22 minute read

B2 De Franken, nieuwe heersers in het westen

B2

De meeste Germaanse rijken in WestEuropa verdwijnen na een tijdje. De Franken slagen er wel in om een rijk te stichten dat voor lange tijd blijft bestaan.

Hoe komt het dat het Frankische Rijk blijft bestaan? Wie leidt het rijk? Welke rol speelt de christelijke Kerk bij de Franken? Hoe wordt het rijk bestuurd? Hoe zijn de Franken economisch georganiseerd? Wat gebeurt er op cultureel vlak? Komt er een einde aan het rijk?

480

DE FRANKEN

MEROVINGERS

751 800 900 1000

KAROLINGERS

keizerskroning Karel de Grote

hofmeier:

aanvankelijk beheert een hofmeier de koninklijke bezittingen, maar hij misbruikt zijn positie en laat zich door de koning belonen met steeds meer bezittingen en macht. De hofmeier wordt uiteindelijk de plaatsvervanger van de koning.

Karolingers:

machtige Frankische familie die opklimt tot het ambt van hofmeier. Hun oorsprong zou in de buurt van Landen liggen. Omdat ze vaak de naam Pepijn dragen, worden ze ook wel de Pepiniden genoemd. Vanaf Karel Martel spreken we van Karolingers. 22 B2 DE FRANkEN, NIEUwE HEERSERS IN HET wESTEN

1De Franken worden een politieke macht

BRON 1-2-3 Oorspronkelijk bestaan de Franken uit een aantal stammen die langs de Rijn wonen. Vanaf de 3e eeuw leven er groepjes krijgsgevangen Franken in het West-Romeinse Rijk. In ruil voor hun vrijheid doen ze dienst in het Romeinse leger of bewerken ze landbouwgronden in dunbevolkte gebieden. Een eeuw later staan de Romeinen toe dat volledige Frankische

stammen als bondgenoten in de West-Romeinse

provincie ‘Belgica’ komen wonen. Al vlug breiden die stammen hun grondgebied uit. In de 5e eeuw controleren de Franken Noord-Gallië en het Rijnland. Het Frankische gebied bestaat uit verschillende koninkrijkjes die elk bestuurd worden door een familie- of een stamhoofd. Soms werken de Frankische troepen samen met de Romeinen, soms bevechten ze hen. Heel wat Frankische aanvoerders dragen Romeinse militaire titels. De Merovingers, een familie van Salische Franken, slagen erin om hun gezag uit te breiden. Oorspronkelijk controleren ze alleen de omgeving van Doornik. De Merovingische leider Childerik en vervolgens zijn zoon Chlodovech (reg. ca. 481-511) worden tot stamhoofd van de Saliërs en tot legeraanvoerder verkozen. Ze zijn zo succesvol dat de Frankische krijgers hun leiderschap blijvend

aanvaarden. Chlodovech slaagt erin om alle andere Frankische koningen te verslaan. Hij krijgt van de Oost-Romeinse keizer de titel van consul. De

Merovingers breiden hun gezag uit over Gallië en het Rijnland. Franken, andere Germanen en GalloRomeinen aanvaarden hen als koning. Vanaf de 6e eeuw worden alle inwoners van het Frankische Rijk, ongeacht hun taal of afkomst, beschouwd als Franken. Het Merovingische Rijk wordt vaak opgesplitst en weer verenigd. Elke prins heeft immers recht op een vorstendom en een koninklijke titel. Een Merovinger schakelt soms zijn verwanten uit om de alleenheerschappij te verwerven. De Merovingische macht begint vanaf de 7e eeuw af te nemen: de koningen organiseren nog maar zelden veroveringstochten en verwerven geen prestige meer op het slagveld. De Merovingers verarmen, doordat ze medewerkers voor hun trouw belonen met landerijen en andere rijkdommen. Na verloop van tijd besturen rijke hofmeiers en niet de koningen de vorstendommen. In 751 palmt een familie van hofmeiers, de Karolingers, de troon in. Zij verstevigen het koninklijke gezag en breiden het Frankische Rijk uit. In 800 wordt de Karolinger Karel de Grote door de paus tot keizer gekroond. Het Frankische Rijk wordt zo de politieke erfgenaam van het West-Romeinse Rijk. © VAN IN

