11 minute read

Les 3 Woordsoorten en voornaamwoorden

3 Woordsoorten en voornaamwoorden

1

Je kent de belangrijkste woordsoorten 2

Je kunt de verschillende woordsoorten herkennen en benoemen

wat weet je nOg? Zelfstandig naamwoord, werkwoord, voorzetsel … In de eerste graad leerde je alles over de verschillende woordsoorten. Wat weet je nog hierover? 1 In onderstaand gedicht werden enkele woorden gemarkeerd. a Tot welke woordsoort behoren ze? Plaats de woorden in de juiste categorie. b Welke categorie bleef leeg? Geef hier zelf een voorbeeld. Ik trek mijn jas uit en mijn woorden ook. Ik spuug mijn stem in het glas op het nachtkastje. De avond heeft de verkeerde kleur, denk ik terwijl het bad volloopt met tomatensoep. Door het beton hoor ik mijn stem hoesten. ‘Gezondheid’, probeer ik bijna. Ik steek mijn schoenen in brand zodat ze niet vertellen waar ze zijn geweest. Hester van Beers. Ik trek mijn jas uit werkwoord telwoord voorzetsel lidwoord infinitief voltooid deelwoord persoonlijk voornaamwoord bezittelijk voornaamwoord zelfstandig naamwoord

10

bijvoeglijk naamwoord

3

4 Je kunt de verschillende Je gebruikt woordsoorten en Je kent de belangrijkste soorten voornaamwoorden voornaamwoorden om je teksten voornaamwoorden herkennen en benoemen beter en gerichter te maken

1

5 © VAN IN

10.9.2

2 Hieronder zie je tien zinnen waarin de persoonsvorm onderstreept werd. Tot welke soort werkwoord behoren deze persoonsvormen?

Kies uit: zelfstandig werkwoord – hulpwerkwoord – koppelwerkwoord

a Ik geef je een roosje.

b Hij lijkt me best aardig.

c Er wordt mij gezegd dat dat klopt.

d Ik heb je dat gisteren gevraagd.

e Ik word er ziek van.

f Thomas is vader geworden.

g De zon schijnt.

h Ik wil dit niet doen.

i Teksten schrijven is moeilijk.

j Aram zingt in een band.

3 Met deze quiz ga je na hoe diepgaand jouw kennis over de woordsoorten en voornaamwoorden werkelijk is. Lees de vier antwoordmogelijkheden en duid telkens het juiste antwoord aan. a Heb jij de gevraagde documenten meegenomen? ¡ werkwoord ¡ bijvoeglijk naamwoord ¡ zelfstandig naamwoord ¡ bijwoord b Wie heeft alle koekjes opgegeten? ¡ voegwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ zelfstandig naamwoord c Wanneer zul je het nu eindelijk leren! ¡ koppelwerkwoord ¡ infinitief ¡ hulpwerkwoord ¡ onvoltooid deelwoord d De laatste doet de deur dicht! ¡ hoofdtelwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ rangtelwoord e Hij heeft zich nog kunnen herpakken. ¡ wederkerig voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord f Kom je met ons mee naar Bobbejaanland? ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord 10 © VAN IN ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ wederkerig voornaamwoord

g Word jij ook ongelukkig van regen? ¡ koppelwerkwoord ¡ hulpwerkwoord ¡ infinitief

