Reflect Maart 2014

Page 1

#04 FIRST THINGS FIRST | LENTE 2014

STAND VAN HET LAND 2014-2019

ADVERTENTIE

REFLECT cover_NL_03-014.indd 1

22/04/14 15:48


WOORD VOORAF

B

elgië deed het tijdens de crisis niet slecht. Onze welvaart en tewerkstelling bijvoorbeeld hielden beter stand dan in veel andere landen. Maar schijn bedriegt, want onder de oppervlakte bouwen zich intussen tal van spanningen op. Zo noteert onze handelsbalans al gedurende zes jaar in het rood. We verliezen ook sterker marktaandelen op de internationale exportmarkten dan pakweg Duitsland en Nederland. De mismatch op de arbeidsmarkt is groot. En onze belastingdruk blijft maar stijgen. Het hoeft dus niet te verwonderen dat die DE OVERHEID MOET IN EERSTE INSTANTIE ZORGEN evoluties almaar sterker beginnen te wegen op onze economische groei VOOR EEN AANTREKKELIJK én op de jobcreatie in bedrijven.

ONDERNEMINGSKLIMAAT VOOR DE BEDRIJVEN

Die spanningen komen niet zomaar uit de lucht vallen. Ze zijn het gevolg van de megatrends waaraan ook ons land niet ontsnapt. De globalisering bijvoorbeeld creëert dan wel een pak kansen voor onze ondernemingen, ze versterkt tegelijk fors de internationale concurrentie. De snelle veranderingen op technologisch, reglementair en maatschappelijk vlak zetten bovendien continu veel waarde op het spel. Denk maar aan Nokia en Blackberry, twee gevestigde bedrijven die in een korte periode heel veel marktaandeel verloren. Ten slotte is er nog de vergrijzing, waardoor niet alleen de krapte op de arbeidsmarkt dreigt toe te nemen, ze plaatst ook ons sociaal model voor een ongekende uitdaging. Na de verkiezingen van 25 mei hebben we een unieke kans om een fundamenteel antwoord te bieden op deze megatrends. Voor het eerst sinds lang kan er immers, zowel op federaal niveau als op dat van de gewesten en de gemeenschappen, voor een periode van vijf jaar ongestoord worden geregeerd. Dat biedt de mogelijkheid om tijdens de eerste jaren van de legislatuur

een aantal moedige sociaaleconomische hervormingen door te voeren, waarvan de effecten tegen het einde van de legislatuur voelbaar zullen worden. Kiest men voor een dergelijke aanpak, dan zal het vertrouwen worden hersteld. Gezinnen zullen opnieuw meer consumeren en bedrijven meer investeren. Wat die sociaaleconomische hervormingen moeten inhouden, maken we in deze VBO-REFLECT duidelijk aan de hand van een evaluatie van de stand van het land. Op welke parameters scoren we goed in vergelijking met onze voornaamste handelspartners en waar moeten we dringend een tandje bijsteken? Uit onze analyse blijkt dat op drie belangrijke domeinen knipperlichten branden: de concurrentiekracht van de ondernemingen, de investeringen in menselijk kapitaal en het maximaal ter beschikking stellen daarvan voor de arbeidsmarkt, en ten derde de performantie van de overheid. Op die drie domeinen zullen we moeten werken willen we daadwerkelijk het verschil maken. In een dubbelinterview sta ik samen met onze nieuwe voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, stil bij de maatregelen die op elk van deze drie domeinen kunnen worden genomen. Noch de overheid, noch het bedrijfsleven zijn in staat om dit toekomstproject op eigen houtje te trekken. Beide hebben elkaar nodig en moeten elkaar versterken. De overheid moet in eerste instantie zorgen voor een aantrekkelijk ondernemingsklimaat voor de bedrijven. Ondernemingen op hun beurt moeten doen waar zij goed in zijn: investeren, innoveren, internationaliseren, jobs creëren… Als de bouwstenen reeds vroeg na de verkiezingen van 25 mei kunnen worden gelegd, dan zal geen enkele uitdaging te groot zijn.

PIETER TIMMERMANS GEDELEGEERD BESTUURDER VBO

© DANIEL RYS

1

REFLECT NL_03-2014.indd 1

22/04/14 15:45


STAND VAN HET LAND

IN DIT NUMMER

WHAT

WHY

04 DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN

14 MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

Op het eerste gezicht hield onze Belgische economie goed stand tijdens de crisis. Toch bouwden er zich spanningen op en kwam het Belgische succesmodel almaar meer onder druk. Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te weinig visionair, noch voldoende structureel.

De Belgische economie wordt geconfronteerd met een groot aantal megatrends. Vier in het bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de economische crisis, (2) de globalisering, (3) de snelle veranderingen rondom ons, en (4) de vergrijzing. Een groot deel van de spanningen in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.

2 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 2

22/04/14 15:45


2014-2019

HOW 26 WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?

38 “LAAT DE ONDERNEMER ONDERNEMEN”

Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompetitiviteit? Investeren we voldoende in het aanwezige talent en stellen we dat ter beschikking van de arbeidsmarkt? En hoe performant is onze overheid wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands sterke en zwakke punten kunnen we inschatten op welke hefbomen we moeten werken om meer groei en jobs te creëren.

Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijknamige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die een vuist maakt in het belang van onze welvaart. REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aanbevelingen voor een betere toekomst van dit land.

48 THEMA’S Een selectie van dossiers waarop onze experts vandaag actief zijn.

60 SOCIALE RECHTSPRAAK 62 VBO AGENDA

3

REFLECT NL_03-2014.indd 3

22/04/14 15:45


REFLECT NL_03-2014.indd 4

22/04/14 15:45


WHAT

DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN Op het eerste gezicht hield onze Belgische economie goed stand tijdens de crisis. Toch bouwden er zich spanningen op en kwam het Belgische succesmodel almaar meer onder druk. Het beleid reageerde, zij het vooral ad hoc en te weinig visionair, noch voldoende structureel.

1.

HET ‘BELGISCHE MODEL’: RECEPT VOOR ANDERE LANDEN?

Sommigen spreken vandaag over ‘het Belgische model’. Ze menen dat ons land op sociaaleconomisch vlak een voorbeeld vormt voor andere landen. Die overtuiging steunt grotendeels op de manier waarop ons land de crisis overleefde. Inderdaad, kijken we naar een aantal macrocijfers, dan stellen we vast dat België het, in vergelijking met sommige andere landen, niet zo slecht heeft gedaan. Ten eerste kende België in 2009 een veel beperktere krimp in zijn welvaart dan de meeste andere landen van de eurozone. Ook het herstel gebeurde er, met uitzondering van Duitsland, veel sneller en sterker (grafiek p.6). Sinds 2011 knopen we zelfs opnieuw aan met het welvaartsniveau van vóór het uitbreken van

de crisis. Een totaal ander beeld zien we in de Zuid-Europese landen. In Spanje en Italië ligt de welvaart nog altijd meer dan 7% onder het precrisisniveau. Maar ook in andere landen, zoals Nederland, sloeg de crisis meestal harder toe dan bij ons.

BELGIË PRESTEERDE TIJDENS DE CRISIS NIET SLECHT

Ten tweede presteerde ons land ook op het vlak van de tewerkstelling niet slecht: de krimp in 2009 was al bij al bescheiden en vandaag bevindt de werkgelegenheid zich opnieuw bijna 2% boven het precrisisniveau. Dat verklaart 5

REFLECT NL_03-2014.indd 5

22/04/14 15:45


WHAT

trouwens ook waarom de werkloosheidsgraad sinds begin 2008 niet zo sterk steeg (i.e. met 1,3 procentpunten tegenover bijvoorbeeld 4,7 procentpunten voor het gemiddelde van de eurozone). Opnieuw is er één land dat veel beter presteerde, met name Duitsland, terwijl de arbeidsmarkt in de overige eurozonelanden rake klappen kreeg.

104 102 100 98 96 94 92

08 20 Q1 08 20 Q2 08 20 Q3 08 20 Q4 09 20 Q1 09 20 Q2 09 20 Q3 09 20 Q4 10 20 Q1 10 20 Q2 10 20 Q3 10 20 Q4 11 20 Q1 11 20 Q2 11 20 Q3 11 20 Q4 12 20 Q1 12 20 Q2 12 20 Q3 12 20 Q4 13 20 Q1 13 20 Q2 13 20 Q3 13 Q 4

90

20

Verloop van het bbp (hoogtepunt vlak vóór de crisis = 100; Bron: Eurostat)

DE BELGISCHE ECONOMIE HEEFT TIJDENS DE CRISIS GOED STANDGEHOUDEN

BE

DE

ES

FR

IT

NL

Ten derde steeg ook de ongelijkheid in België tijdens de crisis amper. Terwijl de Gini-coëfficiënt1 of ongelijkheidsgraad in 2007 gelijk was aan 26,3, bedroeg die in 2012 26,5. Hiermee blijft ons land tot de meest gelijke samenlevingen ter wereld behoren. In Spanje en Frankrijk nam de ongelijkheid daarentegen wel aanzienlijk toe. En in tegenstelling tot wat soms wordt beweerd, verminderde in Duitsland de ongelijkheid sterk. Terwijl de Gini-coëfficiënt er in 2007 nog gelijk was aan 30,4, zakte die in 2012 tot 28,3.

1

WAAROM HIELD BELGIË GOED STAND? Drie fenomenen verklaren grotendeels waarom onze welvaart en de werkgelegenheid tijdens de afgelopen vijf tot zes jaar relatief goed standhielden. Ten eerste bouwde ons land – in tegenstelling tot bijvoorbeeld in Griekenland, Ierland, Spanje en Portugal – veel minder macro-economische onevenwichten op in de jaren vóór de crisis. Onder macroeconomische onevenwichten verstaan we bijvoorbeeld een forse zeepbel op de woningenmarkt, een sterke stijging van de schuldgraad bij de gezinnen of de ondernemingen. Of nog, een hoog begrotingstekort, een lopende rekening die sterk negatief is… Onderzoek van het Internationaal Monetair Fonds (2008, 2009) toont dat de economische schok waarmee een land eind 2008/ begin 2009 werd geconfronteerd, recht evenredig was met de omvang van dergelijke macro-economische onevenwichten. Met andere woorden, omdat die onevenwichten bij ons al bij al beperkt bleven, was ook de krimp van het bruto binnenlands product (bbp) in 2008 en 2009 relatief bescheiden. Hetzelfde geldt trouwens voor de Duitse locomotief, waaraan we ons eveneens sterk konden optrekken. Een tweede verklaring voor de goede prestaties van ons land is dat er heel veel jobs werden gered dankzij ons systeem van tijdelijke werkloosheid. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) (2013a) had dit nergens anders ter wereld zo’n positieve impact op de tewerkstelling als in België. Tijdens het hoogtepunt van de crisis telde het systeem gemiddeld per maand meer dan 5% van de werknemers. In Italië en Duitsland, twee andere landen waar het sterk werd gebruikt,

Deze coëfficiënt meet de ongelijkheid in een samenleving. Hij ligt tussen 0 en 100, waarbij 0 slaat op perfecte gelijkheid en 100 op maximale ongelijkheid.

6 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 6

22/04/14 15:45


was dat ongeveer 3%. Dankzij dit systeem bleef het consumentenvertrouwen in ons land meer intact, waardoor gezinnen minder sterk snoeiden in hun consumptie. Af en toe wordt beweerd dat ons systeem van automatische indexering van lonen en sociale uitkeringen een belangrijke rol speelde in onze goede prestaties tijdens de crisis. Dat is twijfelachtig. In eerste instantie omdat dit, zonder ons systeem van tijdelijke werkloosheid, zou hebben geleid tot een gevoelige verhoging van de loonkosten. Het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat de automatische indexering eerder jobs zou hebben gekost in plaats van gevrijwaard. Vervolgens lekt binnen onze kleine, open economie relatief veel van de extra consumptie dankzij de verhoging van de koopkracht, weg naar het buitenland. Volgens cijfers van de OESO (2013b) vindt maar liefst bijna 40% van de producten en diensten die gezinnen consumeren, zijn oorsprong in het buitenland. Ter vergelijking, in Nederland bedraagt dat minder dan 30% en in Frankrijk en Duitsland zelfs amper 20%. Buitenlandse producenten konden dan ook uitermate sterk mee genieten van onze koopkrachtverhoging als gevolg van de automatische indexering in België. Een derde verklaring is dat ons land minder sterk ingreep om zijn begroting op orde te krijgen. Tussen 2010 en 2013 verminderde het begrotingstekort slechts met 1 procentpunt (i.e. van -3,7% van het bbp naar -2,7%) tegenover bijvoorbeeld 3,1 procentpunten voor het gemiddelde van de eurozone. Omdat er minder nieuwe belastingen kwamen of minder in de overheidsuitgaven werd geknipt, bleef de binnenlandse vraag beter gevrijwaard. Dat had op korte termijn een positieve invloed op onze economische groei. Natuurlijk moet de overheid de komende jaren het begrotingstekort verder wegwerken. Zo niet zal dat tekort steeds meer op onze groei wegen, om nog niet te spreken van de aanzienlijke schuld die

DRIE REDENEN WAAROM BELGIË DE CRISIS GOED DOORSTOND

1. De afwezigheid van grote macro-economische onevenwichten. 2. Het systeem van tijdelijke werkloosheid. 3. Een minder verregaande sanering van de overheidsfinanciën.

men op die manier zou afwentelen op de volgende generaties.

2.

SPANNINGEN BOUWEN ZICH OP

Ons land deed het blijkbaar niet slecht. Maar wie wat dieper graaft, komt er al snel achter dat we de goednieuwsshow moeten nuanceren. Er bouwen zich immers tal van spanningen op. Met name op het niveau van onze concurrentiekracht, arbeidsmarkt en sociale zekerheid. Hierboven toonden we aan dat we er tot nu toe relatief goed in geslaagd zijn om de stabiliteit te vrijwaren. Als we in de nabije toekomst echter geen actie ondernemen om die spanningen te verlichten, zal dat uiteindelijk onze economische groei en de creatie van jobs hypothekeren. VERLIES AAN CONCURRENTIEKRACHT Verschillende indicatoren tonen aan dat ons land de voorbije jaren aan concurrentiekracht inboette. Zo verliezen we in vergelijking met Duitsland en Nederland sterker marktaandelen op de internationale exportmarkten 7

REFLECT NL_03-2014.indd 7

22/04/14 15:45


WHAT

(NBB, 2014), noteert onze handelsbalans (het verschil tussen onze uitvoer en invoer) al zes jaar in het rood en staat de toegevoegde waarde die onze industrie realiseert (i.e. een sector die sterk aan internationale concurrentie blootstaat) nog altijd meer dan 10% onder het precrisisniveau. Weet bovendien dat, volgens cijfers van de OESO (2013b), bijna 50% van de jobs in de

DE HANDELSBALANS BEVINDT ZICH AL ZES JAAR IN HET ROOD

Verloop van de handelsbalans (in miljard euro; Bron: NBB)

15

10

5

0

-5

-10

-15 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

TOEGEVOEGDE WAARDE INDUSTRIE NOG STEEDS NIET HERSTELD 120

(2004=100; Bron: Eurostat)

115

110

105

100

95

90 2004

2005

2006

2007 BE

2008 DE

2009 FR

2010 NL

2011

2012

2013

bedrijven (de zgn. marktsector) afhangt van het buitenland. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat ons verlies aan concurrentiekracht steeds meer op de jobcreatie begint te wegen. Zo kwamen er, volgens berekeningen van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (2013), de afgelopen jaren netto amper jobs bij in de marktsector. Gelukkig werden in de dienstensector – en in mindere mate ook in de bouw – wel extra jobs gecreëerd, maar dat was net voldoende om het verlies aan jobs in de industrie te compenseren. Nagenoeg alle nettojobcreatie de afgelopen jaren vond dus haar oorsprong in de niet-marktsector, met name in de gezondheidszorg en via het systeem van de dienstencheques. MISMATCH OP DE ARBEIDSMARKT De Belgische arbeidsmarkt krijgt bovendien nog af te rekenen met tal van andere problemen. Bijvoorbeeld, in weinig landen ligt de werkgelegenheidsgraad van laaggeschoolden zo laag als in België. Dat heeft trouwens weinig met de crisis te maken, zo leren de cijfers. In 2003 bedroeg de werkgelegenheidsgraad 48,4%, in 2007 49,5% en in 2012 47,1%. Ter vergelijking: het gemiddelde in de eurozone bedroeg in 2012 52,6%. In Duitsland en Nederland bedroeg hij zelfs respectievelijk 57,7% en 62,6%. Een gelijkaardig beeld zien we op het vlak van de jongerenwerkloosheidsgraad. Opnieuw scoort België niet zo goed. Wat niet gezegd kan worden van bijvoorbeeld Duitsland en Nederland. Ondanks het relatief beperkt aantal mensen dat werkt, zijn er toch sterke indicaties dat de krapte op de arbeidsmarkt in ons land heel uitgesproken is. Volgens het Europees statistisch bureau Eurostat waren bijvoorbeeld in het derde kwartaal van 2013 2,4% van de arbeidsplaatsen in België niet ingevuld. Het gemiddelde van de eurozone bedroeg ‘slechts’ 1,4%. Ook de zogenaamde Beveridge-curve (geeft de relatie weer tussen de werkloosheidsgraad en het aantal openstaan-

8 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 8

22/04/14 15:45


WHAT

de vacatures) is sinds jaren opwaarts gericht. Dat betekent dat bij eenzelfde werkloosheidsgraad vacatures steeds moeilijker ingevuld geraken (Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, 2013). Al die elementen getuigen van een heel grote mismatch op de Belgische arbeidsmarkt: aan de ene kant geraken bepaalde profielen (bv. laaggeschoolden, jongeren) maar moeilijk aan het werk, terwijl aan de andere kant vacatures maar moeizaam worden ingevuld. SOCIALE ZEKERHEID ONDER DRUK Ten slotte zit er ook spanning op de sociale zekerheid. België spendeert met 30,4% van zijn bbp uitermate veel aan sociale bescherming. Bovendien stegen die uitgaven de afgelopen jaren veel sterker dan de economische groei. En dat terwijl het effect van de vergrijzing van de bevolking amper is begonnen. De uitgaven voor de sociale zekerheid moeten natuurlijk gefinancierd worden. Dat is een van de verklaringen waarom België behoort tot de landen met de hoogste belastingdruk wereldwijd. Met een druk van 45,5% van het bbp moest ons land in 2013 enkel Frankrijk en Denemarken voor laten

VERDELING VAN DE NETTO-JOBCREATIE TUSSEN 2007 EN 2013

10% markt niet-markt

90% Bron: NBB

gaan. In Duitsland en Nederland bedroeg de belastingdruk respectievelijk 39,2% en 39,5% van het bbp. Ondanks het hoge uitgavenniveau slaagt de sociale zekerheid er almaar minder in om haar sociale doelstellingen te realiseren. Landen zoals Duitsland, Finland, Oostenrijk en Zweden bijvoorbeeld scoren met minder uitgaven duidelijk beter inzake het aantal mensen in armoede of op het vlak van sociale exclusie. Ook op het niveau van de gezondheidszorg moeten Belgische gezinnen relatief sterk bijdragen in de factuur in vergelijking met sommige andere landen (OESO, 2013f). Ten slotte is ook het verzekeringsprincipe (de idee dat mensen hun bijdrage aan de sociale zekerheid grosso modo terugkrijgen) relatief zwak in ons land. Iemand met een gemiddeld loon ontvangt een brutopensioen (d.w.z. vóór belastingen en socialezekerheidsbijdragen die in België op vervangingsinkomens wel laag zijn) van slechts 42% van het laatst verdiende loon. Dat is evenveel als in Duitsland, maar aanzienlijk lager dan bijvoorbeeld in Nederland (88,1%), Denemarken (79,7%) en Oostenrijk (76,6%) (OESO, 2013c). Met een competitiviteit onder druk, de grote mismatch op de arbeidsmarkt en een belastingdruk die maar blijft stijgen, verbaast het niet dat de groei van de welvaart per hoofd van de bevolking de afgelopen tien jaar neerwaarts gericht was. En dat brengt vanzelfsprekend allerlei neveneffecten met zich mee. Niet alleen worden er in een context van lage groei minder jobs gecreëerd, het zal ook moeilijker zijn om de begroting terug op orde te krijgen, en ook het sociaal overleg zal een stuk moeizamer verlopen. Er valt immers maar weinig nieuwe welvaart te verdelen, waardoor er vaak moeilijke keuzes zullen moeten worden gemaakt. De geleidelijke daling van de economische groei maakt de bevolking ongerust. Mensen vragen zich af of we de huidige sociaaleconomische ver-

10 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 10

22/04/14 15:45


WHAT

wezenlijkingen in de toekomst wel kunnen handhaven, laat staan uitbreiden. Zullen toekomstige generaties het inderdaad beter blijven hebben dan hun ouders en grootouders of zullen ze overladen worden met een torenhoge schuld net op het moment dat de economie amper nog groeit?

3.

REACTIEF EN AD-HOCBELEID REMT

Waarom konden de hierboven beschreven spanningen zich opbouwen? Omdat de beleidsmakers de afgelopen 5 tot 10 jaar te veel reageerden op gebeurtenissen in de media in plaats van een sociaaleconomische visie te ontwikkelen over de maatschappelijke uitdagingen en het middellangetermijnbeleid dat hiervoor nodig is. Zo probeerden ze een antwoord te formuleren op de rist herstructureringen en faillissementen tijdens de crisis. Omdat ze niet aan de index wilden raken en de budgettaire middelen op korte termijn beperkt zijn, verkozen ze heel gerichte en weinig omvangrijke steunmaatregelen.

TE WEINIG LAAGGESCHOOLDEN AAN HET WERK

Werkgelegenheidsgraad van laaggeschoolden in 2012 (in %; Bron: Eurostat)

70

60

50

40

30

20

10

0 SE

NL

PT

DK

LU

DE

UK

AT

FR

FI

EA-18

IT

GR

ES

BE

IE

De impact daarvan was nauwelijks voelbaar voor de grote meerderheid van de bedrijven. Laat staan dat dankzij die maatregelen de concurrentiekracht van onze economie wezenlijk verbeterde. Omdat het beleid er via deze maatregelen niet in slaagde om het verschil te maken, bleef ook de nettojobcreatie in de marktsector ondermaats. Als antwoord hierop creëerde de overheid dan maar meer banen in de niet-marktsector (bv. in de gezondheidszorg of via het systeem van de dienstencheques). Het is evident dat zo’n groei op termijn niet houdbaar is: de almaar stijgende budgettaire enveloppen moeten immers gefinancierd geraken. Het beleid probeerde ook een antwoord te formuleren op de stijgende werkloosheid bij laaggeschoolden en jongeren. Zo koos het ervoor om de loonkosten voor specifieke doelgroepen te verminderen. Opnieuw slaagde het er niet in om het tij te keren. En dat om verschillende redenen. Er vond bijvoorbeeld een substitutie-effect plaats tussen diegenen die respectievelijk wel en niet deze doelgroepmaatregelen genieten. Bovendien waren deze maatregelen meestal slechts tijdelijk (m.a.w. na verloop van tijd verviel het loonkostenvoordeel) of werden ze soms zelfs tenietgedaan door andere initiatieven (denk maar aan de verhoging van het minimumloon of de toename van de werkloosheidsval door het opkrikken van de werkloosheidsuitkeringen). Zelden werd de kern van het probleem aangepakt, met name dat deze jongeren en laaggeschoolden vaak niet over de geschikte vaardigheden en competenties beschikken. Ten slotte probeerde het beleid ook, niettegenstaande de stagnatie in onze welvaart, de forse groei van de sociale uitgaven kost wat kost te vrijwaren. In zijn meest extreme vorm zijn de tweejaarlijkse budgettaire enveloppen voor de welvaartsvastheid van de sociale uitkeringen daar een duidelijk voorbeeld van. Via dit mechanisme konden

12 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 12

22/04/14 15:45


(5)

(4)

(3)

(2) (1)

de uitkeringen de afgelopen jaren sneller stijgen dan de lonen. Een ander voorbeeld is de reële groeinorm voor de gezondheidsuitgaven. Die werd lange tijd uitermate hoog gehouden (4,5%). Op het niveau van de sociale zekerheid was hier echter weinig van te

HET BELEID MOET SCHERP INZICHT HEBBEN IN DE MEGATRENDS EN EEN MEERJARENBELEID ONTWIKKELEN

merken omdat de federale overheid via een financiële transfer verzekerde dat de sociale zekerheid in evenwicht bleef. Die transfer moest natuurlijk wel door de federale overheid worden gefinancierd. Dat is deels ook de verklaring waarom de belastingdruk in ons land zo sterk is gestegen.

En zo zijn er nog tal van andere voorbeelden. Het algemeen beeld is duidelijk: het beleid probeert te reageren op een welbepaalde gebeurtenis (bv. de sluiting van een grote onderneming, de werkloosheid die stijgt, bepaalde doelgroepen die maar moeilijk aan het werk geraken…), maar uiteindelijk is de impact van dergelijke ‘quick fixes’ beperkt of doen ze zelfs meer kwaad dan goed. In sommige gevallen is er inderdaad sprake van een tijdelijk positief effect (2), maar na verloop van tijd verdwijnt dit of valt de balans negatief uit. Dat komt omdat dergelijke maatregelen vaak de ‘sense of urgency’ verminderen om middellangetermijnuitdagingen aan te pakken (3). Of erger, dat men de economische fundamenten aantast waardoor de overheid haar eigen doelstellingen ondergraaft (zie schema (4)). Het resultaat van zo’n reactief beleid blijft in de meeste gevallen mager, of werkt zelfs contraproductief. Om echt het verschil te kunnen maken en resultaten te boeken, moet de overheid daarentegen een goed inzicht hebben in de megatrends (1) waarmee we worden geconfronteerd en hiervoor een meerjarenbeleid ontwikkelen (5).

13

REFLECT NL_03-2014.indd 13

22/04/14 15:45


MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

REFLECT NL_03-2014.indd 14

22/04/14 15:45


WHY

De Belgische economie wordt geconfronteerd met een groot aantal megatrends. Vier in het bijzonder verdienen onze aandacht: (1) de economische crisis, (2) de globalisering, (3) de snelle veranderingen rondom ons, en (4) de vergrijzing. Een groot deel van de spanningen in ons land vindt uiteindelijk hier zijn oorsprong.

H

et is van ontzettend groot belang om de dynamiek en de impact van de megatrends en de manier waarop ze met elkaar interageren, goed te begrijpen. Ze vormen immers de motor van heel wat gebeurtenissen waarmee ons land de komende legislatuur zal worden geconfronteerd. Willen we ten gronde dingen veranderen, dan moet ons land voor deze uitdagingen de juiste antwoorden formuleren.

1.

DE CRISIS IS NOG NIET VOORBIJ

Na meer dan vijf jaar crisis zien we de eerste hoopvolle signalen. Meer en meer stemmen poneren dat de crisis definitief voorbij is en dat het economisch herstel zich in de komende maanden zal versterken. Sommigen dromen zelfs van een terugkeer naar de groeicijfers van vóór het uitbreken van de crisis. Mocht dit het geval zijn, dan zullen – zo gaat de redenering – de sanering van de overheidsfinanciën evenals het herstel op de arbeidsmarkt nagenoeg automatisch gebeuren. Jammer genoeg is deze terugkeer naar ‘business as usual’ weinig waarschijnlijk. Inderdaad, de kans dat we op korte termijn opnieuw een recessie krijgen, is aanzienlijk afgenomen. Toch zal de eurozone ook in de komende jaren een relatief lage groei blijven kennen. Vooral om twee redenen.

Eerste reden is dat het begrotingstekort in veel landen nog relatief hoog blijft. Volgens de Europese Commissie zal dat bijvoorbeeld in grote landen als Spanje en Frankrijk in 2014 nog altijd respectievelijk 5,8% en 4% van het bbp bedragen. Ook in het Verenigd Koninkrijk bedraagt het tekort nog 5,2% van het bbp. Die landen moeten dus in de komende jaren de sanering van hun overheidsfinanciën onverminderd voortzetten. Met als gevolg lagere overheidsuitgaven of hogere belastingen. En die zullen wegen op de economische groei in die landen en tegelijk de vraag naar de producten en diensten van andere landen (inclusief van België) afremmen. Een tweede reden is dat in sommige landen – behalve de overheidsschuld – ook de private schuldgraad hoog blijft. In de jaren vóór de crisis deden gezinnen en ondernemingen een fors beroep op schuldfinanciering (o.a. om een woning te kopen, een overname te financieren…). Zo steeg in Spanje de private schuldgraad (exclusief de financiële sector) van 106,3% van het bbp in 2000 tot liefst 206,4% van het bbp in 2008. In Ierland ging het in dezelfde periode van 154,7% naar 256,6%. En in het Verenigd Koninkrijk van 141,6% naar 193,2%. Toen de crisis uitbrak en steeds meer werknemers hun job verloren (of hun loon zagen krimpen), moesten veel mensen hun consumptie milderen om hun hoge schulden te kunnen blijven aflossen. Dat proces van 15

REFLECT NL_03-2014.indd 15

22/04/14 15:45


WHY

‘deleveraging’ versterkte de economische crisis in deze landen. Bovendien is het vandaag nog niet gedaan (McKinsey Global Institute, 2012d). In landen zoals Ierland, Spanje, Griekenland en Portugal ligt de private schuldgraad immers nog altijd aanzienlijk hoger dan het gemiddelde van de afgelopen 15 jaar. Er wordt dan ook verwacht dat de consumptie van de gezinnen – en dus ook de economische groei – in die landen ondermaats zal blijven.

MOCHT DE GROEI DE VOLGENDE LEGISLATUUR LANDEN OP GEMIDDELD 1 TOT 1,5%, DAN MOGEN WE ONS AL HEEL GELUKKIG PRIJZEN

Zowel op het vlak van het begrotingstekort als op het niveau van de private schuldgraad doet België het merkelijk beter dan vele andere eurozonelanden. Toch zal ook ons land nog een aanzienlijke inspanning moeten leveren om de begroting terug in evenwicht te krijgen. Bovendien zijn we – als kleine, open economie – niet immuun voor de ontwikkelingen in andere eurozonelanden. Zo versterken bijvoorbeeld landen als Ierland, Griekenland, Spanje en Portugal hun concurrentiepositie aanzienlijk. Ze verminderen hun loonkosten, terwijl onze loonkosten per eenheid product sinds 2008 met liefst 13% zijn gestegen. Met als gevolg dat sinds het uitbreken van de crisis de internationale concurrentie alleen maar sterker is geworden. Alles bij elkaar moeten we dus niet direct hopen op een nieuwe periode van hoogconjunctuur de komende 5 jaar. Een

1

economische groei van gemiddeld 2% of meer lijkt weinig waarschijnlijk. Mocht de groei de volgende legislatuur daarentegen landen op gemiddeld 1 tot 1,5%, dan mogen we ons al heel gelukkig prijzen.

2.

GLOBALISERING DWINGT TOT ACTIE

De globalisering biedt ontegensprekelijk heel veel kansen voor de Belgische ondernemingen. Terwijl de verwachting is dat de eurozone in 2014 zal groeien met amper 1%, bedraagt de groei in de Verenigde Staten 2,8% en in de groeilanden zelfs 5,1% (IMF, 2014). In China blijft de economie – ondanks de huidige moeilijkheden – met 7,5% groeien, in India met 5,4%, in de ASEAN-51 met 5,1% en in Sub-Sahara Afrika met 6,1%. Ook op lange termijn zal het stijgend belang van de groeilanden in de wereldeconomie zich voortzetten (OESO, 2012b). In 2000 waren ze bijvoorbeeld verantwoordelijk voor ‘slechts’ 20,1% van de totale welvaart in de wereld. Volgens het IMF zal dit tegen 2018 oplopen tot liefst 41,5%. De geïndustrialiseerde landen maken met een daling van 79,9% naar 58,5% de omgekeerde beweging. Met andere woorden, Belgische ondernemingen die ambitieus zijn en willen blijven groeien, kunnen zich niet op West-Europa alleen blijven richten (hoe aantrekkelijk die markt ook blijft). Ze moeten – hoe moeilijk en risicovol soms ook – hun vleugels uitslaan en proberen door te dringen in de sterk groeiende markten in de rest van de wereld. In het zog van de globalisering nam ook de internationale concurrentie fors toe. Dit gebeurde in verschillende fases (McKinsey Global Institute, 2012c). In eerste instantie werden vooral specifieke sectoren binnen de industrie getroffen (bv. textiel en kleding, computers en

Meer in het bijzonder Indonesië, Maleisië, de Filipijnen, Thailand en Vietnam.

16 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 16

22/04/14 15:45


elektronica…). Want door de integratie van China in de wereldeconomie kwamen er plots heel veel goedkope werknemers beschikbaar voor de meest arbeidsintensieve fases in het productieproces (althans voor producten met relatief beperkte transportkosten in de totale prijs – IMF, 2007). Die activiteiten met de bijbehorende jobs zijn de voorbije 20 jaar grotendeels verschoven van de geïndustrialiseerde wereld naar de nieuwe groeilanden. In een tweede fase kwamen ook andere activiteiten binnen de waardeketen onder druk. Meestal dienstverlenende activiteiten (bv. backofficeondersteuning) die via de nieuwe ICT-ontwikkelingen eveneens gedelokaliseerd konden worden naar bijvoorbeeld India. Verwacht wordt dat die trend zich zal voortzetten en dat in de nabije toekomst meer en meer activiteiten (incl. hoofdzetels, R&D-centra…) de internationale concurrentie aan den lijve zullen ondervinden (OESO, 2011). Binnen enkele jaren zullen nog maar weinig sectoren resten die volledig afgeschermd zijn van de globalisering. De Belgische ondernemingen en de bedrijven in de rest van de geïndustrialiseerde wereld reageerden op deze ontwikkelingen door hun

STEEDS MEER SECTOREN ONDERVINDEN DE INTERNATIONALE CONCURRENTIE AAN DEN LIJVE

activiteiten steeds gesofisticeerder te maken. Kostencompetitiviteit en kwaliteit blijven een must, maar volstaan vaak niet langer om het verschil te maken. Om zich van de concurrenten te onderscheiden, moeten bedrijven meer dan vroeger in staat zijn om iets extra te bieden (Deloitte Belgium, 2013a). Daarom gingen de Belgische bedrijven zich de voorbije jaren sterker toeleggen op activiteiten met hogere toegevoegde waarde. Met andere woorden, vooral de activiteiten vooraan (bv. R&D en innovatie, product design…) en achteraan (bv. merkbekendheid, dienstverlening…) in de waardeketen wonnen aan belang (zie schema)

THE SMILING CURVE Verdeling van de toegevoegde waarde doorheen de waardeketen Toegevoegde waarde Waardeketen vandaag

R&D

Dienstverlening

Design

Marketing

Logistiek

Aankoop

Waardeketen in de jaren 70

Productie

Bron: ‘Interconnected Economies Benefiting from Global Value Chains’, OECD 2013

Activiteiten binnen de waardeketen 17

REFLECT NL_03-2014.indd 17

22/04/14 15:45


WHY

(OESO, 2013e). Die evolutie veranderde geleidelijk aan ook het gezicht van de industrie in ons land: pure productie bleef belangrijk, maar de dienstverlening kreeg meer aandacht. Zo draait volgens cijfers van de OESO (2013b) nu reeds de helft van de jobs in de industrie rond diensten, tegenover iets meer dan 40% 10 jaar geleden. Met als gevolg dat de industrie meer en meer op zoek moet naar andere, vaak hoger geschoolde profielen om deze dienstverlenende jobs in te vullen.

tomatiseerbaar) zijn. Dat soort jobs zullen in de toekomst verder aan belang inboeten, terwijl de zogenaamde interactiejobs een steeds groter deel van de totale tewerkstelling voor hun rekening zullen nemen. In deze interactiejobs staan omgaan met complexe situaties, probleemoplossend denken, innovatie en creativiteit, sociale vaardigheden… centraal, zowel binnen kennisintensieve sectoren (bv. managers, ingenieurs, technici…) als minder kennisintensieve sectoren (bv. schoonmaak, verzorging…) (zie schema).

IMPACT TECHNOLOGIE OP JOBPROFIEL Routinematig

Niet-routinematig

Cognitief

TRANSACTIEJOBS

INTERACTIEJOBS

Manueel

PRODUCTIEJOBS

INTERACTIEJOBS

1990 2000 2010 20

30

Automatisering Deze trend naar meer kennis zal zich de komende jaren onverminderd voortzetten. Door nieuwe technologische ontwikkelingen, zoals artificiële intelligentie, ‘big data’ en meer geavanceerde robotsystemen kunnen verschillende jobs in de toekomst veel productiever worden uitgevoerd – lees: er zullen hiervoor minder werknemers nodig zijn. Sommige taken zullen zelfs volledig geautomatiseerd kunnen worden. Volgens het McKinsey Global Institute (2012b) zijn vooral de zogenaamde productieen transactiejobs (bv. kassiersters, loketbedienden...) het meest kwetsbaar. Het zijn meestal jobs waarvan de specifieke taken heel duidelijk omschreven (en dus programmeerbaar en au-

DE VOORSPRONG VERDAMPT Het geleidelijk verdwijnen van de productie- en transactiejobs kan verregaande maatschappelijke gevolgen hebben. Ten eerste moeten de werknemers die hun job verliezen, geherorienteerd worden naar de interactiejobs die aan belang winnen. Missen ze hiervoor de juiste competenties of vaardigheden, dan moeten ze worden bijgeschoold. Als dat niet gebeurt, bestaat het gevaar dat ze in de werkloosheid verzeilen, waar ze nog maar moeilijk uit geraken. Ten tweede situeren de productie- en transactiejobs zich qua verloning meestal tussen de kennisintensieve en minder kennisintensieve interactiejobs. Door het geleidelijk wegvallen

18 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 18

22/04/14 15:45


van dit middensegment verhoogt het risico op een dualisering van de arbeidsmarkt. Ten derde is de kans reëel dat personen die vroeger een productie- of een transactiejob uitvoerden, sneller zullen terechtkomen in een minder kennisintensieve dan wel in een kennisintensieve interactiejob (OESO, 2013j). Dat, gecombineerd met de kans dat de minder kennisintensieve jobs trager zullen groeien dan de kennisintensieve jobs, kan tot gevolg hebben dat de concurrentie voor de minder kennisintensieve interactiejobs heel sterk zal zijn. Mocht binnen deze context ons onderwijssysteem de verkeerde profielen blijven afleveren, dan is het niet uitgesloten dat er te weinig jobs voor deze jongeren zullen zijn (McKinsey Global Institute, 2012e). Het bovenstaande maakt duidelijk dat het risico reëel is dat de ongelijkheid in onze samenleving kan toenemen onder druk van de globalisering en de technologische ontwikkelingen. Het antwoord hierop? Het heeft weinig zin om te proberen de megatrends te stoppen of om nog meer progressiviteit in ons belastingsysteem in te bouwen (dat is opnieuw een ‘quick fix’). We moeten integendeel zwaar inzetten op de scholing, de continue vorming en de activering van jongeren, werknemers en werklozen. Ten slotte moeten we goed beseffen dat het groeiend belang van kennis niet het prerogatief van de geïndustrialiseerde wereld zal blijven. Velen mogen dan wel de groeilanden nog altijd als de ‘Fabriek van de Wereld’ beschouwen, de situatie verandert razendsnel. Buitenlandse investeerders zien landen als China en India almaar meer als een interessante locatie om aan R&D en innovatie te doen (Unctad, 2013). In China studeren bijvoorbeeld jaarlijks zo’n 175.000 ingenieurs en wetenschappers af (OESO, 2012a). In de VS bedraagt dit ‘slechts’ iets meer dan 100.000. Vandaag genieten Europa en de VS nog een comfortabele voorsprong op het vlak van de kenniseconomie (EC, 2013b). Bijvoorbeeld, voor het aantal patenten

inzake milieutechnologie blijven Europa, Japan en de VS domineren, met een aandeel van respectievelijk 34%, 26% en 21% (OESO, 2013b). China ligt met een aandeel van amper 4% ver achterop. Maar als we weten dat de komende 20 jaar de elektriciteitsproductie in China uit hernieuwbare energie even sterk zal groeien als in heel Europa, de VS en Japan samen, dan beseffen we hoe snel deze voorsprong kan verdampen (IEA, 2013). Bovendien bestaat het gevaar dat China ook de technologische standaarden gaat definiëren omdat de productie in de toekomst meer en meer in dat land zal gebeuren. In dat geval dreigen ook onze meer kennisintensieve activiteiten naar ginder te verhuizen. Of dreigen de Europese en Amerikaanse bedrijven te worden voorbijgestoken door bedrijven uit de groeilanden. Met andere woorden, ook op het vlak van de verdere uitbouw van de kenniseconomie beschikken we over geen enkele marge om op onze lauweren te rusten.

3.

DE SNELHEID VAN VERANDERING NEEMT ALMAAR TOE

De enige zekerheid die vandaag bestaat, is de onzekerheid. Op hooguit enkele jaren of zelfs maanden tijd kan een bedrijf zijn concurrentieel voordeel verliezen. Zo snel vinden de veranderingen vandaag rondom ons plaats. Wie had enkele jaren geleden bijvoorbeeld voorspeld dat Nokia of Blackberry

19

REFLECT NL_03-2014.indd 19

22/04/14 15:45


WHY

op zo’n korte termijn zouden moeten vechten voor hun voortbestaan? Hun hoge marktaandeel verdween in een mum van enkele jaren als sneeuw voor de zon.

DE KOMENDE 10 JAAR STAAT ER MAAR LIEFST ZO’N 16.700 MILJARD DOLLAR AAN WAARDE OP HET SPEL

Drie ontwikkelingen liggen aan de basis van deze snelle veranderingen. Ten eerste zijn er de vele technologische disrupties. Tot voor kort was men eerder pessimistisch gestemd over de innovatiekracht van de westerse economieën. Er mochten dan wel heel veel gadgets worden ontwikkeld (bv. mp3-speler, Facebook, Twitter…), ze droegen niet echt bij tot een hogere economische groei (Cowen, 2011; Gordon, 2012). Inderdaad, kijken we naar de groei in onze productiviteit, dan zien we dat hij al jaren neerwaarts gericht is. Tot voor kort luidde de stelling dan ook dat de écht belangrijke technologische doorbraken (bv. stoommachine, elektriciteit, automobiel…) die onze economie en samenleving fundamenteel transformeerden, al ver achter ons liggen. Recent begon men deze analyse echter bij te sturen. Onderzoek van het McKinsey Global Institute (2013) berekende bijvoorbeeld wat de mogelijke impact kan zijn van 12 potentieel disruptieve technologieën (de 5 belangrijkste zijn mobiel internet, de automatisering van kenniswerk, het internet van de dingen, cloud technologie en geavanceerde robotica) op het consumptiegedrag van de gezinnen en de productiemethoden van bedrijven. Zo zou er in de komende 10 jaar maar liefst zo’n 16.700 miljard dollar aan waarde op het spel staan2. Het is evident dat bedrijven die de juiste trein missen – zelfs al hebben die bedrijven momenteel een ijzersterke positie – hopeloos achterop zullen geraken en de weg van Nokia en Blackberry dreigen op te gaan. Vandaag is het echter onmogelijk te voorspellen welke technologie of welk ontwerp het uiteindelijk zal halen. Dat betekent dat bedrijven hun con-

2

currenten steeds enkele stappen vóór moeten proberen blijven, dat ze continu met verschillende opties moeten experimenteren en dat ze snel van richting moeten kunnen veranderen in functie van de omstandigheden. Behalve uit de snelle technologische ontwikkelingen vloeit de onzekerheid voor de ondernemingen ook voort uit de voortdurende wijzigingen die de wetgever doorvoert. Het beste voorbeeld vormt misschien wel het antwoord dat hij probeert te formuleren in de strijd tegen de klimaatverandering. Denk aan de rist normen waaraan men moet voldoen (bv. inzake nieuwe voertuigen of nieuwe gebouwen), de doelstellingen die men moet realiseren (bv. inzake broeikasgasemissies voor de energie-intensieve industrie of het aandeel van hernieuwbare energie in het totale energieverbruik), de extra kosten waarmee men wordt geconfronteerd (bv. de aankoop van emissierechten),… Om opnieuw niet hopeloos achterop te geraken, is het aan de ondernemingen om hierop te anticiperen. Gemakkelijker gezegd dan gedaan. In sommige gevallen zijn de nieuwe regels immers niet duidelijk of veranderen ze voortdurend. Bovendien maken andere delen van de wereld vaak andere strategische keuzes (denk maar aan de ontwikkeling van het schaliegas in de VS), wat de complexiteit verhoogt of, in het ergste geval, onze ondernemingen met een bijkomende concurrentiehandicap opzadelt. Net als voor de technologische disrupties staat ook hier veel waarde op het spel. Ten slotte wordt ook de consument veeleisender. De tijd dat Henry Ford nog kon beweren dat “elke klant de kleur van zijn wagen kon kiezen, zolang het maar zwart is”, ligt inderdaad ver achter ons. Standaardproducten krijgen het vandaag steeds moeilijker. Maatwerk is de nieuwe norm. Het zijn vooral

Dat is in het minimalistische scenario. In het maximalistische scenario bedraagt het zelfs 40.400 miljard dollar.

20 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 20

22/04/14 15:45


WHY

ENKEL HET ANGELSAKSISCHE EN HET SCANDINAVISCHE SOCIAAL MODEL ZIJN BESTAND TEGEN DE SCHOK VAN DE VERGRIJZING

de ondernemingen die erin slagen om hun producten en diensten af te stemmen op de specifieke behoeften van de klant, die succesvol zullen zijn. Niet alleen zal de vraag naar hun producten en diensten groeien, ze zullen er meestal ook in slagen een hogere marge te krijgen. Vermoedelijk zal de 3D-printtechnologie – die maakt het mogelijk om sterk geïndividualiseerde producten op grote schaal te produceren – die trend nog versterken. Daarnaast hechten consumenten ook meer en meer waarde aan maatschappelijk verantwoord ondernemen (bv. de ecologische voetafdruk van het product of het respect van de mensenrechten en de internationale arbeidsvoorwaarden in het Zuiden). Ook hier zullen bedrijven alles op alles moeten zetten om deze nieuwe maatschappelijke tendensen altijd maar opnieuw een stap voor te blijven.

4.

VERGRIJZING STELT SOCIAAL MODEL OP DE PROEF

De vergrijzing van de bevolking is een laatste belangrijke megatrend waarmee we worden geconfronteerd. Volgens het Federaal Planbureau zal het aantal personen op arbeidsleeftijd voor elke 65-plusser zakken van 3,64 vandaag naar 3,32 in 2020, 2,71 in 2030 en 2,31 in 2050. Drie redenen worden hiervoor aangehaald. Ten eerste bereiken meer en meer personen van de zogenaamde ‘babyboomgeneratie’ de pensioengerechtigde leeftijd. Met als gevolg dat een grote cohorte (vlak na WO II was er immers een sterke toename van het aantal geboorten) plots overgaat van de bevolkingsgroep op arbeidsleeftijd naar de groep van de 65-plussers. Ten tweede leven gepensioneerden almaar langer (gelukkig maar): terwijl de levensverwachting voor mannen vandaag 79 jaar bedraagt (en voor vrouwen 83,9 jaar), verwacht het Federaal Planbureau dat dit zal stijgen naar 80,2 jaar in 2020 (en 84,8 jaar voor vrouwen), 82,1 jaar in

2030 (en 86 jaar voor vrouwen) en 85,4 jaar in 2050 (en 88,1 jaar voor vrouwen). Ten derde worden er net iets te weinig kinderen geboren (i.e. gemiddeld 1,8 per vrouw) om een voldoende sterke groei van de bevolking op arbeidsleeftijd in de toekomst te verzekeren. Het resultaat van al die fenomenen is dat de arbeidsrijpe groep vanaf 2024 zal beginnen dalen (tot ongeveer 2038) en dat het aandeel van de 65-plussers in de totale bevolking zal stijgen van 17,9% vandaag naar 25,3% in 2050 (het aandeel van de 85-plussers neemt eveneens toe van 2,5% naar 5,7%). De vergrijzing kan de sociale uitgaven fors de hoogte injagen. Zo verwacht de Studiecommissie voor de Vergrijzing (2013) dat – bij ongewijzigd beleid – de pensioenuitgaven zullen stijgen van 10,2% van het bbp in 2012 naar 13,6% in 2030 en 14,7% in 2060. Eenzelfde beeld zien we op het vlak van de gezondheidsuitgaven. Verwacht wordt dat ze zullen stijgen van 8,1% van het bbp in 2012 naar 9% in 2030 en 10,7% in 2060. Ook de Europese Commissie (2012) bracht de vergrijzingsuitgaven voor ons land, evenals voor de andere Europese landen, in kaart. Omdat ze van minder optimistische veronderstellingen uitgaat dan de Studiecommissie, vallen haar kosten van de vergrijzing zelfs nog hoger uit. Zo verwacht ze dat de pensioenuitgaven tussen 2010 en 2060 met liefst 5,6% van het bbp zullen stijgen. Ook voor de gezondheidsuitgaven (zowel de ‘acute’ als de langdurige zorg) gaat ze uit van een toename met 3,1% van het bbp in de periode 2010-2060. Wat de cijfers ook mogen zijn, het is essentieel dat men beseft dat de vergrijzing van de bevolking een enorme uitdaging vormt voor onze economie en samenleving, dat de problemen niet vanzelf zullen verdwijnen en dat hiervoor dus een meerjarenbeleid nodig is. Op basis van een typologie die de Belgische economist André Sapir (2005) zo’n 10 jaar geleden beschreef,

22 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 22

22/04/14 15:45


kunnen de sociale modellen in West-Europa grosso modo in 4 categorieën worden onderverdeeld (zie schema): 1. het Angelsaksische model, dat gekenmerkt wordt door een hoge werkgelegenheidsgraad, maar eveneens door een relatief lage belastingdruk en een beperkte herverdeling. Daardoor is er een vrij hoge ongelijkheid; 2. het Scandinavische model, waar een hoge werkgelegenheidsgraad gepaard gaat met een lage ongelijkheid, onder andere doordat de herverdeling er belangrijk is; 3. het mediterrane model, waarin een lage werkgelegenheidsgraad en een hoge ongelijkheid centraal staan; 4. het continentale model, waartoe ook België behoort en waar een lage werkgelegenheidsgraad wordt gecombineerd met een relatief lage ongelijkheid. Gegeven het beperkt aantal mensen dat aan het werk is, is die lage ongelijkheid enkel mogelijk omdat de breedste schouders zware lasten dragen en het verzekeringskarakter van de sociale zekerheid relatief zwak is. Volgens Sapir zijn enkel het Angelsaksische en het Scandinavische model bestand tegen de schok van de vergrijzing. Als de modaliteiten

van het continentale model niet wijzigen, staat ons onvermijdelijk één van de volgende zaken te gebeuren: ofwel zal de overheidsschuld sterk oplopen (in het geval dat de belastingdruk de sterk stijgende sociale uitgaven niet zou volgen) waardoor we op een bepaald ogenblik in het vizier van de financiële markten terecht zullen komen; ofwel stijgt de belastingdruk aanzienlijk. Maar dat zal onze economische groei fnuiken met het gevaar dat men uiteindelijk niet meer, maar juist minder inkomsten zal genereren. In een dergelijk scenario zal ook de overheidsschuld na verloop van tijd opnieuw stijgen; een derde mogelijkheid is dat fors wordt geknipt in de pensioen- en gezondheidsuitgaven, waardoor ofwel de armoede sterk zal stijgen ofwel het draagvlak voor de sociale zekerheid geleidelijk zal verminderen (bv. omdat het verzekeringskarakter volledig wordt uitgehold). Willen we dergelijke ongewenste ontwikkelingen in de toekomst vermijden, dan moeten we ons sociaal model hervormen. Omdat we als samenleving veel belang hechten aan een

MODELLEN SOCIALE ZEKERHEID IN WEST-EUROPA

Werkgelegenheid

Hoog

Laag

Hoog

MEDITERRAAN

ANGELSAKSISCH

CONTINENTAAL

SCANDINAVISCH

Ongelijkheid Laag

23

REFLECT NL_03-2014.indd 23

22/04/14 15:45


WHY

lage ongelijkheid, zullen we onze inspiratie hiervoor vooral in het Scandinavische model moeten zoeken. Dat betekent concreet dat concepten, zoals flexicurity, activering, levenslang leren… een meer centrale plaats in ons arbeidsrecht en sociale zekerheid moeten krijgen. Die recepten zullen toelaten om meer mensen langer aan het werk te houden om zo de kosten van de vergrijzing op te vangen. Omdat vandaag de kloof tussen het Scandinavische en het continentale model zo groot is, is het weinig waarschijnlijk dat ze op korte termijn kan worden overbrugd. Wat zijn dan wel de eerste stappen die we kunnen zetten? De arbeidsmarkthervormingen die Duitsland in het midden van de jaren 2000 doorvoerde en waarvan het nu de vruchten plukt, komen dan voor de geest. Dat betekent niet per se dat ons land letterlijk moet toepassen wat Duitsland deed, maar het is niet ondenkbaar dat de weg naar het Scandinavische model uiteindelijk via het Duitse model zal lopen.

5.

BESLUIT

Zoals we konden zien, is een beleid dat geen rekening houdt met de megatrends op termijn gedoemd te mislukken. Wanneer men enkel op de symptomen reageert, zonder de kern van het probleem aan te pakken, zal men er niet in slagen om het tij te keren. Wie daadwerkelijk het verschil wil maken, moet rond de volgende 3 domeinen een ambitieus meerjarenbeleid ontwikkelen: 1. ten eerste moeten we dringend de kostencompetitiviteit (in de brede betekenis van het woord) van onze bedrijven herstellen. Met de internationale concurrentie die almaar intenser wordt, kunnen we het ons niet langer veroorloven om onze bedrijven met belangrijke kostenhandicaps op te zadelen. Als we hier in slagen, dan blijven

er in onze ondernemingen meer middelen over om te investeren in innovatie, betere dienstverlening en internationalisering. Dat moet ze toelaten om zich continu aan de snel veranderende wereld aan te passen; 2. ten tweede moeten we blijven investeren in de skills van onze jongeren, werkzoekenden en werknemers en moeten we via een sterker activeringsbeleid zorgen dat die investeringen ook voldoende renderen. Dat zal er voor zorgen dat onze economische groei – wegens een gebrek aan geschikte arbeidskrachten – niet stilvalt, maar ook dat iedereen alle kansen zal blijven krijgen om zijn of haar talenten volledig te ontplooien. Op die manier vermijden we dat we in een duale samenleving van ‘haves’ en ‘have nots’ terechtkomen; 3. ten derde hebben we nood aan een performante overheid. Die moet in de eerste plaats voor de nodige stabiliteit en voorspelbaarheid zorgen. Ondernemingen opereren al in een bijzonder complexe en snel veranderende omgeving. De overheid moet hier geen schepje bovenop doen met onduidelijke regels of door de regels om de haverklap te veranderen. Bovendien moet ze – om verspilling van middelen te vermijden – zo efficiënt mogelijk werken. Dat wil zeggen een optimale dienstverlening leveren tegen een zo laag mogelijke kost. In het volgende hoofdstuk evalueren we hoe ons land op elk van deze 3 dimensies scoort. Wat zijn respectievelijk onze sterke en zwakke punten? Op basis hiervan kunnen we inschatten op welke hefbomen we moeten werken om meer groei en jobs te creëren.

24 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 24

22/04/14 15:45


REFLECT NL_03-2014.indd 25

22/04/14 15:45


WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN? REFLECT NL_03-2014.indd 26

22/04/14 15:45


WHY

Hoe scoort ons land op het vlak van kostencompetitiviteit? Investeren we voldoende in het aanwezige talent en stellen we dat ter beschikking van de arbeidsmarkt? En hoe performant is onze overheid wel of niet? Op basis van een analyse van ‘s lands sterke en zwakke punten kunnen we inschatten op welke hefbomen we moeten werken om meer groei en jobs te creëren.