BRON 4-5 Zowel Merovingers als Karolingers werken heel nauw samen met de christelijke Kerk. De bekering van Chlodovech omstreeks 500 is een eerste hoogtepunt. Die bekering biedt hem tal van voordelen. De Kerk is goed georganiseerd en hij kan die organisatie gebruiken om zijn rijk te besturen en te controleren. Bisschoppen worden belangrijke raadgevers en ambtenaren. Een gemeenschappelijke godsdienst, het christendom, schept meer eenheid tussen Franken en Gallo-Romeinen. Chlodovech verwerft zo ook het respect van andere christelijke vorsten zoals de Oost-Romeinse keizer. Zijn strijd tegen de andere Germaanse volkeren wordt

voorgesteld als een strijd tegen heidenen en ketters.

De andere Germanen belijden immers ofwel het oude

Germaanse geloof ofwel het christelijke arianisme.

Wanneer Chlodovech Aquitanië (Zuidwest-Gallië) op de ariaanse Goten verovert, wordt hij door vele bisschoppen onthaald als een bevrijder. Door zich te bekeren en gebruik te maken van de Kerk, geeft Chlodovech zijn rijk een blijvend karakter. Hij beseft wel dat hij de Kerk niet over zijn hoofd mag laten groeien. Chlodovech en zijn opvolgers controleren daarom de bisschopsverkiezingen en weren elke kandidaat die hen niet gunstig gezind is.

De Karolingers winnen in de 8e eeuw aan prestige als verdedigers van het christendom. De hofmeier Karel Martel drijft islamitische invallers terug over de Pyreneeën. Hij zet daarbij een ruiterleger in. In ruil voor een eed van trouw aan de Karolingers krijgen de ruiters een stuk grond. Die grond wordt onder andere van de Kerk afgenomen. Zo verliest Karel zelf niet al te veel eigendommen.

Pepijn III de Korte, de zoon en opvolger van Karel Martel, gebruikt in 751 zijn macht en prestige om de laatste Merovingische koning af te zetten. Hij vreest dat niet alle Franken daarmee akkoord gaan. Veel mensen geloven dat de Merovingische koningen magische krachten hebben die het rijk geluk brengen. Maar Pepijn krijgt de steun van de bisschoppen. Bisschop Bonifatius zalft Pepijn met heilig oliesel tot koning. Die handeling verleent hem als koning een vorm van heiligheid. De afgezette Merovingische koning wordt naar een klooster verbannen. Pepijn sluit vervolgens een bondgenootschap met de paus. De Germaanse Longobarden bedreigen Rome en de Oost-Romeinse keizer grijpt niet in. In ruil voor bescherming hernieuwt de paus de zalving van Pepijn tot Frankische koning. Koning Pepijn verslaat de Longobarden en schenkt Midden-Italië aan de paus. Hij bepaalt ook dat ruiters die stukken grond van de Kerk gekregen hebben, elk jaar een tiende van hun Pepijns zoon Karel de Grote (768-814) hernieuwt het bondgenootschap met de Kerk. Hij beschermt de paus tegen een opstand in Italië. Vervolgens kroont de paus, waarschijnlijk op vraag van de Karolingische hofhouding, Karel in 800 tot keizer.

De Karolingers steunen de missionering bij nietchristelijke stammen. Onderworpen volkeren worden gedwongen zich tot het christendom te bekeren. De Karolingers controleren net zoals hun voorgangers de benoeming van bisschoppen in hun rijk.

ketter:

een voor de Kerk verfoeilijk persoon die een verkeerde visie op het christendom en de Kerk verkondigt

3De koningen besturen het rijk als hun privébezit

arianisme:

christelijke godsdienst die Christus als belangrijkste mens beschouwt, maar niet als god. De priester Arius († 336) verspreidde de leer.

BRON 6 De Frankische koning (of keizer) heeft alle macht en beschouwt het rijk als zijn persoonlijke bezit. Na zijn dood wordt het rijk verdeeld over zijn mannelijke erfgenamen.

De koning is de hoogste bestuurder, wetgever en rechter. De koning regeert niet vanuit een vaste hoofdstad. Het hof verbruikt meer voorraden dan een koninklijk domein kan voortbrengen. De koning moet bovendien de verschillende delen van zijn rijk in het oog houden. De volledige hofhouding reist daarom van het ene koninklijke domein naar het andere. De koning heeft wel een voorkeur voor een bepaalde plaats: Chlodovech verblijft vooral in Parijs, Karel de Grote is veel in Aken.

Het rijk wordt ingedeeld in gouwen (provincies), waar

gouwgraven of hertogen de bevelen van de koning

uitvoeren. De Karolingers richten in grensgebieden

marken op. Daar gaan Frankische krijgers met hun

gezin wonen. Een mark dient om het rijk te beschermen tegen invallers en wordt bestuurd door

een markgraaf. Hertogen en markgraven hebben

dezelfde taken als een gouwgraaf, maar commanderen ook nog een Frankisch leger.

Inspecteurs, ‘zendgraven’ genoemd, controleren

onder Karel de Grote (768-814) of de graven, hertogen en markgraven de bevelen van de koning wel uitvoeren.

Om de rechtspraak te vergemakkelijken laten de Frankische koningen een deel van de wetten en gewoonten opschrijven. Chlodovech laat de Lex Salica of Salische wet opschrijven. Die bestaat grotendeels uit een opsomming van schadevergoedingen (weergeld) aan de slachtoffers en de koning per soort misdaad. Karel de Grote poogt tevergeefs tegenstrijdigheden in de vele Frankische wetten weg te werken.

gouwgraaf:

bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst

hertog:

vanaf de Frankische tijd een militaire bestuurder van een bepaald gebied (gouw)

mark:

graafschap aan de grens dat 23B DE vROEGE MIDDELEEUwEN (500-900) beschermd moet worden tegen invallers markgraaf: bestuurt een mark (een provincie met een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen © VAN IN

5Abdijen en het Karolingische hof zorgen voor een culturele heropleving

BRON 7 Om machtig en rijk te zijn moet je veel grond bezitten. In het gebied tussen Loire en Rijn wordt een beperkt aantal heren en abdijen eigenaar van uitgestrekte domeinen. De domeinen worden steeds groter omdat de gewone boeren hun boerderijtjes afstaan. Die boeren hopen op een beter leven door voor een voorname familie of abdij te werken. Ze geven daarbij een deel van hun vrijheid op (zie onderdeel C).

Een domein bestaat meestal uit drie delen: een vroonhof, woeste gronden en tenures. De heer baat de centrale boerderij of het vroonhof zelf uit. De ‘woeste gronden’ zijn alle gronden die niet voor landbouw of bewoning gebruikt worden. De boeren mogen er hout sprokkelen of vee laten grazen. De boeren zelf wonen en werken op een tenure. Een tenure bestaat uit een mansus (een boerderij) met bijhorende landbouwgrond. Vaak wonen er verschillende gezinnen. In ruil voor een tenure en bescherming van de heer moeten ze diensten leveren (onder andere de grond van de heer bewerken) en belastingen betalen in natura (onder andere deel van de oogst afstaan).

Behalve boeren wonen er op het domein ook ambachtslieden zoals een smid, een timmerman, een pottenbakker ... Men streeft naar een zelfvoorzienende of gesloten economie: de opbrengsten van het domein dienen hoofdzakelijk voor de eigen behoeften van de bewoners.

Handelaars leveren producten die een domein niet zelf voortbrengt. Ze verhandelen ook goederen die een heer wenst te verkopen (een deel van de oogst, gebruiksvoorwerpen ...).

In het noorden van het Frankische Rijk spelen de Friezen een actieve handelsrol. Zij zijn zowel boer of visser als handelaar. Zij stichten bij de monding van de grote rivieren (Schelde, Maas en Rijn) handelsnederzettingen (Dorestad, Tiel ...). Zij verwerven met Vikingen als tussenpersoon allerlei luxegoederen uit het Oost-Romeinse Rijk en het Midden-Oosten (o.a. zijde, peper en ivoor). De Friezen nemen soms deel aan de plundertochten van de Vikingen, maar worden af en toe ook zelf het slachtoffer van de aanvallen van de noorderlingen. In het zuiden spelen oude steden zoals Marseille en Genua een belangrijke handelsrol. BRON 8-9-10 Het Frankische Rijk telt honderden abdijen met hun eigen leefregels. Onder Pepijn de Korte krijgen ze in de 8e eeuw het bevel de regel van Benedictus (480-547) te volgen. Enkele grote abdijen en het koninklijk hof spelen een belangrijke rol in de heropleving van de cultuur vanaf de 8e eeuw. Geleerden schrijven er boeken en verzamelen zoveel mogelijk klassieke literatuur. Abdij- en kathedraalscholen onderwijzen de zeven vrije kunsten: filosofie, redenaarskunde, literatuur, meetkunde, rekenkunde, muziek en astronomie. Kunstenaars en bouwmeesters vervaardigen op basis van Romeinse voorbeelden nieuwe beeldhouwwerken en gebouwen. In de gebouwen worden vaak stukken van oude Romeinse gebouwen gebruikt. De heropleving heeft echter haar beperkingen: buiten het hof en de abdijen zijn weinig geleerden en kunstenaars actief. De zeven vrije kunsten worden maar gedeeltelijk aangeleerd: in plaats van muziek geeft men bijvoorbeeld zangles, in plaats van astronomie doet men aan kalenderberekeningen ...

6Het Karolingische Rijk valt uiteen BRON 11 Karel de Grote is net zoals zijn voorgangers een vorst die regelmatig op veroveringstocht vertrekt. Daardoor krijgen zeer veel krijgers de kans om te plunderen en rijker te worden. Ze blijven Karel dan ook gehoorzamen en steunen. Lodewijk de Vrome (reg. 814-840), zijn zoon en opvolger, heeft meer interesse voor godsdienstige zaken en verwaarloost het bestuur van zijn rijk. Hij voert weinig oorlog en controleert de graven en hertogen minder. De slechte wegen en de grootte van het rijk bemoeilijken ook de contacten tussen het hof en de graven en hertogen. Zij doen daardoor meer en meer hun zin. Lodewijk heeft zijn zonen niet meer onder controle. Nog tijdens zijn leven maken zij openlijk ruzie over de verdeling van het rijk. Drie jaar na zijn dood komen ze tot een akkoord. In het Verdrag van Verdun (843) verdelen ze het Frankische Rijk in drie delen: Karel de Kale krijgt West-Francië (Frankrijk), Lodewijk de Duitser verwerft Oost-Francië (Duitsland), Lotharius draagt als oudste de keizerstitel en krijgt Midden-Francië. Dat gebied valt na zijn dood uiteen in een aantal kleinere koninkrijken. West- en OostFrancië proberen die rijkjes in te palmen. OostFrancië komt ca. 900 als overwinnaar uit de strijd en slokt bijna alle Midden-Frankische vorstendommen © VAN IN

Lodewijk de Vrome doet afstand van zijn keizerlijke voorrang op de paus. Na zijn dood begint de paus een steeds grotere rol te spelen in de keizerskeuze. De Karolingers en hun opvolgers hebben uiteindelijk de pauselijke toestemming en medewerking nodig om tot keizer gezalfd te worden.

De strijd tussen de nakomelingen van Lodewijk de Vrome versterkt de onafhankelijkheid van de plaatselijke bestuurders. De strijdende partijen hebben immers hun steun nodig. De graven of hertogen gedragen zich als koningen en maken hun ambt erfelijk. Invallen van Vikingen (West-Francië) en Hongaren (Oost-Francië) versterken die gang van zaken. De koningen treden laks op tegen de invallers. De bevolking vindt alleen bescherming in de versterkingen van de edellieden en heeft meer respect voor de graaf (die hen beschermt) dan voor de koning (die weinig doet).

BRON 1 Het Frankische Rijk van de 5e tot de 9e eeuw

1 de begrippen ‘hofmeier’, ‘tienden’, ‘gouw’, ‘mark’, ‘gouwgraaf’, ‘markgraaf’, ‘hertog’, ‘domein’ en ‘zelfvoorzienende economie’ uitleggen 2 de opkomst en de ondergang van de Merovingische koningen schetsen 3 drie voordelen geven die Chlodovech krijgt door zijn bekering tot het christendom 4 het verbond tussen de paus en Pepijn III uitleggen 5 de evolutie van de verhouding tussen Kerk en koning (keizer) van de 5e tot de 9e eeuw schetsen 6 de bestuurlijke organisatie van het Frankische rijk uitleggen 7 het economisch systeem van het domein uitleggen 8 uitleggen hoe er in het rijk handel gedreven wordt 9 vier kenmerken van de benedictijnse kloosterregel geven 10 drie voorbeelden van de culturele heropleving onder de Karolingers geven 11 aantonen dat die heropleving haar beperkingen heeft 12 vier oorzaken van het uiteenvallen van • • • 25B DE vROEGE MIDDELEEUwEN (500-900) het Karolingische Rijk opnoemen 13 het ontstaan van ‘Frankrijk’ en ‘Duitsland’ verklaren 14 verklaren waarom de plaatselijke bestuurders onafhankelijker worden 15 de volgende data geven: de doop van Chlodovech, de troonsbestijging van Pepijn III, de keizerskroning van Karel de Grote, het Verdrag van Verdun KUNNEN 1 een tijdlijn met de regeringstijd van de Merovingers en Karolingers maken 2 bronnen indelen en vergelijken op vlak van soort, inhoud, betrouwbaarheid en presentatie 3 met behulp van een kaart de veranderingen aan het territorium van het Frankische Rijk schetsen 4 de betrouwbaarheid, het doel en bruikbaarheid van een bron om een historische vraag op te lossen inschatten ‘Onze gewesten horen al sinds het begin bij het Frankische Rijk.’ Juist of niet? Motiveer je antwoord. Geef drie gebieden die door de Karolingers zijn veroverd. Welke hedendaagse landen liggen helemaal of deels in het Merovingische / Karolingische Rijk? © VAN IN

Childerik was dood. Zijn zoon Chlodovech werd geroepen om hem op te volgen.

Nadat zij [de Rijnfranken] naar de toespraak van Chlodovech geluisterd hadden, juichten zij hem toe. Zij schreeuwden en sloegen op hun schilden. Ze kozen hem tot hun koning en hieven hem op een schild naar omhoog.

In 486 overwint het leger van Chlodovech bij Soissons een Gallo-Romeins leger. De Franken slaan aan het plunderen. Zo roven zij een grote waardevolle vaas uit een kerk. De bisschop van de beroofde kerk vraagt aan Chlodovech de vaas terug. Bij het verdelen van de buit vraagt de Frankische aanvoerder zijn mannen om hem de vaas te geven bovenop zijn gewoon deel van de krijgsbuit. De meesten gaan akkoord en juichen hem toe. Eén krijger schiet echter naar voren en slaat de vaas stuk. Terwijl hij dat doet, roept hij: ‘Jij gaat niet meer dan jouw rechtmatig deel ontvangen!’ Chlodovech blijft kalm en zendt de brokstukken naar de bisschop. Later op het jaar houdt hij een wapeninspectie. Hij keurt de bijl van dezelfde krijger af en gooit het wapen op de grond. Terwijl de man het wapen opraapt, splijt Chlodovech zijn schedel met een bijl en roept: ‘Dat is wat jij met de vaas deed in Soissons.’