¡ voltooid deelwoord

h Ai, dat lijkt me geen strak plan … ¡ voorzetsel

¡ voegwoord ¡ tussenwerpsel ¡ bijwoord

i Gisteren kwam ik mijn buur tegen in de winkel. ¡ voegwoord ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ voorzetsel ¡ bijwoord j Heb je zijn nieuwe zonnebril al gezien? ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ bijwoord ¡ bijvoeglijk naamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord k De jongen struikelde over zijn eigen voeten. ¡ bepaald lidwoord ¡ bepaald hoofdtelwoord ¡ onbepaald lidwoord ¡ voorzetsel l Heb jij die vragen al opgelost? ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ bepaald lidwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ bepaald hoofdtelwoord m Hij liep weg, vluchtend voor de regen. ¡ werkwoord ¡ infinitief ¡ voorzetsel ¡ zelfstandig naamwoord n Ik moest kloppen want de bel doet het niet. ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ bijwoord ¡ voorzetsel ¡ voegwoord o Zag jij die jongen die dat brood stal? ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ bepaald voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord 0 tot 7 correcte antwoorden: de woordsoortenbeginneling De leerstof over de woordsoorten uit de eerste graad moet nog even van onder het stof gehaald worden. Maak je echter geen zorgen: met wat oefening werk jij jezelf in geen tijd op tot woordsoortenfluisteraar! Maak eerst de oefeningen van 2 Remediëring: woordsoorten en 3 Remediëring: voornaamwoorden op de volgende pagina’s of online bij ‘Oefenen’. 8 tot 12 correcte antwoorden: de woordsoortenfanatiekeling Persoonlijke voornaamwoorden, werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden … Al die woordsoorten zeggen jou nog wel iets. Soms gaat het echter nog wel eens mis, zeker als het om de wat moeilijkere woordsoorten gaat. Maak van 2 Remediëring: woordsoorten en 3 Remediëring: voornaamwoorden telkens de eerste oefening en © VAN IN ga vervolgens over naar 4 Geef kleur aan je teksten.

13 tot 15 correcte antwoorden: de woordsoortenfluisteraar Proficiat, je bent een echte kenner! De verschillende woordsoorten hebben voor jou geen geheimen meer. Je hoeft de remediëringsoefeningen op de volgende pagina’s niet te maken en mag direct overgaan naar 4 Geef kleur aan je teksten.

2

remediëring: wOOrdSOOrten

10

1 In de eerste graad leerde je dat er tien verschillende woordsoorten bestaan. Zet de correcte woordsoort naast de genummerde woorden van de onderstaande zin. Oei1, haar2 hond3 heeft4 twee5 erg6 malse7 kippenboutjes3 en8 wat5 soepvlees3 van9 de10 tafel3 gejat4! 1 oei 2 haar 3 hond kippenboutjes soepvlees tafel 4 heeft gejat 5 twee wat 2 Duid in onderstaand gedicht de volgende woordsoorten aan: a in de eerste strofe: twee infinitieven, twee bezittelijke voornaamwoorden, een telwoord en vijf lidwoorden b in de tweede strofe: een bijvoeglijk naamwoord, twee verschillende voorzetsels, twee verschillende voegwoorden en een betrekkelijk voornaamwoord; c in de derde strofe: een persoonlijk voornaamwoord, twee zelfstandige naamwoorden, een onbepaald voornaamwoord en een telwoord. 1 Zittend. Denkend aan liggen. Je handen strijken rimpels in het tafellaken glad rond een gerecht dat moeilijk en te veel voor twee en niet als op het plaatje is, maar ruikt, het ruikt de ramen uit, het doet zijn best niet in te zakken, zoals een ingehouden buik niet bol te zijn –ook andersom is vergelijken. 2 Lopend. Bijvoorbeeld naar de ramen en terug en toch weer naar de ramen, omdat geluid zich buigt naar wat je horen wilt, maar het niet is. Er danst een stoet voorbij, verklede mensen die iets onverstaanbaars juichen, van elkaar goed weten hoe ze heten en te kijken dansen dat je kijken moet.

6 erg 7 malse 8 en 9 van 10 de © VAN IN 26

3 Staand. Bij een ingang, uitgang waar je zei dat, maar er zijn er drie, je weet niet meer of die of deze. Van blijven staan komt niemand tegen, maar met bewegen wordt haast bereikt wat net verdween. Zeker nog niet gezegd wie blijft en wie beweegt en wie dan wie wanneer en van hoe ver weer ziet. 4 Niet Joke van Leeuwen. Vier manieren om op iemand te wachten 3 Online bij ‘Oefenen’ vind je aanvullende oefeningen over de verschillende woordsoorten. remediëring: vOOrnaamwOOrden 1 In de voorgaande oefeningen ben je al met de verschillende voornaamwoorden in aanraking gekomen. Hoe goed kun jij ze van elkaar onderscheiden? Lees de vier antwoordmogelijkheden en duid telkens het juiste antwoord aan. a Waarom maakt hij zich toch zo druk? ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerig voornaamwoord b Roep je je broer even? ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerig voornaamwoord c Ik ken de jongen die daar loopt. ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord d Ze hoorde iemand om hulp roepen. ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord e Ze helpen elkaar met hun huiswerk. ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ wederkerig voornaamwoord f Welke vragen heb je nog? 310.3 © VAN IN ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord g Dat was mijn idee! ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord

h Men zegt weleens dat het gras groener is aan de overkant. ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ vragend voornaamwoord ¡ bezittelijk voornaamwoord

i Wie kan me zeggen hoe laat het is? ¡ vragend voornaamwoord ¡ onbepaald voornaamwoord ¡ betrekkelijk voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord j Mijn koninkrijk voor een paard! ¡ bezittelijk voornaamwoord ¡ wederkerend voornaamwoord ¡ persoonlijk voornaamwoord ¡ aanwijzend voornaamwoord 2 Markeer in onderstaande tekst een voorbeeld van elk voornaamwoord. persoonlijk voornaamwoord – bezittelijk voornaamwoord – aanwijzend voornaamwoord – betrekkelijk voornaamwoord – onbepaald voornaamwoord – wederkerend voornaamwoord – wederkerig voornaamwoord – vragend voornaamwoord Ik ontmoette mijn vriend bij valavond tijdens die opperste, menselijke dwaasheid die men carnaval noemt. Zijn warme groet was te wijten aan het feit dat hij zich al tegoed had gedaan aan enkele glazen wijn. Hij droeg bont en had een nauw aangesloten, gestreept broekpak aan. Op zijn hoofd prijkte een punthoed met belletjes. Ik was zo blij hem te zien dat ik zijn hand maar bleef vasthouden en zei: ‘Mijn beste Fortunato, fijn dat we elkaar hier treffen. Wie had dat gedacht!’ Bron: Edgar Allan Poe. Het vat Amontillado 3 Online bij ‘Oefenen’ vind je aanvullende oefeningen over de verschillende voornaamwoorden. geef Kleur aan je teKSten 1 Onderstaande recensie klinkt nogal tegenstrijdig. a Vervang de vijftien onderstreepte woorden door passende antoniemen, zodat de inhoud logisch wordt. Antoniemen zijn woorden die (ongeveer) het tegengestelde betekenen. Mooi en lelijk zijn bijvoorbeeld antoniemen, net als groot en klein. 4 onthouden© VAN IN 28

Teleurgesteld hief regisseur Bong Joon-ho zijn vuist in de lucht toen werd bekendgemaakt dat zijn film Parasite de kleine winnaar was van de Gouden Palm. En terecht. De Zuid-Koreaanse film is door zijn mix van genres, voorspelbare wendingen en saaie opbouw een onvergelijkelijk werk dat moeizaam onder de huid kruipt en daar voorlopig niet vandaan komt. Het geld groeit het gezin Kim niet op de rug. Vader Ki-taek, zijn vrouw Chung-sook, dochter Ki-jeong en zoon Ki-woo leven in een gigantische kelder waarin de kakkerlakken tussen de plinten ritselen en de wifi-verbinding van de bovenburen wordt getapt. Uitzicht op een slechtere baan dan pizzadozen vouwen lijkt er niet te zijn, tot Min op bezoek komt. Deze familievriend vraagt aan Ki-woo om bijles te geven aan Da-hye, de dochter van het broodarme gezin Park. Met zijn charme én een echt universiteitsdiploma weet Ki-woo de baan eerlijk te bemachtigen. Zijn leugen om andermans bestwil is de eerste in een reeks van vele. Snel maar zeker weten alle leden van het gezin Kim met steeds doorzichtigere smoesjes een plek in te nemen in het gezin Park om wat bij te verdienen. Hoogmoed en een onontwarbaar web van ware verhalen maken dat hun verhaal voordeligere vormen aanneemt ... Bron: Recensie ‘Parasite’, www.filmvandaag.nl b Tot welke twee woordsoorten behoren de woorden die je moest vervangen? c Over welke woordsoort gaven de onderstreepte woorden meer informatie? Geef telkens een voorbeeld uit de tekst. © VAN IN hoogmoed: zelfoverschatting, overdreven tevreden over jezelf zijn onontwarbaar: bijna niet uit elkaar te halen, bijzonder complex