Concurrentiekracht is een breed begrip. Het gaat niet alleen over hoe hoog onze loonkosten zijn in vergelijking met onze voornaamste handelspartners, maar ook over hoe we scoren op het vlak van energieprijzen, vennootschapsbelasting, mobiliteit… Hierna houden we de verschillende dimensies van onze concurrentiekracht tegen het licht. HOGE LOONKOSTEN Het is geen geheim dat ons land een zware loonkostenhandicap torst. Niet alleen ten opzichte van Oost-Europa of de BRIC-landen, maar ook in vergelijking met redelijk gelijkaardige landen, zoals Duitsland, Frankrijk en Nederland. Vorig jaar berekende een groep van experts (bestaande uit vertegenwoordigers van het Federaal Planbureau, de Nationale Bank van België, de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de FOD Economie) op vraag van de federale regering hoeveel de uurloonkosten in respectievelijk België en onze drie buurlanden bedragen. De conclusie was dat ons land gemiddeld liefst 16,5% duurder is (39,6 euro per uur in België tegenover 34 euro in onze buurlanden). Bovendien is deze loonkostenhandicap in nagenoeg alle sectoren groot. Dan beweren dat onze economie vooral nood heeft aan gerichte maatregelen omdat slechts een

beperkt aantal sectoren met een competitiviteitsprobleem zou kampen, stemt helemaal niet overeen met de werkelijke cijfers. De loonkosten voor de werkgever mogen dan wel hoog zijn, dat is niet noodzakelijk het geval voor het nettoloon van de werknemer. Nagenoeg nergens anders ter wereld liggen de lasten op arbeid zo hoog als bij ons. Volgens cijfers van de Europese Commissie (2013a) bedragen die lasten 42,8% van de loonkosten in België tegenover gemiddeld 37,7% in onze drie buurlanden. Als we via een vermindering van de patronale bijdragen deze kloof met de buurlanden zouden kunnen dichten, dan kan onze loonkostenhandicap al met 5,1 procentpunten verminderen.

NERGENS LIGGEN DE LASTEN OP ARBEID ZO HOOG ALS IN BELGIË Impliciete belastingvoet op arbeid in 2011 (in % van de loonkosten; bron: EC)

1.

BELGISCHE ONDERNEMINGEN KAMPEN MET ZWARE KOSTENHANDICAPS

45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 BE

IT

AT

FI

SE

FR EA-17 NL

DE

DK

ES

LU

EL

IE

UK

PT

27

REFLECT NL_03-2014.indd 27

22/04/14 15:45


WHY

Nog kenmerkend aan ons loonvormingssysteem is zijn rigiditeit. Dat is het gevolg van de talrijke automatismen die we kennen, zoals de automatische indexering of de anciënniteitsgebonden loonsverhogingen. Twee jaar geleden toonde een studie van de Nationale Bank aan dat ons indexsysteem allerlei perverse effecten genereert. Zo heeft het de neiging om het effect van externe prijsschokken (bv. een forse stijging van de olieprijs) te versterken, waardoor de loonkosten in België sneller en sterker stijgen dan bij onze voornaamste handelspartners. Bovendien laat het niet toe om een performant HR-beleid te voeren: als iedereen nagenoeg evenveel extra krijgt (namelijk de index), is het bijna onmogelijk om tussen werknemers te differentiëren (bv. om sterker rekening te houden met de toegevoegde waarde die elke werknemer aan de onderneming levert). Ten slotte bemoeilijkt de automatische indexering het sociaal overleg. Omdat de index nagenoeg de volledige marge (of zelfs meer) voor loonsverhogingen opsoupeert, is er nauwelijks nog onderhandelingsruimte voor de sociale

partners, zelfs als ze gemeenschappelijk nog andere bekommernissen zouden hebben (bv. rond vorming, de tweede pensioenpijler…). HOGE ENERGIEKOSTEN, TANENDE BEVOORRADINGSZEKERHEID Naast de loonkosten vormt de energieprijs een tweede belangrijk fundament voor onze competitiviteit. Gegeven het gewicht van de energie-intensieve industrie (bv. chemie, petroleum, staal, bepaalde subsectoren in de voedingsindustrie…) in onze economie, is de energieprijs voor België nog van groter belang dan voor veel andere landen. Volgens cijfers van Eurostat is de Belgische energie-intensieve industrie immers verantwoordelijk voor liefst 35% van de totale toegevoegde waarde gecreëerd door de industrie. In nagenoeg alle andere Europese landen is dat lager (bv. in Nederland bedraagt het 30%, in Frankrijk 25% en in Duitsland 22%). Kijken we naar de hoogte van de elektriciteitsprijs, dan stellen we vast dat België in een Europese rangschikking middelmatig scoort. Algemeen doen we het slechter dan Frankrijk en Nederland, maar beter dan Duitsland1 (CREG, 2014). In het afgelopen jaar lijkt de situatie voor

ENERGIEPRIJZEN BLIJVEN RELATIEF HOOG

Gemiddelde jaarfactuur elektriciteit voor professionele klant (50.000 kWh/jaar; bron: CREG)

€ 14.000

€ 12.000

€ 10.000

€ 8.000

€ 6.000

€ 4.000

€ 2.000

€0 DE

BE

UK

NL

FR

28 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 28

22/04/14 15:45


de energie-intensieve industrie ietwat verbeterd. Problematisch blijven evenwel de talrijke federale en regionale overheidsheffingen (o.a. ter ondersteuning van hernieuwbare energie, voor het voeren van een sociaal beleid…) die de elektriciteitsprijs de hoogte injagen. Zoals vorig jaar in een studie van Deloitte Belgium (2013b) werd becijferd, liggen deze heffingen vaak veel hoger in België dan in onze buurlanden. Inzake de aardgasprijs scoort België in het algemeen iets beter in de Europese benchmarking. Maar de internationale concurrentie vanuit de VS weegt heel zwaar. Dankzij de schaliegasrevolutie kost aardgas er vandaag ongeveer drie keer minder dan in Europa. Volgens het Internationaal Energieagentschap (IEA 2013) zal hierin – bij ongewijzigd beleid – niet snel verandering komen. In 2020 zou, volgens het IEA, de aardgasprijs in Europa nog altijd meer dan het dubbele bedragen als in de VS. Als men er niet in slaagt om hiervoor de nodige oplossingen uit te werken, dan worden op termijn verschillende segmenten binnen onze energie-intensieve industrie met sluiting bedreigd. Naast de elektriciteitsprijs is ook de bevoorradingszekerheid van ontzettend groot belang voor onze economie. Ook hier knipperen er verschillende lichten. Ten eerste werd in het verleden te weinig in nieuwe capaciteit geïnvesteerd (o.a. als gevolg van de sterke ondersteuning van hernieuwbare energie waardoor conventionele centrales minder rendabel zijn geworden). Hierdoor werden we meer en meer afhankelijk van de invoer van elektriciteit uit het buitenland. Met als gevolg dat op bepaalde tijdstippen van het jaar (bv. wanneer het heel koud is en tegelijk door windstilte de offshore-windmolens niet draaien) het risico op een ‘black-out’ sterk is toegenomen. Recente berekeningen van het Federaal Planbureau (2014a) tonen aan dat zo’n

1

‘black-out’, zelfs van korte duur, veel schade aan onze economie berokkent. Ten tweede blijft het bang afwachten wat de impact van het stijgend belang van hernieuwbare energie op onze bevoorradingszekerheid zal zijn. Vandaag komt immers meer dan 50% van onze elektriciteitsproductie van nucleaire centrales. Dat is – althans op het vlak van de bevoorradingszekerheid – een redelijk betrouwbare en voorspelbare energiebron. Hernieuwbare energie daarentegen kent een meer intermitterend karakter. Dat betekent dat er enkel elektriciteit kan worden geproduceerd bij voldoende wind (om de windturbines te laten draaien) of voldoende sterke zon (om de zonnepanelen te activeren). De verwachting is dan ook – tenzij we in staat zouden zijn om nieuwe opslagcapaciteit te ontwikkelen – dat een hoger aandeel van hernieuwbare energie onze elektriciteitsproductie en -bevoorrading onzekerder zal maken. HOGE VENNOOTSCHAPSBELASTING Een derde belangrijk fundament voor onze competitiviteit is de vennootschapsbelasting. Dankzij een lage vennootschapsbelasting blijven er immers meer middelen over voor de bedrijven om te investeren in de onderneming. Ons land kent met 34% een uiterst hoog nominaal tarief: het Europese gemiddelde bedraagt slechts 23,2%. Gelukkig hebben we de notionele interestaftrek waardoor de effectieve belastingdruk meestal lager uitvalt dan het nominaal tarief. Volgens cijfers van de Europese Commissie (2013a) slagen we er dankzij de notionele interestaftrek in om de kloof met het Europese gemiddelde ietwat te dichten. Zo bedroeg in 2012 de effectieve belastingdruk op niet-financiële vennootschappen in België 26,3% tegenover 20,9% voor het Europese gemiddelde.

De hoge Duitse elektriciteitsprijzen, voor een groot stuk een gevolg van de Energiewende die er plaatsvindt, moeten wel ietwat genuanceerd worden, omdat de meest energie-intensieve bedrijven in Duitsland belangrijke kortingen genieten. 29

REFLECT NL_03-2014.indd 29

22/04/14 15:45


WHY

DE VENNOOTSCHAPSBELASTING LIGT HOOG

Effectief tarief vennootschapsbelasting op niet-financiële ondernemingen in 2012 (in %; bron: EC)

35

30

25

20

15

10

5

0 FR

ES

DE

PT

BE

UK

IT

LU

FI

NL

SE

AT

DK EU-27 GR

IE

Daarnaast kent de notionele interestaftrek nog tal van andere voordelen, zowel voor kmo’s als voor grote bedrijven. Zo zorgde het mechanisme er mee voor dat, althans in een eerste fase, veel ondernemingen de crisis beter

VIA DE NOTIONELE INTERESTAFTREK KONDEN VERSCHILLENDE ACTIVITEITEN VAN INTERNATIONALE GROEPEN IN BELGIË WORDEN VERANKERD

konden weerstaan. Dankzij de aftrek konden ze in de jaren vóór de crisis hun eigen vermogen flink opkrikken en beschikten ze over een grotere buffer op het moment dat de crisis toesloeg. Bovendien konden via de notionele interestaftrek verschillende activiteiten van internationale groepen in België worden verankerd.

Voor deze specifieke activiteiten ligt de belastingdruk inderdaad vaak fors lager dan 26,3% (zie hierboven), maar het zou onjuist zijn om te beweren dat dit ‘een gat in de begroting slaat’. Want zonder de notionele interestaftrek hadden deze activiteiten nooit bestaan in België. De overheid zou in dat geval zelfs minder, zeker niet meer, belastinginkomsten hebben geïnd. Dat wordt bevestigd door de cijfers: nagenoeg nergens anders in Europa liggen de inkomsten uit vennootschapsbelasting immers zo hoog als in België. Bij ons bedroegen ze in 2012 3,1% van het bbp tegenover 2,7% in Duitsland, 2,3% in Frankrijk en 2,1% in Nederland. Het gemiddelde van de eurozone stond op 2,4%. VERSTIKKENDE MOBILITEIT Vergeten we ten slotte de mobiliteit niet als vierde fundament voor onze competitiviteit. Volgens cijfers van verkeerswatcher INRIX (OESO, 2013h) behoren Brussel en Antwerpen bijvoorbeeld tot de meest congestievolle steden ter wereld. De Europese Commissie schat dat op een kost van ongeveer 2% van het bbp (o.a. omwille van het massale tijdverlies). Zonder nieuwe maatregelen zal die situatie, als gevolg van de continue groei in het personenen goederenvervoer, in de toekomst verder verslechteren. Volgens het Federaal Planbureau (2012) dreigt in dat geval de gemiddelde snelheid op de weg de komende 15 jaar met respectievelijk 29% te dalen tijdens de spitsuren en met 16% tijdens de dalperiode. Dat betekent concreet dat een automobilist die tijdens de spitsperiode 50 kilometer wil afleggen, gemiddeld niet 1u19 nodig zou hebben, maar wel 1u51 (!). Dat is een horrorscenario voor de mobiliteit van mensen en het transport van goederen. Om nog niet te spreken van de stress op het werk, de luchtkwaliteit…

30 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 30

22/04/14 15:45


GEMIDDELD AANTAL VERSPILDE UREN IN DE FILE PER AUTOMOBILIST IN 2013 60

50

Bron: Inrix

40

30

20

10

0 BE

NL

2.

DE

FR

LU

UK

CH

NOG MEER TALENT AANBOREN

Uit de beschrijving van de voornaamste megatrends blijkt dat kennis steeds belangrijker wordt in onze economie en samenleving. Investeren in hoogwaardig menselijk kapitaal en dit maximaal ter beschikking stellen van de arbeidsmarkt is daarom van ontzettend groot belang. Vanaf de schoolbanken tot het pensioen doen zich echter tal van lekken voor waardoor dit potentieel aan talent in de praktijk niet ten volle wordt benut (zie schema) (OESO, 2012c). Zo is het goed mogelijk dat ons onderwijs niet alle talenten tot ontwikkeling laat komen of dat veel jongeren de verkeerde vaardigheden en competenties krijgen aangeleerd (namelijk die met een beperkte vraag uit het bedrijfsleven). Het verlies voor onze economie en samenleving is gigantisch. Internationaal onderzoek toont aan dat de potentiële return van onderwijs vooral in de eerste 10 tot 15 jaar het sterkst is (Heckman, 2008). Daarna blijft verdere verbetering natuurlijk mogelijk, maar gebeurt het trager en moeizamer. Met andere woorden, jongeren die op een vroege leeftijd een achterstand oplopen, krijgen die daarna

IT

AT

IE

ES

HU

PT

nog maar moeilijk ingehaald en riskeren voor de rest van hun leven met problemen op de arbeidsmarkt te kampen. Een tweede lek doet zich voor wanneer werknemers stoppen om zich continu bij te scholen. Zoals al gezegd, voltrekken de veranderingen zich steeds sneller rondom ons. Met als gevolg dat de houdbaarheidsdatum van de specifieke kennis die we hebben almaar korter wordt. Zonder levenslang leren zullen de vaardigheden en de competenties van de werknemers geleidelijk eroderen en zullen ze minder en minder aan de

HOE KAN EEN LAND ZIJN MENSELIJK KAPITAAL MAXIMALISEREN? Lek 1: onvoldoende kwaliteit, inclusie en afstemming op arbeidsmarkt Lek 2: erosie kwalificaties

Potentieel aan menselijk kapitaal

Onderwijs

Levenslang leren

Lek 3: te weinig activering, te veel vroeg uittreden

Arbeidsmarkt

31

REFLECT NL_03-2014.indd 31

22/04/14 15:45


WHY

vereisten van de arbeidsmarkt voldoen. Op termijn zal hun productiviteit aanzienlijk afnemen of – wat meer waarschijnlijk is – verhoogt de kans dat ze terechtkomen in de werkloosheid. Een derde lek vindt zijn oorzaak in de werking van onze arbeidsmarkt. Vandaag gaat nog altijd veel menselijk kapitaal verloren omdat het veel te snel wordt afgeschreven (bv. in het geval van het brugpensioen), of omdat het onvoldoende wordt geactiveerd (bv. in het geval van werkloosheid). Hierna gaan we dieper in op de impact van elk van die lekken in België en vergelijken we onze situatie met andere Europese landen. ONDERWIJSINVESTERINGEN NIET IN VERHOUDING TOT RESULTAAT België investeert met 6,2% van het bbp (of meer dan 23 miljard euro) heel veel in onOP ONDERWIJS DOEN WE HET NIET SLECHT

Gemiddelde PISA-score op lezen, wiskunde en wetenschap in 2012 (Bron: OESO)

540

520

500

480

460

440

420 FI

NL

IE

DE

BE

UK

AT

FR

DK OECD LU

ES

IT

PT

SE

GR

derwijs. Het gemiddelde van de eurozone bedraagt bijvoorbeeld slechts 5,1% van het bbp en ook in Frankrijk (6,1%), Nederland

2

(5,8%) en Duitsland (4,4%) liggen de onderwijsbudgetten lager dan in ons land. Toch vertaalt die hogere investering zich niet altijd in veel betere resultaten. Kijken we bijvoorbeeld naar de gemiddelde PISA-score (Programme for International Student Assessment) op lezen, wiskunde en wetenschap, dan scoren we met 509,7 inderdaad beter dan het OESO-gemiddelde (497,2), maar slechter dan Nederland (518,8) en Duitsland (515,1)2 (OESO, 2013i). Bovendien ging onze positie er in de afgelopen 5 tot 10 jaar op achteruit. Op een andere belangrijke indicator, meer in het bijzonder het aantal 30-34-jarigen met een diploma hoger onderwijs van het lange type, doen we het dan wel weer goed. In België beschikt 43,9% van de 30-34-jarigen over zo’n diploma tegenover 34,6% voor het gemiddelde van de eurozone, 43,6% in Frankrijk, 42,2% in Nederland en 32% in Duitsland. Kortom, gemiddeld doet België het ten opzichte van andere landen zo slecht nog niet, maar met ons heel hoge onderwijsbudget mochten we toch iets betere resultaten verwachten. Niettegenstaande de relatief goede gemiddelde score slaagt ons onderwijssysteem er niet in om alle talenten te ontplooien. Bijvoorbeeld, in 2012 verliet maar liefst 12% van de jongeren tussen 18 en 24 jaar de schoolbanken zonder een diploma middelbaar onderwijs op zak. Het gemiddelde van de eurozone lag met 13,9% wel hoger, maar Nederland (8,8%), Duitsland (10,6%) en Frankrijk (11,6%) haalden opvallend sterkere cijfers. Ook het aantal studenten dat in het lager of middelbaar onderwijs minstens één jaar moest overdoen, ligt met 36,1% uitermate hoog in België (tegenover 20,3% in Duitsland, 27,6% in Nederland en 28,4% in Frankrijk) (OESO, 2013g). Ten slotte is de verhouding tussen de gemiddelde PISA-score van respectievelijk de 5% beste en de 5% slechtste leerlingen

Er bestaat wel een belangrijk onderscheid tussen de prestaties van de verschillende gemeenschappen. Zo scoort Vlaanderen in het algemeen aanzienlijk beter dan het nationaal gemiddelde en de Franse gemeenschap slechter.

