7 minute read

Les 8 Strategieën bij luisteren en kijken

8 Strategieën bij luisteren en kijken

1

Je kunt tijdens het luisteren en kijken het doel, het onderwerp, de hoofdgedachte en de hoofdpunten achterhalen 2 3

Je past deze strategieën bewust toe tijdens het kijken en luisteren

In les 1 ging je na hoe goed je leesvaardigheid is. Je leerde ook een aantal strategische vaardigheden om met de inhoud van teksten om te gaan. In deze les ga je aan de hand van een aantal luisterfragmenten hiermee verder aan de slag. Lezen, luisteren en kijken zijn receptieve vaardigheden. Je vertrekt van een bron en gebruikt die bron om er informatie uit te halen. Je bent vooral ontvanger: iemand anders maakte een tekst, programma, podcast of uitzending en die informatie komt naar jou. De technieken die we in deze les inoefenen voor luisteren en kijken, kun je ook toepassen tijdens het lezen. Spreken en schrijven zijn productieve vaardigheden. Hier ben je vooral zender: je verwerkt informatie om er actief een tekst, presentatie of uitzending mee op te bouwen en vorm te geven. iS een luiStertOetS een Kwelling vOOr jOu? Stel je de volgende situatie voor. Je komt de klas binnen en merkt op dat je leraar Nederlands een filmpje heeft klaarstaan. Nadat iedereen is gaan zitten en nieuwsgierig voor zich uitstaart, kondigt je leraar een kijktoets aan die meetelt voor je eerste rapport. De leraar voegt er ook nog aan toe dat je notities mag maken tijdens het kijken. 1 Laten we uitvoeren wat hierboven beschreven staat. Lees eerst grondig het stappenplan. a Je kijkt dadelijk naar een filmpje met als titel Waarom werkt 5G beter dan 4G?. b Je mag tijdens het kijken notities nemen, maar dat is niet verplicht. c Na het kijken krijg je van je leraar een blad met een aantal vragen. d Voor het oplossen van de vragen krijg je vijf minuten tijd. 2 Je krijgt nu de vragen van je leraar.

Je kent een aantal strategische vaardigheden om goed te luisteren en te kijken: voorkennis inzetten, voorspellingen doen, vragen stellen, een luisterdoel kiezen en actief luisteren onthouden

Je oefent op aantekeningen en notities maken

1

4 © VAN IN

3 Tijd om na te gaan hoe je de luistertest hebt ervaren en aangepakt. Beantwoord individueel volgende vragen: a Hoe heb je de luisteropdracht ervaren? b Hoe heb je de luisteropdracht aangepakt? Welke manier van luisteren heb je toegepast? c Wat had je vooraf willen weten?

4 Ga samenzitten met twee medeleerlingen en wissel jullie antwoorden uit. Noteer drie dingen die je interessant vindt in de antwoorden van je medeleerlingen.

Kan Het OOK anderS? Voor het luisteren Straks ga je naar een ander filmpje kijken. 1 Bekijk de foto’s die verband houden met het fragment. a Welk onderwerp staat centraal? Waarom denk je dat? b Wat weet je al over dat onderwerp? Noteer je voorkennis in een aantal kernwoorden. c Welk soort luisterfragment (teksttype) verwacht je te zien? Waarom denk je dat? ONDERWERP TEKSTTYPE VOORKENNIS 2 © VAN IN 80

2 Je kijkt nu naar een kort stuk uit het beeldfragment. a Controleer wat je bij de vorige opdracht noteerde. Pas het schema indien nodig aan of verfijn je antwoorden. Gebruik daarvoor een ander kleur.

b Geef ook de hoofdgedachte van het beeldfragment. c Voorspel een drietal vragen of deelonderwerpen die in het filmpje aan bod kunnen komen. ONDERWERP HOOFDGEDACHTE VOORspellen VRAAG/DEELONDERWERP VRAAG/DEELONDERWERP VRAAG/DEELONDERWERP 3 Je bekijkt het beeldfragment straks een eerste keer globaal. Omschrijf wat daarmee bedoeld wordt. 4 Bekijk de vragen die je na het kijken moet oplossen. Zo heb je een concreet luisterdoel. Afhankelijk van wat je met de informatie moet doen, zul je immers op een andere manier luisteren en tussendoor notities nemen. Tijdens het luisteren 5 Beluister nu aandachtig het fragment en formuleer een antwoord op volgende vragen. a Met welke tekstsoort en teksttype heb je te maken? tekstsoort teksttype ¡ prescriptieve tekst ¡ persuasieve tekst ¡ opiniërende tekst ¡ informatieve tekst ¡ argumentatieve tekst ¡ narratieve tekst ¡ diverterende tekst ¡ videoclip ¡ interview ¡ nieuwsuitzending ¡ reclameboodschap ¡ kortfilm ¡ documentaire ¡ reportage b Welke zin omschrijft het best de hoofdgedachte van het filmpje? ¡ Het belangrijkste kenmerk in de puberteit is het krijgen van puistjes. ¡ In de puberteit ontstaan hormonen die het gedrag beïnvloeden. ¡ De puberteit is een verwarrende periode die soms (heel) moeilijk verloopt. ¡ In de puberteit worden jongens en meisjes opstandig en soms agressief.

. © VAN IN

c Het filmpje is opgebouwd rond een aantal hoofdpunten die de hoofdgedachte ondersteunen. Geef die schematisch weer.

1

 2   3   4   d Bij opdracht 2 voorspelde je enkele items. Welke zijn aan bod gekomen in het filmpje? Welke niet? tip 1 Stel jezelf vragen tijdens het luisteren. • Wat zal er in de volgende alinea aan bod komen? • Kan ik deze alinea in een zin samenvatten? • Waarom beweert de auteur dit hier? 2 Vat tussendoor samen. 3 Probeer de betekenis van moeilijke woorden af te leiden uit het fragment. Na het luisteren  6 Tijd om na te gaan hoe je de luisteropdracht hebt ervaren en aangepakt. a Vul op de volgende pagina de hulpfiche voor receptieve vaardigheden in. b Overloop samen met twee medeleerlingen je antwoorden. © VAN IN 82

Strategieën voor receptieve vaardigheden

1 Welke strategieën paste je toe voor het luisteren?

• voor het LUISTEREN • • Wat is het voordeel hiervan? 2 Wat kun je doen tijdens het luisteren? Hoe zorg je ervoor dat je volhoudt bij een moeilijk of saai fragment? tijdens het LUISTEREN • • • • 3 Welke kritische vragen stel je bij een boodschap? • • •

• na het LUISTEREN © VAN IN •

4 Bij de taalvakken op school doe je soms luisteroefeningen. a Geef aan hoe goed jij jezelf inschat. b Geef telkens één item waar je goed in bent en één waar je moeite mee hebt.

vak score verantwoording

Nederlands ¶ ¶ ¶ ¶ ¶ +

Frans ¶ ¶ ¶ ¶ ¶ + –

Engels ¶ ¶ ¶ ¶ ¶ + –5 Formuleer drie moeilijkheden bij luisteren op school. a Omschrijf ze zo concreet mogelijk. b Overloop die moeilijkheden met een medeleerling. Formuleer samen waar je op kunt letten om er beter in te worden. 1 2

–3 © VAN IN

3

nOtitieS nemen

In dit laatste deel sta je stil bij het maken van notities of aantekeningen. Als intro beantwoord je de volgende vragen. Vergelijk de antwoorden klassikaal.

1 Sommige schoolvakken werken met invulmethoden, bij andere vakken moet je veel zelfstandig noteren. a Bij welke vakken neem je het meeste zelf notities? b Ben je daar goed in of vind je dat juist heel moeilijk? Leg kort uit waarom je dat vindt. c Maak je notities bij het studeren? Waarom doe je dat (niet)? 2 Welke soorten schema’s ken je uit die vakken? 3 Aan het begin van deze les luisterde je naar een fragment (over 5G) om er nadien vragen bij op te lossen. a Maakte je toen spontaan aantekeningen? b Hebben die je geholpen om de vragen op te lossen? 4 Hieronder krijg je drie verschillende teksten. a Wat is het doel van deze teksten? jij licht op, veert op, verzet je, bent op zoek naar wie je bent meer dan naar wie je wordt

‘Zeker gezond’: nieuwe app Vlaamse overheid

Vlaams instituut Gezond Leven lanceert website en app met meer dan duizend recepten De overheid leert ons gezond koken

Zeg: de leerling kan het nóg niet We moeten ons beeld van een leerling zo scherp mogelijk krijgen, vindt Dimitri Meurens. Het geloof in elk van hen kan tot succesverhalen leiden.© VAN IN

b Van welk teksttype kun je geen schema maken? Waarom niet?

5 Als je notities maakt, heb je vaak weinig tijd om alles te noteren. Hoe kun je dat probleem oplossen? 6 Welke afkortingen of symbolen gebruik jij vaak? Deel er vijf met je medeleerlingen. 7 Aan de slag! Neem notities bij het fragment uit Man over Woord over de stilste taal ter wereld: onze lichaamstaal. Zes vuistregels als je notities maakt 1 Zorg dat je pen en papier klaar hebt liggen. 2 Schrijf geen hele zinnen, maar kernwoorden of woordgroepen. 3 Focus enkel op de hoofdzaken. 4 Een aantal voorbeelden of extra uitleg zijn nuttig om achteraf je notities te begrijpen. 5 Laat veel wit tussen de woorden: na het luisteren kun je daar nog wat bijschrijven en/of aanvullen. 6 Notities nemen moet snel gaan: gebruik daarom afkortingen, tekens en/of symbolen. 8 Wissel je notities met die van een medeleerling. a Markeer de kernwoorden. Wanneer er informatie ontbreekt, dan mag je die in een andere kleur aanvullen. b Beoordeel de tekens, symbolen en afkortingen die je medeleerling gebruikte. Schrijf kort uit wat je daarvan vindt.

onthouden© VAN IN

This article is from: