21 minute read
CONTEXT EN PRESENTATIE DEBUUT
Aan de muur, in druk en op beeldscherm
De context waarin fotografie wordt gepresenteerd stuurt mede de manier waarop de fotografische beelden worden geïnterpreteerd, maar bepaalt ook welk publiek de beelden ziet. De presentatie van fotografie is volop in beweging. Werden fotoreportages aanvankelijk gepubliceerd in tijdschriften, nu zien we fotografie vooral in fotomusea, in fotoboeken of via digitale presentaties. Elke presentatie genereert een nieuwe culturele betekenis.
Advertisement
DOOR TON HENDRIKS
Susan Sontag schreef terecht in haar boek Over Fotografie (1980): “Omdat elke foto slechts een fragment is, hangt het morele en emotionele gewicht af van de context waarin hij wordt geplaatst.” De context van een foto bepaalt ook de historische en maatschappelijke betekenis en de zintuigelijke ervaring van het fotografisch beeld. De plaats waar fotografie aan het publiek getoond wordt is een dwingend en onontkoombaar semiotisch teken. Elke context verandert de betekenis van de foto en daarom kunnen we de presentatie duiden vanuit de onderliggende codering. In een museum zal een journalistieke foto waarschijnlijk eerder een esthetische en in een krant eerder een maatschappelijke waardering krijgen. De betekenis van fotografie in de samenleving kan daardoor veranderen. Fotografen publiceerden in het verleden vooral in geïllustreerde tijdschriften maar tegenwoordig zijn er drie plaatsen van presentatie van belang: het museum, het fotoboek en de digitale presentatie.
LIFE MAGAZINE
Aan het begin van de 20e eeuw kreeg de verspreiding van de fotografie in de geïllustreerde tijdschriften een grote vlucht door de ontwikkeling van de halftoon druktechniek. “De invoering van de fotografie in de pers is een fenomeen van groot belang. Het heeft de manier veranderd waarop de massa de dingen ziet. Met fotografie opent zich een venster op de wereld”, schreef fotografe en schrijver Gisèle Freund in Photographie et Société (1974) terecht. Via het foto-essay, verspreid over vele pagina’s, begeleid met een journalistiek verslag, en zorgvuldig vormgegeven, belichtten de tijdschriften vele onderwerpen, zoals veldslagen, armoede, sociale mistoestanden en politieke omwentelingen. In Amerika, Europa en Rusland kwamen in de jaren ’20 en ‘30 tijdschriften uit zoals Paris Match, Life, Vu, Look, