11 minute read
Mor r is
“Voor welke leeftijd is dit?”, hoor ik de blonde dame aan de boekhandelaar vragen. In haar handen houdt ze een kleinood met de titel Morris. Naast haar staat een jongentje, een jaar of acht schat ik hem, met springerig haar. Voor ik het goed en wel besef, heb ik het er al uit geflapt: “Voor alle leeftijden!”
“Denk je dat hij het zal begrijpen?” vraagt ze nog.
Advertisement
Ik knik. “Lees het hem voor. Dan is het ook een kadootje voor jezelf.”
Glimlachend zie ik hoe ze het boek in haar tas steekt en afrekent.
Morris is het nieuwste boek van Bart Moeyaert. De prachtige illustraties op de cover en binnenin het boek zijn van de hand van illustrator Sebastiaan van Doninck. Voor beide heren was het een eerste samenwerking en een raak schot in de roos. Met dit ‘hartroerend’ wintersprookje staat Bart Moeyaert met vier andere genomineerden op de shortlist van de Boon voor Kinder-en Jeugdliteratuur. Die prijs wordt over twee weken in kunstencentrum VIERNULVIER uitgereikt. Spannende tijden, zelfs voor een literair grootgewicht als Bart Moeyaert, die al heel wat prijzen op zijn naam heeft staan.
Met Morris brengt hij een tienjarig jongentje tot leven, die bij zijn oma logeert ‘omdat er verdrietige dingen gebeurd zijn’. Op een dag gaat Morris in de sneeuw op zoek naar de hond van zijn oma. Dat beest heet Houdini en is net als de grote Houdini himself een meester in ontsnappen. Voor Morris groef Bart ook diep in zichzelf, want ook hij stond een tijdlang ‘enkeldiep’ in de sneeuw. Hij zag zijn beide ouders door dementie ‘van het blad vallen’ en toen ze beiden kort na elkaar stierven, was hij net als Morris het spoor bijster. Ik zocht de schrijver op in zijn prachtige woning in het groene Kalmthout. Terwijl manlief Jonathan in de tuin bomen bleef aanslepen, keuvelden wij met de geur van een kopje koffie over de Boonprijs, 40 jaar schrijverschap, het kind in jezelf levend houden en de kracht van literatuur.
2023 wordt een echt feestjaar voor jou. Je viert maar liefst 40 jaar schrijverschap. Er was vorige maand in de Minard al een heus verjaardagsfeest, jouw debuutroman ‘Duet met valse noten’ wordt heruitgegeven, er komt een bloemlezing van jouw gedichten en later dit najaar verschijnt er nog nieuw werk. Wat doet 40 jaar schrijverschap met een mens?
Bart Moeyaert: “Eerlijk gezegd ben ik daar niet zo mee bezig. Toen de uitgeverij vond dat we allerlei publicaties moesten bedenken, ging ik zelfs een beetje op de rem staan. Liefst van al wou ik een simpel dansfeest, muziek, fijn gezelschap, een drankje, niet te veel speeches, maar toen kwam het idee van een verrassingsfeest in de Minard. Omdat ik wel van verrassingen hou, heb ik daar volmondig ja op gezegd. Tegelijk wou ik ook zelf graag iets aan mijn lezers geven. In de literaire wereld wordt het soms als vreemd beschouwd je lezers dicht bij jou te hebben, maar zelf heb ik dat nooit gek gevonden. Leven en schrijven lopen bij mij nu eenmaal door elkaar. Als ik bijvoorbeeld schrijf over de dementie van mijn ouders, dan voelt dat heel persoonlijk aan en tegelijkertijd ook weer niet. Toen Esther Naomi Perquin, een bevriende Nederlandse dichteres, een bloemlezing uit mijn gedichten samenstelde, met de titel Alles over liefde, heb ik de Schotse illustrator Shonagh Rae gevraagd om de cover voor dat boek te maken. Ik ben een groot bewonderaar van haar werk, volg haar al jaren, ze heeft een paar iconische bookcovers gemaakt, o.a. voor Jonathan Saffran Foer. Toen zij dus inging op mijn vraag, werd ik blij als een kind.
Aan de andere kant hoor ik ook wel eens van collega-schrijvers dat ik toch ook oud aan het worden ben, dat ik al een hele tijd in het vak zit. Zo’n reacties doen even pijn, dat is waar, maar tegelijkertijd blik ik wel terug op 40 jaar schrijverschap, iets wat weinig schrijvers vandaag kunnen zeggen. En ik ben best trots op het traject dat ik heb afgelegd, met die nuance dat ik mezelf niet op de borst ga kloppen, zo van, kijk eens hoeveel meter mijn oeuvre in beslag neemt, dat helemaal niet, maar ik kijk wel tevreden terug op het hele proces. Ik heb nooit de ambitie gehad om bovenaan een trap te staan, ik wil gewoon steeds onderweg zijn.”
Op 30 maart worden in Gent de Boonprijzen uitgereikt voor fictie, non-fictie en voor kinder-en jeugdliteratuur. Jij bent met Morris een van de vijf kanshebbers in die laatste categorie. Wie jouw palmares erop naslaat, duizelt. Jouw prijzenkast (Zilveren Griffel, Gouden Uil, Boekenleeuw, …) is ronduit indrukwekkend te noemen, maar in 2019 ontving je bovenop dat alles ook de Astrid Lindgren Memorial Award (ALMA), zowat ‘de Nobelprijs voor jeugdliteratuur’. Hoe belangrijk is zo’n Boonprijs nog voor jou?
“Er heerst een rare misvatting dat prijzen winnen iets is dat je gewoon wordt. Ik zou wel een ongelooflijk omhooggevallen sujet moeten zijn als ik een prijs niet meer bijzonder zou vinden. Bij elk boek wil je toch gezien worden als schrijver. Het is fijn als mensen iets zien in jouw boek dat je er misschien zelf niet in gelegd hebt. Een prijs is het schouderklopje dat elke mens graag heeft, het doet deugd als een vijfkoppige jury waardering uitspreekt voor jouw werk. Tegelijkertijd ben ik me heel sterk bewust van de betrekkelijkheid van de prijs, want het gaat om dit jaar, met dit aanbod en deze jury. In het geval van Morris was de nominatie voor mij al meer dan hartverwarmend. Dit verhaal ontstond immers in opdracht van muziekensemble Oxalys, met Martine Tanghe als verteller in het achterhoofd. Toen ik een eerste keer samenzat met alle betrokken partijen, merkte ik dat iedereen bepaalde verwachtingen had over hoe kinderverhalen er precies moeten uitzien: niet te moeilijk, niet te donker, vooral spannend, … Dat werkte in het begin echt verlammend op mijn schrijfproces, ik heb dat echt moeten loslaten en tegen mezelf zeggen: Bart, schrijf vooral het verhaal dat jij wil vertellen. Pas achteraf, nadat het laatste punt gezet was, zag ik dat ik dat jongentje Morris was, dat ik net als hij helemaal alleen in de sneeuw stond, elk gevoel voor richting kwijt, en dat ik net als hij aan het rouwen was, in dit geval om de dood van mijn ouders. Ik kan onmogelijk een verhaal over strand, zee, blauwe lucht schrijven, ik zou daar diep ongelukkig van worden. En ergens maakt me dat wel blij dat ik zo’n schrijver ben.”
Je had het daarnet over het fijne van steeds ‘onderweg’ te zijn en je proces te omarmen. Welk advies zou jij hebben voor jonge schrijvers die nog helemaal aan het begin van dat traject staan?
“De raad die ik meestal geef aan jonge schrijvers is: stel jezelf geen doelen, ga niet denken aan die bergtop, denk gewoon aan vandaag. Verder hou op met over dat witte vel papier na te denken, zet je gewoon aan het werk, want als je niets doet, gebeurt er ook niets. Zet gewoon je pen op papier en doe iets, al is het maar wat gekrabbel. Wie weet schrijf je juist dan de tekst of het gedicht dat je niet had verwacht. En zorg vooral dat je plezier hebt. Het klinkt een beetje als een dooddoener, maar het is wel zo. Als er niets gebeurt met jouw tekst of gedicht, dan heb je tenminste wel plezier gehad. Ontdoe jezelf van de drukkende last dat er iets mee moet gebeuren. Dan is het des te fijner als er wel iets mee gebeurt. En misschien nog een ding. Zorg dat je op elk moment overeind blijft staan. Toen ik zelf nog Creatief Schrijven gaf, stond ik bij mijn studenten, vrees ik, bekend als streng en veeleisend. Ik bedoelde dat niet zo, maar ik porde hen wel graag, ergens vanuit een vaderlijke bezorgdheid, tussen de ribben. Waarom is dat je beginzin? Of je tweede zin? Waarom heb je dat zo opgebouwd? Ik vind het belangrijk dat je als schrijver op elk moment kunt overeind blijven. Je hoeft me helemaal niet goed te vinden als schrijver, er zijn nog tal van andere schrijvers die je kan lezen, maar ik moet wel voor mezelf het beste schrijven dat ik kan schrijven.”
BIO Bart Moeyaert (1964) schrijft proza en poëzie voor kinderen en volwassenen. Zijn werk werd bekroond met onder meer de Zilveren Griffel, de Vlaamse Cultuurprijs voor Jeugdliteratuur, de Deutscher Jugendliteraturpreis, de Noorse Oversetterpremien en De Gouden Uil.
Voor zijn hele oeuvre ontving hij de meest prestigieuze prijs voor kinder- en jeugdliteratuur ter wereld: de Astrid Lindgren Memorial Award. In 2002, 2012 en 2020 haalde hij de shortlist voor de internationale Hans Christian Andersen Award.
Zijn werk verscheen tot hiertoe in zesentwintig talen.
Als we je hele oeuvre bekijken, dan was er enkel met Graz een uitstapje naar volwassenliteratuur. Je bent in de eerste plaats toch vooral een schrijver van kinder- en jeugdliteratuur. Was dat een bewuste keuze of is dat eerder spontaan gekomen? “Ik denk dat ik nooit echt het kind in mezelf ben verloren. In wezen ben ik nog steeds dat nieuwsgierig jongentje van vroeger dat in de tuin gaat kijken of de kikkers al wakker zijn. In mijn schrijven is dat niet anders. Het zijn altijd kinderstemmen of kinderkarakters die komen aanvliegen, en vaak zijn ze delen wan wie ik zelf ben. Toch moet ik ook diep graven. Zo ben ik nu bezig met een boek over een elfjarig meisje. Nog al te vaak sluipen er in mijn tekst woorden die dat elfjarig meisje niet zou uitspreken. Dan moet ik dieper in die meisjesstem kruipen totdat ik helemaal bij dat meisje zelf uitkom. Ik kan soms bladzijden lang aan iets gewerkt hebben om ze daarna allemaal in de prullenbak te kieperen, omdat ik denk: nee, dat was het kind niet, dat was jij. Het is een kwestie van me in te leven, van dieper te graven, van schrapen als het ware.”
In de canon van de Nederlandstalige literatuur is er geen enkel kinder-of jeugdboek opgenomen. Zit de kinder-en jeugdliteratuur in het verdomhoekje?
“Er gaat inderdaad betrekkelijk weinig aandacht naar kinder- en jeugdboeken. Recensies zijn al helemaal schaars goed, zowel in Vlaanderen als in Nederland. Meestal wordt het met een halve pagina afgehandeld, als je een beetje geluk hebt, krijg je een hele pagina. Maar er is beterschap op komst. Onlangs kwam er toch tegenwind op een redactie toen de kinderboekenbijlage dreigde afgeschaft te worden. Maar alles hangt natuurlijk af van de mensen die op die plek zitten en hun liefde voor kinder- en jeugdliteratuur. Tegelijk maak ik me geen illusies. Er zijn nog altijd mensen die nog nooit van Bart Moeyaert hebben ge- hoord en die mensen hebben ook niet onder een steen geleefd. Er leeft toch nog sterk het idee dat ‘echte’ boeken volwassenenboeken zijn. Ik kan dat verschrikkelijk vinden, maar dat is wel de heersende perceptie. Soms begrijp ik die cesuur zelf ook niet zo goed. Zo staat Broere in sommige landen geboekstaafd als volwassenenliteratuur en gaat het in Korea door voor een kinderboek.”
Om het even over die kinderen en jongeren te hebben: volgens wetenschappelijke PIRLS-onderzoeken (Progress in International Reading Literacy Study) is het alarmerend slecht gesteld met hun leesvaardigheid, om van hun leesgoesting nog maar te zwijgen. Pubers lezen amper, en het liefst van al dan nog phantasy of thrillers, en brengen het grootste deel van hun wakkere en niet-wakkere leven scrollend en streamend door. Heeft deze ‘ontlezing’ enige invloed op jouw manier van schrijven of keuze van onderwerpen? En hoe krijgen we volgens jou jongeren (terug) aan het lezen?
“Ik vind niet dat ik als schrijver anders moet gaan schrijven om ‘geschikt’ te zijn voor kinderen en jongeren. Elke schrijver heeft zijn unieke stem en moet die vooral blijven volgen. Veel kinder- en jeugdliteratuur schuift vandaag inderdaad richting phantasy en thriller op, en dat is helemaal ok, maar zelf ga ik niet plots helemaal van koers wijzigen. Ik vergelijk het graag met een rij stoelen. We hoeven niet allemaal naar het midden op te schuiven omdat daar nu eenmaal de meeste vraag naar is. Ik hoop gewoon dat een aantal kinderen of jongeren mij misschien een ontdekking vinden of van mijn stem houden. Misschien ben ik daar naïef in of vinden die zestienjarigen mij een oude opa, maar ik spiegel me graag aan mijn eigen leerkrachten. Degenen die me zijn bijgebleven, waren anders, echt, ook al wrikte het soms of waren ze wat moeilijker. Wat dat andere betreft, hoe krijg je jongeren terug aan het lezen, ja, dan kijk ik toch vooral de richting uit van ouders, leerkrachten en leescoaches. Volgens mij is dat voer voor specialisten, maar of zij nog het tij kunnen keren, daar heb ik geen idee van. Alles begint volgens mij wel bij voorlezen. Voorlezen is iemand een sleutel tot een andere wereld aanreiken, zeker als je met hart en ziel voorleest. Verder denk ik dat zien lezen doet lezen, net zoals een aanwezige boekenkast ook een uitnodiging vormt. Vandaag de dag omarm ik resoluut alle initiatieven die de leeshonger kunnen aanwakkeren. BookTok, phantasy, doe maar. Vroeger had ik daar meer uitgesproken standpunten over, maar nu ben ik helemaal mee. Lezen is lezen. Punt.
Wat volgens mij wel een cruciale rol speelt, is hoe studenten binnen de lerarenopleiding hierin opgeleid worden. Zij staan aan het begin van de verbeeldingswereld van kinderen en jongeren, dus zij zouden in de eerste plaats al de goesting voor lezen moeten meekrijgen om die op hun beurt aan te wakkeren bij de nog jongere generaties.”
Een aantal maanden geleden interviewde ik Cleo Klapholz van Proza-K, een van de vijf Antwerpse stadsdichters die collectief hun ontslag indienden nadat de samenwerking met het stadsbestuur en vooral de schepen van cultuur onmogelijk was geworden. Zelf ben je ook een jaar stadsdichter geweest van Antwerpen. Vind je dat een schrijver een soort maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft en geloof je dat literatuur impact kan hebben?
“Ik vind dat een schrijver de keuze heeft. Wil hij maatschappelijk betrokken zijn, goed voor mij. Maar als een schrijver vindt dat hij tussen zijn vier muren wil blijven, dan moet hij dat vooral doen. Er is niet één juiste weg. Toen ik zelf stadsdichter was, ontdekte ik dat ik toch geëngageerder was dan ik oorspronkelijk dacht. Maar je moet te allen tijde genuanceerd blijven, ook als je je mening uitspreekt. In 2006-2007, het jaar van mijn stadsdichterschap, was de wereld sterk gepolariseerd. Ik herinner me hoe ik in een interview in die tijd bijna een klein referaat aan het houden was over het belang van nuance in de politiek. Ik sprak over poëzie en over het belang van grijstinten in een zwart-witte wereld en ik besefte dat ik mezelf aan het verdedigen was. Maar een genuanceerde visie is volgens mij even geëngageerd als de visie van elke persoon die op de barricaden springt. Het stadsdichterschap heeft me geleerd dat poëzie, en literatuur in het algemeen, meer impact heeft dan je denkt. Soms kwamen mensen me uit het niets bedanken omdat ik troostende woorden vond voor hun verdriet, andere keren werd ik dan weer uitgescholden voor linkse rakker, … Ja, literatuur zet toch dingen in beweging, kan stilletjes werelden binnensluipen, openen of veranderen, en daarin schuilt toch haar grootste kracht. Daarom moeten jonge kunstenaars alle steun krijgen, ook financieel, want zij zullen door hun verbeelding de wereld mooier, beter en sterker maken. Ook al stellen ze lastige vragen of stroken hun ideeën niet met de status-quo, de wereld is aan hen. Daar ben ik rotsvast van overtuigd.”
Hartelijk dank voor het gesprek.
Interview: Kristel Gijbels
Laat je verwonderen door De Bijloke
Ontdek de vele concerten van seizoen 22 | 23 op bijloke.be
Ledenvoordelen Vermeylenfonds
20% korting op een selectie van concerten.
Info & tickets via vermeylenfonds.be
Gebouwd in 1251 als hospitaal Heropend in 1988 als concertzaal
Verrezen in 2020 als akoestische mijlpaal
Seizoen 22 | 23 beleef je in Muziekcentrum De Bijloke