woord

10.4

2 In de eerste zin van de recensie geeft het bijwoord ‘teleurgesteld’ meer informatie over het werkwoord ‘heffen’. Bijwoorden kunnen echter over nog veel andere zaken meer informatie geven.

Over welk woord geeft het onderstreepte bijwoord meer uitleg in onderstaande zinnen? a Hij lachte hard.

b Ik kan niet komen. c Hij is een heel lieve jongen. d Ik vond de situatie verschrikkelijk erg. e Morgen kom ik langs. 3 In de vorige opdrachten werkte je met een bestaande recensie. Je ging dieper in op manieren om je boodschap te nuanceren en meer kleur te geven door bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden te gebruiken. Nu is het volledig aan jou! a Schrijf zelf een korte tekst van ongeveer tien zinnen over de laatste film of aflevering van een tv-reeks die je gezien hebt. Zeg iets over de verhaallijn, de acteurs of regisseur en geef minstens één element dat je goed vond en één element dat je minder goed vond. b Gebruik minstens zeven bijvoeglijke naamwoorden en drie bijwoorden in je tekst. Denk na waar ze je mening duidelijker naar voren brengen. c Wissel je tekst met een medeleerling. Onderstreep in zijn/haar tekst alle bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden die je tegenkomt. d Vervang de bijvoeglijke naamwoorden vervolgens door een antoniem. e Geef elkaar de tekst terug en lees het resultaat in je eigen tekst na. © VAN IN 30

Evaluatiematrix

GOED VOLDOENDE ONVOLDOENDE

volledigheid Je • schreef tien zinnen over de laatste film/aflevering die je zag; • vertelt iets over de verhaallijn en de acteurs of regisseur; • haalt minstens één positief en één negatief element aan; • gebruikt minstens zeven bijvoeglijke naamwoorden en drie bijwoorden. Je tekst bevat drie van de vier gevraagde elementen. Je tekst bevat twee of minder van de gevraagde elementen.

correctheid Je taalgebruik is zo goed als foutloos: je spelling is correct en alle zinnen zijn helder en juist opgebouwd. De bijvoeglijke naamwoorden zijn correct verbogen. Je maakt enkele fouten tegen spelling, zinsbouw of de verbuiging van de bijvoeglijke naamwoorden. Dit staat je boodschap niet in de weg. Je tekst bevat opvallende spellingfouten, te veel herhaling en/of foute zinnen. Hierdoor is het moeilijk om je tekst te begrijpen.

duidelijkheid en gepastheid De bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden helpen om je mening naar voren te brengen en zijn op een doordachte plaats toegevoegd. Je tekst is vlot, maar de bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden die je gebruikt zijn heel algemeen (bv. goed, leuk, saai). Ze geven niet echt een persoonlijke mening weer. Sommige bijvoeglijke naamwoorden kunnen op een betere plaats toegevoegd worden. Je mening komt onvoldoende duidelijk naar voren. De bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden zijn heel algemeen. Ze helpen niet om je mening beter te begrijpen. Ze passen niet bij de tekst en/of staan niet op de beste plaats.

aantrekkelijkheid Je tekst is aangenaam om te lezen: je spreekt de lezer aan, je schrijft origineel en je varieert in woorden. Je tekst is goed opgebouwd, maar weinig persoonlijk. Je schrijft heel neutraal.

Je tekst heeft geen samenhang. Het is eerder een verzameling van losse, algemene zinnen. Je spreekt de lezer niet aan. Aanvullende commentaar:© VAN IN

This article is from: