8 minute read
Woordenlijst
abdis: overste van een abdij, vrouwelijke tegenhanger van een abt
arianisme: christelijke godsdienst die Christus als belangrijkste mens beschouwt, maar niet als god. De priester Arius († 336) verspreidde de leer.
Aristoteles: geleerde uit de klassieke oudheid (384-322 v.C.), leerling van Plato en leermeester van Alexander de Grote. Hij vindt waarnemingen belangrijk om tot kennis te komen. decadentie: verval, verwildering van de zeden, het nastreven van bizar genot en overdadige luxe
delven: opgraven uit diepere aardlagen
demografie: wetenschap die de ontwikkeling van de bevolkingscijfers en de samenstelling van de bevolking bestudeert
doksaal: scheidingswand tussen koor en schip van een kerk; doet vaak dienst als galerij of tribune voor de koorzangers
dorsen: korrels of zaden uit een gewas slaan
dynastie: vorstenhuis, opeenvolgende koningen of keizers van dezelfde familie. De koning of keizer kiest zijn opvolger onder zijn nakomelingen of familieleden. Het is niet noodzakelijk de oudste zoon die opvolgt.
elite: kleine, besloten groep van vooraanstaande, bevoorrechte mensen
emancipatie: het ijveren voor gelijke rechten en gelijkheid in een maatschappij
epidemie: besmettelijke ziekte die zich heel snel uitbreidt en die een groot deel van de bevolking treft
evolutie: (geleidelijke) ontwikkeling / verandering in de tijd
fantasy: genre dat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van onwerkelijke gebeurtenissen, verzonnen wezens en imaginaire werelden
feodaliteit: systeem waarbij leenmannen hun vazallen een leen (of lenen) geven. Meestal wordt ook een deel van het bestuur en de rechtspraak beleend.
flagellant: middeleeuws persoon die zich in het openbaar en in groep met een zweep slaat om boete te doen voor zijn zonden en die van anderen. Zo hoopt hij God gunstig te stemmen.
foederati: bondgenoten van het Romeinse Rijk die zich in ruil voor militaire opdrachten in het Rijk mogen vestigen.
geschreven bronnen: wetteksten, brieven, dagboeken, rapporten, tijdschriften, opschriften ... zijn geschreven bronnen
gewest: in deze context is een gewest het middeleeuwse vorstendom. Enkele voorbeelden: het Graafschap
Vlaanderen,het hertogdom Normandië, het hertogdom
Saksen
gouwgraaf: bestuurt een gouw (een provincie) van het rijk, in opdracht van de vorst
grafgift: voorwerp dat men aan de overledene meegeeft in het graf
autonomie: zelfbestuur
boeddhisme: de leer van de Boeddha. Omstreeks 500 v.C. predikt de Indische prins Siddharta een leer van naastenliefde, gelijkheid tussen alle mensen en matigheid in alle dingen. Als je die levensstijl volgt, reïncarneer je uiteindelijk niet meer en kom je in de opperste gelukzaligheid (Nirwana). Zijn volgelingen noemen hem de Boeddha of ‘de verlichte’. In China wordt het boeddhisme populair tijdens de Tangdynastie (618-907).
bondgenoot: medestander. Twee landen die vechten tegen een gemeenschappelijke vijand zijn bondgenoten.
borduren: techniek waarbij met een naald en garen op een doek of ander textiel versieringen worden aangebracht
Byzantijnse Rijk: de begrippen ‘Byzantijnse Rijk’ en
‘Oost-Romeinse Rijk’ worden dooreen gebruikt. Pas na de val van het rijk zal men spreken van het Byzantijnse
Rijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen het
Romeinse Rijk van de klassieke oudheid en het
Byzantijnse Rijk daarna. De Byzantijnen blijven zichzelf
‘Romaioi’ of ‘Romeinen’ noemen.
207woorDenliJst catechumenen: nog niet gedoopte geloofsleerlingen celibaat: ongehuwde staat charter: keure of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een charter geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft. cliché: iets dat dikwijls wordt gezegd; een afgezaagde uitdrukking concentrisch: met steeds groter wordende cirkels of cirkelvormige figuren rond eenzelfde middelpunt concilie: belangrijke kerkvergadering met bisschoppen continentale ruimte: landinwaarts, niet gericht op zee dagloner: arbeider die per dag wordt betaald dambordplan of schaakbordplan: stad die zodanig gebouwd is dat het stadsplan lijkt op een dambord of schaakbord © VAN IN
grondwet: (of constitutie) is de basiswet van een land.
Daarin staat beschreven wat de rechten en plichten van de burgers, de overheid … zijn en hoe het bestuur van het land is georganiseerd.
Guldensporenslag: strijd tussen het Franse en het
Vlaamse leger waarna op het slagveld 500 paar gulden sporen van gesneuvelde ‘Franse’ ridders worden verzameld. Pas in de 19e eeuw spreekt men over de
Guldensporenslag.
heerlijkheid: gebied dat een heer mag besturen in naam van de vorst en waar hij vaak bezittingen heeft. De heer mag er meestal ook rechtspreken.
hertog: vanaf de Frankische tijd een militaire bestuurder van een bepaald gebied (gouw)
hofmeier: aanvankelijk beheert een hofmeier de koninklijke bezittingen, maar hij misbruikt zijn positie en laat zich door de koning belonen met steeds meer bezittingen en macht. De hofmeier wordt uiteindelijk de plaatsvervanger van de koning. leenwezen: zie feodaliteit
levensbeschouwing: visie op wat het leven is en wat belangrijk wordt gevonden. Een godsdienst is een soort van levensbeschouwing.
machtsvacuüm: het bestuur of de politieke macht van iets of iemand verdwijnt en wordt niet vervangen
Magyaren: Centraal-Aziatische nomadenstammen die in de 8e en 9e eeuw Europa teisteren. Een aantal hebben zich uiteindelijk in het huidige Hongarije gevestigd.
homogeen: gelijksoortig, geen verschil
huurling: soldaat die enkel tegen betaling vecht en door gelijk wie ingehuurd kan worden
infanterist: soldaat die te voet vecht
investituur: plechtige benoeming in een ambt of functie maliënkolder: soort van hemd dat bestaat uit ijzeren ringetjes
manuscript: letterlijk: handschrift; niet-gedrukte of -getypte tekst
maritieme ruimte: aan of op zee
mark: graafschap aan de grens dat beschermd moet worden tegen invallers
markgraaf: bestuurt een mark (een provincie aan een buitengrens) in opdracht van de vorst en voert het bevel over een Frankisch leger
metten: verwijst naar gebeden in de vroege ochtendJin: volk dat ten noordoosten van China leeft; worden later Mantsjoes genoemd kapelaan: geestelijke verbonden aan een kapel (kleine kerk) Karolingers: machtige Frankische familie die opklimt tot het ambt van hofmeier. Hun oorsprong zou in de buurt van Landen liggen. Omdat ze vaak de naam Pepijn dragen, worden ze ook wel de ‘Pepiniden’ genoemd. Vanaf Karel Martel spreken we van Karolingers. katharen: christelijke groepering uit de 12e-13e eeuw in Zuid-Frankrijk die zich afzet tegen de katholieke Kerk met de paus aan het hoofd. Zij wordt daarom door de Kerk bestreden en uitgeroeid. De naam ‘katharen’ komt van het Griekse woord ‘katharos’ wat ‘rein, zuiver’ betekent. Een andere naam voor katharen is ‘Albigenzen’ naar de Franse stad Albi. kerstening: bekering tot het christendom ketter: een voor de Kerk verfoeilijk persoon die een verkeerde visie op het christendom en de Kerk verkondigt; zie ook ‘katharen’ kolonisatiegolf: plotse verhuis van een redelijk grote groep mensen van één land naar een ander om daar blijvend te wonen
208 woorDenliJst
kompas: instrument met een magnetische naald die naar het noorden wijst; helpt om je te oriënteren kroondomein: gebied dat rechtstreeks onder het gezag van de koning staat
Middelnederlands: middeleeuws Nederlands millennium: periode van 1 000 jaar miniatuur: tekening. De naam komt van ‘menie’, een rode verfstof. monarchie: bestuursvorm, dikwijls een koninkrijk, waar een persoon de macht heeft mondelinge bronnen: verhalen en gebeurtenissen die generatie na generatie doorverteld worden monotheïsme: het geloof in één enkele god muntontwaarding: daling van de werkelijke waarde van munten uit edelmetaal (bijvoorbeeld zilver) ten opzichte van de waarde die op de munt staat mystiek: streven naar de persoonlijke vereniging met God mythe: verhaal dat veel mensen kennen, maar dat niet werkelijk is gebeurd nationalisme: sterke voorliefde voor het eigen volk of land Oeigoeren: Turks volk uit Centraal-Azië. Het Mongoolse schrift is gebaseerd op het Oeigoerse schrift. ongeletterd: niet kunnen lezen © VAN IN
overkraging: verdieping van een huis die voor een stuk uitspringt boven de straat
pandemie: wereldwijde verspreiding van een besmettelijke ziekte
pik: kleine zeis met een korte steel
Plato: geleerde uit de klassieke oudheid (427-347), leerling van Socrates en leermeester van Aristoteles. Hij vindt dat de wereld die je waarneemt, slechts een flauwe afspiegeling vormt van een hogere werkelijkheid.
prelaat: hooggeplaatste kerkelijke persoon
productieproces: reeks van opeenvolgende handelingen die ervoor zorgen dat er een product ontstaat
Ptolemaeus: Griekse astronoom en geograaf (leeft ca. 150) die denkt dat de aarde het middelpunt van het heelal is
reconstructie: re (her) / constructie (bouw): iets dat nagebouwd, nagetekend of nagespeeld is; het verleden dat op basis van bronnen wordt verteld
rekruteren: in dienst nemen van bv. soldaten
republiek: staat die niet door een vorst wordt geregeerd
retabel: gebeeldhouwd of geschilderd stuk achter een altaar stadsrechten: keure, charter of privilege. Een document dat vermeldt wat iemands rechten en plichten zijn. Een keure geeft aan steden een reeks vrijheden die het omringende platteland meestal niet heeft.
standplaatsgebondenheid: tijd, ruimte, maatschappelijke positie en persoonskenmerken beïnvloeden de blik op (historische) gebeurtenissen
stereotiep: cliché, steeds terugkerend, voor iets steeds dezelfde omschrijving gebruiken
stereotypering: historische redeneerwijze. Bepaalde kenmerken worden veralgemeend en die stereotiepe beelden worden door veel mensen gebruikt.
Geschiedkundigen moeten hier aandacht voor hebben, want veralgemeningen zijn nooit helemaal juist
taifoen: benaming van een orkaan in Oost-Azië
Tataren: nomadisch volk uit Centraal-Azië
tonsuur: kruin
transcontinentaal: over het continent, werelddeel
troubadour: ‘trobar’ betekent letterlijk ‘vinden’. Een troubadour is dus iemand die gezangen en gedichten uitvindt.
vazalliteit: een gewone vrije man (vazal) zweert trouw aan een rijke heer. De vazal krijgt in ruil voor zijn diensten bescherming en levensonderhoud.
verpacht: stuk landbouwgrond wordt vaak verpacht aan een boer als die zelf niet genoeg grond heeft. De boer, de pachter, krijgt de opbrengsten maar betaalt om de grond te mogen gebruiken.
rijksappel: bolvorm die de wereldlijke macht voorstelt rister: het onderdeel van een ploeg dat de grond omkeert rite: gebruik, ceremonie ruin: gecastreerde hengst Saracenen: oude naam voor moslims schatting: afgedwongen belasting scheepsgraf: de overledene wordt begraven in een schip dat wordt bedekt met aarde schisma: scheuring (in de Kerk) schorre: stuk land bij een zee of rivier dat alleen bij springtij overstroomt sikkel: mes met een korte steel en een lemmet in de vorm van een halve maan sjamanisme: geloof waarbij een geestelijke (een sjamaan) contact kan leggen met de geestenwereld Slag bij Woeringen: militair conflict in 1288 tussen hertog
Jan I van Brabant en de aartsbisschop van Keulen.
Brabant wint en hecht het hertogdom Limburg aan. staand leger: leger van betaalde beroepssoldaten die permanent inzetbaar zijn staatsexamen: examen georganiseerd door de overheid
woorDenliJst 209
voetvolk: soldaten te voet volder of voller: ambachtsman die de wollen stoffen (laken) hechter maakt door ze te bewerken. Hij gebruikt daarvoor o.a. chemische producten. vrije en onvrije mensen: In de middeleeuwen zoeken weerloze vrije mensen vaak bescherming bij heren of kloosters. Ze verliezen hun onafhankelijkheid en hebben steeds minder rechten. Ze zijn onvrijen of horigen geworden. woekeraar: persoon die geld tegen overdreven hoge rente uitleent Xixia: volk dat leeft ten noordwesten van China; worden ook Tangoet genoemd zendgraaf: controleert of de plaatselijke bestuurders de bevelen van de vorst opvolgen © VAN IN