude dichtvormen zoals we die bij de luitliederen van Thomas Campion en John Dowland (in XXXIII Now, o now zelfs letterlijk geciteerd) vinden, zonder de vaste rijm- en versvoetschema’s van die tijd en vermengd met een luchtiger, balladeske en nostalgische toets. De kritiek weet weinig raad met deze kale, lege woorden bestemd voor muziek. Joyce is zelf de eerste, die een synthese van zijn taal met muziek creëert en schreef een melodie bij XI Bid Adieu. De ruimte die Joyce in de open taal van de poëzie in Chamber Music bewust voor de muziek laat, zal in de loop van de 20e eeuw door meer dan 50 componisten ingevuld gaan worden. Samuel Barber, componist en zanger In de jaren 1935 tot 1937 schreef Samuel Barber (1910-1981) zes liederen op gedichten uit Chamber Music. Joyce gaf deze gedichten geen titel, maar een nummer. De beginregels, die bij Barber de titels vormen, luiden: Strings in the earth and air (I), In the dark pinewood (XX), Of that so sweet imprisonment (XXII), Rain has fallen (XXXII), Sleep now (XXXIV) en I Hear an Army (XXXVI). De laatste drie werden in 1939 gepubliceerd als Three Songs opus 10. Ze drukken elk op diverse manieren de emoties van het verdriet van een voorbije liefde uit. Barber was zeer kritisch over zijn eigen werk en wilde de eerste drie liederen niet uitgeven. Pas in 1994 werden deze gepubliceerd. Met Joyce heeft hij gemeen dat hij een geschoold zanger is. Hij ging in 1934 naar Wenen om zang te studeren en gaf na terugkeer in Amerika diverse lied-

recitals. Hij zong ook voor de NBC-radio en maakte in 1935 een opname van zijn eigen werk Dover Beach. Hij had dus feeling voor het vocale aspect in de tekst van Joyce. Op uiterst subtiele manier weet Barber met name de emotionele kwetsbaarheid in de gedichten Rain has fallen, Sleep now en het heftige, imaginaire I Hear an Army in klank te vatten. Elf jaar na de vrij conventionele poëzie van Chamber Music waagt Barber zich in Nuvoletta opus 25 aan het meest dichte en complexe proza uit de roman Finnegans Wake van Joyce. Met veel humor wordt in de pianopartij de virtuoos gezongen tekst becommentarieerd op een manier waarmee we Barber allerminst tot de conservatieve componisten kunnen rekenen. Uit het hoofdstuk Ithaca tegen het slot van de grote roman Ulysses neemt Barber de tekst voor het lied Solitary Hotel. Dit is het vierde lied uit de cyclus Despite and Still opus 41 geschreven in 1968. Juist in Ulysses en zeker in het hoofdstuk Ithaca laat Joyce zich als onconventionele taalvernieuwer gelden. Met grote muzikale tegenstellingen (gescandeerd syllabisch tegenover lyrisch) weet Barber de ongrijpbare atmosfeer van de tekst in klank te vatten. In 1971 schreef Barber het orkestwerk Fadograph of a Yestern Scene opus 44. De titel verwijst naar een passage uit Finnegans Wake van Joyce, waarin de muzikale klankentaal concreet instrumenten noemt. Een jaar later componeerde Barber Three Songs opus 45. Hij schreef deze in opdracht voor Dietrich Fischer-Dieskau, die twee jaar later in New York de première zong. De tekst van het eerste lied Now have I fed and eaten up the rose is een gedicht van de Zwitserse schrijver/dichter Gottfried Keller (1819-1890), vertaald door James Joyce. Met dit lied eindigt de fascinerende reeks van composities van Samuel Barber, geïnspireerd door de muzikale teksten van James Joyce.

15


de Liedvriend

16

Cyril Scott


2012, nr. 1

De vergeten liederen van Cyril Scott Robbert Muuse & Micha van Weers

De Britse componist Cyril Scott stond ooit in de voorhoede van de Britse muziek, en was de eerste die brak met de Duitse romantische traditie. In zijn glorietijd was Scott een van de weinige Britse componisten die wereldwijd erkenning kreeg. Met zijn innovatieve compositietechniek inspireerde hij een jongere generatie componisten. Echter tegen de tijd dat hij stierf, was de Britse muziek een andere weg ingeslagen en werd zijn muziek steeds meer genegeerd.

Sinds de jaren 1990 beleeft de muziek van Cyril Scott (1879-1970) een revival en zijn er 60 cd-opnamen met instrumentale werken verschenen. Echter van zijn liedrepertoire bleken van slechts enkele liederen historische opnamen te bestaan. Wie was Cyril Scott? Waarom leken zijn welhaast 150 liederen vergeten te zijn? Zo begon onze zoektocht naar de Cyril Scott songs.

Musicus – schrijver – theosoof In citaten werd hij vermeld als de “Engelse Debussy”, de “Britse Grieg”, Eugene Goossens noemde hem zelfs de “Vader van de moderne Britse muziek”. Zijn muziek werd gewaardeerd door belangrijke tijdgenoten, zoals Edward Elgar, John Ireland, Richard Strauss, Stravinsky, Sorabji en Percy Grainger. Claude Debussy schreef voor Scott een

17


de Liedvriend

lovende aanbeveling aan een muziekuitgeverij. Hoewel er geen bewijs is dat zij Scott persoonlijk kenden, hebben Peter Pears en Benjamin Britten zijn liederen in recitals uitgevoerd. Scott bleek voor zijn generatie een opmerkelijke persoonlijkheid te zijn geweest, een briljant concertpianist en revolutionair componist. Tegelijkertijd was hij een enfant terrible voor het conservatieve Britse muziekestablishment. In zijn autobiografie geeft hij toe dat hij op zijn 19e “a most unbearable and arrogant young man” was.

18

Scott studeerde vanaf zijn 12e aan het Dr. Hoch’s Konservatorium in Frankfurt, een instituut waar veel Britten hun opleiding genoten. Met vier Engelstalige medestudenten, onder wie zijn levenslange vriend Percy Grainger en Roger Quilter vormde Scott de Frankfurter Gruppe ofwel The Frankfurt Gang. Hij had een langdurige vriendschap met de Duitse dichter Stefan George, die hem in contact bracht met vele voorname en invloedrijke kunstenaars in Duitsland, o.a. Melchior Lechter. Zijn eerste successen als componist beleefde Scott in Duitsland, ook toen hij vanaf 1899 weer in Birkenhead (bij Liverpool) gevestigd was. Vanaf 1903 kwam hij veelvuldig in Parijs. Daar raakte hij bevriend met de familie Debussy, Gabriel Fauré en met Maurice Ravel, met wie hij vele muzikale discussies voerde. Op uitnodiging van Alma Mahler trad hij als succesvol concertpianist op in Wenen. Ook daar dirigeerde Franz Schreker zijn Princess Maleine Overture. Verder concerteerde hij in Duitsland, Groot-Brittannië en Canada. In de Verenigde Staten speelde hij o.a. zijn Pianoconcert nr.1 met het Philadelphia Orchestra o.l.v. Leopold Stokowski. Gedurende zijn lange leven componeerde hij zo’n 400 werken: 4 symfonieën, 3 opera’s, 2 pianoconcerten, 4 oratoria, soloconcerten voor viool, cello, hobo, clavecimbel, verschillende ouvertures, symfonische gedichten, vele kamermuziekwerken, ruim 200 piano-

werken en 147 liederen. Scott hield zich intensief bezig met occultisme, theosofie en oriëntaalse filosofie. Hij was auteur van ruim 34 boeken: over alternatieve geneeswijze, ethiek, religie, occultisme, psychologie, humor en muziek. Sommige boeken uit de jaren ’20 en ’30 worden tot op heden uitgegeven en gelezen. Daarbij schreef hij vijf dichtbundels, vertalingen van dichtwerken van Stefan George en Baudelaire, libretti voor zijn opera’s en talloze artikelen voor tijdschriften. De zoektocht Om een beeld te vormen van Scotts 150 liederen hebben we ruim de helft verzameld en bestudeerd. De zoektocht leidde ons naar de muziekcollectie van Benjamin Britten, het Stefan George-archief in Stuttgart, het Percy Grainger Museum Melbourne, de bibliotheek van de Royal College of Music in Londen en vele antiquariaten. Bij Novello Publishers kon een groot deel van de liederen worden herdrukt. Scotts zoon, Desmond Scott (geb. 1926), en beheerder van zijn nalatenschap, was zeer enthousiast over het initiatief, omdat er eindelijk aandacht aan het vocale œuvre werd geschonken. Van hem ontvingen we verschillende kopieën van liederen, die niet meer gedrukt werden. We ontdekten een andere Nederlander die zich richtte op Cyril Scott: de historicus Bob van der Linden schreef een artikel in de Cambridge University Journals Music, Theosophical spirituality, and empire: the British modernist composers Cyril Scott and John Foulds. Tijdens vele bevlogen gesprekken in Amsterdamse cafés gaf hij ons inzicht in de mens Cyril Scott, alsof hij hem persoonlijk had gekend. Hierdoor kwamen we meer te weten over Scotts interesses, excentrieke relaties, en welke werken hij zelf koesterde. Bob hielp ons bij de keuze van de liederen en hij schreef de liner notes voor de uiteindelijke cd-opname. Liederen – ‘Trifles & potboilers’? Bij de uitgeverij Elkin tekende Cyril Scott in 1903 een contract waardoor hij zich


2012, nr. 1

verplichtte per jaar een groot aantal korte pianowerken en liederen te componeren. Scott vond de hoeveelheid echter “far too many” en dat deze verplichting hem belemmerde om zich volledig te kunnen wijden aan grote, meer ‘serieuze’ composities. De populariteit van deze grote hoeveelheid kortere werken brachten Scott enerzijds faam en bekendheid. De keerzijde was dat hij niet erkend werd als componist van grotere, serieuzere werken. Scott irriteerde zich duidelijk aan het feit dat hij op dat moment als miniaturist bekend stond. Hij deed zijn kortere stukken dan ook af als ‘trifles’ en ‘potboilers’, ofwel niemendalletjes en schnabbels. Desondanks waren veel van zijn kleine werken juist briljante meesterwerken. Sommige van die karakterstukken zijn nog steeds populair, zoals de pianowerken Lotus Land (dat door Percy Grainger in première gespeeld werd), Danse nègre en WaterWagtail. Ook zijn liederen zoals Lullaby en Blackbird’s Song, in deze periode bij Elkin uitgegeven, werden bijzonder populair. Ze maakten Cyril Scott destijds tot een internationaal bekende naam. Stijl en karakter Het meest opvallend aan de verzameling is dat de karakters van de liederen zo divers zijn. Cyril Scott zette zich bewust af tegen de Britse academische compositiestijl die zich sterk richtte op vorm en structuur; Scotts nadruk ligt op kleur en atmosfeer. Met zijn bevriende componisten in de Frankfurter Gruppe wilde hij muziek creëren gebaseerd op de prerafaëlieten. Wat zij overeenkomstig hadden was hun gebruik van ‘The Chord’, zoals Grainger dat noemde: het 1-4-7-akkoord, dat ook voorkomt in de bovenkant van Scriabins ’mystieke akkoord’. Zijn vaak niet-tonale chromatische harmonieën zijn herkenbaar en typerend voor Scott, evenals het gebruik van parallelle harmonieën, een voorliefde voor kwarten en sexten, en een stilistisch Oosterse smaak. Zijn werk wordt wel omschreven als diatonisch met regelmatig chromatische zijsprongen; hij componeerde zonder toonsoort vanaf het begin van de eeuw. Veelal hebben