32 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 32

22/04/14 15:45


MISMATCH ONDERWIJS-ARBEIDSMARKT Veel potentieel talent gaat ook verloren vanwege de mismatch tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Slechts 16,7% van de studenten hoger onderwijs in België is ingeschreven in een STEM-richting (i.e. science, technology, engineering en mathematics). Dat is iets meer dan in Nederland (14%), maar aanzienlijk minder dan het eurozonegemiddelde (27,2%), Frankrijk (25,8%) en Duitsland (32,1%). Nochtans zijn deze profielen sterk gegeerd op de arbeidsmarkt en zijn ze van cruciaal belang om de transitie naar een kenniseconomie succesvol te maken. Een ander voorbeeld van de mismatch tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt is de zwakke ontwikkeling van alternerend leren in ons land. Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Nederland gebruiken dit systeem veelvuldig waardoor die landen dan ook een veel lagere jongerenwerkloosheid kennen dan België. Ten slotte legt ons onderwijs volgens een onderzoek van de OESO (2013d) nog veel te weinig nadruk op het belang van initiatiefzin en ondernemerschap. Opdat het beschikbare menselijke kapitaal op de arbeidsmarkt zijn hoge kwaliteit kan handhaven, is het belangrijk dat werknemers (en werkzoekenden) zich continu blijven bijscholen. Kijken we naar de inspanningen van de

ondernemingen op dit vlak, dan doen we het binnen een Europese context heel goed. Volgens de recentste Europese enquête ter zake (i.e. de zogenaamde CVTS3-enquête) investeerden de Belgische bedrijven liefst 2,4% van de totale loonmassa in vorming. Hiermee laten we enkel Frankrijk (2,5%) voor ons. Alle andere Europese landen scoren slechter. Eenzelfde positief rapport krijgen we voor zowel onze participatiegraad (het relatief aantal werknemers waarvoor jaarlijks een vorming wordt georganiseerd) als voor het gemiddeld aantal uren vorming dat bedrijven per werknemer voorzien. In België bedraagt de participatiegraad 52%, dat is 14 procentpunten hoger dan het Europese gemiddelde (38%) en significant beter dan Frankrijk (45%), Duitsland (39%)

TE WEINIG STUDENTEN VOLGEN EEN STEM-RICHTING 35 Aantal studenten hoger onderwijs in STEM-richtingen in 2011 (in %; bron: Eurostat)

nagenoeg nergens hoger dan in België (enkel Frankrijk en Luxemburg doen nog slechter) (OESO, 2013h). Binnen een internationale context heeft ons land dus een grote groep leerlingen die heel goed presteren, maar ook een even grote groep leerlingen met heel povere resultaten. Internationaal onderzoek toont aan dat een niet onbelangrijk deel hiervan kan verklaard worden door de sociaaleconomische en culturele achtergrond van deze jongeren (bv. de hoogste opleiding en het beroep van de ouders) (OESO, 2013i). Kortom, ondanks de spectaculaire verbeteringen van de afgelopen decennia vormen gelijke kansen nog altijd geen realiteit in ons onderwijs.

30

25

20

15

10

5

0 FI

GR

DE

PT

IE

ES EA-15

IT

SE

FR

AT

UK

LU

DK

BE

NL

33

REFLECT NL_03-2014.indd 33

22/04/14 15:45


WHY

DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN INVESTEREN VEEL IN VORMING

Investeringen van de ondernemingen in continue vorming (in % van de loonkosten; bron: Eurostat)

3

3

2

2

1

1

0 FR

BE

NL

LU

PT

DK

SE

EU-28

ES

DE

AT

FI

IT

UK

GR

en Nederland (39%). Onthouden we wel dat investeren in levenslang leren een gedeelde verantwoordelijkheid vormt van de ondernemingen én de werknemers. Die laatsten moeten zich immers regelmatig afvragen hoe ze hun ‘employability’ of inzetbaarheid (en dus hun jobkansen) in de toekomst continu kunnen blijven verbeteren.

OUDERE WERKNEMERS TREDEN TE SNEL UIT DE ARBEIDSMARKT

Effectieve pensioenleeftijd voor mannen in de periode 2007-2012 (in jaren; bron: OESO)

70 68 66 64 62 60

Ten slotte is het weinig zinvol om te investeren in menselijk kapitaal als dat opgeleide kapitaal uiteindelijk nooit de arbeidsmarkt bereikt of die te vroeg verlaat. Aan de overheid om er via haar sociale en fiscale wetgeving voor te zorgen dat dat talent wel ter beschikking komt van de arbeidsmarkt. En toch zijn er ook hier weer tal van lekken. Kijk bijvoorbeeld naar de werkloosheid. België scoort binnen een Europese context met een werkloosheidsgraad van 8,4% in 2013 middelmatig. Het gemiddelde van de eurozone mag dan wel met 12,1% een stuk hoger liggen, zowel Duitsland (5,3%) als Nederland (6,7%) doen aanzienlijk beter. Bijna de helft van onze werklozen (44,7%) zit bovendien al langer dan een jaar zonder werk. Dat bewijst nogmaals dat we in de toekomst nog meer moeten inzetten op activering van werkzoekenden. Een ander uiterst belangrijk lek zijn de rist vervroegde uittredingssystemen in ons land (bv. brugpensioen, tijdskrediet en loopbaanonderbreking, ongeschiktheid...). Volgens de OESO (2013c) bedraagt de effectieve pensioenleeftijd in België slechts 59,6 jaar bij mannen en 58,7 jaar bij vrouwen. Hiermee zijn we, samen met Luxemburg, de slechtste leerling van de klas. Als gevolg hiervan is amper 39,5% van de 55-plussers in ons land nog daadwerkelijk aan het werk tegenover bijvoorbeeld 44,5% in Frankrijk, 58,6% in Nederland en maar liefst 61,5% in Duitsland. Op het moment dat we het draagvlak van onze sociale zekerheid moeten versterken (o.a. ter financiering van de kosten van de vergrijzing) en de bedrijven schreeuwen om geschikte arbeidskrachten, is zo’n zware verspilling van menselijk kapitaal niet te verantwoorden.

58 56 54 3

52 PT

SE

IE

OECD UK

NL

DK

ES

DE

GR

AT

FI

IT

FR

BE

LU

CVTS staat voor Continuing Vocational Training Survey.

34 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 34

22/04/14 15:45


Bedrijven moeten vandaag in een almaar moeilijkere omgeving opereren. Elke bijkomende complexiteit vanwege de overheid kunnen ze missen als kiespijn. De overheid moet daarentegen voor de nodige stabiliteit en voorspelbaarheid zorgen. Verschillende indicatoren tonen aan dat België op dat vlak niet bij de beste leerlingen van de klas hoort. Zo staan we slechts op de 36ste plaats in de meest recente ‘Doing Business’-rangschikking. Deze jaarlijkse publicatie van de Wereldbank (2013) peilt het algemeen ondernemingsklimaat in 189 landen. Parameters die in rekening worden gebracht zijn bijvoorbeeld de snelheid en de kosten om vergunningen te krijgen, om een onderneming op te richten, om werknemers aan te werven, om producten en diensten over de grenzen heen te verhandelen... In de top 5 staan Singapore, Hongkong, Nieuw-Zeeland, de VS en Denemarken. Ook onze buurlanden Duitsland (21) en Nederland (28) – in tegenstelling tot Frankrijk (38) – presteren beter dan België. Daarnaast licht de Wereldbank de verschillende overheden elk jaar nog op tal van andere indicatoren door. Eén dimensie slaat bijvoorbeeld op de kwaliteit van de dienstverlening en van het ambtenarenapparaat. Het zijn vooral de Scandinavische landen, Zwitserland en Nederland die hier goed op scoren. België bevindt zich, net als Duitsland, in het midden van het klassement. Frankrijk scoort opnieuw slechter. Een andere dimensie heeft betrekking op de capaciteit van de overheid om duidelijke regels uit te vaardigen, die bovendien gemakkelijk op het terrein kunnen worden toegepast en die de ontwikkeling van de economie niet beknotten. Opnieuw zijn het de Scandinavische

KWALITEIT VAN DE OVERHEID 2,5

2,0

Bron: Wereldbank

NOOD AAN EEN MEER PERFORMANTE OVERHEID

1,5

1,0

0,5

0,0 effectiviteit overheid

kwaliteit regelgeving BE

FR

DE

NL

‘rule of law’

Scandinavische landen

met name de mate waarin de wetgeving door de burgers wordt gerespecteerd en, wanneer dat niet het geval is, ze door politie en justitie kan worden afgedwongen.

DE ADMINISTRATIEVE LASTEN BLIJVEN HOOG 7 Totale kosten van de administratieve lasten (in miljard euro; bron: FPB)

3.

landen, Zwitserland en Nederland die het voortouw nemen, maar in tegenstelling tot de kwaliteit van de dienstverlening situeert België zich nu in de staart van het peloton. Hetzelfde geldt voor een derde dimensie,

6 5 4 3 2 1 0 2000

2002

2004

2006

2008

2010

2012

35

REFLECT NL_03-2014.indd 35

22/04/14 15:45


WHY

Totale overheidsuitgaven in 2013 (in % bbp; bron: EC)

DE OVERHEIDSUITGAVEN BEVINDEN ZICH OP EEN HISTORISCH HOOG NIVEAU

de administratieve lasten. Nochtans engageerde de federale regering zich eind 2011 in het regeerakkoord om die lasten met 30% te verminderen. De cijfers van het Federaal Planbureau én die van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging voorspellen dat die doelstelling helemaal niet zal worden bereikt.

60

50

40

30

20

10

0 GR

FI

FR

DK

BE

SE

AT

IT

EA-18 NL

PT

UK

ES

DE

LU

IE

Publieke investeringen (gemiddelde over de afgelopen tien jaar; in % bbp; bron: Eurostat)

DE OVERHEID INVESTEERT TE WEINIG 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 0,0 LU

IE

ES

NL

SE

FR

PT

GR

FI

EA

IT

DK

UK

BE

DE

AT

De kwaliteit van onze regelgeving laat dus vaak te wensen over. Bovendien worden de Belgische ondernemingen nog altijd geconfronteerd met ingrijpende administratieve lasten. In zijn laatste doorlichting schat het Federaal Planbureau (2014b) dat die lasten in 2012 nog altijd meer dan 5 miljard euro vertegenwoordigden. Dat is zelfs iets hoger dan het niveau in 2010. Meer dan de helft hiervan komt ten laste van de kleine ondernemingen. Vooral de fiscale (55,1% van het totaal) en sociale wetgeving (36,8%) zijn verantwoordelijk voor het gros van

Ten slotte is het belangrijk dat de regelgeving zich maximaal in een internationaal perspectief inschrijft. Zeker voor een kleine, open economie zoals België die steunt op de internationale handel, is dat van strategisch belang. Al te vaak zien we echter dat de wetgever hiermee geen rekening houdt. Moet er bijvoorbeeld een Europese richtlijn in Belgische wetgeving worden omgezet, dan gebeurt het dat onze wetgevers de richtlijn niet integraal overnemen, maar aanvullen met extra beperkingen of verplichtingen (het zogenaamde ‘gold plating’). Dat zadelt niet alleen de Belgische ondernemingen met extra kosten op, het verzwakt bovendien de Europese interne markt – als landen hun eigen gang gaan, werkt dat de versnippering in de hand. En dat terwijl onze welvaart juist zo sterk afhankelijk is van die interne markt. Ons land zou daarom de grootste pleitbezorger van een snelle en integrale omzetting moeten zijn. Omgekeerd wacht België een Europees initiatief soms niet af, maar poneert het zelf een eigen wetgeving. Een recent voorbeeld hiervan is het Belgische register voor nanomaterialen. Met als resultaat dat de Belgische ondernemingen opnieuw worden benadeeld ten opzichte van hun concurrenten in het buitenland. Het bovenstaande maakt duidelijk dat de overheid dringend de kwaliteit van haar output moet verbeteren. Dat is echter niet de enige uitdaging waar ze voor staat. Tegelijkertijd moet ze ook de efficiëntie van haar werking aanzienlijk opkrikken. In vergelijking met onze buurlanden hebben onze verschillende overheden heel hoge werkingskosten (VBO, 2014). Mochten ze even efficiënt werken als in

36 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 36

22/04/14 15:45


onze buurlanden, dan kan er gedurende de volgende legislatuur zo’n 4 miljard euro worden bespaard. Dat besparingspotentieel zit niet enkel bij de federale overheid. De regio’s en de gemeenten moeten immers minstens twee derden van de inspanning voor hun rekening nemen.

DE BELGISCHE ONDERNEMINGEN WORDEN NOG ALTIJD GECONFRONTEERD MET INGRIJPENDE ADMINISTRATIEVE LASTEN

Niettegenstaande het historisch hoge niveau van de overheidsuitgaven (51,1% van het bbp, exclusief de rentelasten) blijven de publieke investeringen uitermate laag. De voorbije 10 jaar bedroegen de publieke investeringen in België gemiddeld 1,7% van het bbp. Daarmee scoren we heel slecht in de Europese rangschikking: het Europese gemiddelde lag met 2,5% van het bbp bijna een vol procentpunt hoger. In Nederland waren de publieke investeringen goed voor 3,4%, in Frankrijk voor 3,2% en in Duitsland voor 1,6%. Onze verschillende overheden moeten dus niet alleen het totale overheidsbeslag terugdringen, ze moeten ook de samenstelling van hun uitgaven grondig herschikken. Dit betekent relatief minder besteden aan lopende uitgaven (bv. werkingskosten en sociale uitkeringen) en meer investeren. Het is van cruciaal belang dat ons land die omslag maakt. Als kleine, open economie in het centrum van West-Europa zijn we immers sterk afhankelijk van een performante infrastructuur (bv. wegen, havens, pijpleidingen, telecommunicatie,

spoor, binnenvaart...). Momenteel scoort de Belgische infrastructuur nog relatief goed, maar jaren van onderinvestering kunnen tot gevolg hebben dat ze minder betrouwbaar wordt waardoor ze op termijn veeleer een handicap dan een troef zal worden bij het aantrekken van buitenlandse investeringen.

4.

BESLUIT

Om een fundamenteel antwoord te bieden op de verschillende megatrends waarmee we worden geconfronteerd, moeten we de kostencompetitiviteit van onze bedrijven herstellen, investeren in menselijk kapitaal (en er tegelijk voor zorgen dat dit maximaal wordt geactiveerd) en de efficiëntie en de performantie van de overheid sterk verbeteren. Dat zal niet alleen onze ondernemingen weerbaarder maken in de internationale concurrentiestrijd en meer jobs creëren, het zal ook alle talenten alle kansen geven om zich te ontplooien en ervoor zorgen dat onze sociale zekerheid niet bezwijkt onder het gewicht van de vergrijzing. In het dubbelinterview op de pagina’s hierna staan de nieuwe voorzitter van het VBO, Michèle Sioen, en gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans stil bij de maatregelen die op elk van deze drie domeinen kunnen worden genomen. Daarbij rekening houdend met de resultaten van de sterkte-zwakteanalyse zoals in dit hoofdstuk beschreven.

37

REFLECT NL_03-2014.indd 37

22/04/14 15:45


“LAAT

DE ONDERNEMER

ONDERNEMEN” © DANIEL RYS

…IN EEN RECHTSZEKERE, STABIELE EN ECONOMISCH WERKBARE OMGEVING

REFLECT NL_03-2014.indd 38

22/04/14 15:45


HOW

Eén maand vóór de ‘moeder der verkiezingen’ in België, werd Michèle Sioen, CEO van de gelijknamige textielgroep, de nieuwe voorzitter van het VBO. Samen met gedelegeerd bestuurder Pieter Timmermans vormt ze de nieuwe tandem die een vuist maakt in het belang van onze welvaart. Op tafel liggen de concurrentiekracht, de legendarisch hoge lasten in België, de index, de mismatch op de arbeidsmarkt, de kwaliteit van het onderwijs, de vergrijzing… REFLECT peilde naar hun visie, denkpistes en aanbevelingen voor een betere toekomst van dit land.

I

Op 25 mei vallen de federale verkiezingen samen met die voor de regio’s. Een unieke opportuniteit? Michèle Sioen (MSI): “Voor het eerst sinds lang kan er – hopelijk – vijf ononderbroken jaar worden geregeerd. Een uitgelezen kans om op alle niveaus grondige socio-economische hervormingen door te voeren met een structurele, positieve impact voor de toekomst van ons land anno 2020-2025.” Pieter Timmermans (PT): “Bovendien krijgen de federale en regionale overheden de kans om samen een project uit te tekenen waarmee ze de ‘grensoverschrijdende’ megatrends kunnen tackelen die op ons afkomen.”

I

Meer groei en meer jobs creëren is de grote uitdaging. Hoe doe je dat binnen een kleine, open economie als België? PT: “Belgische bedrijven die exporteren, creëren welvaart. Voor sommige kmo’s betekent dat nog meer inzet-

ten op de Europese interne markt en hun aandeel op andere geïndustrialiseerde markten vergroten. Andere bedrijven moeten vooral mikken op de nieuwe, beloftevolle groeilanden.” MSI: “De omzetcijfers van Sioen Industries volgen de conjunctuur. Om onze positie te versterken, focussen we sterk op internationalisatie – de groep exporteert tot 90% van zijn textielproducten – en innovatie. Differentiatie is daarbij van levensbelang en een belangrijk wapen in de concurrentiestrijd. Op voorwaarde evenwel dat je met gelijke wapens kunt strijden. Ik denk concreet aan de loon- en energiekosten om maar die twee te noemen.” PT: “Onze handelsbalans staat al zes jaar in het rood. Er schort dus iets. Aan de werkgevers om die dalende curve om te buigen, maar geef ze dan ten minste ook het kader – een level playing field – om krachtig te kunnen ondernemen.”

I

Geen daadkracht zonder concurrentiekracht? MSI: “Als onze loonkosten meer dan 16% hoger liggen dan in onze buurlanden, start je al met een handicap. En dan spreek ik nog niet over onze positie tegenover landen verder in de wereld. Een gelijk speelveld met de ons omringende landen is een minimum om te kunnen ondernemen. Als ik de politieke partijen hoor, dan stel ik met genoegen vast dat ze het allemaal eens zijn dat het dringend is dat we de concurrentiekracht van onze bedrijven moeten verbeteren.” PT: “Over de analyse bestaat inderdaad – eindelijk zou ik zeggen – een grote consensus. Nu nog over het hoe.” I Hoe? MSI: “Het faciaal tarief van de patronale bijdragen moet naar 25%. Dat is een lineaire, eenvoudige maatregel die rechtstreeks ten goede komt van alle bedrijven, zonder 39

REFLECT NL_03-2014.indd 39

22/04/14 15:45


HOW

onderscheid. Om te verzekeren dat die lastenverlaging daadwerkelijk zal worden gebruikt om de concurrentiekracht van de bedrijven te versterken, en dat ze zich niet vertaalt in bijvoorbeeld hogere brutolonen, moet tegelijk de wet van ’96 betreffende het concurrentievermogen worden hervormd. Versta ons niet verkeerd, de werknemers moeten niet minder verdienen, maar het verschil tussen hun nettoloon en de kosten voor de werkgever is te groot.”

sparen op de uitgaven. Vooraleer ze nieuwe lasten opleggen aan burgers en ondernemingen, moeten ze eerst voor de eigen deur vegen. Volgens onze cijfers zijn er nog tot 4 miljard euro efficiëntiewinsten mogelijk als alle verschillende overheden op alle niveaus even efficiënt zouden werken als in onze drie buurlanden. Ook in de sociale zekerheid is een vergelijkbare oefening mogelijk. De sociale partners, waaronder het VBO, beheren er samen met de vakbonden

“WE MOETEN VANDAAG FLEXIBEL KUNNEN VERANDEREN OM MORGEN EN OVERMORGEN TE KUNNEN GROEIEN” PIETER TIMMERMANS

PT: “Het is een haalbare kaart om onze loonkostenhandicap, die volgens de experts van de Nationale Bank, het Federaal Planbureau en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven op 16,5% wordt geraamd, tegen het einde van de legislatuur met minstens 10 procentpunten te verminderen. Om dat te financieren, moeten de overheden – federaal, regionaal en lokaal – eerst en vooral maximaal be-

zo’n 60 tot 70 miljard. Bovendien moet men rekening houden met de positieve terugverdieneffecten op het vlak van meer groei en jobs die een lastenverlaging zullen genereren.” I En de bedrijven? MSI: “Die moeten ondernemen. Dat is hun corebusiness. Geef ze dan ook het vertrouwen. Zij zullen internati-

onaliseren en zichzelf voortdurend opnieuw uitvinden, inspelen op de veranderde vraag van de markt en innoveren. Dat is op zich al een grote opgave, maar essentieel om de activiteiten in België te verankeren.”

