5 minute read
‘Als ik nu moet uitvaren zou ik dat helemaal niet erg vinden’
Na een lang leven in de binnenvaart verkochten Nico en Janny Stam de Zeldenrust om van hun pensioen te kunnen genieten. Maar de 64-jarige schipper, een gewaardeerd lid van zowel de TVM foundation als de TVM ledenraad, zal niet stilletjes achter de geraniums blijven zitten. “Hij doet de naam van het schip eer aan.” tekst: Yoeri van den Busken beeld: Gerlinde Schrijver
In de hoekwoning in Ouderkerk aan den IJssel staan enkele dozen nog onuitgepakt op de grond. De huisparkiet heeft een plaatsje bij het raam gekregen, zoals Pukkie dat ook acht jaar lang in de stuurhut gewend was. Een ingelijste foto van de Zeldenrust, diepliggend in het klotsende water en gekregen van de vakman die de betimmering heeft gedaan, moet ergens opgehangen worden. Ze weten nog niet waar. Behalve een patrijspoortje in de hal is het de enige stille getuige van een lange carrière in de binnenvaart.
Hoewel in de gemeente Krimpenerwaard hun wortels diep onder de grond zitten, moeten ze erg wennen aan de nieuwe thuishaven. Janny (59) mist vooral de vrijheid van het varen en de vergezichten. “De zonsopgang en -ondergang. En de maan. Hier zie je alleen huizen.”
Laatst werd Nico midden in de nacht wakker. Hij tikte zijn vrouw aan en zei: “Als ik nu moet uitvaren zou ik dat helemaal niet erg vinden.” Hij voegt er onmiddellijk aan toe dat ze er geen seconde spijt van hebben. En dat de herfst van hun leven weinig vallende bladeren zal kennen met zes kinderen, vijf kleinkinderen en een zesde op komst. Nico is bovendien voorzitter van de Schuttevaer, zaalvoetbalt nog elke week, wandelt veel, klust in de kerk en zet zich in voor eenzame ouderen.
“Een ander moet er niet aan denken om samen met zijn vrouw dag en nacht samen te werken”, zegt Janny.
“Maar zo was ons bestaan aan boord gewoon. Nu moet ik er juist aan wennen dat hij zijn eigen dingen doet.”
Nico: “Ik mis het vermogen om het rustig aan te doen. Daarnaast leg ik makkelijk contact met mensen. ‘Jij bent nog in staat een gesprek aan te knopen met een lantaarnpaal’, zegt Janny weleens.”
Janny: “Als Nico een nachtje door kon werken, deed hij dat. Afgelopen zomer nog, toen wilde hij die schuit nog even opverven. Hij draaide bijna door, alles moest pico bello zijn voor de aflevering. Voor de koopsom maakte het geen verschil meer, maar zo zit hij in elkaar. Wat dat betreft doet hij de naam van het schip eer aan.”
Stage V-motor
Opeens was het moment daar. Nieuwbouwhuis opgeleverd, de Zeldenrust verkocht. Nico: “We hebben niet eens hoeven adverteren, omdat er een partij was die graag een schip van 86 meter uit een recent bouwjaar met een nieuwe Stage V-motor wilde. Die hadden wij via de subsidieregeling nog gezet, aangezien banken dan makkelijk een aankoop financieren.”
Ze sloten net een financieel vruchtbaar jaar af. Het echtpaar Stam bleef niettemin bij de beslissing om te stoppen. “Je hebt ook mensen die het juiste moment laten passeren. Dan stort de economie een keer in elkaar en moet je blijven varen om je verlies recht te trekken. Wij hebben óók de jaren 2008 en 2009 meegemaakt. Toen halveerden de schepen in waarde. Dus je weet nooit waar je in terechtkomt. We hebben geen financiële zorgen en zijn gezond. Het is goed zo.”
Ze bleven hun geloofsovertuiging trouw; zondag was steevast hun rustdag. Ook kozen ze altijd, drijvend op hun nuchtere inborst, voor de weg der geleidelijkheid. Nico weet het nog precies. Eerst een schip van 460 ton, toen 700 ton, 1600, 1800; totdat ze genoeg reserve hadden opgebouwd om in 2006 het schip van zijn dromen te kunnen laten bouwen bij Hans Boost in Trier: de Zeldenrust.
“Sommige jongens maken stappen van hier tot gunter”, zegt Nico. “Of dat nou zo verstandig is… Ik blijf erbij: als je samen met je vrouw aan boord zit, kan niemand daar tegenop concurreren. Wat je tegenwoordig veel ziet: de vrouwen blijven aan wal en de schipper gaat varen met twee, drie man personeel. En dan lossen ze het liefst om de drie weken af, zodat ze nog een week vrij hebben. Allemaal leuk en aardig, maar dat kost handenvol geld. Huisje erbij, vaak nog twee auto’s. Als je op een dag terug moet naar de basis, kan het weleens tegenvallen.”