de akkoorden geen harmonische functie en zijn ze eerder statisch. Scott streefde naar een continu improviserend karakter met een expressieve melodische stroming, en hij experimenteerde vaak met onregelmatig metrum, met veel wisselende en onregelmatige maatsoorten, zonder gestructureerde vorm. Hoewel Scotts talent voor melodische lijnen duidelijk naar voren treedt, is het vaak de pianobegeleiding die sterk karakterbepalend is voor het lied (niet verbazingwekkend voor een compositie van een voorname concertpianist). Ook in tekstkeuze was Cyril Scott eigenzinnig en koos hij ook voor minder bekende dichters. Hij gebruikte een aantal eigen gedichten: poëzie die karakteristiek was voor zijn tijd, intens romantisch en doordrenkt van een prerafaëlitische sensibiliteit. Ook toonzette hij teksten van Christina Rossetti en die van bevriende dichters zoals Ernest Dowson, Rosamund Marriott Watson. Tot zijn beste liederen behoort een kenmerkende groep van 10 Chinese liederen, gebaseerd op vertalingen door sinoloog Herbert Allen Giles. Verder schreef hij enkele sterke balladen op anonieme teksten. Er ontstond in onze keuze een verdeling tussen enerzijds liederen met impressionistische, oriëntaalse en modernistische kenmerken, en anderzijds liederen die weliswaar voor de eerste decennia van de 20e eeuw al modern waren, maar die wij in onze tijd zouden scharen onder salonmuziek of light music. Met name sprak ons de eerstgenoemde groep liederen aan, omdat die het meest kleurrijk, karaktervol, verrassend, en vooral origineel zijn. Revival Onze opname van de Scott songs bij het label Challenge Records (samen met liederen van zijn land- en tijdgenoot Ralph Vaughan Williams), evenals onze recitals met zijn

19


de Liedvriend

20

Cyril Scott (foto’s met dank aan de Cyril Scott Estate www.cyrilscott.net)


2012, nr. 1

werk, leverde veel positieve reacties bij het publiek en in de pers: men was verrast over de kwaliteit van Scotts liederen, die voordien schromelijk onderschat werd. Ook uit de waardering voor ons project uit Groot-Brittannië, zoals door het Britse magazine Gramophone en het Ralph Vaughan Williams Society News, maar ook door voorname Britse musici, kunnen we concluderen dat bestudering van dit repertoire absoluut waardevol is. Nu –bijna 100 jaar later– is de tijd rijp om Scotts liederen opnieuw te laten klinken: de revival van zijn werk doet recht aan het talent van Cyril Scott. In februari 2012 schreef Desmond Scott aan

ons: “What you two are doing is important. Most of the songs haven’t been heard for the last 40 years, which means that you come to them fresh, with no 20th century baggage either pro or con. Your interpretation is different from your predecessors, not only because you are skilled performers but because you bring a 21st century sensibility to it. These songs were extremely popular in the 20th century. You have shown they have something to offer in the 21st. It must be exciting for you to discover forgotten/neglected works and bring them back to life. Like all true artists, you are explorers, and eager to go beyond the standard repertoire. Long may that continue!”

21

Songs of Quest and Inspiration

Liederen van Cyril Scott en Ralph Vaughan Williams Robbert Muuse (bariton) Micha van Weers (piano)

Challenge Classics CC72527

Te bestellen via www.robbertmuuse.com/luister


de Liedvriend

Hugo Wolf: Nur wer die Sehnsucht kennt Dinant Krouwel

Het gedicht Nur wer die Sehnsucht kennt is een van de meest bekende liedteksten en komt uit de roman Wilhelm Meisters Lehrjahre van Goethe. Dit boek verscheen in de jaren 1795-1796 in vier banden. De twee personages, de Harfner en Mignon, dragen bijna alle gedichten voor, die in de roman voorkomen. Deze gedichten genoten in het begin van de 19e eeuw een grote bekendheid en Mignon werd een geliefde figuur in de wereld van de romantiek.

Beknopte context, voorspel en duet In de roman laat Goethe vier gedichten door Mignon zingen. In het vierde boek staat aan het einde van hoofdstuk 11 Nur wer die Sehnuscht kennt. De hoofdpersoon van de roman, Wilhelm Meister, heeft zich met Mignon aangesloten bij een rondreizend theatergezelschap. Op een dag worden zij overvallen door een roversbende en raakt Wilhelm ernstig gewond. Algauw wordt hij geholpen door een arts, die deel uitmaakt van het gevolg van een edelman. Diens nicht, die schöne Amazone, schenkt Wilhelm haar mantel als deken. Later wordt hij verzorgd in een pastorie. Hij denkt vaak aan de onbekende, reddende engel en juist als hij zich weer in een dromend verlangen naar haar verliest, zingt Mignon dit lied, samen met de Harfner. Deze rondtrekkende harpspeler heeft zich bij het toneelgezelschap aangesloten en blijkt later de vader van Mignon te zijn. Voorafgaand aan het gedicht schrijft Goethe: Er (=Wilhelm) verfiel in eine träumende Sehnsucht, und wie einstimmend mit seinen Empfindungen war

c

22

Zeker honderd componisten lieten zich inspireren tot Mignon-liederen, maar niet iedereen had de roman gelezen. Hugo Wolf deed dat wel, voor hij zijn 51 Goethe-liederen schreef in de winter van 1888-1889.

Nur wer die Sehnsucht kennt, Weiss, was ich leide! Allein und abgetrennt Von aller Freude, Seh’ ich ans Firmament Nach jener Seite. Ach! der mich liebt und kennt Ist in der Weite. Es schwindelt mir, es brennt Mein Eingeweide. Nur wer die Sehnsucht kennt, Weiss, was ich leide!

das Lied, das eben in dieser Stunde Mignon und der Harfner als ein unregelmässiges Duett mit dem herzlichsten Ausdrucke sangen.


2012, nr. 1

Het voorspel sluit mooi aan bij deze woorden. De wiegende beweging, de hoge melodielijn zonder bastonen op de eerste tel en de voorzichtig stijgende chromatiek in de linkerhand voeren de luisteraar mee naar dromenland. In de vierde maat verandert er veel: de dalende grote secundes worden verkleind tot kleine secundes, de linkerhand heeft een drieklank in plaats van een tweeklank en in beide balken komt een nieuw ritme. Daarna lijkt het begin terug te keren, maar de stemming is droeviger door de dalende chromatiek en de es-klein-klank. In maat 7 komt de emotie naar buiten. Het voorspel bereikt met een kwintsprong zijn hoogste noot, het tempo versnelt, de dynamiek gaat in één maat van pp naar f. In de laatste maat van het voorspel vormt de harmonie eerst een overmatige drieklank en daarna een dominantseptiemakkoord. Deze drieklank gebruikt Wolf vaak in zijn liederen bij heftige gevoelens. Als de zangstem begint, gaat de melodie mee met de rechterhand van de piano. Daarna krijgt die een eigen lijn en is vervolgens soms wel en soms niet zelfstandig. In die zin wekt het lied op inventieve wijze de indruk van ein unregelmässiges Duett. In het voorspel reikt Wolf ons de bouwstenen aan van het lied, dat Mignon en de Harfner zingen. Op deze manier laat hij hun gevoelens aansluiten bij die van Wilhelm Meister, zoals Goethe in zijn inleidende woorden schrijft. Dalende chromatiek, stijgende lijnen, leed en ver geluk De maat, waar de zangstem inzet, is gelijk aan de eerste maat van het voorspel. De maat daarna is gelijk aan maat 6, maar nu in kruizen genoteerd. Het is alsof Wolf wil aangeven, dat de Sehnsucht van Mignon anders is dan die van Wilhelm. Het verlangen is in ieder geval groter, want de melodie daalt chromatisch tot de dis. In de derde en vierde tekstregel heeft de zangstem een eigen melodielijn, wat past bij de woorden Allein und abgetrennt. Opvallend genoeg begint de stem na de dis van Leide met een es. De enige gemeenschappelijke noot met de melodie in de rechterhand van de piano is de as bij

von, die in de piano juist als gis genoteerd is. Bovendien zijn de sextsprongen een nieuw element, dat niet in het voorspel voorkomt. Met de stijgende sexten in regel 3 en 4 en de stijgende chromatiek in regel 5 en 6 lijkt het verre geluk dichterbij te komen, maar telkens laten dalende halve secundes het leed erdoorheen klinken. Ook de piano stuwt de muziek omhoog, maar sluit steeds af met een dalende secunde. Na Seite heeft de pianist vier maten nodig om weer tot rust te komen. Of probeert hij vier maten lang om toch nog verder in de hoogte te reiken, terwijl de krachten afnemen? Goethe grijpt met regel 7 terug naar het begin. De klinkers zijn vrijwel hetzelfde als in de beroemde openingsregel. Wolf laat het gehele voorspel terugkomen, maar nu als begeleiding van de regels 7 en 8 en het begin van regel 9. Mignon zingt over de liefde met louter stijgende intervallen, maar onder Weite komt de dalende sext terug, die ook al zo tragisch klonk onder Freude (regel 4). De begeleiding bij deze twee woorden zijn minieme variaties op maat 4 van het voorspel, waarin de dromerige sfeer een omslag maakt. Overmatige drieklanken Het voorspel eindigde met een emotionele uitbarsting. Hierop bouwt Wolf voort onder regel 9 en 10 en in het tussenspel. De stijgende kwintsprongen, de opeenvolgende overmatige drieklanken en een groot crescendo, allemaal aanwezig in maat 7, doen de luisteraar duizelen. De fysieke pijn wordt krachtig neergezet en de zangstem bereikt de hoogste noot bij Eingeweide. Dit betekent letterlijk ingewanden en figuurlijk mijn binnenste. Het bijzondere van de overmatige drieklank is, dat de grondtoon alleen uit de notatie blijkt of uit de harmonische omgeving. Deze drieklank bestaat uit twee grote tertsen, zoals ges-bes en bes-d. Dit akkoord kan ook genoteerd worden als bes-d-fis of dfis-ais. Een componist creëert hiermee verwarring over de toonsoort. In maat 38 is nog wel een kwintsprong, maar niet met een hogere inzet. Bovendien klinkt

23


de Liedvriend

24

Mignon aspirant au ciel (Mignon smachtende naar de hemel), 1851 olieverf op doek Ary Scheffer (1795-1858) afm. 37 x 23,4 cm (doek) Dordrecht, Dordrechts Museum


2012, nr. 1

in deze maat geen overmatige drieklank. Hierna wordt de kwintsprong vervangen door een dalende kleine sext. Dit interval klonk al in de zangstem bij schwindelt en Eingeweide. De hierbij genoteerde fis verhult, dat dit interval de onderste en bovenste noot van de overmatige drieklank vormt, die de piano laat horen: ges-bes-d. Na drie chromatisch dalende sextsprongen, een diminuendo en een flinke vertraging eindigt ook dit tussenspel met een dalende secunde. Ritme, toonsoort en het verlangen naar de dood Opvallend aan dit lied is het vrijwel constante ritme in de linkerhand van de piano. In de laatste twee maten van het voorspel wordt het onrustiger met twee groepjes van twee achtsten met steeds een achtste rust ertussen. Deze onrust keert terug bij de regels 9 en 10 en het daaropvolgende tussenspel. Het wordt nog dringender door vijf herhaalde achtsten. Andere afwijkingen van het basisritme zijn te vinden in de vierde maat van het voorspel, in de maat voor regel 7, in de maat voor regel 11 en in de twee laatste maten. Deze vormen allemaal een afsluiting van een muzikale frase en eindigen, behalve de laatste, op een dominantseptiemakkoord. De harmonie in de twee slotmaten mist de septiem, maar laat wel een dominant horen, namelijk de vijfde trap in g-klein. Dit maakt de twee mollen aan de kantlijn aannemelijk. Wolf laat in het lied slechts tweemaal het g-klein-akkoord horen, echter zonder dat we dit ervaren als tonica. Goethe sluit het gedicht af met de twee beginregels. Ook Wolf keert terug naar het begin, maar gaat met de tweede regel een halve toon lager verder. De melodie in de piano daalt nu tot cis en de linkerhand vormt harmonisch een cadens in D en gaat de diepte in. Na alle harmonische verwikkelingen is dit gedeelte tonaal een heldere passage. Het is alsof de lezer/luisteraar na de voorgaande regels nu op de hoogte is van de oorzaak en de heftigheid van het verlangen. In het naspel klinken de lage d-octaven alsof het noodlot op de deur klopt. Het lied sluit af met een Dakkoord net als het eerste lied van de Harfner (Wer sich der Einsamkeit ergibt). Dit lied staat

ook in g-klein en de tekst eindigt met een doodswens. In de roman is uit diverse passages af te leiden dat Mignon en de Harfner naar de dood verlangen om zich te verlossen van de pijn. Deze bevrijdende gedachte klinkt door in het slot van de zangmelodie, die zich losmaakt uit de dalende chromatische lijn en hoopvol of vragend eindigt op de kwinttoon van D. In het naspel voegt Wolf in de eerste en derde maat een c toe aan het D-akkoord. Hij lijkt hiermee aan te sturen op een einde in G, maar sluit toch af op een D-groot-akoord als een open einde. In de allerlaatste maat horen we voor het eerst een basnoot op de eerste tel. Het is de zekerheid van de dood, die komt, maar wanneer blijft een open vraag. Augenmusik en mysterie Het lied geeft niet direct zijn geheimen prijs en er is beslist nog meer te vertellen over de harmonische verbindingen en ook over de samenhang met de andere liederen van Mignon en de Harfner. Intrigerend blijft het notatieverschil van de gelijkklinkende maten 6 en 10, die nog terugkomen als maten 31 en 50. Het gebeurt juist bij de woorden Sehnsucht kennt. In de Italiaanse madrigalen uit de zestiende eeuw zouden we dit Augenmusik noemen. Deze muzikale expressie is wel zichtbaar in de partituur, maar niet hoorbaar bij een uitvoering. Het is wat speculatief, maar je kunt de kruizen in maat 10 opvatten als symbolen voor de dood. Op die manier laat Wolf zien, waarnaar Mignon en de Harfner zo verlangen. De mollen in maat 6 passen bij de verleidingen van de liefde, waarover Wilhelm Meister droomt. Hugo Wolf heeft niet alleen het gedicht op muziek gezet, maar ook de directe context van het verhaal. Bovendien heeft hij de latere ontwikkelingen van de romanpersonages erbij betrokken. Hij heeft in zijn Mignonliederen veel blootgelegd van haar innerlijke wezen, maar haar ook als een mysterieuze figuur behouden. Zo vergaat het mij ook met dit lied: hoe meer je denkt te weten, hoe groter het mysterie wordt.

25


de Liedvriend

Ongehoord Henriette Posthuma de Boer

Berlioz - Herminie, Les Nuits d’été Ravel - Shéhérazade Véronique Gens (sopraan), Orchestre national des Pays de la Loire olv John Axelrod Ondine Ode 1200-2

26

Met haar vertolking van barokke heldinnen van Lully, Rameau en Gluck verwierf zij wereldfaam. In de werken van grote volgelingen als Berlioz en Ravel blijkt de in Orléans geboren sopraan zich even goed thuis te voelen. Op 25-jarige leeftijd componeerde Berlioz de cantate Herminie, waaruit hij het thema van de korte ouverture later zou gebruiken in zijn Symfonie fantastique. Deze (te) zelden uitgevoerde mini-opera voor sopraan en orkest hoort tot Gens’ standaardrepertoire en zij kan er al haar dramatische talenten in etaleren. Haar respect voor de tekst en streven naar optimale verstaanbaarheid maken haar ook tot de ideale vertolkster van Belioz’ latere meesterwerk Les nuits d’été, oorspronkelijk geschreven voor zang en piano, een paar jaar later door Berlioz zelf zo prachtig georkestreerd. Gens zingt de zes liederen met grote zeggingskracht en weet vooral in de lyrische passages te ontroeren. Ook in Ravels Shéhérazade toont zij zich met haar intelligente, integere interpretatie een begenadigd vertelster, waarbij zij zich in alle details ondersteund weet door het fraai spelend orkest uit haar geboortestreek. Met dank aan Harmonia Mundi en Klassiekshop.nl


2012, nr. 1

Goethe-Lieder - Das Ewig Weibliche Marlis Petersen (sopraan), Jendrik Springer (piano) Harmonia Mundi HMC 902094

Benjamin Britten - Serenade for tenor, horn & strings, Nocturne Gerald Finzi - Dies Natalis Mark Padmore (tenor), Britten Sinfonia olv Jacqueline Shave, Stephen Bell (hoorn) Harmonia Mundi HMU 807552

Goethe heeft door de eeuwen heen zó veel componisten geïnspireerd, dat een cd met uitsluitend op zijn teksten gebaseerde liederen weinig verrassend lijkt. Maar de keuze die de Duitse sopraan Marlis Petersen en haar voortreffelijke begeleider Jendrik Springer maakte, is dat wèl. Onder de titel Das Ewig Weibliche stelden zij zeven groepen zelden gehoorde liederen samen, telkens genoemd naar een van Goethe’s legendarische vrouwenfiguren uit zowel zijn gedichten als zijn drama’s en romans: Stella, Klärchen, Gretchen, Mignon & Philine, Suleika en Helena. Tussen de groepen laten zij zes heel verschillende versies horen van Goethe’s tweede Wandrers Nachtlied: Über allen Gipfeln ist Ruh. Zonder effectbejag, met overtuigend begrip voor de tekst, meandert Petersens glasheldere sopraan moeiteloos van dartel naar dramatisch. Haar affiniteit met het modernere repertoire blijkt onder meer uit haar overtuigende vertolking van Hans Sommers nooit eerder opgenomen visie op het Wandrers Nachtlied.

Zo gepokt en gemazeld als Gens en Petersen zijn in de muziek van hun geboorteland, zo vertrouwd is Mark Padmore met het Britse idioom. De superieure beheersing en expressie waarmee hij de oude teksten in Brittens meesterwerken vertolkt, maakt het beluisteren van deze cycli tot een buitengewoon spannend avontuur. In Pastorale, het lyrische eerste lied van de Serenade, gebruikt hij zijn stem als een countertenor, terwijl hij op andere momenten bijna baritonaal klinkt. De hoornist kreeg van de componist alle kans zijn niet geringe vakmanschap te etaleren, ook in enkele virtuoze soli. Een fantastische combinatie! Opvallend zijn de verschillen tussen de Serenade uit 1943 en de vijftien jaar later geschreven Nocturne: in het laatste werk gaat Britten verder in het loslaten van de tonaliteit, instrumenteert hij gedurfder en schrijft hij virtuozer voor de stem. Gerald Finzi hoort tot de school van Britse componisten als Vaughan Williams en Elgar, maar heeft met zijn vooral vocale werken nooit zoveel roem als zijn tijdgenoten weten te verwerven. Ten onrechte, zoals onder meer te horen is in zijn Dies Natalis uit 1938-’39, een lyrisch werk, nog sterk wortelend in de romantiek, uitstekend voor de stem geschreven.

27


vrijdag 15 februari Masterclass

zaterdag 16 februari Hugo Wolf Dag De Doelen . Rotterdam

H U G O W O L F D A G z i e p a g in a 6 v a n d e z e L i e dvr iend

za 19 januari & zo 20 januari

brahms

De interpretatie van Brahms door het Leipziger Streichquartett wordt geroemd. Dit Duitse topkwartet speelt 3x in één weekend in Vredenburg Leeuwenbergh.

Als ‘Vriend van het Lied’ krijgt u € 10,- korting. Zaterdag 19 januari 20.00 uur • € 27,- (norm € 37,-) Zondag 20 januari 11.00 uur • € 11,- (norm € 21,-) 20.00 uur • € 24,- (norm € 34,-) www.vredenburg.nl of kassa 030-231 45 44 o.v.v. Actiecode 1920


2012, nr. 1

Nederlandse liederen Elisabeth von Magnus (sopraan), Jabob Bogaart (piano)

Bohemian songs Claron McFadden (sopraan), Bart van Oort (fortepiano)

Nederlands Muziek Instituut NMI CD 1201

Brilliant Classics 93867

Een prijzenswaardig initiatief van het Nederlands Muziek Instituut, deze opname met 22 liederen van vijf, over het algemeen onbekende Nederlandse componisten. Hoewel de titel suggereert dat het liederen op Nederlandse teksten betreft (de vertalingen Songs from The Netherlands/Lieder aus den Niederlanden zijn wat dat betreft duidelijker) hebben deze vroegtwintigste-eeuwse componisten op een enkeling (Diepenbrock!) na, gekozen voor niet-Nederlandse dichters als Heinrich Heine, Anna Ritter en de Belg Charles van Lerberghe. Diens Berceuse inspireerde Alphons Diepen-brock tot een van zijn mooiste liederen, niet in de laatste plaats door de fraaie cellopartij, hier al even fraai gespeeld door Quirine Viersen. Behalve van Diepenbrock had ik van geen van deze tijdgenoten ooit gehoord. Maar de liederen van Bertha Frensel Wegener-Koopman, Bernard Wagenaar, Louis Victor Saar en Anny Mesritz van Velthuysen mogen wat mij betreft regelmatig in de concertzalen klinken. Met haar warme sopraan en groot gevoel voor stijl en atmosfeer is Elisabeth von Magnus een waardig pleitbezorgster van dit onbekende repertoire. Daarbij weet zij zich gesteund door de voortreffelijke pianist Jacob Bogaart.

Geen nieuwe cd, maar toevallig hier nooit eerder besproken, terwijl er toch twee uitstekende Nederlandse musici op te horen zijn in een bijzonder repertoire. Bohemen kende in de achttiende eeuw een bloeiend muziekleven en werd (en wordt) wel beschouwd als de bakermat van de Duitse muziek. In de meeste liederen van deze Bohemers is de invloed van Haydn en Mozart onmiskenbaar, maar er zijn slechtere invloeden mogelijk. Eenvoudige, prettig in het gehoor liggende, goed zingbare muziek, waar Claron McFadden zich, met haar heldere, engelachtige sopraan, perfect in thuis lijkt te voelen. Ook de eenvoudige begeleidingen – bij Bart van Oort op pianoforte in uitstekende handen – horen bij het idioom van de late achttiende eeuw. In het bijbehorende boekje had ik graag de namen van de dichters gezien, evenals wat informatie over de uitvoerenden en een vertaling van de Italiaanse teksten. Maar verder niets dan lof voor deze opname van zelden gehoorde liederen uit Bohemen.

29


de Liedvriend

Nieuwe noten op mijn zang Dinant Krouwel, musicoloog en liedbegeleider

T. Adès: Five Eliot Landscapes Faber - € 25,70

30

Thomas Adès (*1971) is een vooraanstaand Engels componist van de huidige generatie. Vorig jaar dirigeerde hij nog eigen werk bij het Koninklijk Concertgebouw Orkest. Deze liederen, zijn opus 1, schreef hij in 1990 voor sopraan (bes-des”’) en piano. Behalve een grote stemomvang moet de zangeres ook beschikken over een goed ritmegevoel, een enorm dynamisch bereik en een grote trefzekerheid. Ook de pianist moet veel in zijn mars hebben, maar de cyclus op teksten van T.S. Eliot is het studeren waard. De muziek fascineert door de theatrale en speelse aanpak en door de mooie klankeffecten in de piano.

L. van Beethoven: Goethe-Lieder Henle - € 19,30

Het was een goed idee van uitgeverij Henle om de liederen van Beethoven op teksten van Goethe apart te bundelen. Beethoven koesterde zijn hele leven een grote bewondering voor Goethe en schreef 14 liederen op zijn teksten. Deze composities geven een mooi beeld van de ontwikkeling van Beethoven en van het lied rond 1800. De bundel bevat een interessante inleiding, kritisch commentaar en een appendix met afwijkende versies en een schets op Erlkönig. De liederen staan in de originele toonsoort voor hoge stem (c’-a”).

C. Debussy: Quatre nouvelles mélodies (1882) Durand - € 14,-

Tijdens het onderzoek voor de nieuwe uitgave van de complete werken van Debussy kwamen vier onbekende liederen aan het daglicht. Het is een mooi cadeau in dit Debussy-jaar, want hij werd 150 jaar geleden geboren. Debussy schreef de helft van zijn

liedoeuvre tussen 1879 en 1885. De meeste daarvan zijn geschreven voor de zangeres Marie-Blanche Vasnier. De vier nu ontdekte composities gaf Debussy aan Henry Kunkelmann, die ook lessen volgde bij César Franck. Uiteraard is Debussy herkenbaar in deze liederen, maar door het vrijwel geheel ontbreken van voordrachtsaanwijzingen wekken ze een onvoltooide indruk. Het korte, slechts 15 maten durende, tweede lied Le matelot qui tombe à l’eau verrast door zijn harmonische wendingen en de lage ligging: a-eis”. Het derde lied doet denken aan een pathetische Russische romance. In het laatste lied Les Elfes zijn de virtuoze sopraanloopjes te herkennen, die in de Vasnier-liederen voorkomen. Hier gaat de zangstem de hoogte in, zelfs tot d”’. De beweeglijke pianopartij maakt er een wervelende elfendans van.

E. MacDowell: Lyrical Songs Schott - € 12,85

Edward MacDowell (1860-1908) was een van de eerste Amerikaanse componisten , die ook in Europa gewaardeerd werd. Hij heeft deels in Duitsland gestudeerd en gewerkt, onder andere aan het Dr. Hoch-Konservatorium in Frankfurt (zie ook het artikel over de liederen van Cyril Scott). Hij combineert romantische melodieën met een soms zwoele begeleiding. De uitgever heeft een aantrekkelijke selectie gemaakt van 6 liederen, betrekkelijk eenvoudig en voorzien van een Engelse en een Duitse tekst. Ze zijn geschreven voor een lage stem (bes-e”).

M. Ravel: Collected Songs Durand - € 27,45

Lange tijd was men voor de bladmuziek van Ravel aangewezen op de dure Franse edities. Gelukkig verscheen in 1990 de bekende Dover-editie met een ruime selectie van zijn liederen, verzorgd en fantastisch ingeleid


2012, nr. 1

door Arbie Orenstein. Deze bundel was alleen in de originele ligging en miste helaas de aantrekkelijke Don Quichotte-liederen. Durand heeft in samenwerking met Hal Leonard nu een nieuwe, complete uitgave uitgebracht met bijna 20 liederen meer en zowel in hoge ligging (ais-c”’) als midden/ lage ligging (gis-g”). Drie cycli zijn in beide versies niet getransponeerd, wat te maken heeft met de oorspronkelijke zetting met orkest en/of ensemble. Dat betreft Chansons madécasses, Shéhérazade en Trois poèmes de Stéphane Mallarmé. De extra liederen zijn vooral uit de vroege periode van Ravel, voor 1896, of van na 1914. In beide liggingen staan 2 tot 3 originele stukken uit L’Enfant et les Sortilèges. Door de uitbundige sopraanaria Air du feu komt het, dat de bundel voor hoge stem zo’n grote omvang heeft. Deze aria gaat tot c”’.

J. Świder: Chamber music Carus - € 16,45

De Poolse componist Józef Świder (*1930) geniet in Nederland en Duitsland enige bekendheid door zijn koormuziek. Zijn cyclus Chamber Music bestaat uit 6 liederen op teksten van James Joyce uit diens gelijknamige dichtbundel (zie ook het artikel over Joyce en Barber). Hij weet de magische sfeer goed te typeren met een expressieve zangpartij en een beeldende, ruisende en soms dansende begeleiding. Lastig voor de piano, maar door de tonale structuur niet zo moeilijk voor de zangstem. Het is geschreven voor lage stem (bes-f”).

B. A. Zimmermann: Lied der Abelone Schott - € 12,85

Bernd Alois Zimmermann (1918-1970) is een van de grote Duitse componisten van de 20e eeuw. Zijn orkestwerken en theatermuziek worden nog regelmatig gespeeld. In zijn jonge jaren schreef hij diverse liederen. Pas enkele jaren geleden vond zijn zuster het

Bovengenoemd materiaal is verkrijgbaar bij Broekmans & Van Poppel Amsterdam tel. 020 - 6796575 Utrecht tel. 030 - 2343673

laatste blad van dit lied, waardoor het nu pas uitgegeven kon worden. Het is vermoedelijk zijn eerste lied, geschreven in 1939 tijdens zijn muziekstudie. Het idioom lijkt op het expressionisme van Hindemith. In de tekstbehandeling is de latere operacomponist al te horen. De vrije tonale begeleiding met veel polyfone lijnen past goed bij de dramatische lading van de tekst van Rilke. Het lied is geschreven voor middenstem (cis’-f”).

Dürr, Kube, Schweikert, Steiner: Schubert Liedlexikon Bärenreiter - 888 pp. - € 114,35

Schubert componeerde meer dan 600 liederen. In dit lijvige, fraai gebonden boek komen ze allemaal aan bod. Van elk lied wordt het begin op een of twee notenbalken genoteerd en daarna volgt de tekst. Alleen gedichten met meer dan zeven coupletten zijn verkort weergegeven. Vervolgens wordt er een paragraaf gewijd aan de tekst en een aan de muziek. Ten slotte wordt de stemomvang gegeven en verwijzingen naar muziekuitgaven, tekstbronnen en extra literatuur. De gedeeltes over de tekst en over de muziek vormen de kern van dit Duitstalige boek. De gedichten worden uitgebreid besproken met aandacht voor de vorm, de literaire en sociale omgeving en bijzondere betekenissen. Ook de muziek wordt grondig geanalyseerd, waarbij ook verbanden met andere liederen van Schubert worden genoemd. Gezien de enorme hoeveelheid liederen zijn de analyses gemiddeld beperkt tot een pagina per lied. Toch bieden ze inhoudelijk veel informatie en prikkelen om meer te lezen en de muziek erbij te pakken. Door de medewerking van meer dan dertig schrijvers is de deskundigheid gewaarborgd en wordt een eenzijdige visie vermeden. Aan het eind van het boek staan korte biografieën van de dichters en uiteraard diverse indexen. Ik kan dit boek van harte aanbevelen door de compleetheid en de gerichte beschrijvingen.

31


de Liedvriend

Regio’s en contactpersonen Bestuur Aat Klompenhouwer voorzitter 0180 649314 Dinant Krouwel secretaris 030 2735781 Frans Eggink penningmeester 020 6710146 Marielle van Aggelen 06 53851384 Eugenie Ditewig 030 2286682 Robert Koch 030 2718142 Lodewijk Meeuwsen 053 4766257 Voorzitter Raad van Advies Irene Maessen 0418 511419

32

Voorzitter Commissie Concerten Annette Ovink 0541 517516 Ledenadministratie / Contributie Annemarie van Otterloo 030 2735781 Ontwerp en redactie Theo Oppewal www.theooppewal.nl Alkmaar Jellie Wiersma Amsterdam Annemart Franken Arnhem Jan Veldhuizen Breda Jakobijn Angenent Ineke Baart Den Haag Sonja Muysson Doorn Jan Hoogstad Eindhoven Frits Heemskerk Friesland Yolande Couweleers Het Gooi Roderik Blom Groningen Riekje Bakker Kees Buiter Haarlem Guus Brockmeier ‘s-Hertogenbosch Lenny Robben

0251 653195 020 6717500 026 3518182 076 5713678 0162 682943 070 7504705 0343 414243 0499 471639 058 2991822 06 25528546 050 5340521 050 5349558 023 5292064 06 28136611

Leiden Mette-Lise Boumeester 071 5890417 Limburg Aat Klompenhouwer 0180 649314 Nijmegen Bettien Keijser-Huijts 024 3233803 Herman Stekhoven 0487 532151 Rotterdam Gerry Volker-de Visser 010 5917484 Twente Annette Ovink 0541 517516 Dick Buld 053 5382336 Utrecht Robert Koch 030 2718142 Veluwe Cora de Kovel-vd Reepe 0341 253329 Bert de Vries 0577 462805 WageningenAli Hendriksen 0318 463060 Marijke Muuse 0317 423356 Zeeland Michiel Klarenbeek 0118 638773 Zutphen Dick Heijerman 0575 522282 Zwolle Bram & Else Drewes 038 4442712

Voor informatie over de activiteiten in de regio’s kunt u terecht bij de contactpersonen. Zie www.vvhl.nl voor meer contactinformatie.


MuziekgebouwEindhoven.nl

Lied & Koor MA 17 DEC

Anne Sofie von Otter &

The Merry Swedish Gentlemen featuring Margareta Bengtson Volksliederen & oude en nieuwe kerstliederen VR 21 DEC

De Nederlandse Bachvereniging & Koor Jos van Veldhoven dirigent, Dominique Labelle sopraan, Claire Wilkinson alt, Charles Daniels tenor, Peter Harvey bas Händels Messiah WO 16 JAN

Amsterdam Baroque Orchesta & Choir Ton Koopman dirigent, Johannette Zomer sopraan, Maarten Engeltjes alt, Jörg Dürmüller tenor, Klaus Mertens bas Bach Cantates ZO 12 MEI

Henk Neven & Leden van

Koninklijk Concertgebouworkest o.a. Notturno van Schoeck TICKETS & INFO | MuziekgebouwEindhoven.nl | 040.244 20 20


Comité van Aanbeveling

H.K.H. Prinses Christina der Nederlanden Elly Ameling zangeres Huub van Dael voorzitter van diverse muziekorganisaties Drs. Henk Heuvelmans directeur Gaudeamus Muziekweek, secretaris-generaal ECPNM Rudolf Jansen pianist Ruud van der Meer zanger Jard van Nes zangeres Ir. Gabriël Oostvogel directeur Concert- en congresgebouw de Doelen W.E. Scherpenhuijsen Rom oud-voorzitter bestuur Koninklijk Concertgebouworkest Ed Spanjaard dirigent

Vrienden van het Lied www.vvhl.nl info@vvhl.nl secretariaat: Wim Sonneveldlaan 203 3584 ZS Utrecht 030 ∙ 2735781


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.