Bewerking van Gregorius Van Tours, Geschiedenis van de Franken, 6e eeuw

Gregorius (538-594) komt uit een belangrijke Gallo-Romeinse familie. Hij wordt bisschop van Tours, een zeer belangrijke functie binnen de Kerk en in het Frankische Rijk. Gregorius kende verschillende Merovingische koningen persoonlijk. Zijn werk

is een van de weinig geschreven bronnen over de Franken in de 6e eeuw. Gregorius gebruikt zowel persoonlijke ervaringen

als bronnen. Voor zaken waar hij zelf weinig van weet, die hij niet zelf heeft meegemaakt of waarover hij geen bronnen vindt, baseert hij zich op geruchten en roddels. Ook al wat christelijk is, vindt hij zeer belangrijk.

BRON 3 Twee tekeningen van Frankische krijgers

A Tekening uit de 14e eeuw over de vaas van Soissons

26 B2 DE FRANkEN, NIEUwE HEERSERS IN HET wESTEN

• • • • • • B Tekening uit de 9e eeuw van Frankische ruiters Is dat een primaire of een secundaire bron om vragen over Chlodovech te beantwoorden? Hoe wordt de bron gepresenteerd? Lees de contextinformatie bij de bron. Waarom moet je oppassen met wat Gregorius schrijft? Waarom gebruiken historici het werk van Gregorius, zelfs als het niet zo betrouwbaar is? Lees fragment A en B. Op welke twee manieren kun je bij de Franken koning worden? Lees fragment C. Geschiedkundigen leiden uit dat verhaal af dat de macht van Chlodovech in een jaar tijd is toegenomen. Waarop baseren zij zich in het verhaal? • Wat klopt er niet aan bron 3A als je ze vergelijkt met het verhaal in bron 2? • Op welke van de twee tekeningen zou de kledij meer kunnen overeenstemmen met wat Chlodovech en de krijger toen droegen? Waarom? • Hoe zou een hedendaagse tekening met hedendaags voorwerpen over de vaas van Soissons er kunnen uitzien? © imageselect© VAN IN

A De doop van Chlodovech omstreeks 500 door bisschop Remigius van Reims

De Frankische koning wordt in een soort bad gedoopt. De bisschop legt zijn hand op het hoofd van Clovis. De Heilige Geest, voorgesteld door een vogel, daalt neer boven hetzelfde hoofd. Ivoren snijwerk uit ca. 875, bewaard in het Picardisch Museum van Amiens. Belangrijk nieuws is ons ter ore gekomen: u gaat over ‘Belgica Secunda’ regeren. Nieuw is dat niet. U zet een familietraditie verder (...). Vraag raad aan de bisschoppen. Wanneer u in overleg met hen regeert, dan zal het uw grondgebied goed vergaan (...).

Uit: een brief van bisschop Remigius van Reims aan Chlodovech, omstreeks 481

Remigius (437-533) zou op 18-jarige leeftijd al bisschop geworden zijn. Hij was een van de belangrijkste bisschoppen in Gallië.

• Is bron 4B een primaire of secundaire bron om vragen

over Chlodovech te beantwoorden?

• Welke verklaring kan bron B bieden voor de bekering van

Chlodovech tot het christendom?

• Is bron 4A een primaire of secundaire bron om vragen over Chlodovech te beantwoorden? • Op welke historische vraag biedt bron 4A het beste een antwoord:

A Hoe zag Chlodovech eruit tijdens zijn doop?

B Hoe verliep een christelijke doop in de 5e-6e eeuw?

C Waarvoor werd ivoor gebruikt in de 5e-6e eeuw?

• • • • 27B DE vROEGE MIDDELEEUwEN (500-900) kapelaan: geestelijke verbonden aan een kapel (kleine kerk) BRON 5 De Karolingers en de Kerk Anno 749 Burgard, bisschop van Würzburg, en Fulrad, priester en kapelaan, werden naar paus Zacharius gestuurd (door Pepijn III) om advies te vragen over de koningen die toen regeerden over Francië en die de titel hadden, maar niet de echte koninklijke macht. De paus antwoordde de gezanten dat het beter was dat degene die de macht had, koning genoemd werd. Anno 751 In dat jaar werd Pepijn met toestemming van de paus koning van de Franken genoemd. In de stad Soissons werd hij gezalfd met heilige olie door de handen van Bonifatius, bisschop en martelaar, en werd op de troon geheven volgens Frankisch gebruik. Childerik, die in naam koning was, diens lokken werden geknipt en hij werd vervolgens naar een klooster gestuurd. Anno 753 In dat jaar kwam paus Stephanus naar Pepijn om er bij hem op aan te dringen de roomse Kerk te verdedigen tegen de Longobarden. Anno 754 Nadat paus Stephanus van koning Pepijn de belofte gekregen had dat hij de roomse Kerk zou verdedigen, zalfde hij de koning en zijn twee zonen Karel en Karloman. En de paus bleef die winter in Francië. Bewerking van de annalen van de abdij van Lorsch, ca. 835 In annalen staat per jaar kort vermeld wat een auteur belangrijk vindt. Lorsch bevindt zich in het huidige Duitsland. De annalen gaan over de periode 703-803 en er schrijven vier verschillende auteurs aan mee. Een van die auteurs is mogelijk de abt Richbod, een vriend van Karel de Grote. Is de bron primair of secundair om vragen over Karolingers te beantwoorden? Wat weet men over de auteurs? Wordt alles wat er in het Rijk gebeurd in de annalen genoteerd? Motiveer je antwoord. De Karolingers en de paus sluiten eigenlijk een bondgenootschap. Wat krijgt elk van hen? © VAN IN

• Als iemand een koe of een os steelt, bedraagt het weergeld 35 solidi [goudmunten].

• Als iemand volgens koninklijke voorschriften gedagvaard

wordt [voor een rechtbank moet verschijnen] en niet verschijnt, (...) wordt hij, wanneer hij geen aanvaardbare verontschuldigingen kan inroepen, veroordeeld tot het betalen van 600 denarii [zilvermunten] of 15 solidi.

• Als iemand een vrij man overvalt en berooft, (...) wordt hij (...) veroordeeld tot het betalen van 2 500 denarii of 62,5 solidi. Maar als een Frank een Romein berooft, (...), wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 30 solidi.

• Als iemand een ander aan het hoofd verwondt, op een manier dat de hersenen tevoorschijn komen, (...) wordt hij veroordeeld tot het betalen van 1 200 denarii of 20 solidi.

Een uittreksel uit de Lex Salica

Historici vermoeden dat de Salische wet in de 4e eeuw ontstaat als een reglement voor Frankische troepen aan de Rijn. De wet wordt later aangepast, uitgebreid en op bevel van Chlodovech omstreeks 507 opgetekend. Een kopie van de Lex Salica uit 793, Handschrift van Vandalgrius, bewaard in St. Gallen

Opmerking: In werkelijkheid liggen de drie delen door elkaar.

• Leg in je eigen woorden uit wat de Lex Salica eigenlijk doet. • Bewijs dat er bij het optekenen van de wet nog geen eenheid is onder de bevolking van het Frankische Rijk. • Sommige historici dachten vroeger dat er in de Frankische tijd nauwelijks geld gebruikt werd. Weerleg dat idee met 28 • B2 DE FRANkEN, NIEUwE HEERSERS IN HET wESTEN BRON 7 De schematische voorstelling van een domein behulp van de Lex Salica. Rechts zie je hoe de wet eruitziet in de tijd van de Franken. Hoe wordt de wet door de auteurs van Storia HD gepresenteerd opdat je ze gemakkelijker kunt interpreteren? • Uit welke drie delen bestaat een domein? • Wat is een tenure? © VAN IN

(...) landlopende monniken. Hun hele leven gaan ze door allerlei landstreken, nu in dit en dan in een volgend klooster voor drie of vier dagen te gast. Altijd trekken zij, zonder ooit een vaste woonplaats te kiezen. Zij volgen hun eigen lusten en zucht naar eten, en zijn in alle opzichten nog slechter [dan monniken die op geen enkele regel steunen]. (...) De abt moet (...) beseffen welke zware en moeilijke taak op hem rust om zielen te leiden. (...) Hij moet zich zo aan iedereen aanpassen naargelang hun geaardheid en begrip. (...) Niemand heeft iets in eigendom. Een broeder kan volstrekt niets als zijn eigendom beschouwen. (...) Ledigheid [luiheid] is de vijand van de ziel. Daarom moeten broeders op bepaalde uren bezig zijn met handenarbeid, op andere uren met gewijde lezing. (...) Niet alleen moeten allen de abt gehoorzamen, maar ook luisteren naar elkaar.

Fragmenten uit de kloosterregel van Benedictus

Benedictus van Nursia (480-547) leeft oorspronkelijk als kluizenaar, maar aanvaardt na verloop van tijd de leiding over het klooster van Monte Cassino. Voor die kloostergemeenschap schrijft hij een regel die uitblinkt in eenvoud en gematigdheid.

• Haal vier voorschriften voor de benedictijnenmonniken uit de bron. • Bewijs met een tekstfragment dat Benedictus geen strenge regel opgesteld heeft.

• Bewijs met twee elementen van het gebouw dat men zich baseert op de Romeinse kunst. © VAN IN

BRON 9 De paltskapel in Aken, Duitsland (ca. 778)

BRON 10 Alcuinus van York, geestelijke en geleerde De Angelsaksische geestelijke Alcuinus van York (735-804) is een raadgever en leraar van Karel de Grote en zijn familie. Hij schreef tal van werken en verbeterde de opleiding van de geestelijken. Hij leidde ook verschillende kloosters.

A Tekening uit ca. 825-850 B

Alcuinus (in het midden) overhandigt met een jongere kloosterling een boek aan een bisschop. Karel bij de gratie van God, koning van de Franken en de Longobarden en de patriciërs van Rome, aan de abt Baugulf en aan iedereen van de kloostergemeenschap (…)

Het mag geweten zijn dat wij met onze raadgevers besloten hebben dat het nuttig is voor de bisdommen en kloosters (…) bezig te zijn met schrijfwerk en ijverig te zijn in het onderwijzen van al wie de vaardigheid tot leren bezit, en dat volgens het talent van elk individu (…) De inzet voor onderwijzen en leren moet ook gelden voor de zinsbouw, zodat wie wenst God op de juiste manier te plezieren dat ook doet door op een correcte manier te spreken. (…)

Uit: een brief van Karel de Grote aan de abt van Fulda, ca. 782

De brief is geschreven en opgesteld door Alcuinus. Karel heeft hem ondertekend.

• Geef voor elke bron de soort. • Wat doen geestelijken zoals Alcuinus nog buiten hun taak in de kerk? • Op welke historische vraag geeft bron B het beste antwoord? Motiveer je keuze.

A Is Karel de Grote de stichter van de scholen? B Is Alcuinus een belangrijke raadgever van Karel de Grote? C Welke rol moeten kloosters van Karel de Grote spelen in het onderwijs?

• Uit andere bronnen weten we dat Karel de Grote wel kon lezen, maar niet goed

kon schrijven. Welke historische vraag zou je kunnen stellen als je een brief van hem vindt?

30 B2 DE FRANkEN, NIEUwE HEERSERS IN HET wESTEN BRON 11 Het Verdrag van Verdun (843) • Wie krijgt wat? • In welk gebied ligt het grootste gedeelte van onze gewesten? • ‘Het Frankische Rijk wordt van buiten en van binnen bedreigd.’ Bewijs die stelling. • Zoek in een historische atlas op wat er met de drie Frankische Rijken gebeurt in de 9e en de 10e eeuw.© VAN IN

This article is from: