4 minute read
H Herhaling en synthese
H
In dit onderdeel herhalen we enkele basisprincipes van het historisch denken. Je vindt ook op diddit enkele interessante oefeningen.
± 3500 v.C.
PREHISTORIE OUDE NABIJE OOSTEN
± 800 v.C.
KLASSIEKE OUDHEID
± 500 ± 1450 ± 1750± 1945
MIDDELEEUWEN
HEDENDAAGSE TIJD MODERNE TIJD VROEGMODERNE TIJD
OPDRACHTEN
Opdrachtenreeks 1
203H herhaling en sYnthese • Geef voor elke bron de juiste tijd. Let op: sommige bronnen stammen uit dezelfde tijd. • Geef voor elke bron het hedendaagse land waarin ze zich bevindt. • Geef voor elke bron de functie die het in zijn tijd had. Opdrachtenreeks 2 • Geef voor elke kaart de naam van het rijk dat afgebeeld wordt. Raadpleeg eventueel een historische atlas. • Geef voor elk rijk de tijd waarin het thuishoort. Opdrachtenreeks 3 De indeling in zeven tijden is een hulpmiddel om je te oriënteren in de geschiedenis van de westerse samenleving. Wie een dergelijke indeling maakt, gaat ervan uit dat er bepaalde kenmerken typisch zijn voor een samenleving in een bepaalde tijd. Zo beschouwen sommigen de middeleeuwen als een periode waarin bijvoorbeeld ridders, vorsten en steden belangrijk zijn. Om duidelijkheid te scheppen gebruikt men echter een jaartal of een eeuw waarmee een tijd eindigt of begint. We noemen dat scharniermomenten of scharnierpunten. De veranderingen in een samenleving gebeuren in de meeste gevallen echter geleidelijk. Sommige gewoonten blijven gewoonweg bestaan. Al kunnen ze zelf ook wel wat veranderen. • In welke eeuw beginnen en eindigen de middeleeuwen? • In welke eeuw begint en eindigt de moderne tijd? • Wanneer laat men voor een gebied de prehistorie eindigen? • Sommige gewoonten verdwijnen niet omdat wij een nieuwe tijd laten beginnen. Welke begrippen bestaan zowel in de klassieke oudheid als in de middeleeuwen? Kies uit: Belgae – christelijke Kerk – Frankrijk – gladiatoren – islam – keizer – Latijn – legioenen – Normandiërs – wijn. © VAN IN
Opdrachtenreeks 4 • Op blz. 126-127 vind je een schema van de belangrijkste kenmerken van de westerse samenleving in de middeleeuwen. Geef met behulp van het schema per maatschappelijk domein drie kenmerken van die middeleeuwse samenleving. • Zijn de middeleeuwen een donkere en barbaarse tijd vergeleken met de hedendaagse tijd? - Welke soort historische vraag is dat? - Beantwoord de vraag. Motiveer je antwoord.
Opdrachtenreeks 5
• Wat gebeurde er met de Brabantse edelen die met Fransen meevochten in de Guldensporenslag?
BRON 1
BRON 3 BRON 2
BRON 4
BRON 6BRON 5 © VAN IN
BRON 9 BRON 10
BRON 11 BRON 12
205H herhaling en sYnthese© VAN IN
Middelnederlands Van Brabant oec die grote heren Begonden haer gecri verkeren Si consten wel der Vlamingen tongen Van haren orsse datsi sprongen Ende liepen onder hem te voet; ‘Vlaendren ende Leu’! des waren si vroet Dattie Vlamingen also riepen, Ende riepent mede aldaer si liepen, Ende om tontdragen daer haer leven, Vor die stave datsi beven, Sine hadden el niet in de mont Dan ‘Vlaendren ende Leu’ Vertaling Ook voor de grote heren uit Brabant begonnen de krijgskansen te keren. Zij konden wel Vlaams spreken. Ze sprongen van hun paarden. Ze mengden zich te voet onder de Vlamingen er zich van bewust dat die ‘Vlaanderen en de Leeuw’ riepen. Ze riepen tijdens het lopen om hun leven te redden. Ze hadden angst voor de goedendags. Ze riepen niets anders dan ‘Vlaanderen en de Leeuw’.
Uit: Lodewijk van Velthem, Voortzetting van de Spiegel Historiael, ca. 1316
De Brabantse geestelijke Lodewijk van Velthem (ca. 1270-1327) is mogelijk van adellijke afkomst. Hij kent de machtige en rijke Brabantse families. In 1293 behoort hij tot het gevolg van hertog Jan I van Brabant. Lodewijk wordt pastoor in Zichem en later in Veltem. Lodewijk is vooral gekend als schrijver. In opdracht van een Antwerpse edelvrouw zet hij de wereldgeschiedenis, de ‘Spiegel Historiael’, van de Vlaamse geleerde Jacob
van Maerlant verder. Voor zijn verhaal over de Guldensporenslag gebruikt hij mondelinge en geschreven bronnen, mogelijk zelfs een ooggetuigenverslag. Hij raadpleegt ook Franse teksten.
De Brabantse ridders waarover het gaat, zijn aanhangers van Godfried van Aarschot. Die laatste verzet zich tegen de Brabantse hertog Jan II, zijn neef, die in het conflict geen kant wil kiezen. Godfried hoopt dat de Franse koning hem helpt om zelf hertog te worden.
Manuscript van het werk van Lodewijk van Velthem in de universiteitsbibliotheek van Leiden. • Lees de vraag bij opdrachtenreeks 5. Welke soort historische vraag is dit? • Waar en wanneer speelt de Guldensporenslag zich af? Wie vecht tegen wie? • Hoe wordt de bron gepresenteerd? • Is de bron bruikbaar om de historische vraag te beantwoorden? • Is de bron betrouwbaar om de historische vraag te beantwoorden? • Beantwoord de vraag. • De truc van de Brabantse ridders helpt overigens niet. De meesten worden gedood. Waarom zou Lodewijk dat vermelden? KENNEN 2 een bron of een gebeurtenis in de tijd, de ruimte en het maatschappelijk domein plaatsen 3 een reeks bronnen sorteren volgens soort 4 de context van een bron onderzoeken 5 historische kaarten van rijken in de juiste tijd plaatsen 6 bronnen beoordelen op vlak van presentatie, bruikbaarheid en betrouwbaarheid 7 een historisch beeld analyseren en beoordelen 1 het begrip ‘scharniermoment of -punt’ uitleggen KUNNEN 1 soorten historische vragen herkennen en benoemen © VAN IN