SEH Adviespocket 2022

Page 1

V R I J S TE L L I NG LE ENNO RMEN BOE T E RE N T E

BOX 1

BOX 3

DU U R ZA A M

KEW

EXP L AIN

I N KO M EN PEN S I O EN

DUURHUUR ECHT SCHEIDING

SEH Adviespocket 2022 T O O L S

V O O R

D E

A D V I E S P R A K T I J K


SEH wil dat consumenten financieel advies van hoge kwaliteit krijgen. Om die reden werkt SEH permanent aan de vakbekwaamheid van adviseurs. Het keurmerk Erkend Financieel Adviseur is een waarborg dat dit aspect altijd up-to-date is. De SEH Adviespocket 2022 draagt bij aan deze doelstelling. De uitgave zet actuele en relevante thema’s voor de adviespraktijk op een rij. De onderwerpen lopen uiteen van regels rond hypotheken en relevante kerncijfers tot inkomensrisico’s voor klanten. Handige tools voor de adviespraktijk!

Colofon De SEH Adviespocket 2022 is een uitgave van de Stichting Erkend Hypotheekadviseur (SEH) en wordt verspreid onder Erkend Financieel Adviseurs. De inhoud is samengesteld door een team van vakspecialisten: Jan Martijn Hengeveld, Harrie-Jan van Nunen, Tom Peters en Henri Drost (eindredactie). SEH is op geen enkele wijze verantwoordelijk voor schade die ontstaat door eventuele onjuistheden en/of zetfouten. De inhoud is opgesteld naar inzichten tot medio februari 2022.


Oversluiten kan beter... Uw klant wil lagere lasten, meer zekerheid, overwaarde verzilveren of verbouwen. Dat is vaak hét moment om de hypotheek over te sluiten. Als hypotheekverstrekker kijken wij continu of het beter kan. Wij innoveren onze dienstverlening niet vanuit marktconventies, maar vanuit het perspectief van u als adviseur, uw klanten en de wereld. Ook als het gaat om het oversluiten van de hypotheek.

Beter voor adviseurs. Omdat we slim gebruik maken van digitalisering en beschikbare data, vragen we zo min mogelijk stukken op. Het is met de DigiThuis hypotheek zelfs mogelijk om over te sluiten zonder stukken. Dit zorgt voor een sneller en gemakkelijker aanvraagproces voor u en voor uw klant.

Beter voor klanten. De wereld verandert en de behoeftes van uw klanten ook. Wij werken continu aan nieuwe oplossingen voor de problemen van vandaag en vertalen dat naar innovatieve producten, zoals bijvoorbeeld de Levensrente hypotheek voor AOW’ers.

Beter voor de wereld. De CO2 uitstoot in Nederland moet omlaag. Daarom bieden wij standaard een Verduurzamingshypotheek aan bij elk renteaanbod, ook bij oversluiten. Wij helpen uw klant vervolgens met informatie en inspiratie om hun woning te verduurzamen. En door digitaal te communiceren besparen we papier.

Ontdek alles over beter oversluiten:

a.s.r. doet het

asr.nl/oversluitenkanbeter


Ga voor topkwaliteit met Impact! Kies jij in 2022 ook voor kwaliteit? Schrijf je dan snel in voor een PE SEH-opleiding van Impact! Wij bieden verschillende opleidingen aan, zowel klassikaal als digitaal én altijd met onze vertrouwde topdocenten. Zo kun je ook in 2022 zelf je ideale programma samenstellen en voldoen aan je PE-verplichting! Je kunt bijvoorbeeld kiezen voor het programma Nieuwe eigenwoningregeling in partnerschapssituaties en bij overlijden of het Actualiteitenprogramma (allebei voor 6 A-punten). Ben je naast SEH’er ook FFP’er? Dan sla je twee vliegen in één klap! Bij veel van onze opleidingen krijg je naast SEH-punten namelijk ook punten voor de FFP! Ga dus nu naar www.impact.nu/opleidingen/pe-seh-2022 en schrijf je snel in!


I N H O U D S O P G AV E

6

Het belang van advies over: Bruto en netto woonlasten

9 10 12 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23

Hoofdstuk 1 Acceptatie Maximale hypotheek op inkomen Vaststelling toetsinkomen loondienst Vaststelling toetsinkomen ondernemer Maximale hypotheek op onderpand Verruimen van toetsnormen Explain: zuivere oversluiting Explain: duurhuurder Explain: verandering toetslast binnen 10 jaar Explain: seniorenregeling vanaf AOW-leeftijd Explain: seniorenregeling inkomensarme periode Explain: beheernormen Verhuurhypotheken

24

Het belang van advies over: Inkomensrisico overlijden

25 26 27 28 29 30 31

Hoofdstuk 2 Duurzaam wonen Terugverdientijd energiebesparende voorzieningen (EBV) Financieren energiebesparende voorzieningen LTI-norm bij energiezuinige woning LTV-norm bij energiebesparende voorziening Kennis- en ervaringstoets bij financiering EBV Btw-teruggave en subidies

32

Het belang van advies over: Inkomensrisico werkloosheid

33 34 36 37 38 40 42 43 44 45

Hoofdstuk 3 Relevante regelgeving Eigenwoningregeling Vergoedingsrechten Partneralimentatie Overdrachtsbelasting Wat kunt u met een KEW? Boeterente en rentemiddeling Verhuur eigen woning BKR-registratie Weging financiële verplichtingen Het belang van advies over: Inkomensrisico arbeidsongeschiktheid

46

Hoofdstuk 4 Alternatieve mogelijkheden Regelingen voor starters Familielening eigen woning Schenkingsvrijstelling Consumptief krediet Hypothecair lenen in box 3 Verzilveren overwaarde voor senioren

49 50 51 52 53 54 56

Het belang van advies over: Inkomensrisico relatiebreuk

58

Hoofdstuk 5 Kerncijfers Inkomstenbelasting box 1, 2 en 3 Heffingskortingen en toeslagen 2020 Hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Erf- en schenkbelasting Lijfrente- en kapitaalverzekeringen Uitkeringen sociale zekerheid

61 62 63 64 65 66 68 SEH Adviespocket 2022 | 5


Het belang van advies over

Bruto en netto woonlasten

Het belang van advies over: Bruto en netto woonlasten In de wettelijke leennormen zijn regels vastgelegd voor situaties waarin een lening op basis van inkomen verantwoord is. Deze leennormen gaan uit van bruto woonlasten. Bruto lasten zeggen de klant niet altijd voldoende. Wat betekent dit voor hem/haar persoonlijk? Dagelijkse boodschappen, vaste maandelijkse uitgaven en grotere aankopen zijn allemaal netto, net als het inkomen. Bovendien is de netto impact van woonlasten erg belangrijk voor het maken van een goede afweging om iets aan een hypothecair krediet te veranderen.

Aandachtspunten (tarieven 2022) Onderstaande aandachtspunten onderstrepen het belang van bruto/netto-berekeningen. Voorbeeld ter illustratie Voordeel van aftrek hypotheekrente wordt vaak (te) hoog ingeschat

30-jarige annuïteitenhypotheek van € 400.000, tegen 1,5%, WOZ-waarde € 400.000. Eigenwoningforfait (ewf) gelijkblijvend 0,45%. Totale bruto lasten over 360 maanden: € 496,973, netto € 478.560. Totale voordeel hypotheekrenteaftrek: € 18.413 (bij tarief 37,07%) Bruto last per maand € 1.380,48. Netto maandlast eerste jaar: € 1.253; de netto last stijgt tijdens de looptijd.

Nooit 30 jaar aftrek bij een annuïteiten- of lineaire hypotheek

Annuïteitenhypotheek 30 jaar, 1,5%, WOZ € 400.000, IB-tarief 37,07%: na 22 jaar + 5 maanden geen renteaftrek meer. Bij een zelfde lineaire hypotheek na 21 jaar geen renteaftrek meer. Bij stijgende WOZ-waarde eindigt renteaftrek mogelijk sneller. Door een verder dalend eigenwoningforfait-tarief kan dit meevallen.

Hogere netto last door toekomstige IB-tarieven en maximaal aftrektarief

Aflossingsvrije hypotheek € 200.000, WOZ € 400.000, rente 2%, inkomen € 80.000. Uitgangspunt: hypotheek is eigenwoningschuld. Tarief ewf blijft in 2023 op 0,45%. Maximale IB-aftrek gaat in 2023 van 40% (nu) naar 37,05%. Bruto last € 333,33 verandert niet. Geen rekening met heffingskortingen. Netto maandlast in 2022: € 260,00 Netto maandlast in 2023: € 265,37

Hogere netto last na pensionering door een lager IB-tarief

Huidig inkomen € 40.000, pensioeninkomen € 28.000. Aftrektarief gaat bij pensionering van 37,07% naar 19,17%. Bij een aflossingsvrije hypotheek stijgt de netto maandlast met maximaal 17,9%.

Bruto wordt netto door einde renteaftrek en bijtelling ‘Hillen’

Aflossingsvrije hypotheek € 250.000, 1,8% rente, WOZ € 400.000, IB-tarief 37,07%, ewf 0,45%. Einde renteaftrek in 2031 (IB-tarief dan: 37,03%). Bruto last blijft € 375 per maand. Netto last gaat van € 291,59 (2022) naar € 375 per maand (2031) + € 24,07 vanwege afbouw Wet Hillen. Totale stijging: 37%. De stijging neemt toe bij hogere WOZ-waarde en verdere afbouw Wet Hillen.

6

| SEH Adviespocket 2022


Bruto en netto woonlasten

Het belang van advies over

Effecten van wijzigingen Daarnaast is er nog een aantal situaties waarbij de klant voornemens is diens hypothecaire krediet te wijzigen. Of de klant wordt hiertoe gedwongen, zoals aan het eind van de rentevaste periode. Deze wijzigingen kunnen op de bruto woonlasten een ander effect hebben dan op de netto lasten. Voorbeeld ter illustratie Impact (extra) aflossen op netto last valt tegen; terugverdientijd is lang

Aflossingsvrije hypotheek, 2,4% (eigenwoningschuld). Tarief 37,07%. Extra aflossing van € 10.000. Impact op netto maandlast: € 12,59. Pas na afloop renteaftrek wordt impact netto € 20 per maand. Terugverdientijd, uitgaand van een netto impact van € 20 per maand is 41 jaar + 8 maanden (€ 10.000/€ 20 = 500 maanden); Bij een netto impact van € 12,59 (zolang de rente aftrekbaar is) is de terugverdientijd nog veel langer.

Renteverlaging kan bij spaarhypotheek negatief uitvallen (netto). Bij annuïteiten valt het netto effect van rentewijzigingen mee.

Spaarhypotheek € 400.000, rente 4,8%, WOZ-waarde € 500.000. Inleg SEW: € 497 per maand. Na 20 jaar loopt de rentevastperiode af. Nieuwe rente 2% voor resterende 10 jaar. Bruto Netto Bruto Netto

last last last last

vóór rentewijziging: € 2.097 per maand (rente + inleg) vóór rentewijziging: € 1.573 per maand. na rentewijziging: € 1.841 per maand (-/- € 256) na rentewijziging: € 1.663 per maand (plus € 90!)

Netto verhoging is vooral gevolg van inleg SEW (wordt € 1.174 per maand). Terugverdientijd boeterente duurt netto langer

De AFM gaat ervan uit dat de terugverdientijd van boeterente moet worden berekend aan de hand van het verschil in bruto maandlast. Netto kan dit heel anders uitpakken, zeker bij een spaarhypotheek.

Tarieven 2022, tenzij anders vermeld.

SEH Adviespocket 2022 | 7


ers geldverstrekk e st e e m e D ke ur en zakelij u h r e v k o O en financiering n voorbespreke n e n e r r a p -S o Pay - No Cure N

Samenwerken met de beste serviceprovider www.definancielemakelaar.nl


1 Hoofdstuk 1

Acceptatie

Accep t at ie

SEH Adviespocket 2022 | 9


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Maximale hypotheek op inkomen Bepalingen voor de maximale hypotheek op het inkomen zijn vastgelegd in de Tijdelijke regeling hypothecair krediet. Hoeveel een klant kan lenen is afhankelijk van deze factoren: Toetsinkomen: Er zijn verschillende manieren om het toetsinkomen vast te stellen (zie pagina 12 t/m 14). Toekomstige inkomensstijgingen (binnen 6 maanden) tellen mee. Lopende alimentatieverplichtingen ex-partner verminderen het toetsinkomen. Verandering binnen 10 jaar: Daalt het inkomen binnen 10 jaar, of eindigt binnen deze periode de hypotheekrenteaftrek, dan moet hiermee rekening worden gehouden (zie pagina 19). Toetsrente: Als de rentevastperiode 10 jaar of langer is, of gelijk aan de resterende duur van de lening, dan wordt uitgaan van de verschuldigde rente. In overige gevallen is deze 5%. Een hogere financieringslast kan worden verkregen bij een (gemiddelde) toetsrente van 1,01% / 1,51% / 2,01% / 2,51%. Financieringslastpercentage: Welke tabel van toepassing is, hangt af van de vraag of de rente wel of niet aftrekbaar is en of de aanvrager met het hoogste toetsinkomen wel of niet de AOW-leeftijd heeft bereikt. De beheernorm wordt gebruikt voor woningbehoud in geval van bijvoorbeeld echtscheiding of overlijden (zie pagina 22). Financiele verplichtingen: De (fictieve) maandlast wordt in mindering gebracht op het maximaal toegestane financieringslastpercentage. De hoogte van de maandlast is afhankelijke van het soort krediet (zie pagina 45). Toetsingssystematiek: De annuïteitentoets is, ongeacht de aflossingsvorm, de standaardnorm. Een toets op werkelijke lasten wordt gebruikt bij de seniorenregeling (zie pagina 19 en 20), een zuivere oversluiting (zie pagina 17) en bij beheer (zie pagina 22). Is sprake van een tijdelijk inkomenstekort na AOW-datum, dan mag gedurende deze periode ook worden getoetst op werkelijke lasten (zie pagina 21). Toetslooptijd: Bij annuïtaire en lineaire hypotheken is de werkelijke looptijd (max. 30 jaar) het uitgangspunt. Bij overige leenvormen is dat 30 jaar. Met uitzondering van hypotheken met een verpand opbouwproduct. Dan mag de annuïtaire last van de netto hypotheek gelden, rekening houdend met de werkelijk resterende looptijd. Energiezuinige of -neutrale woning: Er is een vast bedrag extra te lenen. Bepalend is hoe energiezuinig de woning is en hoeveel voorzieningen er worden getroffen (zie pagina 28).

10 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Werkelijke lasten

Annuïtair (Standaard)­­

Gezamenlijk toetsinkomen

Minimaal € 33.000

Einde renteaftrek binnen 10 jaar, dan ook toets op box 3-norm

Maximale hypotheek

Toetsingssystematiek

Maximaal toegestane last

Toetsrente

(Toets) Looptijd

-/- maandlast lopende financiële verplichtingen en erfpachtcanon

Financieringslastpercentage

­­Hoogste toetsinkomen + 90% laagste

Te verhogen i.g.v. energiezuinige of neutrale woning

Toetsinkomen 2

Toetsinkomen 1

Tijdelijk inkomenstekort

Duur van het inkomen < 10 jaar dan ook toets op verminderd inkomen

-/- Alimentatieverplichting aan ex-partner

Maximale hypotheek op inkomen

12 beheer-tabellen i.g.v. woningbehoud

Alleenstaande met toetsinkomen 21.500 <> 31.000 + 3%-punt tot maximaal percentage behorende bij 31.000

Box 1 / Box 3 vóór AOW / na AOW Beheernorm

Hoofdstuk 1 Acceptatie

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 11


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Vaststelling toetsinkomen loondienst Het toetsinkomen kan op verschillende manieren worden vastgesteld, elk met een eigen uitkomst. De keuze voor de (beste) methode hangt af van de uitkomst, het gemak voor adviseur en consument en de acceptatie door de aanbieder van de methode. Alle methodes zijn mogelijk met NHG.

Vast dienstverband Heeft de aanvrager een vast dienstverband, dan zijn de Werkgeversverklaring of de Inkomensbepaling loondienst (IBL) bruikbaar. Staat bij een tijdelijk dienstverband op de werkgeversverklaring aangegeven dat deze wordt voortgezet voor onbepaalde tijd, dan wordt deze gezien als vast dienstverband. De uitkomsten tussen de werkgeversverklaring en IBL kunnen onderling (sterk) afwijken. De IBL is niet in alle gevallen bruikbaar. Verschillen vast dienstverband Werkgeversverklaring Via werkgever Vooruitkijken (vast inkomen) Terugkijken (variabel inkomen) Hoogte toetsinkomen Vaste loonbestanddelen + variabele emolumenten (laatste 12 maanden) Acceptatie toetsinkomen Afhankelijk van acceptatiekader aanbieder Aantal documenten in dossier Werkgeversverklaring + salarisstrook Bruikbaarheid Altijd Acceptatie aanbieders Alle aanbieders Gemak voor consument en Veel discussies over vormvereisten en het (niet) adviseur kunnen matchen van het vermelde inkomen Hoe te verkrijgen? Zienswijze

Inkomensbepaling loondienst Door adviseur te maken Terugkijken over 12 of 24 maanden SV-loon over laatste 12 of 24 maanden Voor alle aanbieders gelijk (alle inkomensbestanddelen tellen mee) UWV-verzekeringsbericht uploaden via www.inkomensbepalingloondienst.nl of via een brondata-app. Beperkt. Niet mogelijk bij o.a. buitenlands inkomen, kort arbeidsverleden, benodigde inkomensverhoging Beperkt aantal aanbieders Groot voor consument en adviseur

Tijdelijk dienstverband Heeft de aanvrager een tijdelijk loondienstverband, dan kan het toetsinkomen op drie manieren worden vastgesteld: 3-jaarsgemiddelde, IBL of Arbeidsmarktscan. Bij het 3-jaarsgemiddelde wordt het toetsinkomen berekend over het gemiddelde loon en loonvervangende uitkeringen over de laatste drie kalenderjaren (2021, 2020 en 2019). De uitkomst is gemaximeerd tot het inkomen in het laatste kalenderjaar, soms tot het huidige inkomen. Verder speelt het inkomen dat in het lopende jaar is of zal worden verdiend geen rol.

12 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Bij de Inkomensbepaling loondienst wordt het toetsinkomen berekend over het gemiddelde SV-loon over de laatste 36 maanden (deel 2022, 2021, 2020 en deel 2019). Verdiend inkomen in 2022 is hier dus wel onderdeel van de berekening. Vaak is het toetsinkomen daardoor hoger dan bij het 3-jaarsgemiddelde. De Arbeidsmarktscan is geschikt voor flexwerkers die een arbeidsverleden van 12 in de laatste 14 maanden hebben en beschikken over een DUO-diploma. Een externe deskundige stelt de verdiencapaciteit (= toetsinkomen) vast. Van belang zijn werkervaring, opleidingsniveau, beroep of functie, branche en regio. Zie www.arbeidsmarktkansen.nl

Uitzendkracht Werkt de aanvrager voor een uitzendbureau, dan kan het toetsinkomen worden vastgesteld op basis van het 3-jaarsgemiddelde. Werkt de aanvrager minimaal 52 weken bij eenzelfde uitzendorganisatie of inlener, dan kan een Perspectiefverklaring worden aangevraagd. Het huidige inkomen geldt dan als toetsinkomen. Deze ligt (veelal) hoger dan het 3-jaarsgemiddelde. Een perspectiefverklaring wordt uitgegeven door het uitzendbureau. Is dat niet aangesloten bij de Stichting Perspectiefverklaring, dan kan het uitzendbureau van een Externe Perspectieftaxateur (www.perspectiefverklaring.nl) gebruik maken. Verschillen tijdelijk dienstverband Werkgeversverklaring 3-jaars gemiddelde Inkomensbepaling Arbeidsmarktscan Perspectiefverklaring met intentie loondienst Hoe te verkrijgen? Via werkgever Via werkgever Door adviseur Extern Extern Zienswijze Vast inkomen: vooruitkijken Terugkijken over Terugkijken over Verwacht inkomen Vooruitkijken Tijdelijk inkomen: terugkijken 3 kalenderjaren 36 maanden Hoogte toetsinkomen Vaste loonbestanddelen Gemiddeld inkomen SV-loon over Verwacht te verdienen Huidig inkomen + variabele emolumenten laatste 3 kalenderjaren laatste 36 maanden inkomen, gemaximeerd (laatste 12 maanden) tot huidig inkomen Acceptatie toetsinkomen Variabele bestanddelen, Voor alle aanbieders Voor alle aanbieders Voor alle aanbieders Voor alle aanbieders afhankelijk van gelijk gelijk gelijk gelijk acceptatiekader Aantal documenten Werkgeversverklaring Werkgeversverklaring Inkomensbepaling Inkomensvaststelling Werkgeversverklaring in dossier + salarisstrook + salarisstrook verklaring loondienst Arbeidsmarktscan + salarisstrook + jaaropgaven + salarisstrook + Perspectiefverklaring Bruikbaarheid Altijd Altijd Beperkt Minimaal 12 maanden Minimaal 52 weken (Indien geen 3 jaar, dan arbeidsverleden in laatste 14 werkzaam bij hetzelfde middelen over 3 jaar) maanden en een score > 70 uitzendbureau Acceptatie aanbieders Alle aanbieders Alle aanbieders Beperkt aantal Beperkt aantal Beperkt aantal aanbieders aanbieders aanbieders Gemak voor consument Veel discussies over Veel discussies over Groot voor adviseur Groot voor adviseur Groot voor adviseur en adviseur vormvereisten en het vormvereisten (niet) kunnen matchen WG-verklaring. Consument kan deze Consument kan deze Consument moet deze van het vermelde inkomen Verzamelen jaaropgaven online opvragen online opvragen bij uitzendbureau vaak lastig aanvragen. www.inkomensbepalingloondienst.nl

www.arbeidsmarktkansen.nl

www.perspectiefverklaring.nl

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 13


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Vaststelling toetsinkomen ondernemer Elke bank bepaalt het toetsinkomen van een ondernemer op haar eigen manier. De onderlinge verschillen kunnen groot zijn. Deze ontstaan door bijvoorbeeld het wel of niet corrigeren van de fiscale bijtelling van de auto van de zaak, het hebben van een RC-schuld, overwinst of de 3-2-1 methode. Ook kunnen bijzondere baten en lasten (zoals gevolgen van de coronacrisis of uitstel van belasting) tot andere uitkomsten leiden. Vanaf 1 mei 2022 maakt het jaar 2021 onderdeel uit van de beoordeling. Tot die tijd kan volstaan worden met de boekjaren 2020, 2019 en 2018, aangevuld met tussentijdse cijfers. Vanaf 1 augustus 2022 dienen ook de tussentijdse cijfers over het lopende jaar te worden aangeleverd. Geven de tussentijdse cijfers een lager resultaat weer dan het gemiddelde inkomen, dan wordt het toetsinkomen naar beneden bijgesteld. Vanaf 1 april 2022 mag het gerealiseerde resultaat van het lopende boekjaar worden meegenomen in plaats van het oudste boekjaar (recht van vervanging).

Starters Ondernemers die geen drie boekjaren kunnen overleggen, worden gezien als starter. Het toetsinkomen wordt dan vastgesteld op basis van het gemiddelde loon en winst in de laatste drie kalenderjaren. Of op basis van de gerealiseerde winst, geëxtrapoleerd. Met verschillende uitkomsten.

Inkomensanalyse voor ondernemers De Inkomensanalyse voor ondernemers biedt vooraf inzicht en helpt dus bij het maken van een gerichte keuze. Per aanbieder is te zien wie ondernemers wil financieren en met welk toetsinkomen ze rekenen. De inkomensanalyse is verkrijgbaar via het Validatie instituut inkomensvaststelling Zelfstandigen (www.viiz.nl) en via diverse serviceproviders. Kosten vanaf € 185. ViiZ heeft van menig aanbieder ook accreditatie om verklaringen af te geven voor leningen zonder NHG.

NHG-hypotheken Voor NHG-hypotheken moet het inkomen worden vastgesteld door een extern deskundige, rekenmeesters genaamd. NHG heeft vier rekenmeesters geaccrediteerd voor het afgeven van een inkomensverklaring (IKV). De kosten ervan lopen uiteen van € 240 voor een eenmanszaak tot € 610 (excl. btw) voor een BV met twee werkmaatschappijen. ING Bank en Rabobank accepteren geen externe IKV; zij berekenen altijd zelf. Bij ABN Amro, Florius, RegioBank, SNS Bank, ASN en BLG Wonen heeft de adviseur de keuze tussen een IKV of vaststelling door de aanbieder. In het laatste geval hoeft de ondernemer niets te betalen voor de inkomensverklaring.

14 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Maximale hypotheek op onderpand 100% marktwaarde (na verbouw) De marktwaarde kan worden vastgesteld op basis van een taxatierapport of desktoptaxatie (en soms een WOZ-beschikking). De hypotheek mag op het moment van afsluiten niet meer dan 100% van de marktwaarde bedragen. Wanneer sprake is van een verbouwing, geldt de marktwaarde van de woning na voltooiing van de verbouwingswerkzaamheden. Als gebruikt wordt gemaakt van een desktoptaxatie, dan mag de hypotheek niet meer dan 90% van de desktoptaxatiewaarde bedragen.

Explain In een aantal situaties is een lening boven 100% van de marktwaarde toegestaan. n Een zuivere oversluiting (zie pagina 17) n Bij het treffen van energiebesparende voorzieningen (zie pagina 29) n Het meefinancieren van het verkoopverlies op de vorig woning n De hypotheek bedraagt minder dan 60% van de leencapaciteit op het inkomen n Een noodzakelijke woningverbetering leidt tot een daling van de verhouding schuld/ marktwaarde n Als sprake is van noodzakelijke woningverbetering en het risico op restschuld wordt ondervangen door een gemeentelijke regeling voor noodzakelijke woningverbetering n Een hypothecair krediet van maximaal € 25.000 om de woning aardgasvrij te maken in het kader van een wijkgerichte aanpak en het risico op restschuld wordt ondervangen door het Nationaal Warmtefonds Wanneer kan een desktoptaxatie worden gebruikt? Nieuwe lening voor aankoop: aankoop bestaande bouw i.c.m. kwaliteitsverbetering of energiebespaarbudget (EBB), afkoop erfpacht Nieuwe lening bij oversluiten: relatiebeëindiging, erfopvolging, verbeterde klantsituatie, kwaliteitsverbetering, EBB en Energiebesparende voorzieningen (EBV), oversluiten zonder verhoging, afkoop erfpacht of verkrijgen volle eigendom grond. Aanvullende lening: relatiebeëindiging, erfopvolging, overname SVn-lening, kwaliteitsverbetering (Verbeterbudget of EBB), financiering wijzigingskosten, afkoop erfpacht of verkrijgen volle eigendom grond. Een desktoptaxatie is niet toegestaan bij: aankoop via regioveiling, nieuwbouwwoning (in eigen beheer), verkoop met een (dreigend) verlies en mogelijk beroep op borgstelling NHG en afwijking (>90%) van de koopsom (NHG).

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 15


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Verruimen van toetsnormen Een hogere hypotheek op inkomen, onderpand, of meer dan 50% marktwaarde aflossingsvrij is onder voorwaarden mogelijk. Deze voorwaarden zijn terug te vinden in de Tijdelijke regeling hypothecair krediet (Trhk), de NHG-Normen en Voorwaarden of in de Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF). Door slim om te gaan met de normen (optimaliseren) kan explain worden voorkomen.

Kwalitatief of kwantitatief Steeds vaker zijn explain-situaties volledig uitgewerkt. Dat heet een kwantitatieve explain, of ‘standaard explain’. Een voorbeeld hiervan is de werkelijkelastentoets in combinatie met de seniorenregeling (zie pagina 19-20). Een verdere onderbouwing in het adviesrapport is in dat geval niet meer nodig. Is sprake van een kwalitatieve explain, dan moet de afwijking worden vastgelegd en met documenten en berekeningen worden onderbouwd. Kwalitatieve explains komen het meest voor bij inkomensoverschrijdingen. Een voorbeeld hiervan is de duurhuurder (zie pagina 18). Iedere aanbieder bepaalt zelfstandig of hij verruimde toetsnormen accepteert.

Stappenplan verruiming Onderstaand stappenplan helpt de adviseur bij de keuze voor de beste aanbieder. 1. Is sprake van een overschrijding op: a. inkomen b. onderpand c. aflossingsvrij deel óf d. een combinatie van overschrijdingen? 2. Is de overschrijding op te lossen via optimalisatie? a. andere manier van vaststellen toetsinkomen (zie pagina 10-13) b. optimaliseren toetsrente c. verlengen looptijd van de hypotheek d. optimaliseren kredietlasten e. wijze van vaststellen marktwaarde (taxatierapport of modelmatige bepaling: zie pagina 15) 3. Is de overschrijding op te lossen door middel van ‘standaard explain’? 4. Welke aanbieder(s) biedt/bieden deze mogelijkheid? a. Hanteert de bank een objectief beschreven norm (voorspelbaar)? b. Hanteert de bank een individuele, subjectieve beoordeling (minder voorspelbaar)? 5. Kies de gewenste bank en wijze van motivatie. 16 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Explain: zuivere oversluiting Sluit een consument zijn bestaande hypotheek over, dan is afwijken van de standaardnormen toegestaan. De annuïtaire toets is niet meer verplicht, de lening mag meer dan 100% van de marktwaarde bedragen en het aflossingsvrije deel mag ook meer dan 50% van de marktwaarde zijn. Het is zelfs toegestaan om (opnieuw) een looptijd van 30 jaar te kiezen. Dit kan wel gevolgen hebben voor de renteaftrek. Het is aan de nieuwe aanbieder om het risico van de klant wel/niet te accepteren. Een beperkt aantal banken accepteert de zuivere oversluiter. Vaak stellen zij grenzen. Bijvoorbeeld door te toetsen op basis van de werkelijke lasten, de verhouding schuld/ marktwaarde te maximeren op 110% of een aflossingsvrij deel toe te staan van maximaal 60% van de marktwaarde Wanneer is sprake van een zuivere oversluiting? Er is sprake van een zuivere oversluiting als de geldnemer in de woning blijft wonen en de nieuwe hypotheek niet meer bedraagt dan de bestaande hypotheek, plus de (eventuele) kosten voor aflossing van de huidige hypotheek (zoals boeterente) en de bijkomende kosten voor het afsluiten van de nieuwe lening (zoals notaris-, advies- en taxatiekosten). Is sprake van een verhoging voor andere doeleinden, zoals verbouwing of consumptieve opname, dan is geen sprake meer van een zuivere oversluiting.

NHG: zuivere oversluiting Een zuivere oversluiting is ook met NHG (norm 3.1.) mogelijk. In dat geval vindt er geen inkomens- en onderpandtoets plaats. De looptijd van de bestaande leningdelen mag niet worden verlengd. De klant is alleen borgtochtprovisie verschuldigd over de verhoging van de lening. Daarbij geldt dat er geen sprake mag zijn van een lopende achterstand en het aflossingsvrije deel niet meer dan 50% van de marktwaarde van de woning mag bedragen.

Consumptief krediet Heeft je klant een bestaand consumptief krediet met een (te) hoge rente of zonder aflossingscomponent en slaagt hij er niet in deze over te sluiten (locked-up)? Dan kan gebruik worden gemaakt van de explain-faciliteit voor kredieten.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 17


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Explain: duurhuurder Een duurhuurder is iemand die een woning kan kopen waarbij de financieringslasten lager zijn dan de huidige huur, maar hoger dan de toegestane financieringslasten.

Kwalitatieve explain Explain voor een duurhuurder wordt op dit moment (nog) gezien als een kwalitatieve explain. Dit houdt in dat de adviseur een aannemelijke en aantoonbare onderbouwing moet maken. Er moet inzicht worden gegeven in de financiële weerbaarheid van de aanvragers.

Extra lasten woningeigenaar Een koper heeft te maken met een vermogensrisico. Een huurder kan op korte termijn de huur opzeggen, een woningbezitter moet eerst de woning verkopen (mogelijk met verlies). Daarnaast heeft een koper te maken met extra kosten ten opzichte van een huurder. De hoogte van deze lasten hangen samen met de waarde en de staat van onderhoud van de woning. De extra eigenaarslasten zijn (berekening Nibud) gemiddeld 1,308% van de woningwaarde. Bijkomende woonlasten koopwoning t.o.v. huurwoning (o.b.v. woningwaarde) Onderhoud per jaar

1,069%

Overige eigenaarslasten (waterschap, OZB en opstalverzekering)

0,239%

Bron: Nibud, Adviesfinancieringslastnormen 2022

NHG-pilot duurhuurder Begin 2022 is NHG gestart met een pilot voor duurhuurders, samen met de geldverstrekkers AEGON, BLG Wonen, Florius en ING. Voorwaarden voor deelname zijn: n Minimaal 36 maanden huurverleden (stabiele huurontwikkeling) n Aantoonbaar op tijd betaling van huur in de laatste 24 maanden n Stabiel spaarvermogen in laatste 36 maanden en geen extra schulden gemaakt n Stabiel inkomen gedurende de huurperiode n Overschrijding op inkomen in principe maximaal 30% n Rekening houden met extra eigenaarslasten Voorbeeld NHG-duurhuurder Camiel en Erik huren sinds drie jaar een woning voor € 1.280 per maand. Ze kopen een woning voor € 250.000. Camiel heeft een vast inkomen van € 28.500, Erik een flexinkomen van € 21.000. Ze hebben geen schulden en betalen de bijkomende kosten uit spaargeld. Volgens de standaardnormen kunnen ze € 229.359 lenen. De maandelijkse hypotheeklasten (rente 1,8%, 20 jaar vast) bedragen € 900, de bijkomende woonlasten € 273. Het ‘duurhuurnadeel’ is € 107 per maand. De inkomensoverschrijding is 9%. Ze voldoen hiermee aan de voorwaarden van de pilot. 18 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Verandering toetslast binnen 10 jaar Als een aanvrager binnen 10 jaar de AOW-leeftijd bereikt, moet voor de berekening van de maximale hypotheek rekening worden gehouden met het (verminderde) inkomen op pensioendatum. Als het recht op hypotheekrenteaftrek binnen 10 jaar vervalt, geldt vanaf dat moment eveneens een lager toegestane financieringslast. In deze situaties is een dubbele inkomenstoets nodig, met eventueel versnelde extra aflossing tot gevolg.

Berekeningswijze 1. Bepaal de maximaal toegestane financieringslast op wijzigingsdatum (AOW-datum of einde hypotheekrenteaftrek). Gebruik de desbetreffende financieringslasttabel en toetsrente bij aanvang. 2. Bereken hiermee de maximale lening vanaf dat moment. (annuïtaire toets o.b.v. de looptijd van de hypotheek, meestal 30 jaar) 3. Bepaal de maximaal toegestane financieringslast op het huidige inkomen. 4. Bereken het verschil tussen beide toegestane financieringslasten (uitkomst 1 en 3). 5. Bepaal de resterende looptijd in maanden tot aan de wijzigingsdatum. 6. Bereken op basis van het verschil in financieringslast (4) en de resterende looptijd (5) de maximale lening. Gebruik de annuïtaire toets en toetsrente 5%, tenzij de rente gelijk is aan de looptijd van het leningdeel. 7. De maximale hypotheek op het inkomen is de optelling van uitkomst 2 en 6, waarbij het bedrag berekend bij 6 in de resterende looptijd moet worden afgelost. De hypotheek bestaat (minimaal) uit twee delen.

Explain bij aankoop woning (seniorennorm) Als bij de aankoop van een andere woning de financiering niet past op basis van de hiervoor beschreven wijze, dan mag de financieringslast die van toepassing is vanaf de AOW-leeftijd worden vastgesteld op basis van de werkelijke lasten. Het aflossingsvrije deel mag maximaal 50% van de marktwaarde bedragen. Aanvullend geldt dat de bruto woonlast niet hoger mag zijn dan de bruto woonlast in de oude woning. Daarnaast moet worden gerekend met het reeds opgebouwde pensioen (incl. volledige AOW) en worden er eisen gesteld aan de looptijd van de rentevaste periode. Deze moet minimaal 20 jaar vast zijn; een kortere rentevastperiode is alleen onder voorwaarden mogelijk. Deze zijn gelijk aan de seniorenregeling vanaf AOW-leeftijd (zie pagina 19). Deze norm is ook mogelijk met NHG.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 19


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Seniorenregeling vanaf AOW-leeftijd Mensen die na hun AOW-gerechtigde leeftijd een andere woning kopen, kunnen (onder voorwaarden) de werkelijkelastentoets gebruiken. Deze regeling is ook mogelijk met NHG.

Voorwaarden 1. De aanvrager moet een eigen woning hebben en een nieuwe woning aankopen. Tijdelijke huur is toegestaan, in overeenstemming met fiscale regels voor behoud overgangsrecht. 2. De aanvrager moet de AOW-leeftijd hebben bereikt op datum uitbrengen bindend aanbod. 3. De nieuwe bruto maandlast moet gelijk of lager zijn dan de huidige maandlast. Maandlast bestaat uit: rente, aflossing, erfpachtcanon en inleg opbouwproduct. 4. De rente moet minimaal 20 jaar worden vastgezet. 5. Een kortere rentevaste periode van minimaal 10 jaar is toegestaan, als: a. De leeftijd van de jongste partner op einddatum rentevaste periode minimaal 85 jaar is, of b. De lening bij einde rentevaste periode minder is dan 50% van de marktwaarde. 6. Een kortere rentevastperiode dan 20 jaar is toegestaan, als de lening aan het einde van die periode volledig is afgelost 7. Het aflossingsvrije deel mag maximaal 50% van de marktwaarde bedragen. Voorbeeld Mevrouw De Wit (alleenstaand, 70 jaar) wil een andere woning kopen. Haar huidige woning verkoopt ze voor € 300.000. Hierop rust een aflossingsvrije hypotheek van € 220.000 tegen een rente van 4,6%. Na aftrek van kosten resteert € 75.000 overwaarde. Haar pensioeninkomen (incl. AOW) bedraagt € 23.000. De financieringsbehoefte bij een koopprijs van € 220.000 (plus bijkomende kosten) bedraagt € 155.000. Ze kan de rente vastzetten voor 20 jaar tegen 1,60%. Volgens de standaardtoets kan mevrouw De Wit € 125.974 lenen.

Uitwerking seniorennorm De toegestane financieringslast bedraagt 23%, oftewel € 440,83 per maand. De lasten van de nieuwe hypotheek zijn: n n n

Aflossingsvrije hypotheek (€ 110.000 * 1,60% / 12 maanden): Annuïteitenhypotheek (€ 45.000 o.b.v. 1,60% en 360 maanden): Totale bruto maandlast:

€ € €

146,67 157,47 + 304,14

De nieuwe last is lager dan de huidige bruto maandlast (€ 843,33). Hiermee voldoet de lening aan de normen om gebruik te maken van deze explain-norm.

20 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Seniorenregeling inkomensarme periode Wanneer een klant binnen 10 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, óf hij heeft deze bereikt maar de gevraagde lening is niet haalbaar omdat de jongere partner op een later moment AOW ontvangt, dan mag tijdens deze ‘inkomensarme periode’ worden getoetst op basis van de werkelijke lasten. Deze regeling is ook mogelijk met NHG.

Voorwaarden 1. De maximale hypotheek tot AOW-datum en vanaf AOW-datum jongste partner wordt berekend op basis van de annuïteitentoets. 2. Duur van toetsing op basis van werkelijke lasten bedraagt maximaal 120 maanden. 3. De rentevaste periode moet minimaal 10 jaar bedragen en minimaal tot de AOW-datum van de jongste aanvrager. Deze eis geldt overigens niet voor al bestaande leningdelen. 4. Een kortere rentevastperiode is toegestaan wanneer de lening aan het einde van de rentevaste periode minder dan 50% van de marktwaarde bedraagt of wanneer deze volledig is afgelost op einddatum van de renteperiode. Voorbeeld Meneer Jacobs (68 jaar) heeft een pensioeninkomen van € 30.000. Over 30 maanden bereikt zijn vrouw de AOW-gerechtigde leeftijd. Vanaf dat moment krijgt ze € 13.000 aan inkomen. De familie Jacobs wil een hypotheek afsluiten van € 190.000 (€ 100.000 aflossingsvrij en € 90.000 annuïtair). Rente 1,65% voor 15 jaar vast. n Maximale hypotheek op basis van het huidige toetsinkomen: € 173.826 n Maximale hypotheek op AOW-leeftijd van beiden: € 254.235 De toegestane financieringslast tot AOW-datum van mevrouw is maximaal € 612,50 (24,5%). De werkelijke bruto lasten van deze hypotheek bedragen € 454,63. Op basis hiervan is de hypotheek passend. Het tijdelijke inkomenstekort kan met de werkelijkelastentoets worden overbrugd.

Verschillen: tijdelijk inkomenstekort en senioren verhuisregeling Leeftijd aanvrager: Gezinssituatie: Toetsing:

Type financiering:

Vergelijking huidige lasten: Max. duur inkomenstekort: Rentevastperiode: Zonder NHG mogelijk:

Tijdelijk inkomenstekort Minder 10 jaar AOW-datum, of met pensioen Altijd 2 aanvragers* Werkelijke lasten alleen gedurende periode tijdelijk tekort Geen specifieke eisen: n Aankoop (eerste woning) n Oversluiting n Verbouwing / verbetering Geen vergelijking 120 maanden 120 maanden Bij veel aanbieders mogelijk

Senioren verhuisregeling Minder 10 jaar AOW-datum, of met pensioen Geen eisen Werkelijke lasten vanaf AOW-datum

Specifieke eisen: Alleen bij aankoop nieuwe woning

n

Moeten ≤ huidige lasten N.v.t. 240 maanden Bij veel aanbieders mogelijk

* Zonder NHG is tijdelijk inkomenstekort ook toegestaan bij één aanvrager S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 21


Acceptatie

Hoofdstuk 1

Explain: beheernormen Acceptatiecriterianormen zijn erop gericht toekomstige risico’s voor de betaalbaarheid zo veel mogelijk uit te sluiten. Bij beheernormen wordt gekeken of voortzetting van de bestaande lening verantwoord is. De beheernormen kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt bij een relatiebreuk of overlijden. De hoogte van de lening speelt geen rol bij de vraag of een van de geldnemers in de woning kan blijven. Belangrijk is of de maandlasten betaalbaar zijn, voor minimaal de komende drie jaar. De beheernorm is gemaakt voor NHG-leningen. Veel aanbieders volgen deze norm ook voor leningen zonder NHG; soms stellen zij andere voorwaarden.

NHG Beheernormen Financieringslast: Deze wordt bepaald op basis van één van de twaalf beheertabellen. De van toepassing zijnde tabel is afhankelijk van de gezinssituatie, wel/geen werk, aftrekbaarheid rente en wel/geen AOW. Toetsinkomen: Er gelden geen uitsluitingen op inkomensbronnen. Het is toegestaan om het inkomen op alternatieve wijze vast te tellen (zie pagina 12-14). De volgende afwijkingen gelden ten opzichte van de standaardnormen: n Is sprake van een tijdelijk dienstverband zonder intentie, dan wordt uitgegaan van dit inkomen. n Is sprake is van een flexibele arbeidsrelatie, dan geldt het gemiddelde inkomen van de laatste drie kalenderjaren, tenzij het inkomen in het laatste jaar hoger is dan het gemiddelde. In dat geval geldt het hogere inkomen als uitgangspunt. n Sociale uitkeringen en ontvangen alimentatie is toetsinkomen, mits deze nog minimaal drie jaar lopen. n Inkomen uit naderend pensioen wordt buiten beschouwing gelaten, tenzij deze binnen drie jaar wordt bereikt. Toetsrente: Deze is gelijk aan de te betalen rente, als deze nog minimaal drie jaar vaststaat. Is de (resterende) looptijd korter, dan geldt de actuele 3-jaarsrente (of eerstvolgende). Maandlast & verplichtingen: De maandlast van de hypotheek moet zo laag mogelijk zijn. Het deel dat wordt uitgekocht moet minimaal annuïtair worden afgelost in 30 jaar. In geval van financiële verplichtingen wordt altijd uitgegaan van de werkelijke lasten. Er mag geen sprake zijn van een achterstand. Een herstelde 2-codering vormt geen belemmering. Inbreng vermogen: Vermogen moet worden ingebracht, waarbij 1,7% van de WOZ-waarde buiten beschouwing blijft, vermeerderd met € 3.550 per aanvrager.

Nieuwe partner Heeft de achterblijvende partij inmiddels een nieuwe partner, dan mag deze worden toegevoegd, mits deze mede-eigenaar, -schuldenaar en -bewoner wordt. 22 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 1

Acceptatie

Verhuurhypotheken Steeds meer consumenten besluiten om een woning te kopen om die te verhuren (buy to let) of hun huidige woning bij verhuizing niet te verkopen (keep to let).

Particulier of professional? In de verhuurmarkt wordt onderscheid gemaakt tussen particuliere en professionele beleggers. Particulieren hebben recht op consumentenbescherming. De standaard hypotheeknormen (Wft) zijn van toepassing, met dien verstande dat (toekomstige) huurinkomsten en eventuele financieringslasten onderdeel uitmaken van het toetskader. De rentes voor particuliere verhuurhypotheken zijn hoger dan bij woonhuisfinancieringen, maar weer lager dan bij professionele verhuurhypotheken. Een verhuurhypotheek voor de professionele belegger valt niet onder de Wft. Er vindt geen inkomenstoets plaats. Toetsing geschiedt op basis van de huurstroom (minimale ICR en DSCR). Hierdoor kan vaak meer worden geleend en is het proces eenvoudiger. Naast woonhuizen kunnen ook bedrijfsmatige panden of panden voor kamerverhuur worden gefinancierd. Veelal wordt gewerkt met gespecialiseerde taxateurs.

ICR

› 1,25

=

Bruto huur -/- exploitatiekosten Rentelasten

DSCR › 1,10

=

Bruto huur -/- exploitatiekosten Rentelasten + aflossing

De meeste aanbieders richten zich óf op particuliere verhuurders óf op professionele verhuurders. De onderlinge verschillen tussen de aanbieders zijn groot.

Grijs gebied Er is geen vaste norm om te bepalen of iemand particulier of professioneel handelt. Het aantal panden dat iemand heeft of wil gaan krijgen (de ambitie) speelt hierin een rol. De eigen beeldvorming van de klant speelt eveneens een rol. Soms worden aanvullende eisen gesteld, zoals het afgeven van een expansieverklaring. De AFM houdt toezicht om te beoordelen of particulieren ten onrechte als professional worden aangemerkt. Heb je ervaring met het verhuren van vastgoed?

Ja

Heb je meer dan 5 panden?

Nee

Ja Beoordeling als professioneel verhuurder

Nee

Wil je doorgroeien naar meer dan 3 panden?

Ja

Zie je jezelf als professioneel verhuurder?

Nee

Ja

Nee Beoordeling als particulier verhuurder

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 23


Het belang van advies over

Inkomensr isico overlijden

Het belang van advies over: Inkomensrisico overlijden Veel klanten hebben onvoldoende zicht op hun (financiële) situatie bij overlijden. Ze zijn zich hierdoor niet bewust van de financiële risico’s die ze lopen. Voor financieel adviseurs is dit een uitgelezen kans om hun klanten inzicht te geven in het overlijdensrisico en eventueel passende verzekeringsoplossingen.

Verplichte ORV Vanaf 2020 geldt voor zowel nieuwe als bestaande hypotheken met NHG geen verplichting meer om een overlijdensrisicoverzekering (ORV) te hebben. Als reactie hierop hebben diverse geldverstrekkers de verplichte ORV uit hun acceptatiebeleid geschrapt. Toch zijn er ook geldverstrekkers die nog wel een (verpande) ORV eisen.

Anw-uitkering Bij overlijden kan de langstlevende partner mogelijk aanspraak maken op een Anw-uitkering. Die overblijvende partner moet dan wel een eigen kind, pleegkind of stiefkind jonger dan 18 jaar verzorgen óf voor minimaal 45% arbeidsongeschikt zijn. De Anw-uitkering bedraagt 70% van het minimumloon, waarbij bepaalde inkomsten (deels) in mindering worden gebracht.

Nabestaandenpensioen Daarnaast kan een werknemerspensioenregeling een nabestaandenpensioen bevatten. Het is belangrijk om te controleren of de partner hierin ook kwalificeert als pensioenpartner. n bij een bepaald partnerpensioen moet de partner specifiek worden vermeld in de pensioenregeling n bij een onbepaald partnerpensioen wordt altijd een nabestaandenvoorziening opgebouwd. Pas nadat de deelnemer overlijdt, wordt uitgezocht of deze een partner had. Een ander aandachtspunt geldt bij pensioenen op risicobasis: de langstlevende ontvangt hieruit enkel een nabestaandenpensioen als de overleden partner nog in dienst was of (na ontslag) een WW-uitkering ontving.

Aanvullende voorziening Als adviseur kijk je niet alleen naar de huidige financiële positie van de klant, maar ben je ook verplicht om de betaalbaarheid van de (hypotheek)lasten op termijn mee te nemen. Het overlijdensrisico is dan ook een onmisbaar onderdeel van het advies. Op basis van een uitgebreide inventarisatie maak je een analyse, waarin je alle relevante aspecten meeneemt. Als hieruit blijkt dat er voor de klant een onaanvaardbaar tekort ontstaat, dan adviseer je een (aanvullende) verzekeringsoplossing die past bij de financiële positie, doelstellingen en risicobereidheid van de klant.

24 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


2 Hoofdstuk 2

Duurzaam wonen

Duur zaam wonen

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 25


Duurzaam wonen

Hoofdstuk 2

Terugverdientermijn energiebesparende voorzieningen Maatregelen die een woning energiezuiniger maken, leiden tot een lagere energierekening. Dit voordeel kan worden benut voor een hogere hypotheek (zie pagina 29). In de Tijdelijke regeling hypothecair krediet (Trhk) staat een limitatieve lijst met maatregelen die hiervoor in aanmerking komen (zie pagina 30). Nibud heeft berekend wat de terugverdientijd is van verschillende investeringen, wanneer deze worden gefinancierd met een 30-jarige hypotheek tegen een toetsrente van 5%. De berekeningen zijn gemaakt als afzonderlijke investering. Het is niet duidelijk of de uitkomst ook geldt voor combinaties van voorzieningen. Een combinatie van maatregelen kan minder voordeel opleveren dan de som van elke afzonderlijke maatregel. Terugverdientermijn in jaren Vrijstaande woning Hoekwoning / 2-1 Tussenwoning Isoleren spouwmuur 4,5 4,2 3,9 Isoleren schuin dak / verwarmde zolder 8,3 8,5 8,5 Isoleren vloer begane grond 9,5 9,1 9,6 HR++-glas (tov enkel glas) 14,7 13,7 13,0 Zonnepanelen 15,9 12,9 16,8 (5400 wattpiek) (3000 wattpiek) (1800 wattpiek)

Warmteterugwinning De opbrengst van warmtepompen is minder duidelijk. Zowel de hybride warmtepomp als de volledige warmtepompen op lucht en bodem hebben alleen een positieve opbrengst als het gaat om varianten met een lage aanschafprijs. De berekeningen zijn gedaan exclusief eventuele subsidie. Een douche met warmteterugwinning levert over het algemeen weinig op, maar de investering is eveneens gering. Hybride warmtepomp bij bestaande HR Volledige warmtepomp bij goed geïsoleerde woning (op lucht) Volledige warmtepomp bij goed geïsoleerde woning (op bodem)

Terugverdientermijn in jaren Goedkoopst Duurst 22,5 Niet mogelijk 26,3 Niet mogelijk 24,5 Niet mogelijk

Verschil CDEFG- en AB-woningen De gemiddelde extra energiebesparing als gevolg van het verschil in energieverbruik tussen woningen met de labels CDEFG en woningen met de labels AB, omgezet naar een 30-jarige hypotheek, leidt tot een gemiddelde extra hypotheekruimte van € 8.470. Deze extra ruimte (forfaitair € 9.000) kan alleen worden gebruikt bij een A-woning (zie pagina 28).

26 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 2

Duurzaam wonen

Financieren energiebesparende voorzieningen Het financieren van energiebesparende voorzieningen kan op verschillende manieren: hypothecair, consumptief of met speciale leningen.

Hypothecair Als energiebesparende voorzieningen worden gefinancierd met een hypotheek, dan gelden ruimere leennormen (zie pagina 28 – 29). Sommige aanbieders bieden zogeheten ‘duurzaamheidshypotheken’ aan. Met een apart leningdeel kunnen de verduurzamingsmaatregelen worden gefinancierd tegen een (substantieel) lagere rente. Als de te treffen voorzieningen nog niet exact zijn bepaald, kan gebruik worden gemaakt van een Energiebespaarbudget (EBB). Dit is een bouwdepot van maximaal 106% van de marktwaarde van de woning. Na passeren kunnen gelden uit het depot worden opgenomen. Steeds meer aanbieders geven een rentekorting, wanneer de woning een energiezuinig(er) label krijgt. Om hiervoor in aanmerking te komen is een nieuw energielabel nodig.

Consumptief krediet Is er geen ruimte om een (aanvullende) hypotheek af te sluiten, of is het leenbedrag te laag in het licht van de bijkomende kosten, dan kan een consumptief krediet de oplossing bieden. De rente op een persoonlijke lening is aftrekbaar voor eigenwoningbezitters. Bij een consumptief krediet wordt niet gewerkt met een depotconstructie. Net als bij hypotheken zijn er gespecialiseerde kredietaanbieders die specifiek voor verduurzaming persoonlijke leningen aanbieden, tegen een scherpe rente.

Energiebespaarlening Met de Energiebespaarlening kunnen huiseigenaren tegen een lage rente een lening afsluiten voor energiebesparende maatregelen, zoals dak-, vloer- en gevelisolatie, isolatieglas en zonnepanelen. De persoonlijke lening bedraagt maximaal € 25.000. De maximale lening is bij een Zeer energiezuinig Pakket € 50.000 en bij een Zeer Energiezuinig Pakket + (Nul op de meter) € 65.000. Maximaal 75% van het leenbedrag mag worden besteed aan zonnepanelen. De overige 25% moet worden besteed aan andere energiebesparende maatregelen. Meer informatie en aanvragen kan via www.energiebespaarlening.nl.

SVn Duurzaamheidslening Als de gemeente waarin de aanvrager woont deelneemt, dan kan via SVn een Duurzaamheidslening worden aangevraagd. De lening, tegen een lage rente, bedraagt maximaal € 25.000. De looptijd voor leningen vanaf € 7.500 is maximaal 15 jaar, daaronder maximaal 10 jaar. Meer informatie en aanvragen kan via: www.svn.nl/duurzaamheidslening. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 27


Duurzaam wonen

Hoofdstuk 2

LTI-norm bij energiezuinige woning Is sprake is van een energiezuinige woning of treft de aanvrager energiebesparende voorzieningen (EBV), dan mag een vast bedrag extra worden geleend. Voorwaarde is dat het (gezamenlijke) toetsinkomen ten minste € 33.000 bedraagt.

Energiezuinige woning € 9.000 wanneer sprake is van een woning met een geldig energielabel van ten minste A++ (afgegeven vóór 1 januari 2015), of een energie-index of energieprestatiecoëfficiënt van ten hoogste 0,6 (afgegeven vóór 1 januari 2021) of een geldig energielabel A+++ (afgegeven na 1 januari 2021). Iedere woning gebouwd na 2011 voldoet aan deze norm.

Energieneutrale woning € 15.000 wanneer sprake is van een woning met een energie-index of een energiecoëfficiënt gelijk aan of lager dan nul, of met een maximaal primair fossiel energiegebruik dat gelijk is aan of lager is dan 0 kWh/m2 per jaar.

Nul-op-de-Meter-woning € 25.000 wanneer sprake is van een Nul-op-de-Meter-woning, waarvoor een energieprestatiegarantie is afgegeven voor een periode van ten minste tien jaar.

Energiebesparende voorzieningen Worden energiebesparende voorzieningen (EBV) getroffen, dan mogen de kosten hiervoor, tot maximaal € 9.000, extra worden geleend. Deze norm geldt niet in combinatie met bovenstaande verruimingen.

Energiebespaarbudget (EBB) Als niet bekend is welke EBV worden getroffen, dan is het Energiebespaarbudget een optie. Dit is een bijzonder bouwdepot (veelal van € 9.000), waaruit later kosten voor EBV kunnen worden opgenomen. Wordt het depot niet (volledig) gebruikt, dan wordt het resterende depotbedrag afgelost op de hypotheek. Een EBB kan tot maximaal 106% van de marktwaarde van de woning worden verstrekt. Zie pagina 30 voor een overzicht van toegestane energiebesparende voorzieningen.

28 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 2

Duurzaam wonen

LTV-norm bij energiebesparende voorziening Energiebesparende voorzieningen (EBV) mogen tot maximaal 106% van de marktwaarde worden gefinancierd. Voor het bepalen van de marktwaarde telt de waardestijging als gevolg van de EBV niet mee. Er zijn drie situaties mogelijk: 1. Alleen energiebesparende voorzieningen Maximale lening: 100% van de marktwaarde vóór verbouw, plus de kosten EBV. 2. Gemengde verbouwing en in het taxatierapport staat één marktwaarde na verbouwing Maximale lening: 100% marktwaarde pro rata na verbouw zonder EBV, plus kosten EBV. 3. Gemengde verbouwing en in het taxatierapport staan twee taxatiewaarden Maximale lening: 100% marktwaarde na verbouw zonder EBV, plus de kosten EBV. Voorbeeld Herma en Iris kopen een woning voor € 150.000. Ze gaan voor € 12.000 verbouwen. Daarvan is € 7.000 bestemd voor EBV (zonnepanelen) en € 5.000 voor vervanging van de badkamer. Het taxatierapport vermeldt een marktwaarde van € 159.000 na verbouwing. De totale verbouwingskosten bedragen € 12.000. Deze investering leidt tot een waardestijging van € 9.000, oftewel 75%. De maximale lening op het onderpand bedraagt in dit geval: € 150.000 + (75% * € 5.000) + € 7.000 = € 160.750. Zou de taxateur de taxatiewaarde in het rapport vermelden zonder rekening te houden met EBV (stel: € 153.000), dan bedraagt de maximale lening op het onderpand in dat geval: € 153.000 + € 7.000 = € 160.000.

Energiebesparende voorzieningen i.c.m. desktoptaxatie en NHG Voor financieringen tot 90% van de marktwaarde kan gebruik worden gemaakt van een desktop-taxatierapport. De maximale kostengrens mag niet worden overstegen. Voorbeeld Corné heeft een hypotheek van € 190.000. Hij gaat voor € 20.000 verbouwen en besteedt € 15.000 aan EBV. De financieringskosten bedragen € 13.000. De waarde van de woning, volgens desktoptaxatie, bedraagt € 340.000. Hij wil een hypotheek van € 238.000 met NHG. De maximale lening op het onderpand bedraagt € 272.000 (90% woningwaarde). Toch is de hypotheek niet haalbaar met NHG. De woningwaarde na verbouwing overstijgt namelijk de kostengrens van € 355.000. De EBV-kostengrens (€ 376.300) mag alleen worden gebruikt voor financiering van EBV.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 29


Duurzaam wonen

Hoofdstuk 2

Kennis- en ervaringstoets bij financiering EBV Een financieel adviseur die – zonder daarbij te adviseren (execution only) – bemiddelt in een hypotheek, moet vooraf de passendheid van de lening toetsen. Dit gebeurt met een kennis- en ervaringstoets. Om verduurzaming van de woning voor meer eigenaren aantrekkelijker te maken is een kennis- en ervaringstoets niet nodig, wanneer sprake is van een verhoging van de hypotheek voor de financiering van energiebesparende voorzieningen. Daarbij gelden de volgende aanvullende voorwaarden: n De aanvullende lening bedraagt maximaal € 25.000 n De aanvullende lening wordt afgesloten binnen vijf jaar na het afsluiten van de eerste hypotheek n De aanvullende lening wordt afgesloten bij dezelfde geldverstrekker

Energiebesparende voorzieningen De Tijdelijke regeling hypothecair krediet geeft de volgende voorbeelden van energiebesparende voorzieningen: n n n n n n n n n n n

Gevelisolatie Dakisolatie Vloerisolatie Leidingisolatie Hoog rendement beglazing (ten minste HR++) Energiezuinige deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen in combinatie met hoog rendement beglazing (ten minste HR++) Douchewarmteterugwinningsysteem Energiezuinig ventilatiesysteem in combinatie met andere energiebesparende voorzieningen Warmtepompen Zonnecellen of een combinatie van genoemde voorzieningen.

30 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 2

Duurzaam wonen

Btw-teruggave en subidies Btw-teruggave zonnepanelen Particulieren kunnen de btw over de aanschaf en installatie van zonnepanelen terugvragen. Belastingtechnisch worden houders van zonnepanelen namelijk gezien als ondernemer. Om niet ieder kwartaal btw-aangifte te hoeven doen, kan worden gekozen voor de kleineondernemersregeling (KOR). In dat geval wordt niet het gehele btw-bedrag terug ontvangen. Een vooraf vastgesteld bedrag (forfait) gaat hiervan af. De hoogte van het forfait is afhankelijk van het opwekvermogen in wattpiek en of sprake is van wel of niet geïntegreerde panelen. Voorbeeld Willem heeft zonnepanelen op zijn dak laten plaatsen. Deze hebben een opwekvermogen van 3.200 wattpiek. Volgens de factuur betaalt Willem € 950 aan btw. Hij kiest voor de KOR. Het forfait behorende bij 3.200 wattpiek bedraagt € 80. Willem ontvangt na aangifte € 870 aan btw terug.

Voorwaarde om in aanmerking te komen voor btw-teruggave is dat de naam van de aanvrager op de factuur van de zonnepanelenleverancier, het energiecontract en de factuur van het energiebedrijf staat. Op geïntegreerde zonnepanelen kan maar 1/3 deel van de betaalde btw worden teruggevraagd. Het forfaitbedrag is in dat geval ook lager. Kijk voor meer informatie op de website van de Belastingdienst.

Landelijke ISDE-subsidie voor isolatie De Rijksoverheid geeft zo’n 30% subsidie op isolatiemaatregelen en warmtepompen. Om in aanmerking te komen voor subsidie moeten binnen een jaar ten minste twee isolatiemaatregelen zijn uitgevoerd, of één isolatiemaatregel in combinatie met een warmtepomp, zonneboiler of aansluiting op een warmtenet. De subsidie wordt uitbetaald nadat de eerste maatregel is uitgevoerd en betaald. Aanvragen kan via: www.rvo.nl/subsidie-en-financieringswijzer/isde/woningeigenaren. Op deze site staan de bedragen per vierkante meter, het minimale oppervlak dat geïsoleerd moet worden en een rekentool. In het Stappenplan staat wat moet worden ingevuld en welke bewijzen moeten worden meegestuurd. Sommige gemeentes bieden lokale subisidies voor isolatie. De energiesubsidiewijzer is te raadplegen via: www.verbeterjehuis.nl/energiesubsidiewijzer. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 31


Het belang van advies over

Inkomensr isico werkloosheid

Het belang van advies over: Inkomensrisico werkloosheid Eind 2021 was het werkloosheidspercentage in Nederland 3,8%, oftewel 369.000 personen. Tegelijkertijd stonden er tegenover 100 werklozen op dat moment 136 vacatures. 1. Definitie werklozen In Nederland zijn er bijna 4,2 miljoen mensen tussen de 15 en 75 jaar die niet werken. Dat is dus veel meer dan het officiële aantal werklozen van circa 369.000. Dat komt door de definitie van ‘werklozen’. Dat zijn alle mensen tussen de 15 en 75 jaar (de ‘beroepsbevolking’) die geen werk hebben maar wel op zoek zijn en binnen twee weken beschikbaar zijn. 2. Kans op ontslag Iemand heeft een kans van ongeveer 35% om tijdens diens werkzame leven ooit eens ontslagen te worden. Vaak wordt juist in de periode van het werkzame leven een hypotheek afgesloten met een duur van 30 jaar. 3. Wel uitkering, niet werkloos Iemand met een WW-uitkering wordt lang niet altijd tot de werklozen gerekend. Iemand die na ontslag uit een voltijdbaan in deeltijd gaat werken, heeft recht op een gedeeltelijke WWaanvulling. Ook zijn er WW’ers die niet recent naar werk hebben gezocht of niet onmiddellijk weer aan de slag kunnen, bijvoorbeeld door ziekte. En steeds meer mensen kiezen ervoor om als zzp’er aan de slag te gaan tijdens hun uitkering. Ook zij zijn officieel niet werkloos. 4. Geen uitkering, wel werkloos Ongeveer de helft van de werklozen heeft geen uitkering. Bijvoorbeeld zelfstandigen die geen werk meer hebben. Maar ook iedereen wiens WW is afgelopen maar niet in aanmerking komt voor een bijstandsuitkering: vanwege inkomsten van een partner of vanwege vermogen (> € 6.505 per persoon in 2022, of > € 54.900 aan overwaarde op de woning). 5. WW-uitkering De duur van de WW is sinds 2016 afgenomen [zie Kerncijfers sociale zekerheid]. Die is nu nog maximaal 24 maanden. De hoogte van de WW-uitkering is gemaximeerd.

Mogelijk verzachtende factoren bij werkloosheid: a. Kans op werk: de kans dat iemand opnieuw werk vindt na ontslag is sterk afhankelijk van werkervaring, opleiding en bedrijfstak. Houd daarmee rekening in uw advies. b. Transitievergoeding: sinds 2020 is de transitievergoeding 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar, met een maximum van een heel jaarsalaris of € 86.000 (2022). c. Aanwezigheid van een buffer: is er genoeg eigen geld om een periode van werkloosheid te overbruggen, en zo ja voor hoe lang? d. Cao: in cao’s van werkgevers zijn vaak afspraken gemaakt over ontslag, zoals een opleidingstraject of aanvullende uitkering. Denk daarbij ook aan de SPAWW. 32 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


3 Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Rele v ant e Regelge v ing

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 33


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

Eigenwoningregeling Begrip eigen woning Als eigen woning kwalificeert volgens de Wet IB 2001: n een gebouw, duurzaam aan een plaats gebonden schip of woonwagen (inclusief eventuele aanhorigheden); n die de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat; n op grond van eigendom of een krachtens erfrecht verkregen recht van vruchtgebruik, recht van bewoning of recht van gebruik. Enkele uitbreidingen: a. Woningen die leeg én te koop staan worden in het lopende kalenderjaar plus de drie daaropvolgende kalenderjaren aangemerkt als eigen woning. b. Dat geldt ook voor woningen in aanbouw als deze in het kalenderjaar van aanbouw of de drie daaropvolgende jaren als hoofdverblijf gaan dienen. c. Woningen kunnen bij een scheiding voor de vertrekkende partner nog twee jaar lang worden aangemerkt als eigen woning. d. Bij verhuizing naar een verpleeg- of verzorgingstehuis wordt een woning nog voor ten hoogste twee jaar aangemerkt als eigen woning. e. Bij een tijdelijk verblijf elders (maximaal één jaar) kunnen woningen onder voorwaarden blijven kwalificeren als eigen woning.

Eigenwoningforfait Een percentage van de WOZ-waarde van de eigen woning wordt opgeteld bij het inkomen uit werk en woning. De hoogte van deze bijtelling – het eigenwoningforfait (EWF, zie pagina 64) – is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde.

Eigenwoningschuld Een eigenwoningschuld (EWS) is een schuld in verband met de eigen woning: verwerving, verbetering/onderhoud, afkoop van rechten van erfpacht, opstal en beklemming. Ook schulden voor de betaling van bepaalde financieringskosten kwalificeren als EWS. Behoudens overgangsrecht geldt voor een EWS de contractuele verplichting tot het ten minste annuïtair aflossen in ten hoogste 360 maanden. n Rente en kosten van een EWS zijn in 2022 aftrekbaar tegen maximaal 40%. n Een schuld kan gedurende maximaal 360 maanden kwalificeren als EWS. n De EWS wordt verlaagd met een eventueel openstaande eigenwoningreserve en bedragen die zijn geschonken binnen de verhoogde schenkingsvrijstelling.

Bijleenregeling Bij vervreemding van een eigen woning – hieronder valt ook ‘verhuizing’ naar box 3 – ontstaat een eigenwoningreserve (EWR), als de tegenprestatie (verminderd met verkoopkosten) hoger is dan de openstaande eigenwoningschuld. Deze EWR vervalt na verloop van drie kalenderjaren. 34 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Wijzigingen per 2022: n Een eigenwoningreserve gaat bij het ontstaan van een huwelijksgoederengemeenschap enkel nog over bij een algehele gemeenschap van goederen. n Bij gezamenlijke aankoop kan individuele toepassing van de bijleenregeling bij een partner met EWR ertoe leiden dat niet diens volledige schuld als EWS kan worden aangemerkt. Deze partner mag dan de niet-benutte ruimte van de maximale EWS van de andere partner benutten.

Aflossingsschema en aflossingsstand Als een EWS met fiscale aflossingsverplichting wordt overgesloten, dan moet op de nieuwe EWS het lopende aflossingsschema worden voortgezet. Als niet aan deze verplichting wordt voldaan, valt de nieuwe schuld volledig in box 3. Is de EWS direct voorafgaand aan een verkoop hoger dan erna – of ontbreekt erna een EWS – dan blijft (het meerdere van) de EWS vóór verkoop bewaard, evenals de resterende looptijd in maanden. Deze aflossingsstand vervalt niet na verloop van tijd. Die stand moet worden toegepast als de belastingplichtige een nieuwe EWS aangaat. Wijzigingen per 2022: n Bij gezamenlijke aankoop blijft toepassing van de aflossingsstand van één van de partners beperkt tot diens aandeel in de nieuwe EWS. Vervolgens worden (fiscaal) alle leningdelen gezamenlijke leningdelen, ongeacht de samenlevingsvorm. n Als bij overlijden een EWS overgaat op de partner, dan gaat eveneens het lopende aflossingsschema over. Een eventuele aflossingsstand vervalt bij overlijden.

Overgangsrecht Een EWS wordt aangemerkt als bestaande eigenwoningschuld als deze vóór 1 januari 2013 is afgesloten. Er geldt dan géén aflossingseis. Als op een bestaande EWS wordt afgelost, vervalt het overgangsrecht voor het bedrag van de aflossing. Wordt uiterlijk in het kalenderjaar volgend op de aflossing opnieuw een EWS afgesloten, dan kwalificeert deze tot maximaal het bedrag van de aflossing opnieuw als bestaande EWS. Wijzigingen per 2022: n Heeft één van de partners bij oversluiten een bestaande EWS, dan kán dit overgangsrecht door beide partners naar rato van hun schuldaandeel in de nieuwe schuld worden benut. In dit geval gaat ook het renteaftrekverleden over op de partner.

Draagplichtovereenkomst Bij eenvoudige gemeenschappen (waarbij de woning en schuld niet in een algehele of beperkte gemeenschap van goederen vallen) kan naast toepassing van de nieuwe wettelijke regeling ook worden gekozen voor een afwijkende interne draagplicht (draagplichtovereenkomst). Hiermee kan de civiele schuldverhouding worden afgestemd op de feitelijke inbreng van eigen middelen en de fiscale eigenwoningverledens van beide partners. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 35


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

Vergoedingsrechten Vergoedingsrechten ontstaan als één van de partners met privévermogen investeert in het vermogen van de andere partner. Dit is bijvoorbeeld het geval als partners gezamenlijk een eigen woning kopen en één van de partners (meer) eigen middelen inbrengt.

Wanneer ontstaat géén vergoedingsrecht? In de onderstaande situaties ontstaat geen vergoedingsrecht: n Eén van de partners voldoet kosten van de huishouding, zoals hypotheekrentelasten, verzekeringspremies en onroerendezaakbelasting. n Er is sprake van een geldlening, een gift of een natuurlijke verbintenis tussen de partners. n De partners hebben een draagplichtovereenkomst afgesloten, waarin de onderlinge schuldverhouding is afgestemd op de inbreng van eigen middelen. n De partners zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. In andere gevallen, dus bij investeringen in de verwerving van een woning (of bijvoorbeeld verbetering/onderhoud hiervan), ontstaat automatisch een vergoedingsrecht. Ook bij het betalen van premies voor een levensverzekering, waarmee de hypotheek op een later moment wordt afgelost, ontstaat een vergoedingsrecht.

Hoogte van het vergoedingsrecht Voor gehuwden en geregistreerd partners geldt op grond van artikel 1:87 BW het volgende: n Investering vóór 1 januari 2012 Ô nominaliteitsleer (de vordering houdt haar oorspronkelijke waarde) n Investering na 31 december 2011 Ô evenredigheidsleer (de vordering is afhankelijk van de waardeontwikkeling waarin is geïnvesteerd) Partners kunnen afwijken van de wettelijke regeling. Voor ongehuwden geldt standaard de nominaliteitsleer, tenzij ze hierover andere afspraken maken.

Berekening vergoedingsrecht per partner Als beide partners investeren in een gezamenlijk goed, dan wordt de hoogte van het vergoedingsrecht per partner en aan de hand van de eigendomsverhouding berekend. Voorbeeld A en B kopen een woning in de verhouding 60%/40%. A brengt € 80.000 aan privévermogen in, B brengt € 60.000 aan privévermogen in. n A investeert € 32.000 (€ 80.000 x 40%) in het eigendomsaandeel van B n B investeert € 36.000 (€ 60.000 x 60%) in het eigendomsaandeel van A n Per saldo heeft B een vordering van € 4.000 op A

36 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Partneralimentatie Sinds 1 januari 2020 is de maximale duur van partneralimentatie ingekort. Vóór 1 juli 1994 moest voor onbepaalde tijd partneralimentatie worden betaald. Tussen 1994 en 2020 bedroeg de uitkeringsduur maximaal 12 jaar. In 2020 is deze ingekort naar 50% van de huwelijksperiode, met een maximum van 5 jaar (artikel 1:157 lid 1 BW). Hierop gelden enkele uitzonderingen.