I

Pleiten jullie voor een afschaffing of hervorming van de index? MSI: “Als bedrijfsleider bepleit ik natuurlijk de afschaffing als economisch meest verstandige oplossing. De lonen zullen de inflatie blijven volgen, maar het loonoverleg zal beter rekening kunnen houden met de stand van de conjunctuur, de toestand van het bedrijf, de performantie van de werknemer… bij het bepalen van mogelijke loonsverhogingen. Die afschaffing is trouwens ook wat internationale instellingen, zoals de OESO en het IMF, al jaren aanbevelen. PT: “De beste oplossing is inderdaad afschaffen. Maar rekening houdend met de Belgische realiteit schuiven we alvast twee aanpassingen naar voor als ‘second best’. Ten eerste moet het systeem minder gevoelig worden voor externe prijsschokken. Als de olieprijs fors stijgt, nemen de loonkosten in België sterker en sneller toe dan bij onze voornaamste handelspartners. Dat verzwakt onze concurrentiepositie. Om dat effect te verminderen, kan men alle energieproducten uit de gezondheidsindex weren of de lonen voortaan indexeren op basis van de langetermijninflatie, de zgn. kerninflatie. Ten tweede vinden we dat de indexmassa voortaan binnen het sociaal overleg moet worden gevaloriseerd. We stellen de

40 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 40

22/04/14 15:45


HOW

indexmassa op zich dus niet in vraag, maar leggen de bal in het kamp van de sociale partners om overeen te komen wat ermee zal worden gedaan. Werknemers moeten beseffen dat de loonindexering geen verworven recht is. Ze moet betaald worden door de extra omzet of extra toegevoegde waarde die de onderneming creëert, want er staat niet ergens

zomaar een zak geld klaar. Vandaag heeft de index geen waarde binnen het sociaal overleg. Vandaar ons voorstel: geef het waarde zodat je de index kunt gebruiken om in overleg verschillende doelstellingen te realiseren, bijvoorbeeld meer koopkracht, het versterken van de tweede pensioenpijler, meer opleiding… Zelfs in een periode van reële loon-

blokkering kan het sociaal overleg op die manier zijn rol blijven spelen. Die flexibiliteit in het systeem missen we vandaag.” MSI: “Als bedrijfsleider stel ik het belang van de relatie tussen koopkracht en lonen niet in vraag. Maar geef ons de mogelijkheid om flexibel in te spelen op de economische realiteit. Het stringente automatisme van vandaag laat niet toe om bij hoogconjunctuur meer te doen of minder wanneer het slechter gaat. Die conjunctuurgolf is trouwens voor elk bedrijf weer anders.”

I

Een ander pijnpunt voor onze concurrentiekracht is de mobiliteit. Congestie kost ons land 2% van het bbp. MSI: “Het feit dat onze wegen toeslibben, kunnen zowel de werkgever als de werknemer missen als kiespijn. De kosten voor de bedrijven zijn aanzienlijk en de druk die het op de werknemers zet, is voor niemand gezond. Ik ben ervan overtuigd dat een efficiënt georganiseerd openbaar vervoer waar de verschillende modi elkaar versterken zijn nut zal bewijzen en de congestiedruk kan milderen. Zowel voor het personen- als het vrachtvervoer.”

I “ALS EEN GOEDE HUISVADER STREVEN BEDRIJVEN, HUISGEZINNEN, ORGANISATIES… NAAR EFFICIËNTIEWINSTEN. DUS OOK DE OVERHEDEN. TOCH?”

Is meer Europa een goede zaak? MSI: “Op heel wat domeinen ongetwijfeld wel. Opnieuw als ondernemer vind ik de steun aan innovatie en de buitenlandse handelsverdragen van bijzonder groot belang. Al spreekt Europa mijns inziens onvoldoende met één

42 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 42

22/04/14 15:45


stem om meer gewicht in de schaal te kunnen leggen ten aanzien van andere wereldblokken. Vaak ondermijnen nog te veel tegenstrijdige nationale belangen de Europese onderhandelingspositie. Ook op het vlak van innovatie – waarvoor al heel wat initiatieven lopen – dreigen we terrein te verliezen. Bij het verankeren van technologische standaarden bijvoorbeeld bieden we onvoldoende tegengewicht tegen de VS en China. Wanneer die standaarden niet door Europese bedrijven worden bepaald, lopen we het risico dat Europa belangrijke R&D- en innovatieactiviteiten verliest.” PT: “Vergeet ook het effect van ‘gold plating’ (landen die nationaal beter willen doen dan wat Europa voorschrijft) niet. Mochten alle lidstaten zo reageren, dan ondergraven we het Europees project, beknotten we de interne markt en zadelen we de bedrijven op met extra – lees onnodige – kosten.” MSI: “Het is trouwens ook de taak van Europa om op alle niveaus deloyale concurrentie te vermijden. Tussen de landen onderling, maar ook binnen sectoren. Als alle landen de wetgeving op eenzelfde manier toepassen, worden sociale dumpingpraktijken, zoals in de bouw- en transportsector, onmogelijk.”

I

U vindt het huidige onsamenhangende energiebeleid in Europa levensbedreigend voor de ondernemingen? MSI: “Elk land heeft een verschillende strategie. Als CEO van

“DE BEDRIJVEN HEBBEN MEER DAN OOIT NOOD AAN EEN EENGEMAAKT EUROPEES EN GECOÖRDINEERD BELGISCH ENERGIEBELEID” MICHÈLE SIOEN

Sioen Industries, actief in zo’n 15 landen, weet ik waarover ik praat. Oplossingen voor onze bevoorradingszekerheid en voor de hoge energieprijzen kunnen niet enkel op nationaal niveau worden uitgewerkt. Sommige landen hebben meer potentieel om goedkope (hernieuwbare) energie te produceren dan België. Andere landen hebben dan weer schaliegasbronnen. Een energietekort in land x moet beter worden opgevangen met overschotten in landen y en z. Kortom, we hebben nood aan een eengemaakte Europese energiemarkt om de kans op een ‘black-out’ te minimaliseren en de Europese prijzen te laten convergeren. Naar beneden toe welteverstaan om zo mee onze concurrentiekracht veilig te stellen en aantrekkelijk te blijven voor buitenlandse investeerders.” PT: “België in het bijzonder ontbreekt het aan een gecoördineerde

aanpak tussen het federale en regionale niveau. Wat voor zin heeft het om op federaal niveau de energieprijzen onder controle te houden terwijl de regionale taksen de pan uit swingen? Ondernemingen hebben inderdaad dringend nood aan een stabiel energieprijs- en bevoorradingszekerheidsbeleid.”

I

De mismatch op de arbeidsmarkt wordt nog te vaak onderschat? MSI: “Het is contradictorisch. Aan de ene kant heeft Sioen Industries constant vacatures openstaan. Vooral de technische profielen raken moeilijk ingevuld, door mannen, noch vrouwen. En zo hoor ik veel CEO’s klagen. Aan de andere kant kampt ons land met een veel te hoge jeugdwerkloosheid en geraken laaggeschoolde profielen nauwelijks aan de slag. Om die spanningen weg te werken, moeten de banden tussen het onderwijs 43

REFLECT NL_03-2014.indd 43

22/04/14 15:45


HOW

en het bedrijfsleven sterker. Landen waaronder Duitsland tonen aan dat alternerend leren (waarbij jongeren deels een opleiding volgen in een bedrijf) een belangrijke bijdrage kan leveren in het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Jongeren beseffen trouwens nog veel te weinig hoe het er echt in een bedrijf aan toe gaat. Laat staan dat ze goesting kweken om bijvoorbeeld in de industrie te gaan werken. Technische beroepen zijn lang niet minderwaardig of hoofdzakelijk mannelijk. Integendeel. Bovendien vervaagt het onderscheid tussen ‘blue collars’ en ‘white collars’. Een nieuw type van talent maakt zijn opmars: de ‘grey collar’ die de beste talenten van blauw en wit combineert. Onze arbeiders moeten vandaag even zo goed met computers overweg kunnen als bedienden kennis moeten hebben van het productieproces. Voor mij is de mismatch en de maximale ontplooiing van gekwalificeerd talent van primordiaal belang. Ik sta open voor alle voorstellen en vormen van samenwerking en partnerships om tot oplossingen te komen.” PT: “Om de band met de bedrijven te versterken, stelt het VBO voor dat elke school haar eigen bedrijfsbuddy (of buddy’s) uit de omgeving krijgt. Dat versterkt de informatiestroming tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. De school in kwestie kan tegelijk met haar bedrijfsbuddy tal van leerprojecten opzetten. Leerlingen moeten bovendien beter geïnformeerd worden over de impact van hun studiekeuzes. Meer sensibilisering voor de technische richtingen is één zaak, de jongeren moeten ook

“CREATIEVE DESTRUCTIE BEHOORT TOT DE NATUUR VAN ONDERNEMEN, HET IS EEN KENMERK VAN EEN TOEKOMSTGERICHTE ECONOMIE” PIETER TIMMERMANS

duidelijk weten welke studierichtingen de grootste jobkansen bieden en welke minder.”

I

De omgeving waarbinnen bedrijven moeten opereren, verandert in een razendsnel tempo. Hoe speel je daar als bedrijf op in? MSI: “Wie durfde 5 jaar geleden voorspellen dat een succesbedrijf als Blackberry op zo’n korte termijn zou moeten vechten voor zijn voortbestaan? We leven in een geglobaliseerde wereld en moeten uiterst creatief en wendbaar zijn en onafla-

tend voeling houden met de markt. Alleen zo kunnen we stand houden en een voorsprong uitbouwen door in te spelen op de meest recente tendensen.” PT: “In het belang van de toekomst van het bedrijf. Die veiligstellen is de job van de bedrijfsleider. Hij zou zich niet moeten bekommeren over de optimale randvoorwaarden. Neen, de ondernemer moet ondernemen.” MSI: “Dertig jaar geleden kreeg onze confectieafdeling harde klap-

44 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 44

22/04/14 15:45


pen en moesten we de productie delokaliseren om ze leefbaar te houden. Dankzij die operatie werken vandaag opnieuw 300 mensen in onze confectieafdeling in België. Het was dat of verdwijnen. Met dat verschil dat we toen aan 50 km/u moesten veranderen, vandaag is dat aan 200 km/u. Ondernemers moeten dus nog fitter, nog leanerand-meaner en nog attentiever en spitsvondiger zijn.” PT: “Creatieve destructie behoort tot de natuur van ondernemen, het is een kenmerk van een toekomstgerichte economie. We moeten niet proberen om de veranderingen tegen te werken of tegen te houden, maar alles op alles zetten om een maximaal aantal mensen aan het werk te houden en de welvaart te behouden. Anders gezegd, we moeten nog meer de principes van flexicurity (combineer de nodige flexibiliteit voor de werkgever met de nodige zekerheid voor de werknemer) inbouwen in ons arbeidsrecht en sociale zekerheid. We moeten evolueren van jobzekerheid (jobs koste wat kost redden) naar werkzekerheid.”

I

Activeren betekent ook langer werken. Een must om de kosten van de vergrijzing op te vangen? MSI: “We leven langer, gezonder en zijn op 60 jaar een stuk fitter dan pakweg drie decennia terug. En wie langer leeft, krijgt meer jaren een pensioen. Daardoor lopen ook de pensioenkosten op. Om die voor de maatschappij betaalbaar te houden, zit er maar één

ding op: langer werken. En moet de pensioenleeftijd of het aantal loopbaanjaren mee evolueren met de levensverwachting. Net zoals we ook het loon van de werknemers moeten herbekijken in functie van het nieuwe leeftijdsmodel. Omdat het loon automatisch aan de anciënniteit gekoppeld wordt, prijzen veel oudere werknemers zichzelf uit de markt. Hun lonen stijgen vaak sterker dan hun productiviteit, waardoor ze voor veel bedrijven te duur worden. Dergelijke automatismen in de loonvorming zijn niet meer van deze tijd.” PT: “Ook de bedrijven moeten hun steentje bijdragen en bijvoorbeeld een aangepast HR-beleid voeren om oudere werknemers langer aan de slag te houden. De technologie biedt heel wat mogelijkheden om oudere werknemers op het einde van hun carrière nog een andere (hoogstwaarschijnlijk minder veeleisende) job in het bedrijf aan te bieden. Tegelijk valoriseren we waardevol menselijk kapitaal en verkleinen we de mismatch op de arbeidsmarkt.”

I

Om af te ronden: België zakt langzaam maar zeker dieper weg in de internationale rankings. Hoe stuiten we die sluipende verzwakking? MSI: “Een meer efficiënt overheidsapparaat is van wezenlijk belang. Maar nog kritieker zijn rechtszekerheid en voorspelbaarheid. Ze bieden stabiliteit aan onze eigen ondernemingen en maken ons land aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven. Dat betekent bijvoorbeeld

een soepel en betaalbaar systeem van vergunningen. Fiscale regels die niet om de haverklap veranderen – denk aan de notionele interestaftrek, de bedrijfswagens… – en soms zelfs met terugwerkende kracht worden ingevoerd.” PT: “En hou de administratie eenvoudig. U kunt zich de berg administratie niet voorstellen waar een startende ondernemer zich vandaag de dag doorheen moet worstelen. Of die de lancering van een nieuw project bemoeilijkt, vertraagt… Dan spreek ik nog niet over de bijbehorende kosten. Ondanks de al geleverde inspanningen, bedragen de administratieve lasten nog altijd meer dan 5 miljard euro. Trouwens, het gaat niet alleen om het verminderen van de bestaande administratieve lasten, maar ook om het vermijden van nieuwe lasten. Hier zou een voorafgaande effectbeoordeling eigenlijk wel haar nut bewijzen.” MSI: “De komende 5 jaar moet er significante vooruitgang worden geboekt op 5 domeinen: 1. de concurrentiekracht van de bedrijven herstellen; 2. een betaalbaar energiebeleid; 3. een beleid dat met respect ondernemen ondersteunt en stimuleert; 4. een rechtszeker en voorspelbaar werkkader dat het vertrouwen herstelt, en 5. een administratieve vereenvoudiging die de ondernemers betere kansen biedt om te ondernemen. Op die manier krijgt de bedrijfswereld nieuwe zuurstof en energie om de welvaart van ons land te borgen.”

45

REFLECT NL_03-2014.indd 45

22/04/14 15:45


DE BELGISCHE ECONOMIE. STAND VAN ZAKEN

MEGATRENDS HERTEKENEN ONZE ECONOMIE EN SAMENLEVING

WAT ZIJN ONZE STERKE PUNTEN? WAT ZIJN ONZE ZWAKKE PUNTEN?

REFERENTIES COWEN, T (2011). ‘The Great Stagnation: How America Ate All the Low-Hanging Fruit of Modern History, Got Sick, and Will (Eventually) Feel Better’ CRB (2013). ‘Technisch verslag van het secretariaat over de maximale beschikbare marges voor de loonkostenontwikkeling’ CREG (2014). ‘Overzicht en evolutie van de elektriciteits- en aardgasprijzen voor residentiële klanten en kmo’s’ DELOITTE BELGIUM (2013a). ‘Decoding the formula for superior performance’ DELOITTE BELGIUM (2013b). ‘Benchmarking study of electricity prices between Belgium and neighboring countries’ EC (2012). ‘The 2012 Ageing Report: Economic and budgetary projections for the 27 EU Member States (2010-2060)’ EC (2013a). ‘Taxation trends in the European Union’

EC (2013b). ‘Innovation Union Scoreboard 2013’ EXPERTSGROEP ‘CONCURRENTIEVERMOGEN EN WERKGELEGENHEID’ (2013). ‘Arbeidskosten, loonsubsidies, arbeidsproductiviteit en opleidingsinspanningen van ondernemingen’ FEDERAAL PLANBUREAU (2012). ‘Bestemming 2030: chaos op de autowegen of alternatieve trajecten?’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014a). ‘Belgische black-outs berekend – Een kwantitatieve evaluatie van stroompannes in België’ FEDERAAL PLANBUREAU (2014b). ‘Administratieve lasten in België voor het jaar 2012’ GORDON, R (2012). ‘Is US Economic Growth Over?’ HECKMAN, J. (2008). ‘Schools, Skills and Synapses’

HOGE RAAD VOOR DE WERKGELEGENHEID (2013). ‘Verslag 2013’ IMF (2007). ‘The globalization of labour’ IMF (2008). ‘What Happens During Recessions, Crunches and Busts?’ IMF (2009). ‘Financial Stress, Downturns, and Recoveries’ IMF (2014). ‘World Economic Outlook Update: Is the Tide Rising?’ IEA (2013). ‘World Energy Outlook 2013’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012a). ‘Manufacturing the future: The next era for global growth and innovation’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012b). ‘Help wanted: The future of work in advanced economies’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012c). ‘Trading myths: Addressing misconceptions about trade, jobs, and competitiveness’

46 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 46

22/04/14 15:45


MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012d). ‘Debt and deleveraging: Uneven progress on the path to growth’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2012e). ‘The world at work: jobs, pay and skills for 3,5 billion people’ MCKINSEY GLOBAL INSTITUTE (2013). ‘Disruptive technologies: Advances that will transform life, business and the global economy’ NBB (2012). ‘Indexering in België: omvang, aard en gevolgen voor de economie en mogelijke alternatieven’ NBB (2014). ‘Jaarverslag 2013’ OESO (2011). ‘Attractiveness for innovation: location factors for international investment’ OESO (2012a). ‘International migration outlook 2012’ OESO (2012b). ‘Looking to 2060: longterm global growth prospects’

OESO (2012c). ‘Better skills, better jobs, better lives: a strategic approach to skills policies’ OESO (2013a). ‘Enhancing the inclusiveness of the labour market in Belgium’ OESO (2013b). ‘Science, technology and industry scoreboard 2013’ OESO (2013c). ‘Pensions at a glance 2013’ OESO (2013d). ‘Entrepreneurship at a glance 2013’ OESO (2013e). ‘Interconnected economies: benefiting from global value chains’ OESO (2013f). ‘Health at a glance 2013’ OESO (2013g). ‘What students know and can do: student performance in mathematics, reading and science – Volume I’ OESO (2013h). ‘Economic Survey of Belgium 2013’ OESO (2013i). ‘Education at a glance 2013’

OESO (2013j). ‘OECD skills outlook 2013: first results from the survey of adult skills’ OESO (2013k). ‘What makes schools successful? Resources, policies and practices – Volume IV’ SAPIR, ANDRÉ (2005). ‘Globalisation and the reform of European social models’ STUDIECOMMISSIE VOOR DE VERGRIJZING (2013). ‘Jaarlijks verslag’ UNCTAD (2013). ‘World Investment Report 2013’ VBO (2014). ‘Efficiëntie van de overheid: aanzienlijke winst mogelijk’ WERELDBANK (2013). ‘2014 Doing Business Report’

47

REFLECT NL_03-2014.indd 47

22/04/14 15:45


THEMA’S 50 VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR LOONMODEL

51 FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT VAN WEDERZIJDS VERTROUWEN

52 ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?

53 EUROPA NAAR EEN MEER BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT

54 ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…

56 44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS IN DE EUROPESE UNIE?

58 BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR ONDERNEMINGEN IN HERSTRUCTURERING

REFLECT NL_03-2014.indd 48

22/04/14 15:45


BESTE LEZER Graag houden we voor u in REFLECT ook de vinger aan de pols van de actualiteit. In elke uitgave krijgt u een overzicht van voor het bedrijfsleven belangrijke thema’s die onze experts nauw en secuur aansturen, onderhandelen en opvolgen op zowel economische, sociale, juridische als fiscale domeinen. In de nu volgende bladzijden van REFLECT vindt u een selectie van dossiers waarop onze experts vandaag actief zijn om de belangen van onze lidfederaties en de aangesloten bedrijven maximaal te behartigen, dit zowel op federaal, Europees als internationaal niveau. Per thema krijgt u een status van het dossier, de positionering van het VBO en lichten we ook de ‘next steps’ toe. Op die manier hebt u een 360°-kijk op dossiers met een mogelijke belangrijke impact op uw business. Per thema vindt u eveneens de contactcoördinaten van de respectieve VBO-medewerker en verwijzingen naar andere relevante informatiebronnen. Een totaaloverzicht van alle dossiers en thema’s die onze experts opvolgen, vindt u op www.vbo.be (Actiedomeinen).

VBO RADAR - Nu ook over fiscaliteit en sociale zekerheid

Houdt u graag de vinger aan de pols van de recentste socio-economische evoluties van ons land? Krijgt u graag snel toegang tot de up-to-date analyses van de VBO-experts? Het VBO breidde zijn druk bevraagde app VBO RADAR uit met een luik ‘Fiscaliteit’ en met kerncijfers over de sociale zekerheid. www.vboradar.be

49

REFLECT NL_03-2014.indd 49

22/04/14 15:45


THEMA1

LOONSTRATEGIE | INDEX | BAREMA’S

VERLONING VOOR EEN HOUDBAAR LOONMODEL

‘‘E

© DANIEL RYS

en goede verloning moet billijk staat. Andere landen kennen betere systemen zijn en rechtvaardig aanvoelen.” om competitiviteit en koopkracht te verzoenen. Met deze slagzin zette SD WORX Verschillende alternatieven, zoals een valoriseonlangs de toon op het ‘Grote ring van de index, werden reeds door het VBO Loondebat’. Het VBO nam deel en poneerde op tafel gelegd. 4) Het VBO is van mening dat we komaf moeten tijdens het debat zijn belangrijkste stellingen voor een realistisch en efficiënt loonmodel. Wij maken met het systeem van anciënniteitsbarezetten ze voor u op een rijtje. ma’s voor de loonberekening. We beweren niet 1) Voor meer groei, jobs en het behoud dat werknemers vanaf een bepaalde leeftijd van welvaart moet onze competitiviper definitie minder productief zijn. Wel zijn teit sterker. De hoge loonkosten in we ervan overtuigd dat ons land op het vlak België zitten grotendeels in de hoge van de loonkosten en de competitiviteit lasten op arbeid. Die moeten naar vooruitgang zou boeken indien we beneden. Daarvoor moeten we de huidige automatismen (index en marge creëren door de overbarema’s) afbouwen en vervangen heidsuitgaven te vermindedoor systemen die de loonkosren via efficiëntiewinsten en ten meer in lijn brengen met besparingen en door de terugde productiviteit. Zo bieverdieneffecten in aanmerking den we ook meer kansen te nemen (meer jobs betekent voor jong en oud en creëminder uitkeringen, enz.). ren we meer ruimte 2) Die lastenverlaging moet zo voor een flexibel loonbeleid ONZE CONCUReenvoudig, zichtbaar en lineair op maat van de onderneming RENTIEKRACHT mogelijk gebeuren. Het VBO en de werknemer. wil het faciaal tarief van de ZOU WINNEN BIJ 5) De werkgevers vragen om werkgeversbijdragen verlagen vereenvoudiging van de lapDE AFBOUW VAN naar 25%, naast de bestaande pendeken aan loonvoordelen DE HUIDIGE bijdrageverminderingen, die die elk hun eigen statuut en AUTOMATISMEN bij voorkeur ook meer lineair en voorwaarden kennen. Die zoreenvoudiger worden gemaakt. gen voor kostenverlichting en Dat is een haalbare piste mits maken een individualisering over een periode van 5 jaar voldoende budvan het loonpakket mogelijk. Maar zij brengen get (7 tot 8 miljard euro) wordt vrijgemaakt. extra complexiteit en administratieve lasten met 3) De werkgevers pleiten al jaren voor een herzich mee en kunnen doorgaans enkel worden ziening van de automatische loonindexering, toegekend ‘bovenop’ de collectieve regelingen, waarvan de Nationale Bank, maar ook intergebetonneerde loonafspraken en verworven rechnationale instellingen (OESO, IMF, Europese ten waaraan de vakbonden vasthouden. Eenvoud, Commissie) de rigiditeit aan de kaak stellen meer maatwerk en flexibiliteit moeten hier voorop omdat het een gezond loonbeleid in de weg staan. Er is dus nog werk aan de winkel!

CONTACT Bart Buysse Directeur-generaal ivn@vbo-feb.be

50 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 50

22/04/14 15:45


BESTRIJDING ONTWIJKING | WANTROUWEN | NIEUWE CULTUUR

THEMA2

FISCALITEIT TERUG NAAR EEN KLIMAAT VAN WEDERZIJDS VERTROUWEN

D

© DANIEL RYS

e opeenvolgende crisissen hebben de volgt zoals altijd de gedragslijn die het steevast perceptie van de fiscaliteit en de toeverdedigt voor de ondernemingen, namelijk het passing ervan op de ondernemingen streven naar een correcte toepassing van de regels grondig gewijzigd. Nieuwe vereisten in het kader van een gezonde fiscale concurrenzagen het licht, met name op het vlak van tie (waarvan onze notionele interest, die transparantie, rapportering, versterkte absoluut niet opnieuw ter discussie wordt samenwerking met de autoriteiten, enz. gesteld, deel uitmaakt). Tegelijkertijd worden de ondernemingen In tegenstelling tot de meningen die de nog al te vaak gestigmatiseerd en hebben ronde doen, dragen de ondernemingen ze te lijden van een ongerechtvaardigde sterk bij aan de fiscale ontvangsten van de negatieve perceptie bij het grote Staat (alle beleidsniveaus bij elkaar). Bopubliek. vendien hebben ze vaak in ruime mate, Binnen die context hebben in een positieve geest, geanticipeerd de Organisatie voor Econoop de opportuniteiten die de nieuwe mische Samenwerking en maatschappelijke evoluties bieden. Ontwikkeling (OESO) en de Europese Commissie allebei Het VBO pleit dan ook voor een grootscheepse programnieuwe belastingcultuur waarin de ma’s op touw gezet om op rechten en de plichten van de oninternationale schaal de bedernemingen en van de belastinglastingontwijking en de schaadministraties duidelijk worden delijke belastingconcurrentie vastgelegd, om terug te keren te bestrijden. naar een klimaat van respect en De acties waarin ze voorwederzijds vertrouwen. zien tackelen de kwestie Het toekennen van meer HET TOEKENNEN VAN MEER vanuit alle mogelijke inverantwoordelijkheden VERANTWOORDELIJKHEDEN valshoeken: uitwisseling moet gepaard gaan met van informatie, internatiMOET GEPAARD GAAN MET EEN een serener fiscaal klimaat onale fiscale samenwerom te ondernemen. En de SERENER FISCAAL KLIMAAT king, verscherpte controondernemingen die loyaal les, hogere eisen inzake de spelregels in acht rapportering en documentatie, bestrijding van schanemen, moeten worden beloond. delijke belastingconcurrentie tussen Staten, enz. DE ONDERNEMINGEN DRAGEN AANZIENLIJK BIJ Over deze acties wordt druk overleg gepleegd op het niveau van de Europese Unie en van de OESO. Het VBO werkt daar actief aan mee en

Daarom stellen wij voor (lees ons Memorandum met het oog op de verkiezingen) dat de regels die in een bepaald jaar van toepassing zijn, voortaan uiterlijk op 31 december van het voorgaande jaar moeten zijn aangenomen, zoals reeds het geval is in de meeste buurlanden.

CONTACT Philippe Lambrecht Bestuurder-secretarisgeneraal sge@vbo-feb.be www.vbo.be Wat doen we > Waar gaat het echt over op 25 mei > VBO Memorandum

51

REFLECT NL_03-2014.indd 51

22/04/14 15:45


THEMA3

BEVOORRADINGSZEKERHEID | KOSTEN STROOMUITVAL | ENERGIEMIX

ELEKTRICITEIT WAT KOST EEN BLACK-OUT?

H

et Federaal Planbureau (FPB) publiceerde recent een update van zijn studie over de kosten van een black-out op ons grondgebied. Daarvoor werkte het hoofdzakelijk samen met de universiteit van Linz in Oostenrijk. Het VBO waardeert dat het FPB zich buigt over de kosten van een black-out in België. Het is niet omdat onze bevoorradingszekerheid één van de hoogste van Europa is, dat we dit als voor altijd verworven mogen beschouwen. Door nogmaals te wijzen op de kosten van een black-out en de gevolgen ervan voor de ondernemingen, roept men op tot waakzaamheid om dat niveau te behouden.

begin van de liberalisering is er niet meer, en het aandeel elektriciteit uit hernieuwbare, intermitterende bronnen neemt toe. Deze laatste hebben dan weer een aanzienlijke weerslag op de economische rentabiliteit van de gascentrales, waarvan onzeker is of ze actief zullen worden gehouden. Ze draaien immers minder en minder… maar men rekent er wel op wanneer er weinig of geen hernieuwbare energie geproduceerd wordt.

Naast een grotere flexibilisering van de vraag en een optimalisering en versterking van de interconnecties, moet in dit verband bijzondere aandacht gaan naar de klassieke productie-eenheden, DE VOLGENDE REGERING waarvan de uitdienstZAL ERNAAR MOETEN neming niet zonder STREVEN DAT ONZE gevolgen zou zijn voor de bevoorradingsELEKTRICITEITSBRONNEN zekerheid. BETER NAAST ELKAAR

CONTACT Olivier Van der Maren Competentiecentrum Duurzame Ontwikkeling & Mobiliteit ovm@vbo-feb.be www.vbo.be Actiedomeinen > Energie, Mobiliteit & Milieu > Energie > Wat kost een black-out?

“Een stroompanne op Belgisch grondgebied van één uur tijdens een werkdag op een tijdstip dat alle Belgische KUNNEN bedrijven actief zijn, zou een totale maatschappelijke economische schade veroorzaken van ongeveer 120 miljoen euro”, concludeert het FPB. Meer dan 75% van deze kosten houdt verband met de ondernemingen en de zelfstandigen/vrije beroepen, 15% is toe te schrijven aan de publieke sector en 5% aan de gezinnen. Het vraagstuk van de bevoorradingszekerheid is vandaag, meer nog dan gisteren, aan de orde. De productieovercapaciteit van het

BESTAAN

Kortom, de volgende regering zal ernaar moeten streven dat onze elektriciteitsbronnen beter naast elkaar kunnen bestaan. Hiervoor zal onder meer een herziening nodig zijn van de voorrangsregels voor de toegang tot de netwerken, van de stimulansen voor flexibiliteit (hernieuwbare energie en andere) en van de mate waarin en in welke vorm subsidies moeten worden toegekend. Er dringt zich dus een verstandige en globale herziening van de organisatie van de markt op.

52 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 52

22/04/14 15:45


INTERNE MARKT | STERKER CONCURRENTIEVERMOGEN | PRIORITEITEN

THEMA4

EUROPA NAAR EEN MEER BEDRIJFSVRIENDELIJK KLIMAAT

Z

omer 1988: tijdens een bevlogen versterken en op die manier de groei speech in het Europees Parlement en de werkgelegenheid ondersteunen. voorspelt Jacques Delors, toen Om deze ambitieuze doelstelling van voorzitter van de Europese Comeen sterker concurrentievermogen te missie, dat binnen tien jaar de EU liefst bereiken, moet de EU tijdens de 80% van de nationale wetgeving zou volgende Europese legislatuur bepalen. Het precieze percentage (2014-2019) bewijzen dat is van minder belang, dan wel dat ze afdoende resultaten kan Europa een enorme invloed had boeken. En volgens het VBO en nog meer invloed zal krijgen. meer in het bijzonder op Het VBO hecht belang aan de 8 prioritaire domeinen: voortzetting van het Europese I. Overkoepelende en transintegratieproces. De oprichting versale prioriteit: een coherente van de interne markt – een gestrategie uitwerken en voeren om bied zonder binnengrende concurrentiekracht zen waar het vrij verkeer van de ondernemingen DE OPRICHTING VAN DE van goederen, diensten, te versterken. personen en kapitaal geII. De goede werking INTERNE MARKT HEEFT waarborgd is – heeft imvan de interne markt POSITIEVE GEVOLGEN VOOR mers positieve gevolgen garanderen. ONZE ONDERNEMINGEN gehad voor onze onderIII. De kwaliteit van het nemingen. regelgevend kader VOOR WELK EUROPA KIEZEN WE? Europa moet een groot deel van het antwoord blijven op de vele uitdagingen waar we voor staan en die niet op nationaal niveau kunnen worden aangepakt. Deze principiële steun voor ‘meer Europa’ neemt echter niet weg dat we ons tegelijk waakzaam willen opstellen wat betreft de relevantie en de kwaliteit van de Europese initiatieven en regelgeving. Onze aandacht gaat eveneens sterk uit naar de kwaliteit en de controle op de daadwerkelijke en uniforme tenuitvoerlegging van de Europese regelgeving op nationaal niveau. De Europese Unie kan en moet niet alles regelen. Wel beschikt ze over tal van hefbomen die, mits verstandig gebruik, mee het concurrentievermogen van de industrie, de bouw en de diensten kunnen

verbeteren en de administratieve lasten verminderen. IV. Een echte Europese arbeidsmarkt tot stand brengen. V. Een ambitieuze, maar realistische strategie inzake energie en klimaat voeren. VI. De nieuwe governance van de euro afwerken en de convergentie van het nationale beleid binnen de eurozone opvoeren. VII. Werken aan de verdere openstelling van de internationale markten en de bevoorradingszekerheid van energie en grondstoffen. VIII. De Europese integratie op flexibele, maar niet versnipperde wijze voortzetten. Het VBO heeft de invulling van deze 8 prioritaire domeinen vertaald naar 15 concrete aanbevelingen.

CONTACT Olivier Joris Competentiecentrum Europa & Internationaal oj@vbo-feb.be www.vbo.be Actiedomeinen > Wat doen we > Waar gaat het echt over op 25 mei? > Europese prioriteiten van het VBO

53

REFLECT NL_03-2014.indd 53

22/04/14 15:45


THEMA5

WERKLOOSHEID | HERVORMINGEN | COHERENT BELEID

ARBEIDSMARKT POSITIEVE HERVORMINGEN, MAAR…

D

e hervormingen van de regering inzake werkloosheid, brugpensioen en verloven doen zich stilaan voelen. Het aantal werklozen met bedrijfstoeslag (de vroegere ‘bruggepensioneerden’) daalde met 3,2% (3.695 personen). En het aantal begunstigden van verloven daalde voor het eerst sinds 1995 met zowat 2.500 personen (-0,9%). Deze daling is te danken aan de strengere voorwaarden voor toegang tot de stelsels van tijdskrediet en loopbaanonderbreking. Het aantal begunstigden daalde met respectievelijk 4,6% en 2,7%.

CONTACT Alice Defauw Competentiecentrum Werk & Sociale Zekerheid ald@vbo-feb.be www.vbo.be Actiedomeinen > Arbeidsmarkt & Werkgelegenheid > Arbeidsmarkt & Werkgelegenheid > Positieve hervormingen, maar werkloosheid nog sterk aanwezig www.vboradar.be

De zwakke groei van België in de voorbije 2 jaar spaart de werkloosheid niet, die sterk aanwezig blijft. Hoewel een internationale vergelijking uitwijst dat België de crisis beter heeft doorstaan dan de Europese Unie wat de stijging van de werkloosheidsgraad betreft, blijft de werkloosheidsgraad hoog (8,5%).

Het aantal dagen tijdelijke werkloosheid, van zijn kant, steeg met 4,8% ten opzichte van 2012. Deze stijging is echter hoofdzakelijk toe te schrijven aan ‘tijdelijke werkloosheid wegens slecht weer’ (en niet aan ‘tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen’, die met 4,2% terugliep). INSPANNINGEN VOORTZETTEN Wat zijn de vooruitzichten? Volgens de jongste schattingen van het Federaal Planbureau zou het bbp in 2014 met 1,4% aangroeien. Dit zou een positieve evolutie van de werkgelegenheid mogelijk maken (+13.000 arbeidsplaatsen), maar zou niet volstaan om de werkloosheid te doen slinken (die met 9.700 personen zou blijven aangroeien).

Om de toenemende krapte op de arbeidsmarkt en de vergrijzing het hoofd te kunnen bieden, moeten de hervormingen absoluut worden voortgezet. We moeten meer mensen aan het DE HERVORMINGEN werk krijgen en langer MOETEN ABSOLUUT aan het werk houden WORDEN VOORTGEZET Bij de werkzoekenden en via verdergaande maatde niet-werkzoekenden regelen om vervroegde ging die tussen 2012 en uittrede af te bouwen, 2013 met 0,8% omhoog. De hoogste stijging de beschikbare arbeidsreserve in uitkeringswordt opgetekend bij de werkzoekende stelsels te activeren en een verstandig en uitkeringsgerechtigde volledig werklozen responsabiliserend verlovenbeleid te voeren. (+3,7%), wat te verklaren valt door de wijziDit vergt een coherent beleid over uitkeging in de regelgeving waardoor de leeftijd ringsstelsels heen, die vaak communicerende om te worden vrijgesteld van inschrijving als vaten zijn. Een belangrijke uitdaging voor de werkzoekende werd verhoogd (van 58 tot volgende regering. 60 jaar).

54 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 54

23/04/14 15:04


THEMA6

MOBILITEIT | GRENZEN | 1/3 LEEG

44-TONNERS WANNEER VOLLE VRACHTWAGENS IN DE EUROPESE UNIE?

D

e Transportcommissie van het Europees Parlement miste een kans om een absurde situatie recht te zetten: vrachtwagens van 44 ton mogen in de Benelux rijden, zijn ook standaard in Frankrijk en Italië, maar mogen de grens tussen die landen niet oversteken!

CONTACT Sofie Brutsaert Competentiecentrum Duurzame Ontwikkeling & Mobiliteit sbr@vbo-feb.be www.vbo.be Actiedomeinen > Energie, Mobiliteit & Milieu > Mobiliteit > Waarom geen volle vrachtwagens in de Europese Unie?

De Europese Commissie, onder druk van de spoorwegsector en enkele ngo’s, durfde dit probleem van de 44-tonners niet aan te pakken. Ook het Europees Parlement liet de kans liggen om deze absurde situatie recht te trekken. Voor het VBO is dit onbegrijpelijk. Het roept nu de Belgische regering op om tijdens de Raad Transport, Telecommunicatie en Energie alsnog het grensoverschrijdend verkeer mogelijk te maken tussen lidstaten die 44 ton toelaten op hun grondgebied.

De oorzaak? Een richtlijn die uitgaat van een maximumgewicht van 40 ton. De lidstaten kunnen weliswaar van deze norm afwijken op hun grondgebied, maar bilaterale akkoorden zijn verboden. Dat betekent dat 44-tonners de grens tussen twee 44-tonzoHet VBO had trouwens als nes niet mogen oversteken! trekker van een consortium Het gevolg is dat tienmet de werkgeversorgaduizenden vrachtwagens nisaties van onze buurlanvandaag in internationaal den (VNO-NCW, Medef VRACHTWAGENS verkeer één derde leeg en Fedil) en de regionale MOETEN IN DE EERSTE rijden. Dat maakt de fiwerkgeversorganisaties les langer, verhoogt de (VOKA, UWE en BECI) PLAATS BETER GEVULD onveiligheid op de weg een amendement geforGERAKEN! en is nefast voor het mimuleerd om de tekst via lieu door het nutteloze de parlementaire weg te brandstofverbruik. Onze wijzigen. bedrijven ervaren bovendien concurrentieproblemen als de klant aan de andere kant van de Vrachtwagens moeten niet alleen veiliger en grens is gevestigd. Een bescheiden en niet weproperder worden, zoals de aanpassing van tenschappelijke rondvraag leverde onmiddellijk de richtlijn beoogt, ze moeten in de eerste 15 getuigenissen op van Belgische bedrijven plaats beter gevuld geraken! De huidige die grote hinder ondervinden van deze absurde situatie is compleet absurd vanuit het oogpunt situatie. Bedrijven getuigen dat ze, mocht die van de eerlijke concurrentie, het milieu en de grensovergang voor 44 ton worden geregeld, in mobiliteit. Geen enkel zinnig argument kan één klap bijna 25.000 vrachtwagens per jaar van een status quo van de huidige situatie verantonze wegen halen. woorden!

56 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 56

22/04/14 15:45


REFLECT NL_03-2014.indd 57

22/04/14 15:45


THEMA7

HERSTRUCTURERING | SWT | TERMIJNEN | VERGOEDINGEN

BRUGPENSIOEN REGELGEVING AANGEPAST VOOR ONDERNEMINGEN IN HERSTRUCTURERING

O

CONTACT Marie-Noëlle Vanderhoven Competentiecentrum Werk & Sociale Zekerheid mnv@vbo-feb.be www.vbo.be Actiedomeinen > Sociaal overleg > Herstructurering ondernemingen > Aanpassingen regelgeving stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag voor ondernemingen in herstructurering

p 4 april 2014 heeft de Ministerraad op heeft. Deze mogelijkheid, die enkel bestond een ontwerp van koninklijk besluit voor de arbeiders, wordt voortaan uitgebreid tot de goedgekeurd (*) dat het stelsel van bedienden. werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) – voorheen ‘brugpensioen’ – in het kader Deze beslissingen waren al aangekondigd door de van een erkenning als onderneming in moeilijkheden minister van Werk in het kader van de goedkeuring of in herstructurering moet aanpassen. Er van de wet van 26 december 2013 betreffende komen twee aanpassingen. In de eerste het eenheidsstatuut. Ten gevolge van de plaats wordt de mogelijkheid om de verlenging van de opzeggingstermijnen opzeggingstermijnen te verkorten van de werklieden kan namelijk een voor de werknemers die worden verkorting van de termijn noodzakeontslagen door een onderneming die lijk blijken om ervoor te zorgen dat de erkend is als onderneming in moeiarbeidsovereenkomst nog daadwerkelijk lijkheden of in herstructurering eindigt tijdens de periode van erkenning uitgebreid tot de arbeiders als het als onderneming in moeilijkheden of in ontslag plaatsheeft met het oog herstructurering (wat een voorwaarde op een SWT. Het ontwerp bepaalt is voor de toepassing van de specifiedat de aldus verkorte ke SWT-regeling). Het VBO opzeggingstermijn niet betreurt dat de verkorting HET VBO BETREURT DAT DE korter mag zijn dan van de opzeggingsterVERKORTING VAN DE OPZEG26 weken voor de armijnen beperkt wordt GINGSTERMIJNEN BEPERKT beiders en de bedientot enkel de werknemers den, terwijl de regelWORDT TOT ENKEL DE WERKNE- die in aanmerking komen geving thans toestaat voor brugpensioen, terwijl MERS DIE IN AANMERKING dat de opzeggingsterKOMEN VOOR BRUGPENSIOEN de ondernemingen in mijn wordt verkort tot herstructurering, van3 maanden voor de bewege de verlenging van dienden met minder dan 5 jaar anciënniteit en tot de opzeggingstermijnen, te maken krijgen met 6 maanden voor de overige bedienden. De progrote meerkosten voor al hun werknemers. Deze cedure is dezelfde als die waarin thans is voorbijkomende kosten brengen het welslagen van vele zien voor de bedienden. De tweede aanpassing reorganisaties in gevaar. Bovendien pleit het VBO betreft de mogelijkheid voor de werkgevers in ervoor dat de RVA direct de betaling van het geherstructurering om aan de RVA de gedeeltelijke deelte van de inschakelingsvergoeding op zich zou terugbetaling van de inschakelingsvergoeding te nemen. Een tegemoetkoming in de vorm van een vragen wanneer het bedrag van deze vergoeding terugbetaling miskent de financiële moeilijkheden groter is dan het bedrag van de compenserende waarmee vele ondernemingen die gedwongen zijn opzeggingsvergoeding waar de werknemer recht zich te herstructureren geconfronteerd worden. (*)

Bij het ter perse gaan van deze REFLECT was dit KB nog niet bekendgemaakt.

58 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 58

22/04/14 15:45


Brussels

EDITION

14 &15 Vagit Alekperov CEO of Lukoil

May 2014

Herman Van Rompuy President of the European Council

< José Manuel Barroso President of the European Commission

H.M. King Philippe of the Belgians Carlos Brito CEO AB InBev

William Kennard, Former Ambassador of the USA to the EU

Pascal Lamy, Former Director-General of the WTO

Dominique Reiniche, Neelie Kroes > Vice-President of the European Commission

Mario Monti > Former Prime Minister of Italy

Former Chairwoman of Coca-Cola Europe

Lakshmi Mittal, CEO of Arcelor-Mittal

Christian Morales, Vice-President of Intel

Richard Pelly, Former Chief Executive of the European Investment Fund

Niklas Zennstrom, %H YLVLEOH

,QÁXHQFH

6KDUH NQRZOHGJH

Co-founder of Skype

1HWZRUN

Peter Voser, Former CEO of Royal Dutch Shell

THE BUSINESS AGENDA 2014 - 2019 : REBUILDING A COMPETITIVE EUROPE

Anders Dahlvig, President of IKEA

Jürgen Thumann,

Brussels, 14 – 15 May 2014

Former President of BUSINESSEUROPE

The European Business Summit (EBS) is the annual networking and lobbying forum for business leaders and policymakers in Europe. This is the ultimate meeting place where international business and European politics shape the future and set the agenda. The EBS attracts 1,500 leaders from 60 countries and across all sectors; CEOs, industrialists, the European Commission & Parliament, Heads of State, international financing institutions and 200 journalists. This is all hosted at the prestigious Palais d’Egmont in Brussels.

Catherine Ashton, High Representative of the EU for Foreign Affairs

Wilhelm Molterer, Vice-President of the European Investment Bank

Peter Praet, Board Member of European Central Bank

Malcolm Harbour, Member of the European Parliament

Harry van Dorenmalen, Chairman of IBM Europe

Natarajan Chandrasekaran,

REGISTRATIONS NOW OPEN

CEO of Tata Consultancy Services

To register for EBS 2014, please visit : www.ebsummit.eu. For more information, contact : Anne-Laurence Cock I alc@ebsummit.eu I +32 2 645 34 84

REFLECT NL_03-2014.indd 59

Strategic Partner

Connie Hedegaard, European Commissioner for Climate Action (Speakers at previous editions)

Programme, online registration and further information at : www.ebsummit.eu An initiative of

Leif Johansson, Chairman of Ericsson & Chairman of the ERT

Supported by

22/04/14 15:45


SOCIALE RECHTSPRAAK SELECTIE VAN UITGEGEVEN EN NIET-UITGEGEVEN RECHTSPRAAK VAN ARBEIDSGERECHTEN EN -HOVEN

OPEENVOLGENDE OVEREENKOMSTEN VOOR EEN BEPAALDE TIJD Onderbreking van de overeenkomsten die niet kan worden toegeschreven aan de werknemer – Herkwalificering van de overeenkomsten als overeenkomst voor een onbepaalde tijd – Niet-hernieuwing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd – Onregelmatige verbreking – Opzeggingsvergoeding In het geval van opeenvolgende overeenkomsten voor een bepaalde tijd waarvan de laatste geherkwalificeerd werd als overeenkomst voor een onbepaalde tijd geldt de niet-hernieuwing van de laatste overeenkomst voor een bepaalde tijd als een onregelmatige verbreking die aanleiding geeft tot de betaling van een opzeggingsvergoeding. Hof van Cassatie, 30 september 2013, JTT, 2013, p. 492 SOCIALE VERKIEZINGEN Uitzendkrachten – Worden niet in aanmerking genomen voor de verdeling van de mandaten onder de verschillende categorieën van werknemers van de onderneming De ter beschikking van een gebruikende onderneming gestelde uitzendkrachten worden niet in aanmerking genomen voor de verdeling van de mandaten onder de verschillende categorieën van werknemers in de onderneming (jeugdige werknemers, arbeiders, bedienden en kaderleden). Hof van Cassatie, 15 april 2013, JTT, 2013, p. 435

NADINE BEAUFILS ADVOCAAT-VENNOOT TAQUET, CLESSE & VAN EECKHOUTTE N.BEAUFILS@BELLAW.BE

CONCURRENTIEBEDING Geschrift – Bestaansvoorwaarde – Loongrens – Bepaling van dwingend recht ten voordele van werknemer – Uitwerking – Einde door overmacht Een concurrentiebeding is op regelmatige wijze schriftelijk vastgesteld wanneer het is opgenomen in het arbeidsreglement en wanneer de werknemer in de individuele arbeidsovereenkomst verklaart de bepalingen van dat reglement te hebben aanvaard. Alleen de werknemer kan beweren dat het concurrentiebeding niet bestond omdat de jaarloondrempel op het ogenblik dat de overeenkomst eindigde niet overschreden was. Een concurrentiebeding is van toepassing wanneer de

60 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 60

22/04/14 15:45


arbeidsovereenkomst eindigt wegens een geval van medische overmacht dat de werknemer treft. Arbeidshof Gent, 8 april 2013, JTT, 2013, p. 333 EINDE VAN DE OVEREENKOMST Overmacht – Arbeidsongeschiktheid – Geen verhaal tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die de definitieve ongeschiktheid van de werknemer vaststelt – Gevolg De blijvende arbeidsongeschiktheid die de werknemer definitief verhindert de overeengekomen arbeid te hervatten, is een geval van overmacht die van aard is de verbreking van de arbeidsovereenkomst tot gevolg te hebben. Die ongeschiktheid moet worden beoordeeld met betrekking tot de overeengekomen arbeid. Het feit dat de werknemer geen verhaal, zoals bepaald in artikel 64 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003, heeft ingediend tegen de beslissing van de geneesheer-preventieadviseur die zijn definitieve ongeschiktheid vaststelt, belet hem niet later de vaststelling van zijn definitieve ongeschiktheid te betwisten voor de arbeidsgerechten. Arbeidshof Brussel, 16 juli 2013, JTT, 2013, p. 459 EENZIJDIGE WIJZIGING Afschaffing van een loonvoordeel – Verdere uitvoering van de overeenkomst – Latere vraag tot herstel van het afgeschafte voordeel – Algemeen rechtsbeginsel van de verzaking van een recht – Toepassing van de artikelen 1134 en 1184 B.W. Dat de werknemer geen verbreking van de arbeidsovereenkomst inroept na een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden ontneemt hem niet het recht naderhand de uitvoering te vorderen van de overeenkomst zoals zij gesloten werd. Uit het algemeen rechtsbeginsel volgens welke de verzaking van een recht niet wordt vermoed en slechts kan worden afgeleid uit feiten of handelingen die niet vatbaar zijn voor een andere interpretatie vloeit, omgekeerd, niet voort dat de verzaking van een recht moet worden afgeleid uit feiten of handelingen die niet vatbaar zijn voor een andere interpretatie. Hof van Cassatie, 26 juni 2013, JTT, 2013, p. 494 ONTSLAG OM DRINGENDE REDEN Privacy – Facebook – Wering bewijs – Rechtspraak Antigoon De werknemer in een beursgenoteerd bedrijf die sceptische

en kritische commentaar over het beleid van de onderneming post op het openbare gedeelte van zijn Facebook-pagina, werd terecht ontslagen om dringende reden. De werknemer kon niet redelijkerwijze verwachten dat niet-vrienden van deze gegevens geen kennis kunnen nemen. Hoewel de werkgever de Wet Elektronische Communicatie heeft geschonden door kennis te nemen van gegevens die niet persoonlijk voor hem bestemd waren, kunnen zij toch gebruikt worden als bewijs, aangezien de betrouwbaarheid van het bewijs en het recht op een eerlijk proces niet zijn aangetast en er geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvereisten werden miskend. Arbeidshof Brussel, 3 september 2013, JTT, 2013, p. 497 OPZEGGING Kennisgeving – Gewone brief – Nietigheid – Redelijke termijn overschreden – Afstand – Nieuwe beëindiging De opzegging door de werkgever per gewone brief is nietig. De werknemer die zich niet binnen een redelijke termijn na de absolute nietige opzegging op het ontslag beroept, verliest het recht om later de onmiddellijke beëindiging in te roepen. In dat geval duurt de arbeidsovereenkomst voort tot er een nieuwe beëindigingshandeling plaatsvindt. Arbeidshof Brussel, 24 juni 2013, JTT, 2013, p. 498 HANDELSVERTEGENWOORDIGING Activiteit – Zaken sluiten – Immobiliënagentschap – Uitwinningsvergoeding – Aanbreng van cliënteel – Begrip – Geen binding van de klanten aan de onderneming Voor een immobiliënagentschap beperkt het sluiten van zaken zich niet tot de verkoop van onroerende goederen: het gaat er tevens om vooraf mandaten te bekomen van kandidaat-verkopers. Het begrip cliënteel behelst de verwezenlijking van potentiële nog te komen bestellingen, wat hier niet het geval is. Wanneer er omwille van de aard van de producten of diensten geen binding van cliënten aan de onderneming aanwezig is, is de uitsluiting van het recht op een uitwinningsvergoeding gerechtvaardigd. Arbeidshof Bergen, 11 april 2013, JTT, 2013, p. 331

61

REFLECT NL_03-2014.indd 61

22/04/14 15:45


VBO AGENDA MEER INFO: WWW.VBO.BE > EVENTS TOT DECEMBER 2014

CYCLUS ‘MIDDAGEN VAN DE INTELLECTUELE EIGENDOM’ Nog drie lunchconferenties: ‘Recente ontwikkelingen in het octrooirecht’ (26 juni); ‘Merken en namaak – Hoe ageren tegen namaak aan de grens?’ (14 oktober); ‘Van droom tot realiteit: het unitair octrooi en het eengemaakt octrooigerecht’ (8 december). PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.VBO.BE, EVENTS@VBO-FEB.BE, T 02 515 08 91

2013 - 2014

VBO SOCIAL ACADEMY Investeren in evenwichtige arbeidsverhoudingen, in motivatie en vertrouwen van uw mensen rendeert en laat u toe op korte termijn de vruchten te plukken. Optimaliseer het sociaal klimaat in uw onderneming met behulp van de kennis en het advies van de social academy. PLAATS: VBO, BRUSSEL INFO: WWW.SOCIALACADEMY.BE, CGR@VBO-FEB.BE, T 02 515 08 36

26TH SEPTEMBER 2014 UNTIL 26TH JUNE 2015

BRUSSELS SCHOOL OF COMPETITION The BSC aims at fostering education, compliance and research in the field of Competition law and Economics. As a part of its educational purpose, BSC organises a high-profile Specialized Programme in EU Competition Law and Economics (taught entirely in English). With an outstanding line-up of professors, the BSC will continue to provide its high quality training in EU Competition Law and Economics for the new academic year. VENUE: FEB, BRUSSELS INFO: VISIT OUR WEBSITE WWW.BRUSSELSSCHOOLOFCOMPETITION.EU, VBS@VBO-FEB.BE, T 02 515 09 83

Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel Tel. 02 515 08 11 - Fax 02 515 09 99 info@vbo-feb.be - www.vbo.be

COLOFON REDACTIE Nadine Beaufils, Sofie Brutsaert, Bart Buysse, Alice Defauw, Olivier Joris, Philippe Lambrecht, Geert Vancronenburg, Marie-Noëlle Vanderhoven, Olivier Van der Maren, Johan Van Praet EINDREDACTIE Linda Janssens, Anne Michiels VERTALING Vertaaldienst VBO PUBLICATIEVERANTWOORDELIJKE Stefan Maes OPMAAK Vanessa Solymosi (Landmarks) CONCEPT Stapel Magazinemakers FOTOGRAFIE Daniel Rys ILLUSTRATIES Peter Willems, Vec-star DRUK Graphius VERANTWOORDELIJKE UITGEVER Stefan Maes, Ravensteinstraat 4, 1000 Brussel RECLAMEREGIE ADeMar, Graaf de Fienneslaan 21, 2650 Edegem (Antwerpen) Contact: Nele Brauers, Tel. 03 448 07 57, nele.brauers@ademaronline.com Ce magazine est également disponible en français. Dit magazine kunt u ook lezen op www.vbo.be > Publicaties > Publicaties - gratis

62 REFLECT STAND VAN HET LAND 2014-2019

REFLECT NL_03-2014.indd 62

22/04/14 15:45


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.