Janny: “Wij hebben veel leergeld betaald. En we konden ook niet terugvallen op ouders die schipper zijn geweest, moesten alles zelf ontdekken.”
Nico: “De rente in 1981 was tien procent. Daarna brak er een slechte tijd aan. Er zijn maanden geweest dat we
170 gulden netto per dag verdienden. En dan moest je nog aflossen aan de bank. Dat ging helemaal niet. Maar ja, je was bezig.”
Vaartijdenwet
De vier decennia zijn omgevlogen, klinkt het eensgezind. “Alsof het gisteren was dat we vertrokken. Ik had nog maar weinig ervaring”, zegt Nico, die ooit als matroos begon. “Je hoefde helemaal geen papieren te hebben. Een vaartijdenwet bestond nog niet. Van communicatie zoals we die nu kennen was geen sprake. Ik vind dat de grootste verandering. Als je een bevrachter moest bellen, ging je er bij de sluis gauw even uit met een zak vol kwartjes om een telefooncel te zoeken. Hoe je het soms allemaal deed, ik weet het niet. Vroeger stond het vak van schipper ook helemaal niet in hoog aanzien. Als je echt niks kon, kon je altijd nog gaan varen: dat idee. Dat is gelukkig wel veranderd, hoor. Alles is een stuk professioneler. Tegelijkertijd slaat het weer een beetje door.”
Janny: “De bureaucratie, wat je allemaal moet leren… Dan denk ik: laat die jongens lekker varen. De vrouwen moeten ook de hele theorie over de werking van de motor leren voor het halen van je diploma. Dat vind ik echt niet nodig.”
Nico: “Wij hebben alle aanpassingen meegemaakt. Begonnen zonder kopschroeven en zonder radar; nu heeft iedereen het. Ook ligt de omloopsnelheid een stuk hoger. Wij vervoerden veel zand en grind. De ene keer ging het snel, maar het kon gebeuren dat je drie dagen bij die grindwinningsplaatsen met een groep schepen lag te wachten. Dan ging je gezellig buurten. Of gekoppeld varen, dan kun je je nu niet meer voorstellen.”
Janny: “De romantiek is er wel uit. Het is veel zakelijker geworden.”
Nico: “Rond de eeuwwisseling waren wij zo’n beetje het eerste nieuwbouwschip – buiten de kraanschepen dan – met spudpalen. Ik weet nog dat een leverancier in 1998 tegen mij zei: ‘Dit wordt standaard in de binnenvaart.’ Hij kreeg gelijk. Met palen van zeven meter waren wij redelijk vooruitstrevend. Ik heb er veel reclame voor gemaakt. Tijdens de kerstdagen lagen we hier altijd op Ouderkerk met een stuk of zeventien schepen. Er is een periode geweest dat we de enige waren met spudpalen. De laatste keer lag er nog maar eentje tussen zónder. Zo hard kan het gaan.”
Het leverde hem een passende bijnaam op: Nico Spudpaal. Maar er waren meer gebeurtenissen die zijn kleurrijke karakter typeerden. Zo kwam het geregeld voor dat hij, als fervent hardloper, rondjes liep door een leeg ruim (56 bij 10 meter) of Janny aan het roer posteerde en zelf over het vasteland de route vervolgde. Dan ging de Zeldenrust twaalf kilometer per uur en liep hij twee kilometer harder. “Maar ik ben ook weleens bij Maasbracht van boord gestapt en toen bleek ergens een weg afgesloten te zijn.” Hij grijnst. “Doordat mijn oriëntatievermogen minder sterk ontwikkeld is, kwam ik vrij laat terug bij een mopperende vrouw die gelukkig bij een sluis op mij was blijven wachten…”
Internaat
Tussen hun oudste en jongste kind zit twintig jaar. Onlangs stapten ze in Werkendam één voor één binnen, zonder aanhang – een verrassing voor hun ouders. Ze wilden nog een laatste keer als gezin een weekend aan boord doorbrengen. Op de dag van de oplevering speelden de kleinkinderen, als spontaan afscheidsritueel, verstoppertje in het lege schip. “Zij hebben er meer moeite mee dan wij. Dat hadden we helemaal niet verwacht”, zegt Janny.
Nico: “Op die momenten voel je de waardering van je kinderen. Hoe vaak hoor je niet een ander verhaal? Ze kunnen ook roepen: ‘Jullie hadden doordeweeks nooit tijd.’ Maar ze hebben vrienden voor het leven overgehouden aan het internaat. En elk jaar lagen we in de vakantie op het Grevelingenmeer, dan kwam iedereen langs. Schitterend. Vergeet niet dat we iedereen aan boord hebben zien opgroeien in de belangrijkste fase van hun ontwikkeling, tussen nul en zes jaar. Dat is veel waard.”
Janny: “Het waren gouden tijden.”
Nico: “Als we terugkijken hebben we veel om dankbaar voor te zijn.” <