Stroomschema wettelijke regeling partneralimentatie JA

Heeft het huwelijk langer dan 15 jaar geduurd?

NEE Hebben de ex-partners samen (een) kind(eren) jonger dan 12 jaar?

Bereikt de alimentatiegerechtigde binnen 10 jaar de AOW-leeftijd?

JA

Duur partneralimentatie Tot het jongste kind 12 jaar wordt óf 50% van de huwelijksduur met een maximum van 5 jaar (langste termijn geldt)

NEE

Hebben de ex-partners samen (een) kind(eren) jonger dan 12 jaar?

NEE Duur partneralimentatie Tot de alimentatiegerechtigde de AOW-leeftijd bereikt óf 50% van de huwelijksduur met een maximum van 5 jaar (langste termijn geldt)

JA

JA

NEE

Is de alimentatiegerechtigde geboren op of voor 1 januari 1970?

Duur partneralimentatie Tot de alimentatiegerechtigde de AOW-leeftijd bereikt, het jongste kind 12 jaar wordt óf 50% van de huwelijksduur met een maximum van 5 jaar (langste termijn geldt)

NEE Duur partneralimentatie 50% van de huwelijksduur met een maximum van 5 jaar

JA Hebben de ex-partners samen (een) kind(eren) jonger dan 12 jaar?

JA

NEE Duur partneralimentatie Tot het jongste kind 12 jaar wordt óf 10 jaar (langste termijn geldt

Duur partneralimentatie 10 jaar

Ex-partners kunnen gezamenlijk kiezen voor een kortere of langere uitkeringsduur. Daarnaast kan een rechter in uitzonderlijke gevallen besluiten de uitkeringsduur te verlengen.

Kinderalimentatie In de kinderalimentatie is niets gewijzigd: de onderhoudsverplichting voor kinderen geldt – uitzonderingen daargelaten – tot de 21-jarige leeftijd. Voldoet een 18-jarig kind zelf in diens levensonderhoud, dan kan de kinderalimentatie vanaf dat moment eindigen.

Indexeringspercentage Alimentatiebedragen worden ieder jaar op 1 januari verhoogd met het loonindexcijfer van het CBS. Dit is afhankelijk van de gemiddelde loonstijging in Nederland. In 2022 bedraagt dit percentage 1,9%. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 37


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

Differentiatie overdrachtsbelasting Sinds 1 januari 2021 is het algemene tarief van de overdrachtsbelasting (OVB) verhoogd tot 8%. Dit tarief geldt in elk geval voor: n Het verkrijgen van onroerend goed dat geen woning is; n Het verkrijgen van onroerend goed door een andere partij dan een natuurlijk persoon. Alleen woningcorporaties die in het kader van taakoverdracht woningen verkrijgen, zijn als niet-particuliere instantie vrijgesteld van de OVB. Voor natuurlijke personen die een woning kopen kan een verlaagd tarief (2%) gelden of een vrijstelling. Of iemand daarvoor in aanmerking komt, is uit onderstaand schema af te leiden.

Gaat koper de woning duurzaam bewonen en verklaart hij dit schriftelijk?

NEE

OVB-tarief 8%

NEE

OVB-tarief 2%

JA Is koper meerderjarig, maar jonger dan 35 jaar?

JA Is de woningwaarde € 400.000 of minder?

NEE

JA Gebruikt de koper de startersvrijstelling voor het eerst

NEE

JA

38 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2

OVB-vrijstelling


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Aandachtspunten overdrachtsbelasting Aan de vaststelling welk OVB-tarief in welke situatie van toepassing is, kleven diverse haken en ogen. We zetten hier puntsgewijs een aantal belangrijke aandachtspunten op een rij: n n n

n

n

n n n n

n

n

n n

Nieuwbouwwoningen zijn belast met btw en daarom vrijgesteld van OVB. De passeerdatum van de woning is leidend, niet de datum van de koopakte. De waarde van de woning is leidend voor het drempelbedrag van € 400.000, dus niet de verkrijging per persoon. Twee mensen die samen een woning kopen van € 410.000, zijn elk 2% verschuldigd over hun verkrijging van € 205.000 als ze de woning gaan bewonen. Op 1 januari 2023 stijgt de woningwaardegrens naar € 440.000. Dat kan aanleiding zijn de overdracht uit te stellen tot na deze datum, omdat het tot maximaal € 8.800 voordeel kan leiden. Als de woning in de (beperkte) gemeenschap valt, is de verkrijger van de woning leidend voor vaststelling van het tarief. Een echtpaar (de een jonger dan 35 en de ander ouder dan 35 jaar) kan de woning laten kopen door degene die nog geen 35 is, waardoor die alleen op diens naam komt. De OVB-vrijstelling kan dan volledig gelden, hoewel de woning wel gewoon in de gemeenschap valt van degene die ouder is dan 35. Het verlaagde tarief of de vrijstelling kan ook gelden voor rechten op woningen, zoals erfpacht, vruchtgebruik of appartementsrecht. Bij overdracht van alléén het economische eigendom (en niet het juridische) is altijd 8% overdrachtsbelasting verschuldigd. Bij aanschaf van aanhorigheden geldt hetzelfde tarief als dat van de woning zelf, mits deze aanhorigheid gelijktijdig wordt aangekocht. Bij latere aanschaf geldt als OVB-tarief 8%. Als iemand een woning koopt onder de woningwaardegrens, maar binnen 12 maanden een aanhorigheid koopt of bijvoorbeeld de erfpacht afkoopt, waardoor de totale verkrijging boven die grens uitkomt, dan wordt een startersvrijstelling over de eerste aankoop teruggenomen. Er moet alsnog 2% worden betaald (+8% over de extra verkrijging). Niet alles wat als ‘eigen woning’ geldt voor de inkomstenbelasting, is een onroerend goed. Denk hierbij aan een woonark. In beginsel is die roerend en daarom is er geen overdrachtsbelasting verschuldigd. Koopt iemand een ligplaats of steiger (onroerend), dan is daarover 8% OVB verschuldigd, ook al wordt die gelijktijdig aangeschaft en is het een aanhorigheid in de zin van de inkomstenbelasting. Voor het verlaagde tarief of de vrijstelling geldt dat de woning “anders dan tijdelijk” als hoofdverblijf moet dienen. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat die periode ten minste 6 maanden moet zijn. Verhuist iemand – ondanks een getekende verklaring – toch binnen 6 maanden? Dan is een naheffing (8%) mogelijk. Daarnaast kan een boete van 100% plus rente worden opgelegd. Alleen als er door onvoorziene omstandigheden binnen 6 maanden wordt verhuisd, geldt de naheffing niet. Een onvoorziene omstandigheid is bijvoorbeeld: (echt)scheiding, overlijden, baanverlies, baanverandering of het tenietgaan van de woning S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 39


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

Wat kunt u met een KEW? KEW staat voor Kapitaalverzekering Eigen Woning. Met ‘KEW’ wordt ook bedoeld Spaarrekening Eigen Woning (SEW) of Beleggingsrekening Eigen Woning (BEW), tenzij anders vermeld.

KEW-vrijstelling In 2022 is een KEW-uitkering per belastingplichtige tot € 173.500 vrijgesteld van belasting, op voorwaarde dat met de uitkering een eigenwoningschuld (EWS) – of restschuld – wordt afgelost. Sinds 1 april 2017 is de eis vervallen dat er ten minste 20 jaar premie moet zijn betaald om voor de hoge vrijstelling in aanmerking te komen. Hieronder zijn enkele specifieke situaties nader toegelicht. Gebruik KEW Gedeeltelijke afkoop (gebruik vrijstelling 15 jaar en 20 jaar); conform overeenkomst verzekeraar* Gedeeltelijke afkoop (gebruik vrijstelling 15 jaar en 20 jaar); niet conform overeenkomst verzekeraar*

Overschrijding bandbreedte 1:10*

Premievrijmaking na 15 jaar premiebetaling, uitkering volgt later* Deel KEW-uitkering gebruiken ter aflossing van een deel van de EWS/restschuld. KEW-uitkering is groter dan de EWS, waardoor maar een deel van de KEW wordt gebruikt ter aflossing van hele EWS/restschuld. KEW-uitkering gebruiken ter aflossing van de EWS onder nieuw recht (na 1-1-2013).

Toegestaan? Eventuele gevolgen Toegestaan, maar alleen als dit vóór 1-4-2017 is overeengekomen op de polis. Beide uitkeringen moeten de EWS of restschuld verlagen. Niet toegestaan. Het rentebestanddeel in de hele (fictieve) uitkering is belast op het moment van de eerste uitkering. Dus ook over het deel dat nog niet is uitgekeerd. Niet toegestaan. Het hele rentebestanddeel in de waarde is direct belast. Uitzondering: Toegestaan als de wijziging van de premie buiten 1:10 het gevolg is van een nieuwe rentevastperiode. Toegestaan. Niet toegestaan. Het rentebestanddeel in de hele uitkering is belast. Toegestaan. Het rentebestanddeel in het KEWuitkeringsdeel dat de EWS overstijgt is wel belast. Toegestaan. Het maakt niet uit welke EWS wordt afgelost: bestaande EWS of nieuwe EWS is een keuzemogelijkheid.

* Geldt ook voor een kapitaalverzekering Brede Herwaardering (1-1-1992 tot 14-9-1999), alleen hoeft met die uitkering geen EWS/restschuld te worden afgelost om voor vrijstelling in aanmerking te komen.

Berekening belast rentebestanddeel Indien een KEW-uitkering hoger is dan de vrijstelling, wordt het belaste rentebestanddeel als volgt berekend: (U - V) x (U - P) U De U staat voor uitkering, de V voor vrijstelling en de P voor het totaal aan betaalde premies. Als niet is voldaan aan de voorwaarden, is de V gelijk aan nul. Het belaste rentebestanddeel is dan U – P. 40 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

KEW, SEW en BEW bij overlijden Bij overlijden is er wel een verschil te zien tussen een KEW enerzijds en een SEW of BEW anderzijds. De KEW-vrijstelling geldt wel voor alle producten, onder de voorwaarde dat daarmee de EWS zo veel als mogelijk wordt afgelost. Situatie bij overlijden KEW: verzekerde overlijdt

Mogelijkheden en gevolgen KEW keert uit. Voortzetting niet mogelijk. KEW-vrijstelling overledene geldt. KEW-vrijstelling overledene wordt opgeteld bij vrijstelling van eventueel nog levende partner. SEW of BEW: rekeninghouder overlijdt Saldo valt in nalatenschap. Indien een partner overblijft, keuzerecht: 1. Alleen saldo overledene deblokkeren 2. Saldo overledene + eigen saldo deblokkeren 3. Saldo overledene + eigen saldo voortzetten Ô vrijstelling partner verhoogd met rest vrijstelling van overledene

KEW, SEW en BEW bij (echt)scheiding Bij een echtscheiding of het ontbinden van het (fiscaal) partnerschap zijn er ook diverse aandachtspunten. Die zijn voor de KEW, SEW en BEW nagenoeg gelijk. Mogelijkheden KEW Verdeling KEW

Gevolgen Toegestaan in elke gewenste verhouding. Na verdeling pro rata voortzetting premie voor de bandbreedte-eis 1:10. Indien één der ex-partners geen eigen woning heeft: fictieve uitkering van diens deel (met vrijstelling). 100% voor in woning blijvende partner Toegestaan. Aandachtspunten: n Op te bouwen waarde hoger dan 1x KEW vrijstelling? n Op te bouwen waarde hoger dan aflossingsvrije EWS na scheiding? n Uitkoopbedrag partner niet te financieren in box 1 100% voor vertrekkende partner Toegestaan. Aandachtspunten: n Aflossingsvrije EWS blijvende partner te hoog? n Vergoeding uitkoop voor partner vrij besteedbaar Specifieke wijzigingen KEW Eventueel wijzigen verzekeringnemer en verzekerde(n). Bij verwijderen verzekerde, wordt premie lager. Als daardoor bandbreedte 1:10 wordt overschreven: KEW blijft in stand (geen fictieve uitkering).

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 41


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

Boeterente en rentemiddeling Vergoeding vervroegde aflossing Voor de berekening van een vergoeding voor vervroegde aflossing (boeterente) bestaat een AFM-leidraad. Uitgangspunt is dat de boeterente nooit hoger mag zijn dan het financiële nadeel van de geldgever. Welke aspecten hebben welke invloed op de berekening? Aspect Boetevrij aflossen

Boetevrije ruimte

Lineaire of annuïteitenhypotheek (Bank)spaarhypotheek (rentevergoeding = hypotheekrente) Beleggingshypotheek

Vergelijkingsrente in relatie tot resterende rentevastperiode Vergelijkingsrente in relatie tot opslagen

Rentebedenktijd achteraf Contante waardeberekening

Effect De leenovereenkomst vermeldt wanneer een lening geheel boetevrij kan worden afgelost. Bijvoorbeeld bij uitkering van een (verpande) kapitaalverzekering (KEW, SEW of BEW), bij overlijden van de partner of verkoop van de woning. Meestal mag één keer per jaar 10% of 20% van de oorspronkelijke hoofdsom boetevrij worden afgelost. Dit verlaagt de grondslag voor de boeterente. Toekomstige boetevrije ruimte verlaagt die grondslag niet. Toekomstige aflossingen verlagen de boeterente, omdat over die aflossingen geen rente betaald zou zijn. Een opgebouwd saldo/waarde SEW of KEW verlaagt de grondslag. De toekomstige inleg/premie op een SEW of KEW wordt gezien als contractuele aflossing. NB: dit geldt alleen bij koppeling van de hypotheekrente met de rentevergoeding op de SEW/KEW. De waarde of toekomstige premie/inleg op een KEW/BEW verlaagt de grondslag niet. NB: bij hybride hypotheken (deels sparen/deels beleggen) verlagen alleen het spaardeel en de toekomstige spaarpremies de grondslag. De rente behorend bij dezelfde periode als de resterende rentevastperiode. Komt dit niet exact overeen met een aangeboden rentevastperiode, dan geldt de hoogste rente van de naast gelegen rentevastperiode. Let op, een hogere vergelijkingsrente verlaagt de grondslag. De vergelijkingsrente moet dezelfde opslagen hanteren als de rente die de klant betaalt direct voorafgaand aan de vervroegde aflossing (zoals de LTV-opslag). Dit geldt ook andersom: kortingen mag de geldgever ook toepassen op de vergelijkingsrente. Eventuele rentebedenktijd achteraf mag niet meetellen in de periode waarover de boeterente wordt berekend. Alle toekomstige gemiste rente-inkomsten moeten contant worden gemaakt. Als rentefactor moet de vergelijkingsrente worden gehanteerd.

Rentemiddeling Rentemiddeling is een alternatief voor oversluiten en boeterente ineens betalen. De berekening van de renteopslag moet na rentemiddeling op dezelfde wijze plaatsvinden als bij boeterente. Eén verschil: bij rentemiddeling hoeft geen rekening te worden gehouden met de boetevrije ruimte. De opslag na rentemiddeling mag niet hoger zijn dan het geleden financiële nadeel voor de geldverstrekker.

42 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Verhuur van de eigen woning Verhuur van een eigen woning kan fiscale gevolgen hebben. In de Wet IB 2001 is voor verschillende situaties een regeling getroffen.

Kamerverhuurvrijstelling (artikel 3.114) De woning blijft volledig in box 1 als aan de volgende voorwaarden is voldaan: n Het verhuurde is geen zelfstandige woonruimte. n De huurder en verhuurder waren tijdens de volledige huurperiode in de BRP ingeschreven op hetzelfde adres. n De verhuur was niet van korte duur. n De ontvangen huur was niet hoger dan € 5.711 per jaar (2022). De eigenwoningbezitter blijft belasting betalen over het eigenwoningforfait en de (aftrekbare) kosten eigen woning blijven aftrekbaar.

Tijdelijke verhuur van de eigen woning (artikel 3.113) Ook bij tijdelijke verhuur (bijvoorbeeld tijdens een vakantieperiode) blijft de woning in box 1. De aftrekbare kosten eigen woning blijven volledig aftrekbaar. Van de ontvangen huurinkomsten wordt 70% in box 1 belast. Ditzelfde geldt als een gedeelte van de woning tijdelijk wordt verhuurd. De Hoge Raad heeft hierover op 18 september 2020 duidelijkheid gegeven; in dit arrest werd de regeling voor tijdelijke verhuur van toepassing verklaard op de situatie waarin een tuinhuis tijdelijk werd verhuurd.

Verhuur tijdens de verhuisregeling (artikel 3.111, lid 2) Een woning die leeg en te koop staat, wordt nog als eigen woning aangemerkt tot maximaal drie kalenderjaren na het kalenderjaar waarin de woning leeg is komen te staan. Als de woning in deze periode (tijdelijk) wordt verhuurd, dan ‘verhuist’ de woning naar box 3. Eindigt de verhuur binnen de termijn van de verhuisregeling, dan kwalificeert de woning weer als fiscale eigen woning.

Permanente verhuur van (een deel van) de eigen woning Bij permanente verhuur van (een deel van) de eigen woning is geen sprake meer van een fiscale eigen woning. De woning en schuld vallen vanaf dat moment in box 3. Als heffingsmaatstaf in box 3 geldt de WOZ-waarde, eventueel gecorrigeerd met de leegwaarderatio (artikel 5.20, lid 3 Wet IB 2001 jo. artikel 17a Uitvoeringsbesluit IB 2001).

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 43


Relevante Regelgev ing

Hoofdstuk 3

BKR-registratie Een vast onderdeel binnen de hypotheekbeoordeling is een kredietwaardigheidscheck. Dit gebeurt via een BKR-toetsing. Bij de beoordeling van het resultaat wordt onderscheid gemaakt in: n positieve registraties: altijd vermeld bij aangaan lening, n negatieve registraties: alleen gemeld wanneer situatie ontstaat, en n coderingen: gemeld bij een achterstand of onregelmatigheid. Een BKR-registratie blijft zichtbaar tot 5 jaar na beëindiging/aflossing van de lening. Code RK AK OA HO ZK SH SK HY RH RN RO ZO A H 1 2 3 3 4 5 *

Positieve registraties Lening Revolverend krediet (doorlopend krediet, roodstandfaciliteit, creditcard, telefoonkrediet): het bedrag dat kan worden opgenomen. Aflopend krediet (persoonlijke lening): totaal te betalen bedragen gedurende de looptijd. Operationeel autoleaseovereenkomst (zie pagina: 45) Hypothecair krediet overige onroerende zaken: de hoogte van de lening. Zakelijk krediet van meer dan € 1.000: er wordt geen bedrag vermeld. Negatieve registraties Schuldhulpverzoek Saneringskrediet Hypothecair krediet eigen woning Restschuld hypothecair krediet Restschuld hypothecair krediet met beroep op NHG Overige financiële verplichtingen Overige zakelijke verplichtingen Coderingen Er is sprake van een betalingsachterstand van meer dan 2 of 3 maanden Betalingsachterstand is ingelopen, het krediet bestaat nog steeds Er is een betalingsregeling getroffen Het gehele kredietbedrag is opgeëist (meestal met inschakeling incassobureau) Bedrag van meer dan € 250 is afgeboekt, krediet is nog niet afgemeld Bedrag betaald tegen finale kwijting, krediet is afgemeld Geldlener is niet bereikbaar/onvindbaar Preventieve betalingsregeling voor een hypotheek. Als de regeling is afgelopen, wordt deze code verwijderd. De werkelijke looptijd van de lening is langer dan de theoretische looptijd. Code komt voor bij AK.

De volgende kredieten staan niet bij BKR geregistreerd: n Studieleningen n Onderhandse leningen n Hypotheken afgesloten voor de eigen woning. Alleen wanneer er betalingsachterstanden zijn van meer dan drie maandtermijnen wordt een hypotheek geregistreerd.

Online BKR-overzicht Consumenten kunnen online hun BKR-data opvragen. Het verschil met BKR-inzage door een aanbieder: op het online overzicht staat ook de geldgevende instantie en het con­tractnummer.

44 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 3

Relevante Regelgev ing

Weging financiële verplichtingen Financiele verplichtingen verlagen de leencapaciteit. Met uitzondering van alimentatie ten gunste van de ex-partner (deze wordt op het inkomen in mindering gebracht), worden financiële verplichtingen in mindering gebracht op de maximaal toegestane maandlast (zie pagina 11).

BKR-geregistreerde kredieten RK: Bij een revolverend krediet (zoals een doorlopend krediet), roodstand op een betaalrekening of een creditcard-faciliteit wordt de verplichting gesteld op 2% van het in BKR vermelde limietbedrag, ongeacht de hoogte van het opgenomen bedrag. AK: Bij een aflopend krediet, zoals een persoonlijke lening of huurkoopovereenkomst, geldt de maandtermijn als verplichting. Deze wordt berekend door het in BKR vermelde bedrag te delen door de daar vermelde theoretische looptijd. OA: Vanaf 2022 wordt bij autoleasecontracten uitgegaan van de werkelijke maandlast. Vanaf 1 april 2022 vermeldt BKR voor nieuwe contracten de som van alle betalingen als limiet. De maandlast wordt berekend door dit bedrag te delen door de in BKR vermelde theoretische looptijd. LET OP: Voorheen werd 65% van het bedrag gezien als financiële component. In BKR gold dan ook 65% van alle termijnen als limiet. Bij het drukken van dit boek is nog niet duidelijk of autoleaseregistraties van vóór 1 april 2022 worden aangepast. Zolang dat niet is gedaan, geldt als verplichting voor deze contracten het in BKR vermelde bedrag gedeeld door de in BKR vermelde theoretische looptijd, gedeeld door 0,65.

Niet bij BKR geregistreerde kredieten Studiefinanciering: De wegingsfactor van studieleningen is afhankelijk van het verschuldigde rentepercentage van het laatste jaar waarin daar recht op was. Op dit moment is die rente 0%. Bij een rente lager dan 1% geldt als verplichting 0,65% voor leningen met een aflosperiode van 15 jaar en 0,35% voor leningen met een aflosperiode van 35 jaar (leenstelsel na 1 juli 2015). Rekening courant onderneming: Een RC-verhouding tot € 17.500 wordt meestal niet gezien als last, omdat hierover fiscaal geen rente over hoeft te worden berekend. Onderhandse lening: De werkelijke maandtermijn geldt als financiële verplichting. Fiets van de zaak: Een leasefiets van de zaak wordt niet meegenomen als financiële verplichting. Erfpacht: De werkelijke maandtermijn geldt als financiële verplichting. S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 45


Het belang van advies over

Inkomensr isico arbeidsongeschiktheid

Het belang van advies over: Inkomensrisico arbeidsongeschiktheid Eind 2021 telde Nederland 818.400 mensen die door een ziekte of ongeval hun werk niet meer (volledig) kunnen doen. Sommigen daarvan hebben recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering vanuit de overheid: WGA, IVA, WAO of Wajong. Dit betreft 7,6% van de verzekerde populatie (werknemers dus). Er zijn nog veel meer arbeidsongeschikten, maar die zijn niet verzekerd of hebben zich niet als zodanig gemeld. Werkende mensen hebben een sterke neiging het risico op arbeidsongeschiktheid te bagatelliseren: “Dat overkomt mij niet” en “Ik kan altijd nog wel iets doen” zijn veelgehoorde opmerkingen. In adviesgesprekken is arbeidsongeschiktheid een belangrijk aandachtspunt. Immers, het kan (grote) gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van maandelijkse hypotheeklasten. Onderstaande cijfers illustreren het werkelijke AO-risico. 1. Kans op arbeidsongeschiktheid De kans dat iemand arbeidsongeschikt wordt, is niet exact bekend. Niet iedereen meldt zich of heeft recht op een uitkering. De kans dat iemand in enig jaar recht krijgt op een uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid is 0,6% per jaar. De kans loopt op naarmate men ouder wordt: bij jongeren 0,2% en onder 55-plussers 1,2% per jaar. De kans dat iemand in een periode van 30 jaar een WIA-uitkering aanvraagt, is iets meer dan 10%. De gemiddelde leeftijd waarop iemand arbeidsongeschikt raakt is 46 jaar (mannen) of 42 jaar (vrouwen). Het soort werk dat iemand doet, is van invloed op het AO-risico. De instroom is het grootst vanuit de sector Zorg. 2. In- en uitstroom WIA In 2021 kregen in totaal 49.300 mensen recht op een WIA-uitkering (IVA en WGA, incl. oude WAO-gevallen). De instroom in alle arbeidsongeschiktheidsuitkeringen tezamen (incl. Wajong) is sterk toegenomen de laatste jaren. In 2021 was deze bijna 16% hoger dan in 2020 en 27% hoger dan in 2019. De kans dat iemand uitstroomt uit deze uitkeringssituatie is 6,4% (naar raming in 2022). Daar zit de uitstroom bij van mensen die de AOW-leeftijd bereiken of overlijden. De uitstroom betekent dus niet per definitie dat iemand beter is geworden. 3. Oorzaken gestegen instroom UWV noemt de gestegen pensioenleeftijd als één reden voor de sterk stijgende WIA-instroom. De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers is sinds 2006 met vier

46 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Inkomensr isico arbeidsongeschiktheid

Het belang van advies over

jaar toegenomen: van 61 naar 65 jaar. Eind 2021 lag de gemiddelde pensioenleeftijd rond de 65 jaar + twee maanden. Hierdoor zijn er simpelweg meer mensen die onder deze werknemersverzekering vallen. Maar de WIA-instroom stijgt nog steeds, ondanks de gelijkblijvende AOW-leeftijd. 4. Oorzaken arbeidsongeschiktheid Van alle uitkeringsgerechtigden is 51% arbeidsongeschiktheid als gevolg van een psychische aandoening. Voor de WIA-instroom ligt dit percentage op 34% (vaak is sprake van Wajong). Op de tweede plaats komen aandoeningen ‘van het bewegingsapparaat’, zoals gewrichten en rugklachten. 5. Veel zzp’ers Er zijn steeds meer werkenden die geen recht hebben op een (eerstepijler)uitkering. Er zijn nu 1,3 miljoen zzp’ers, waarvan er ruim 800.000 geen aanspraak kunnen maken op een WIA-uitkering (de rest heeft ook een loondienstverband). Slechts 23% van hen heeft zelf iets geregeld: een AOV of deelname aan een broodfonds. 6. WIA-uitkering Van alle WIA-uitkeringen is bijna 40% een IVA-uitkering (> 80% AO en duurzaam), de rest WGA (gedeeltelijk AO of niet duurzaam volledig AO). De IVA-uitkering is 75% van het laatstverdiende (gemaximeerde) loon en keert uit tot de AOW-leeftijd. De loongerelateerde WGA-uitkering duurt sinds april 2019 nog maximaal 24 maanden. Dit kan via de SPAWW (een regeling in veel cao’s) worden verlengd tot maximaal 38 maanden. De Loonaanvullingsuitkering, die afhankelijk is van benutting van restverdiencapaciteit, duurt tot de AOW-leeftijd. 7. AOV Van iedereen die zelf een AOV heeft geregeld en een uitkering claimt, doet ongeveer een derde dit vanwege psychische oorzaken. Daarna volgen kanker en gewrichtsproblemen.

Woonlastenverzekering Er zijn diverse passende oplossingen om het risico op arbeidsongeschiktheid tijdens de looptijd van een hypotheek af te dekken. Een woonlastenverzekering kan bijvoorbeeld maandelijks uitkeren of in één keer een deel van de hypotheek aflossen.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 47



4 Hoofdstuk 4

Alternatieve Mogelijkheden

Alt ernat ie ve Mogeli jkheden

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 49


Alternatieve Mogelijkheden

Hoofdstuk 4

Regelingen voor starters Starters hebben het lastig op de woningmarkt. Welke (extra) mogelijkheden heeft een starter om een woning te kopen?

Schenking Een schenking (zie pagina 52) kan starters helpen een (grotere) woning te kopen.

SVn Starterslening Een Starterslening wordt afgesloten naast een reguliere hypotheek bij een bank. De Starterslening overbrugt het verschil tussen de koopsom en de hypotheek. De looptijd van de Starterslening is 30 jaar. De rente staat 15 jaar vast, waarna deze opnieuw voor 15 jaar wordt vastgesteld. Bij SVn kent de lening in de eerste 3 jaar geen maandlasten; die worden bijgeschreven op de hoofdsom. Voorwaarde is dat de betreffende gemeente meedoet aan de regeling. Zie www.svn.nl/starterslening.

Erfpachtconstructie In deze constructie wordt de grondwaarde van de woning doorverkocht aan een belegger, in ‘ruil’ voor het recht van erfpacht. De netto koopsom van de woning wordt hierdoor lager. De maandelijks te betalen erfpachtcanon wordt gezien als financiële verplichting en leidt tot een verlaging van de leencapaciteit. Afhankelijk van de grondwaarde en het canonpercentage neemt per saldo de koopkracht gemiddeld met 10% tot 15% toe. Voorbeeld Karel (inkomen € 50.000) kan een woning kopen voor € 300.000. De grondwaarde is € 100.000. De erfpachtcanon wordt maandelijks € 200. Volgens de standaardnorm kan Karel (toetsrente 1,8%) € 231.676 lenen. Een kleine € 70.000 aan eigen middelen is nodig om de woning te kunnen kopen. Met de erfpachtconstructie bedraagt de koopsom van de opstal ‘slechts’ € 200.000. Rekening houdend met de erfpachtverplichting kan hij € 176.073 lenen. In dat geval hoeft Karel € 44.397 minder eigen geld in te brengen.

Aan een erfpachtconstructie kleven risico’s. Commerciële erfpacht is moeilijk financierbaar en de woning kan door deze constructie minder courant worden. De canonvergoeding is hoger dan de hypotheekrente en wordt jaarlijks geïndexeerd.

Tiny houses Steeds meer gemeenten zetten tijdelijke, goedkope woningen neer voor met name alleenstaanden en starters. Deze prefab-woningen (ook wel tiny houses genoemd) worden vaak geplaatst op gehuurde grond, waarop geen recht van hypotheek kan worden gevestigd. Financiering van dit soort woningen is lastig. Het vestigen van het recht van erfpacht of opstalrecht kan een oplossing zijn. Maar dit recht zal niet levenslang zijn: de financierbaarheid blijft lastig. 50 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 4

Alternatieve Mogelijkheden

Familielening eigen woning Ouders kunnen geld lenen aan hun kinderen als fiscale eigenwoningschuld. Een familielening verlaagt de leencapaciteit met eenzelfde bedrag. Met een leen- en schenkovereenkomst, waarbij de maandelijkse lasten van de lening worden geschonken, wordt de familielening niet gezien als lening. Dit vergroot de koopkracht. Aan een familielening zijn voorwaarden verbonden.

Aandachtspunten familielening Binnen de familielening zijn er twee varianten: direct opeisbaar of niet-direct opeisbaar. Ze hebben verschillende fiscale gevolgen. Het omslagpunt ligt bij de opzegtermijn volgens de voorwaarden: korter dan één jaar (direct-opeisbaar) of vanaf één jaar (niet direct-opeisbaar). Waar moet je op letten? 1. Omschrijf de familielening in een (notariële) schriftelijke leenovereenkomst. 2. Leg de essentiële onderdelen vast, zoals: (a) bedrag van de lening, (b) de bestemming, (c) rentepercentage en duur rentevaste periode, (d) aflossingstijdstip, (e) looptijd, (f) rentebetalingsschema, (g) opeisbaarheid van de lening, (h) vervroegde aflossingsmogelijkheid, (i) zekerheden, (j) voorwaarden bij echtscheiding of overlijden, (k) reguliere opzeggingsgronden. 3. Bij een direct-opeisbare familielening geldt een fiscale normrente van 6%. Bij een niet-direct opeisbare lening moet het rentetarief gekoppeld zijn aan de zakelijke marktrente. 4. Adviseer de niet-direct opeisbare lening altijd rentedragend en niet renteloos. Bij een renteloze lening belast de fiscus de niet-betaalde rente over de gehele looptijd als schenking. 5. Het rentepercentage bij een niet-direct opeisbare familielening wordt mede bepaald door de (on)zekerheid over de terugbetaling. Is de familielening onderhands, dan is dit risico voor de schuldeiser groter dan bij een hypothecaire inschrijving van de lening. De rente kan dus hoger zijn bij een geldlening zonder hypothecaire inschrijving. 6. Bepalend voor de fiscale aftrek van de rente is of de lening voldoet aan de voorwaarden van de eigenwoningschuld in de inkomstenbelasting. Geldt een hogere toeslag dan 0,2%, dan is deze alleen aftrekbaar als de uitlener voor de lening geen zekerheden heeft, of op een andere manier bovenmatig risico accepteert bij het verstrekken van de lening. Oordeel ligt bij de Belastingdienst. 7. ‘Terugschenken’ van de betaalde rente mag geen onderdeel zijn van de leenovereenkomst noch afdwingbaar. Er moet dus per definitie formele vrijheid zijn voor de ouders.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 51


Alternatieve Mogelijkheden

Hoofdstuk 4

Schenkingsvrijstelling In 2022 bedraagt de verhoogde eenmalige schenkingsvrijstelling in verband met de eigen woning € 106.671. De schenking moet uiterlijk in het tweede kalenderjaar volgend op het jaar van schenking worden besteed aan minimaal één van de volgende doelen: n Verwerving van een eigen woning; n Verbetering of onderhoud (verbouwing) van een eigen woning; n Aflossing van een eigenwoning- of een restschuld; n Afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming. De ontvanger moet de schenking aangeven bij de Belastingdienst. Voor schenkingen in 2022 moet de aangifte vóór 1 maart 2023 binnen zijn.

Eisen aan de ontvanger Alleen mensen tussen de 18 en 40 jaar oud komen in aanmerking voor de verhoogde schenkingsvrijstelling. Of zij moeten een fiscale partner in deze leeftijdscategorie hebben. De relatie tussen de schenker en de ontvanger is niet van belang. De schenking moet uiterlijk op de veertigste verjaardag van de begunstigde (of diens partner) zijn ontvangen. Om te kwalificeren als partner moeten ongehuwd samenwonenden minimaal twee jaar een notarieel samenlevingscontract hebben (met een wederzijdse zorgverplichting) of minimaal vijf jaar samenwonen.

Spreiding over meerdere kalenderjaren De schenking mag worden gespreid over maximaal drie kalenderjaren. De ontvanger moet in alle jaren voldoen aan de voorwaarden van de schenkingsvrijstelling.

Schenkingen en een huwelijksgemeenschap Bij een huwelijk in algehele gemeenschap van goederen vallen schenkingen automatisch in de huwelijksgoederengemeenschap. Schenkers kunnen dit voorkomen door te kiezen voor een uitsluitingsclausule. Bij een beperkte gemeenschap van goederen (de standaard in het huwelijksvermogensrecht vanaf 2018) vallen schenkingen niet automatisch in de gemeenschap van goederen. Hiervan kan worden afgeweken door in huwelijkse voorwaarden een insluitingsclausule op te nemen.

Mogelijke afschaffing vanaf 2024 In het coalitieakkoord van het kabinet Rutte IV is opgenomen dat de verhoogde schenkingsvrijstelling voor de eigen woning wordt geschrapt. Als datum voor de afschaffing is 1 januari 2024 genoemd. Bij het spreiden van een schenking over meerdere jaren kan de mogelijke afschaffing een aandachtspunt zijn.

52 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 4

Alternatieve Mogelijkheden

Consumptief krediet als oplossing Per 1 april 2021 zijn de leennormen voor consumptief krediet in de VFN-gedragscode meer afgestemd op de persoonlijke situatie van consumenten. De basisnorm en de opslag zijn afhankelijk van de woonsituatie (koop of huur) en het gezinstype (alleenstaande, stel en met of zonder kinderen). Bij consumptieve kredieten geldt het netto-inkomen als uitgangspunt voor het vaststellen van het Verantwoord Kredietmaximum (VKM). Ten opzichte van de hypothecaire norm gelden bij consumptieve leningen veel minder uitsluitingen van inkomensbronnen. Is sprake van een koopwoning, dan wordt bij de berekening van de afloscapaciteit een extra surplus in rekening gebracht, die afhangt van de hoogte van het netto inkomen. Ook het (toekomstig) bezit of gebruik van een auto, de pensioenpremie, kinderopvangkosten en een eventuele DUO-lening spelen een rol bij de berekening. Ondanks de aanpassingen is de leenkracht bij een consumptieve lening over het algemeen hoger dan bij een hypotheek. Een consumptief krediet is goed inpasbaar binnen het hypotheekadvies. Bestedingsdoelen zijn onder meer: n de kosten koper n verbouwingen boven de marktwaarde n restschuld op de oude woning n ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid n schenking ten behoeve van aanschaf woning kinderen n alternatief voor een betaalpauze n herfinancieren van lopende leningen Deze laatste variant is bedoeld om lagere maandlasten te bewerkstelligen, waarmee de haalbaarheid van de gewenste hypotheek wordt vergoot. Dit kan bijvoorbeeld door een doorlopend krediet om te zetten naar een persoonlijke lening (zie pagina 45).

