passend onderwijs 23
Zin en onzin
over (hoog)begaafdheid
In elke klas zitten gemiddeld 1 tot 4 (hoog)begaafde leerlingen. Dat ze niet allemaal een spencertje en dikke brillenglazen dragen, dat weten we natuurlijk wel. Maar wat weten we eigenlijk nog meer? En kunnen we fabels en feiten van elkaar onderscheiden? Tekst: Elly van der Heide
h
Hoogbegaafd? Maar hij weet het antwoord op de simpelste vragen niet! Hoogbegaafde kinderen vertellen dikwijls niet wat hun zorgen zijn en kunnen ongezien de lat voor zichzelf erg hoog leggen. Ze zeggen liever niets, als ze niet heel zeker het goede antwoord weten. Praat bij vreemde uitkomsten of vreemde stiltes bij tamelijk gewone vragen dus even goed door met het kind, om te ontdekken waar de miscommunicatie zit. Wat gebeurt er als je water op je kleren morst? Nou, simpel: dan wordt de stof nat natuurlijk. Dus waarom zei het achtjarige hoogbegaafde jongetje dat niet gewoon? Omdat, zo vertelde hij later, hij helemaal niet wist wat die moleculen dan doen.
‘Pushy parents’ zijn ouders die komen klagen dat hun kind niet genoeg wordt uitgedaagd, terwijl het kind ‘t op alle vlakken prima doet. Natuurlijk bestaan ze, die ‘pushy parents’, maar er zijn vooral ook veel kinderen met goede cijfers die toch onderpresteren. Hoogbegaafde kinderen zijn soms bang om fouten te maken. Ze kijken goed naar wat er van de gemiddelde leerling wordt verwacht en doen precies dat. Of ze kiezen steeds dezelfde werkjes uit waarvan ze weten dat ze die al kunnen. Ze maken dan inderdaad geen fouten en halen goede cijfers, maar ondertussen leren ze niets nieuws. Door je in te spannen en door fouten te maken, leer je. Hoogbegaafde kinderen leren niet om te leren en raken zo het contact met hun eigen leergierigheid
24
een beetje kwijt. Op de langere termijn is dat funest voor hun leerweg. Interessant weetje: hoogbegaafde leerlingen beheersen veel van de leerstof al voordat die in de klas wordt aangeboden. Onderzoekers in Amerika spreken van 25 tot 55 procent van de leerstof, maar er zijn ook schattingen van 40 tot 70 procent. Toets het kind eens vóórdat de nieuwe leerstof behandeld wordt en geef alleen instructie op de punten die hij of zij nog niet beheerst.
In tegenstelling tot zorgleerlingen, komen hoogbegaafden altijd op hun pootjes terecht. Iedere leerling heeft recht op aangepast onderwijs, en iedere leerling voor wie het reguliere aanbod niet past, is een zorgleerling. Ook de hoogbegaafde heeft steun en begeleiding nodig. Wie hoogbegaafd is (2,5 tot 3 procent van de bevolking), is vaak de uitzondering in een groep. Op de schoolleeftijd, wanneer ieder kind graag bij de groep wil horen, kan dat moeilijk en verwarrend zijn. Laat deze kinderen met hun zorgen en onzekerheden dus niet alleen staan. Topsporters en topmusici worden op jonge leeftijd intensief gecoacht en iedereen begrijpt de spanningen waarmee deze kinderen moeten worstelen. Maar ook bij cognitieve topprestaties heb je alle onzekerheden die horen bij ‘je kop boven het maaiveld uitsteken’. Overigens blinken hoogbegaafden lang niet altijd uit op school en de uitblinkers zijn ook lang niet altijd hoogbegaafd.
Waarom is het soms zo lastig om een hoogbegaafde leerling te motiveren? ‘Hoogbegaafd’ is niet hetzelfde als ‘hoog-intelligent’. Een hoog IQ is één ding, maar voor hoogbegaafdheid (dat betekent: in staat zijn tot bijzondere prestaties) zijn meer factoren van belang. Of je creatief kunt denken, bijvoorbeeld. En of je de grote motivatie hebt om je bijzondere talenten te ontwikkelen. Creativiteit en motivatie hangen erg samen met de omgeving van het kind. Dáár kun je als volwassene en als school een heel belangrijke invloed hebben. Want ook creatief denken, en gemotiveerd blijven als het tegenzit, dat zijn dingen die niet komen aanwaaien. Daar moet je voor leren. De ene keer heeft het kind niets geleerd, maar haalt toch een goed cijfer. Of het schrijft een opstel op de laatste avond snel snel, en dat wordt vol lof
Er zijn veel kinderen met goede cijfers die toch onderpresteren
passend onderwijs 25
voorgelezen in de klas. De andere keer heeft het kind zijn/haar hart gelegd in een opdracht en wordt er nauwelijks naar gekeken. Als het kind op school niet leert dat er een verband is tussen de inspanning die het doet en het resultaat dat het behaalt, dan is dat slecht voor de motivatie. Het geeft ook weinig zelf-inzicht en ondermijnt het zelfvertrouwen.
Versnellen of niet? Op de website van het CBO (www.ru.nl/fsw/cbo) staat onder meer de Versnellings Wenselijkheidslijst. Ouders en docenten kunnen gezamenlijk een aantal vragen beantwoorden om te beslissen of versnellen een goede optie is.
En moeten we die leerling nou een klas over laten slaan of…? Iedereen heeft twijfels over het versnellen van een leerling. Heel begrijpelijk ook: je grijpt op zo’n moment in in het leven van de leerling en niet alle consequenties van die ingreep zijn te overzien. Wanneer een kind cognitief echt veel verder is dan zijn/haar kalenderleeftijd aangeeft, is elke situatie moeilijk: wel én niet versnellen. Je maakt dus een afweging tussen twee kwaden en daarvoor zijn goede afspraken nodig tussen school, ouders en het kind zelf. Overigens: NIET versnellen is in zo’n geval óók een ingreep, alleen is dat minder duidelijk en lijkt het daardoor de gemakkelijkere weg.
Dit artikel is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met dr. Els Schrover. Zij is verbonden aan het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen (Faculteit Sociale Wetenschappen). www.ru.nl/fsw/cbo.
Surftips
Bezoek het Landelijk Informatiepunt (Hoog) begaafdheid op www.infohoogbegaafd.nl voor meer informatie meer over zaken als compacten en verrijken, plusklassen of begaafdheidsprofielscholen. Er is een ingang voor po (bij SLO) en vo (bij CPS). Ga naar www.rijksoverheid.nl/hoogbegaafd voor informatie over het excellentieprogramma po.