Aftrekbaarheid rente De rente van een persoonlijke lening is aftrekbaar als deze wordt gebruikt voor aankoop, onderhoud of verbetering van een eigen woning.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 53


Alternatieve Mogelijkheden

Hoofdstuk 4

Hypothecair lenen in box 3 voor de eigen woning De combinatie van een lage rentestand, afbouw van het aftrektarief en hoge woningwaardes maakt hypotheekrenteaftrek steeds minder voordelig. Daarom kiezen steeds meer mensen voor een lening die (deels) in box 3 valt. De meest voorkomende reden is dat de maandlast vaak lager is, omdat wordt gekozen voor aflossingsvrij lenen. Hypothecair lenen in box 3 voor de eigen woning heeft diverse aandachtspunten, die – afhankelijk van de situatie – zowel een voordeel als een nadeel kunnen zijn. Aandachtspunten lenen in box 3 Geen fiscaal keuzerecht Verplaatsen lening van box 1 naar box 3 Niet mogelijk met NHG Bij aflossingsvrij: n hogere rente n LTV-opslag vervalt niet Bij aflossingsvrij: n risico restschuld n betaalbaarheid lange termijn Risico geen herfinanciering Lagere leencapaciteit box 3 Maximaal 50% aflossingsvrij Impact bijleenregeling

Toelichting Een schuld die aan de fiscale eisen voldoet van een EWS*, kan niet ‘vrijwillig’ in box 3 worden geplaatst. Een bestaande EWS (< 2013) kan naar box 3 door deze af te lossen en na 31 december van het volgende jaar weer op te nemen. Een nieuwe EWS kan naar box 3 door niet meer aan het aflossingsschema te voldoen. Overleg altijd eerst met de geldverstrekker. Op grond van Norm 5.1.4 is een niet-fiscaal aflossingsvrij leningdeel niet toegestaan. Anders gezegd: een lening mag alleen aflossingsvrij zijn, voor zover het een bestaande EWS is (box 1). Pas vanaf 2031 geldt dat deze leningen in box 3 (na 30 jaar) toch NHG mogen houden. Een NHG-leningdeel in box 3 is nu al mogelijk, voor bijvoorbeeld restschuldfinanciering of het meefinancieren van boeterente. Maar die leningdelen mogen niet aflossingsvrij worden verstrekt. De rente voor aflossingsvrije leningen (zelfs als deze niet in box 3 vallen) is meestal hoger. Bereken of dit opweegt tegen de voordelen. Bij een aflossingsvrije lening vervallen LTV-opslagen niet vanzelf, terwijl dit bij leningen met aflossing vaak wel zo is. Aflossingsvrij lenen verhoogt de kans op een restschuld. Niet alleen bij verkoop, maar ook aan het eind van de economische looptijd van het krediet. Op lange termijn moeten de lasten betaalbaar blijven, zeker als er niets wordt afgelost. Ook als de rente stijgt en/of de klant met pensioen gaat, of als zich een ander inkomensrisico voordoet. Een geldverstrekker hoeft niet mee te werken aan verlenging. De kans dat een geldverstrekker weigert opnieuw de lening te herfinancieren, is groter bij box 3 dan box 1. Voorbeeld: inkomen van € 50.000, toetsrente van 5%. Verschil leencapaciteit box 1 en box 3 = € 54.332. Bij toetsrente 2%: verschil LTI = € 22.546. Box 3 lenen gebeurt vaak aflossingsvrij. Volgens de Gedragscode Hypothecaire Financieringen is dat leningdeel maximaal 50% van de waarde van de woning. Financiering in box 3 van een woning verhoogt de eigenwoningreserve. Er is immers geen EWS. Bij aankoop van een volgende woning, kan daardoor mogelijk een groter deel dan gewenst niet in box 1 worden gefinancierd.

54 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 4

Alternatieve Mogelijkheden

Aandachtspunten Toelichting lenen in box 3 (Eerder) last van Voorbeeld: WOZ-waarde woning: € 500.000. bijtelling door afbouw Financiering van € 200.000 tegen 1,25%. Wet Hillen In box 1: geen bijtelling ewf, want rente EWS > ewf. In box 3: wel bijtelling ewf, omdat er geen EWS is. Die bijtelling wordt tot 2048 elk jaar hoger. Hoog inkomen: steeds Door de tariefmaatregel neemt het voordeel van renteaftrek voor inkomens aantrekkelijker in de hoogste belastingschijf verder af (voordeel lenen in box 3 neemt toe). Hoe hoger het vermogen, Een lening in box 3 kan worden gesaldeerd met vermogen (behalve de des te aantrekkelijker schuldendrempel). Vermogen (per persoon) > de vrijstelling is in box 3 belast tegen: n 0,564% voor vermogens tot € 50.650 boven de vrijstelling. n 1,354% voor hogere vermogens, tot € 962.350. n 1,714% voor iedereen met een vermogen > € 962.350. Vergeleken met het voordeel van hypotheekrenteaftrek: n Stel rente is 1,6% en aftrek tegen 37,07%: voordeel van een box 1-lening is slechts 0,59%, zonder rekening te houden met de ewf-bijtelling of afnemend rentevoordeel door aflossing. Geen aftrek bijkomende Financieringskosten zijn aftrekbaar in box 1, maar alleen voor zover het kosten financiering van een EWS betreft. Als een woning wordt gefinancierd met een box 3-lening, zijn de financieringskosten daarover niet aftrekbaar. In de praktijk wordt vaak deels in box 1 en deels in box 3 geleend. In dat geval zijn de financieringskosten pro rata aftrekbaar. *EWS = eigenwoningschuld; *ewf = eigenwoningforfait

Toetsen op werkelijke looptijd of 30 jaar in box 3? De looptijd van de (nieuwe) hypotheek heeft invloed op de maximale leencapaciteit. Wordt de looptijd bij een nieuwrecht hypotheek verlengd, dan vervalt de hypotheekrenteaftrek. Dit betekent dat de hypotheek moet worden getoetst tegen de box 3-normen (= lager financieringslastpercentage). Is de resterende duur korter dan ± 26 jaar, dan kan op basis van de box 3-norm met een looptijd van 30 jaar meer worden geleend dan op basis van box 1 tegen de resterende looptijd. Voorbeeld Berthil verdient € 44.000. Hij wil zijn annuïteitenhypotheek, 7 jaar geleden afgesloten, oversluiten (2,0%). Rekening houdend met de resterende looptijd van 23 jaar kan hij maximaal € 162.129 lenen. Kiest hij voor een looptijd van 30 jaar dan kan hij, op basis van de box 3-normen, € 178.562 lenen.

Maximale hypotheek o.b.v. inkomen (inkomen: 44.000, Toetsrente: 2,0%) 250.000

= Box 1 = Box 3

200.000 150.000 100.000 50.000 0

30 29 28 27 26 25 24 23 22 21 20 19 18 17 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

Resterende duur hypotheekrenteaftrek

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 55


Alternatieve Mogelijkheden

Hoofdstuk 4

Overwaarde verzilveren door senioren Veel senioren hebben een eigen woning met een hoge overwaarde. Of ze hebben zelfs al de hele hypotheek afgelost. Er zit dan veel potentieel geld ‘vast’ in de stenen. Hierna volgt een beknopt overzicht van mogelijkheden voor senioren met overwaarde en de voor- en nadelen van die opties.

1. Niet verhuizen en overwaarde benutten Het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn) biedt twee mogelijkheden: a. SVn-Blijverslening Ouderen kunnen noodzakelijke woningaanpassingen doen tegen zeer beperkte kosten. Zij kunnen zo langer zelfstandig in hun huis blijven wonen. b. SVn-Verzilverlening Dit is een ‘opeetconstructie’. De maandlasten zijn nihil, omdat de lening aflossingsvrij is. De rente wordt bijgeschreven op de lening.

2. Niet verhuizen en overwaarde benutten De opties a, b en c worden (soms in combinatie) door banken geboden. Optie d kan in familieverband: a. Een (extra) aflossingsvrije hypotheek Tot een deel van de (over)waarde van de woning wordt een nieuwe, aflossingsvrije hypotheek verstrekt. Het geld gaat direct naar de woningbezitter. Die betaalt rente: in box 3, dus niet aftrekbaar. b. Een krediethypotheek Bij een krediethypotheek is er een opnamemogelijkheid tot een bepaald bedrag (afhankelijk van de waarde van de woning). c. Een opeetconstructie Een opeetconstructie is een krediethypotheek waarbij de toekomstige rentelasten in mindering komen op het opnamebedrag. De maandelijkse rente wordt opgeteld bij het uitstaande kredietsaldo. d. Lenen bij kinderen Kinderen met vrij vermogen kunnen dit lenen aan de ouders, waardoor zij in de woning kunnen blijven wonen. De rente kan worden opgeteld bij de lening. Dit verlaagt de belaste nalatenschap.

3. Verkopen en verhuizen De meest directe manier om overwaarde te verzilveren is het verkopen van de woning en verhuizen. Dit vergt een goede planning. De verkoper moet immers ergens anders gaan wonen.

56 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 4

Alternatieve Mogelijkheden

4. Verkopen en niet verhuizen Het is mogelijk in de woning te blijven en de woning of grond te verkopen. Enkele varianten: a. Erfpachtconstructie De eigenaar verkoopt de woning en vestigt er een erfpachtrecht op. De bewoner (erfpachter) is dan jaarlijkse erfpachtcanon verschuldigd aan de nieuwe eigenaar. b. Vruchtgebruikconstructie Het volle eigendom wordt gesplitst in een bloot eigendom (dat wordt verkocht) en een vruchtgebruik (voor de huidige bewoner). c. Sale & Leaseback-constructie Het volle eigendom wordt verkocht, tegen een gereduceerde prijs. De bewoner leaset (huurt) de woning vervolgens terug van de koper.

Voor- en nadelen van de opties Verzilveroptie SVn-Blijverslening

Mogelijke voordelen Mogelijk een deel aflossingsvrij Lage rente 10 of 20 jaar vast SVn-Verzilverlening Maandlast nihil (rentebijschrijving) Aflossingsvrij. Lage rente, 40 jaar vast Tot 80% WOZ-waarde of taxatie Aflossingsvrije Hele overwaarde tot bepaald maximum hypotheek direct beschikbaar Eigen keuze rentevastperiode Krediethypotheek Opname deel overwaarde Lager leenbedrag = lagere maandlast Variabele rente Opeethypotheek Krediethypotheek met bijtelling rente = geen maandlast Lenen bij kinderen Wettelijke leennormen geen beletsel Onderling renteafspraken maken Rente laten bijschrijven, daardoor lagere erfenis Verkopen en Direct naar toekomstbestendige verhuizen (senioren)woning. Bij huur: betalen vanuit overwaarde Bij koop: geen of zeer lage woonlast bij gebruik overwaarde Erfpachtconstructie Oude woning kan bewoond blijven Geen verhuisperikelen VruchtgebruikGeen maandlasten voor blijver constructie Bij ouder-kind: minder erfbelasting Sale & Leaseback Oude woning kan bewoond blijven Geen verhuisperikelen Kan in relatie kind-ouder

Mogelijke nadelen Alleen voor bepaald bestedingsdoel Beperkende voorwaarden gemeente Alleen voor bepaald bestedingsdoel Beperkende voorwaarden gemeente Lening in box 3 Rentelast moet betaalbaar blijven Beperkende voorwaarden geldgever Kredietlimiet laag door variabele rente (toetsrente = 5%) Variabele maandlast = onzekerheid Variabele rente is relatief hoog Relatief klein deel van de overwaarde Langlevenrisico = gedwongen verkoop Goede vastlegging afspraken over lening en rente Problemen opeisbaarheid, als inkomen kind terugvalt of bij relatiebreuk Geen geschikte woning beschikbaar Bij huur: indexering, waardoor vermogen verdampt Bij verzorgingshuis (etc) mogelijk (hoge) eigen bijdrage Woning wordt veel minder courant Canon niet aftrekbaar Financiering erfpacht erg moeilijk Bezit bloot eigendom belast in box 3 Constructie moeilijk financierbaar Op termijn zeer kostbaar voor huurder: overwaarde is snel op Kind-ouder: zie ‘Lenen bij kinderen’

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 57


Het belang van advies over

Inkomensr isico relatiebreuk

Het belang van advies over: Inkomensrisico relatiebreuk De kans op een relatiebeëindiging tijdens de looptijd van een hypotheek is groter dan het risico op overlijden en arbeidsongeschiktheid bij elkaar. Bovendien kan de financiële impact van een scheiding fors zijn. Denk bijvoorbeeld aan restschuldproblematiek en de uitdaging voor de vertrekkende partner om elders een financierbare woning te kopen.

Hoeveel huwelijken eindigen in echtscheiding? Meer dan een derde van de huwelijken eindigt uiteindelijk in een echtscheiding. In 2014 (vlak na de crisis) was er een piek in het aantal scheidingen (10,4 per 1.000). Sindsdien is er een dalende trend. n 2000: 9,8 van de 1.000 huwelijken is geëindigd in echtscheiding n 2010: 9,5 van de 1.000 huwelijken is geëindigd in echtscheiding n 2020: 8,6 van de 1.000 huwelijken is geëindigd in echtscheiding De gemiddelde huwelijksduur bij echtscheiding is 14,9 jaar. Hoe langer een huwelijk duurt, hoe kleiner de kans op een scheiding wordt. Naast echtscheiding zijn er geregistreerde partnerschappen die ook in een scheiding kunnen eindigen. Dit aantal neemt toe, simpelweg omdat steeds meer stellen kiezen voor een geregistreerd partnerschap.

Onbesproken onderwerp Ondanks deze cijfers wordt het thema ‘relatiebeëindiging’ in adviesgesprekken nog vaak overgeslagen. Het onderwerp gaat immers over commitment van klanten naar elkaar en dat voelt al snel ongemakkelijk. Uit onderzoek van NHG onder gescheiden Nederlanders blijkt dat: n in 75% van de adviesgesprekken een mogelijke relatiebeëindiging niet aan de orde komt; n bij 11% het onderwerp is benoemd, maar dat de consequenties ervan niet zijn besproken; n slechts 13% zich in het adviestraject volledig geïnformeerd voelt over het risico van relatiebeëindiging.

Risico’s van relatiebeëindiging Naast een persoonlijk drama is er bij een scheiding vaak sprake van een financieel drama, niet zelden met gedwongen verkoop van het huis tot gevolg. Toch zijn er mogelijkheden om woningbehoud te realiseren. Bijvoorbeeld door een hypotheek met NHG af te sluiten, maar ook door de hypotheek te baseren op één inkomen in plaats van op twee volledige inkomens. Beide gebeuren echter nog maar mondjesmaat.

58 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Inkomensr isico relatiebreuk

Het belang van advies over

In het adviesgesprek kan de adviseur klanten bewust maken van het grote aantal relaties (verbonden in huwelijk of samenlevingscontract) dat strandt en de risico’s bespreken die dat met zich meebrengt (restschuld, gedwongen verhuizing en dergelijke). De adviseur kan een grove inschatting maken van de maximale leencapaciteit op individuele basis en daaruit concluderen of één van beide partners in geval van een scheiding in de woning kan blijven. Samengevat kan de adviseur de volgende onderwerpen rond relatiebeëindiging analyseren en bespreken: n Risico niet kunnen blijven wonen in het huis n Wat kunnen de partners individueel lenen? n Risico van gedwongen verkoop n Risico op restschuld n Afspreken wie in het huis mag blijven wonen n Risico op onenigheid over verdeling overwaarde, vergoedingsrechten of andere vorderingen

Vastlegging adviesdossier Hoe leg je voortzetting van de bewoning na een scheiding zo goed mogelijk vast? Bijvoorbeeld: n Beschrijf dat de hoogte van de nieuwe hypotheek is gebaseerd op beide inkomens en dat bij relatiebeëindiging de huidige hypotheek niet mogelijk is op één inkomen. Bereken de maximale leencapaciteit van beide partners individueel en leg dat vast. óf: n Leg vast dat de partners bij relatiebeëindiging de woning op het eigen inkomen waarschijnlijk niet kunnen financieren en dus het risico lopen dat de woning moet worden verkocht. én: n Vermeld dat dit risico niet op een afdoende manier is te verzekeren en adviseer om goede afspraken te maken over de situatie bij eventuele relatiebeëindiging.

Fiscale gevolgen die adviseur in advies moet meenemen Voor de adviseur zelf is het goed zich de fiscale risico’s te realiseren van relatiebreuk: n Ex-partners kunnen (onbedoeld) een deel van het eigenwoningverleden krijgen van de ander n De vertrekkende partner kan een niet-liquide eigenwoningreserve krijgen n De blijvende partner kan niet de hele lening voortzetten onder overgangsrecht n De vertrekkende partner krijgt een aflossingsstand

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 59



5 Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Kernc i jf er s

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 61


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Inkomstenbelasting box 1-2-3 Tarief box 1 Jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen doch niet meer dan totaal tarief meer dan Eerste schijf € 69.398 37,07% Tweede schijf € 69.398 49,50%

heffing over totaal van de schijven € 25.725 -

AOW-leeftijd en ouder, geboren vanaf 1 januari 1946 Belastbaar inkomen doch niet meer dan totaal tarief meer dan Eerste schijf € 35.472 19,17% Tweede schijf € 35.472 € 69.398 37,07% Derde schijf € 69.398 49,50%

heffing over totaal van de schijven € 6.799 € 19.375 -

Voor AOW-gerechtigden die zijn geboren vóór 1946 is de bovengrens van de eerste tariefschijf € 36.409.

Tarief box 2 en Vennootschapsbelasting Belastingjaar IB-tarief box 2 2022 26,9%

Vpb laag tarief Vpb 15%

Grens laag

Vpb hoog

€ 395.000

25,8%

Spaardeel (-/- 0,01%)

Beleggingsdeel (5,53%)

Forfaitair rendement

Belastingdruk* (31%)

67% 21%

33% 79%

1,818% 4,367%

0,564% 1,354%

0%

100%

5,53%

1,714%

Tarief box 3 Grondslag sparen en beleggen (boven vrijstelling) Tot en met € 50.650 Van € 50.650 tot en met € 962.350 Vanaf € 962.350

*zonder rekening te houden met Arrest Hoge Raad van 24-12-2021

Box 3 vrijstellingen en schuldendrempel per belastingplichtige Standaard vrijstelling vermogen Contant geld Groene beleggingen Uitvaart- of overlijdensrisicoverzekering Kapitaalverzekeringen (pre) Brede herwaardering Schuldendrempel

62 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2

€ € € € € €

50.650 560 61.215 7.444 123.428 3.200


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Heffingskortingen en Toeslagen 2022 Heffingskorting Algemene heffingskorting Arbeidskorting (verkort) (Alleenstaande) ouderenkorting Inkomensafhankelijke combinatiekorting Jonggehandicaptenkorting Heffingskorting groene beleggingen

Begrenzing/eigenschap Bedrag/percentage Maximum* € 2.888 Maximum AOW-gerechtigde € 1.494 Start afbouw € 21.317 Afbouwpercentage 6,007% Korting is nihil bij inkomen vanaf € 69.398 Maximum (inkomen tot € 10.350)* € 470 Maximum (inkomen tot € 22.356) € 3.887 Maximum (inkomen tot € 36.649) € 4.260 Maximum AOW-gerechtigde € 2.204 Afbouw vanaf inkomen € 36.649 5,86% Korting is nihil bij inkomen vanaf € 109.346 Maximum € 1.726 Maximum tot inkomen € 38.464 Afbouw vanaf inkomen € 38.464 15% Korting is nihil vanaf inkomen € 49.971 Maximum € 2.534 Drempelinkomen € 5.219 Opbouw boven drempel 11,45% Maximum bereikt bij inkomen € 27.350 Maximum € 771 Vast percentage 0,7% Gemaximeerd tot korting over € 61.215

*per belastingplichtige die de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, tenzij specifiek anders vermeld.

Toeslagen (verkort) Huurtoeslag Huurgrens Vermogensgrens (per persoon) Inkomensgrens Zorgtoeslag Maximum zonder partner Maximum met partner Inkomensgrens Vermogensgrens Kinderopvangtoeslag Maximum dagopvang Maximum BSO Maximum gastouderopvang Maximum aantal uren Kindgebonden budget Maximum (1 kind) Maximum (2 kinderen) Maximum (3 kinderen) Maximum per 4e of volgend kind Alleenstaande ouderkop

€ 763,47 € 31.747 Afhankelijk van veel factoren € 111 per maand € 212 per maand € 31.998 (1 pers) € 40.944 (2 pers) € 120.020 (1 pers) € 151.767 (2 pers) € 8,50 per uur € 7,31 per uur € 6,52 per uur 230 per kind € 1.220 per jaar € 2.326 per jaar € 3.327 per jaar € 4.328 + € 1.001 per kind per jaar € 3.285 per jaar

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 63


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait Afbouw tarief aftrek rente eigenwoningschulden Jaar Maximaal tarief aftrek 2022 40% 2023 37,05% 2024 en later 37,03%

Deze aftrektarieven gelden ook voor: Ondernemersaftrek n MKB-winstvrijstelling n Persoonsgebonden aftrek (zoals alimentatie) n Terbeschikkingstellingsvrijstelling n

Eigenwoningforfait 2022 meer dan

maar niet meer dan – € 12.500 € 12.500 € 25.000 € 25.000 € 50.000 € 50.000 € 75.000 € 75.000 € 1.130.000 € 1.130.000 –

op jaarbasis Nihil 0,15% van deze waarde 0,25% van deze waarde 0,35% van deze waarde 0,45% van deze waarde € 5.085 vermeerderd met 2,35% eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.130.000.

Verhoogd EWF-tarief bij tijdelijke verhuur eigen woning in box 1: 0,75% tot € 1.130.000

Afbouw Wet Hillen Bij geen of een geringe eigenwoningschuld kan de Wet Hillen tot bijtelling leiden. Dit is het geval als het eigenwoningforfait (EWF) hoger is dan de aftrekbare hypotheekrente. Bij een positief saldo (forfait minus rente) ziet de bijtelling er als volgt uit: Belastingjaar 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028

Bijtelling 3,33% 6,67% 10,00% 13,33% 16,67% 20,00% 23,33% 26,67% 30,00% 33,33%

64 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2

Belastingjaar 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038

Bijtelling 36,67% 40,00% 43,33% 46,67% 50,00% 53,33% 56,67% 60,00% 63,33% 66,67%

Belastingjaar 2039 2040 2041 2042 2043 2044 2045 2046 2047 2048+

Bijtelling 70,00% 73,33% 76,67% 80,00% 83,33% 86,67% 90,00% 93,33% 96,67% 100,00%


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Erf- en schenkbelasting Tarieven erf- en schenkbelasting Verkrijging boven de vrijstelling 0 - € 130.425 € 130.425 of meer

Tarief partner of (pleeg-/stief-)kind 10% 20%

Tarief (achter)kleinkind 18% 36%

Tarief overige verkrijgers 30% 40%

Vrijstellingen erfbelasting Relatie tot overledene Echtgenoot, geregistreerd partner of samenwonend partner Minimumvrijstelling partner na imputatie pensioen-/lijfrenteaanspraken Kind, pleegkind of stiefkind Kleinkind Achterkleinkind Kind met een beperking Ouder(s) enkel én gezamenlijk Andere erfgenaam

Bedrag vrijstelling € 680.645 € 175.837 € 21.559 € 21.559 € 2.274 € 64.666 € 51.053 € 2.274

Vrijstellingen schenkbelasting Schenking gedaan aan Kind (jaarlijks) Kind 18-40 jaar (eenmalig, vrij besteedbaar) Kinderen 18-40 jaar (eenmalig, voor dure studie) Een ieder 18-40 jaar (eenmalig, voor eigen woning) Iemand anders

Bedrag vrijstelling € 5.677 € 27.231 € 56.724 € 106.671 € 2.274

Aandachtspunten bij schenking Beide ouders worden gezien als één schenker, ook als ze gescheiden zijn. Eenmalige schenkingsvrijstelling van € 27.231 aan een kind kan niet worden opgeteld bij de jaarlijkse vrijstelling van € 5.677. n De grens van 40 jaar betekent: inclusief de dag dat iemand 40 wordt. n Iemand mag in diens leven maar één keer gebruik maken van één van de eenmalige vrijstellingen: voor de eigen woning, dure studie óf vrij besteedbaar. n Eenmalige schenkingsvrijstelling studie: de studie moet aantoonbaar minimaal € 20.000 per jaar kosten. De schenking moet uiterlijk in 2022 of de twee jaar daarna zijn gebruikt. n Schenkingsvrijstelling eigen woning van € 106.671: l De schenking moet worden besteed aan aankoop of verbouwing van de eigen woning, aflossing eigenwoningschuld, of afkoop erfpacht-, opstal- of beklemmingsrechten. l De schenking moet gebruikt zijn in 2022 of in de twee jaar daarna. l De schenking moet onvoorwaardelijk zijn. l Vrijstelling wordt in 2024 afgeschaft (Regeerakkoord 2022). n n

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 65


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Lijfrenten en kapitaalverzekeringen Tot aan de AOW-leeftijd kunnen werkenden premie (verzekeringen) of inleg (bancaire lijfrenten) in aftrek brengen op hun belastbaar inkomen. Voorwaarde is dat zij een pensioentekort aantonen.

Jaarruimte Het pensioentekort moet blijken uit de formule voor de jaarruimte: Jaarruimte = 13,3% x (inkomen -/- AOW-franchise) -/- 6,27 x A -/- O Inkomen = winst uit onderneming (voor ondernemingsaftrek of OR-dotatie) + belastbaar loon + belastbaar resultaat overige werkzaamheden + belastbare periodieke uitkeringen of verstrekkingen Tot maximaal € 114.866 (daarboven: nettolijfrente mogelijk) AOW-franchise = € 12.837 A = Pensioenaangroei O= Dotatie oudedagsreserve (9,44% winst of maximaal € 9.632). De jaarruimte is maximaal € 13.570.

Reserveringsruimte Niet-benutte jaarruimte in de zeven voorafgaande jaren kan alsnog worden benut. In 2022 geldt dit dus voor niet-benutte jaarruimte uit 2015 t/m 2021. n Maximale reserveringsruimte (op 1-1-2022 jonger dan 56 jaar en 7 maanden): € 7.587 maar nooit meer dan: 17% x premiegrondslag n Maximale reserveringsruimte (op 1-1-2022 56 jaar en 7 maanden of ouder): € 14.978

Stakingslijfrenten De maximale, fiscaal gefacilieerde omzetting van stakingswinst in lijfrente is: Maximale stakingswinstlijfrente Voorwaarden n Ondernemer is ten minste 61 jaar + 7 maanden; of € 480.686 n Ondernemer is 45% of meer arbeidsongeschikt en lijfrente gaat direct in; of n Staking vanwege overlijden ondernemer n Ondernemer is tussen 51 + 7 maand en 61 + 7 maand oud; of € 240.352 n Lijfrente-uitkering gaat direct in n In overige gevallen € 120.183

66 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Lijfrenten in de uitkeringsfase Fiscaal toegestane lijfrenten in de uitkeringsfase zijn: Lijfrente Eigenschap Verzekerd Levenslange Uitkeringsduur Levenslang oudedagslijfrente Hoogte uitkering Geen maximum Ingangsdatum Geen minimumleeftijd, uiterlijk AOW-leeftijd + 5 jaar Tijdelijke Uitkeringsduur Minimaal 5 jaar oudedagslijfrente Hoogte uitkering Maximaal € 22.735 per jaar Ingangsdatum Niet eerder dan AOW-leeftijd; Niet later dan AOW-leeftijd + 5 jaar

Bancair minimaal 20 jaar + jaren voor AOW Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd Idem verzekerd

Nabestaandenlijfrenten zijn ook fiscaal gefacilieerd. Daarvoor gelden verschillende regels, afhankelijk van de vraag of het een verzekerde of bancaire lijfrente is, en of de uitkeringen volgen uit een lijfrente in de opbouw- of uitkeringsfase.

Overgangsrecht n

n

Een tijdelijke oudedagslijfrente mag ook ingaan op 65-jarige leeftijd, voor zover premies zijn betaald vóór 2014. Als daarna nog premies zijn betaald, geldt dit overgangsrecht slechts voor de waarde van de lijfrente op 31-12-2013. Een overbruggingslijfrente (uitkering van vóór AOW-leeftijd tot AOW-leeftijd) is alleen mogelijk voor verzekerde lijfrenten, waarbij premies zijn betaald vóór 2006.

Afkoop lijfrente Bij een niet-reguliere afwikkeling van een lijfrente wordt de hele waarde belast. Daar komt revisierente (maximaal 20% van de afkoopwaarde) bovenop. Uitzonderingen zijn: n Afkoopwaarde is < € 4.607: waarde wel belast, geen revisierente n Uitkering in verband met arbeidsongeschiktheid: de uitkering is wel belast, maar er geldt geen revisierente, als de uitkering niet hoger is dan € 43.012 of (indien hoger) het gemiddelde inkomen van de laatste twee jaar.

Pensioen Pensioenopbouw in de tweede pijler is toegestaan tot een maximaal loon van € 114.866.

Middelloon Maximale Minimale opbouw franchise 1,875% € 14.802

Eindloon Maximale Minimale opbouw franchise 1,657% € 16.749

Bij lagere opbouw kunnen lagere franchises gelden. De maximale opbouw geldt bij een pensioenrichtleeftijd van 68 jaar. De afkoopgrens van ouderdomspensioen is € 520,35 per jaar.

Kapitaalverzekeringen n n

Vrijstelling KEW, SEW of BEW: € 173.500 per belastingplichtige Vrijstelling Kapitaalverzekering van vóór 14-09-1999: € 123.428 per belastingplichtige De vrijstelling in box 3 geldt tot 14-09-2029 (wordt niet geïndexeerd) S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 67


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Uitkeringen sociale zekerheid Driepijlersysteem De sociale zekerheid is in Nederland ingedeeld in drie pijlers. Voor elk van de financiële risico’s is in elke pijler iets geregeld, of kan iets worden geregeld. Pijler Ô Overheid Werkgever Privé Risico Ouderdom AOW Ouderdomspensioen Sparen, beleggen, lijfrenten Overlijden Anw Nabestaandenpensioen ORV, nabestaandenlijfrente Arbeidsongeschiktheid WIA Invaliditeits-/AO-pensioen AOV, Woonlastenverzekering Collectieve WIA-aanvullingen Werkloosheid WW Transitievergoeding Woonlastenverzekering Het schema is niet compleet. Er zijn nog diverse verzekeringen, regelingen en sociale voorzieningen (zoals Participatiewet), waarop iemand recht kan hebben

Algemene Ouderdomswet (AOW) Sinds 2014 neemt de AOW-leeftijd toe vanaf de basisleeftijd van 65 jaar. In december 2020 is de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd ingegaan. De AOW-leeftijd neemt daardoor minder snel toe dan eerder voorzien. Geboortedatum Vóór 1 september 1955 Van 1 september 1955 t/m 31 mei 1956 Van 1 juni 1956 tot en met 28 februari 1957 Van 1 maart 1957 tot en met 31 december 1957 Van 1 januari 1958 tot en met 31 december 1958 Van 1 januari 1959 tot en met 31 december 1959 Van 1 januari 1960 tot en met 31 december 1960 Op of na 1 januari 1961

AOW-leeftijd 66 jaar + 4 maanden of jonger 66 jaar + 7 maanden 66 jaar + 10 maanden 67 jaar 67 jaar 67 jaar 67 jaar nog niet bekend

Jaar waarin AOW start 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 nog niet bekend

AOW-bedragen AOW-bedragen 1e helft 2022 (bruto per maand): Woonsituatie Alleenstaand Met partner

€ €

Uitkering 1.316,77 901,07

Vakantiegeld (mei) € 70,54 € 50,39

Partners, waarvan de jongste de AOW-leeftijd nog niet heeft, krijgen sinds 2015 geen partnertoeslag meer. AOW-gerechtigden die vóór 2015 al partnertoeslag kregen, behouden de toeslag.

68 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2


Hoofdstuk 5

Kernc ijfers

Algemene nabestaandenwet (Anw) Een partner die nog niet de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op een Anw-uitkering bij het overlijden van zijn/haar partner. Voorwaarde is wel dat de nabestaande een kind jonger dan 18 jaar moet verzorgen of minimaal 45% arbeidsongeschikt moet zijn. Ook volle wezen hebben recht op een Anw-uitkering, en wel tot uiterlijk hun 21e verjaardag. Anw-bedragen Anw-bedragen 1e helft 2022 (bruto per maand): Ontvanger Partner Volle wees t/m 9 jaar Volle wees 10 t/m 15 jaar Volle wees 16 t/m 20 jaar

Uitkering € 1.281,51 € 422,26 € 624,43 € 826,61

Vakantiegeld (mei) € 86,49 € 27,68 € 41,52 € 55,35

Andere inkomsten kunnen in mindering worden gebracht op de Anw-uitkering.

Werkloosheidswet (WW) De duur van de WW-uitkering – in de tabel uitgedrukt in maanden – is afhankelijk van het arbeidsverleden. Arbeidsverleden (jaren) Werkloos in 2022 Werkloos in 2023

4

5

6

7

8

9

10 11

12

13

4 4

5 5

6 6

7 7

8 8

9 9

10 10,5 10 10,5

11 11,5 11 11,5

14

15

12 12,5 12 12,5

16

17

18

19

20

21

22

23

24

25

26

13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 13 13,5 14,5 15,5 16,5 17,5 18,5 19,5 20,5 21,5 22,5

Sinds 1 april 2019 is de maximale uitkeringsduur van de WW 24 maanden. De minimumduur is 3 maanden, als iemand 26 van de laatste 36 weken heeft gewerkt maar niet 4 jaar uit de laatste 5 jaar. De WW-duur wordt door veel sector-cao’s aangevuld tot het niveau zoals dat was vóór 2016: één maand WW voor elk jaar arbeidsverleden, met een maximum van 38 maanden. Deze regeling wordt uitgevoerd door de Stichting PAWW.

Arbeidsverleden Bepaling arbeidsverleden: n Het jaar waarin iemand werkloos wordt, telt niet mee. n Alle voorgaande jaren waarin 208 uren of meer loon is ontvangen, tellen mee (tot 2013: 52 dagen of meer). n Daarbij wordt opgeteld het fictief arbeidsverleden. Dat is het aantal jaren vanaf het jaar dat de werknemer 18 jaar werd tot en met 1997.

S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2 | 69


Kernc ijfers

Hoofdstuk 5

Hoogte WW-uitkering De WW-uitkering bedraagt de eerste twee maanden 75% en daarna 70% van het laatstverdiende loon. Dit loon is gemaximeerd tot het maximumdagloon. Dat is € 228,76 per dag (op maandbasis: € 4.975,50, op jaarbasis: € 59.706). De maximale WW-uitkering (70%) is op jaarbasis dus € 41.794,20 in 2022.

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) Werknemers die arbeidsongeschikt raken, krijgen eerst 104 weken lang 70% van hun loon doorbetaald. In het eerste jaar is dat minimaal het wettelijk minimumloon, ook als dat meer is dan 70%. De meeste werkgevers betalen (conform de cao) in het eerste jaar van ziekte 100% door. n

Na twee jaar ziekte valt de zieke werknemer in de WIA, als diens arbeidsongeschiktheidspercentage (AO%) hoger is dan 35%.

n

Bij een duurzaam AO-percentage van 80% of meer, krijgt de arbeidsongeschikte een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten van 75% van het oude inkomen.

n

Bij een AO-percentage tussen de 35% en 80% (of >80%, maar niet duurzaam), krijgt de gedeeltelijk arbeidsgeschikte een WIA-uitkering die Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten heet. Die bestaat eerst uit een Loongerelateerde uitkering (LGU), met dezelfde duur als een WW-uitkering. De hoogte daarvan bedraagt 70% x (oud loon -/- huidig loon).

Na afloop van de WGA-LGU wordt bepaald of de deels arbeidsgeschikte al dan niet 50% van diens restverdiencapaciteit verdient. l Zo niet, dan valt hij/zij naar de Vervolguitkering (een percentage van het minimumloon, afhankelijk van zijn AO-percentage). l Als hij/zij 50% of meer van diens restverdiencapaciteit verdient, volgt een Loonaanvullingsuitkering (LAU) van 70% x (oud loon -/- restverdiencapaciteit). n

De uitkeringen zijn telkens afhankelijk van het oude loon in relatie tot het maximum dagloon.

70 | S E H A d v i e s p o c k e t 2 0 2 2



Achter elke intermediair staat een relatiemanager Een hypotheek is slechts een middel. Een middel voor een belangrijk doel: een eigen huis, een nieuw begin, een lang gekoesterde droom. De realisatie van die droom begint bij de intermediair; bij jou. Maar je staat er niet alleen voor. Met het aanbod en de service van ING kun jij je klanten nog beter van dienst zijn. Zo staat je eigen relatiemanager altijd voor je klaar, heb je toegang tot je persoonlijke portal voor in- en overzicht en houden we je op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen met inspirerende artikelen en online seminars. Dat helpt jou vooruit in je vakmanschap en ondernemerschap.

ING Intermediair. ’t Begint bij jou


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.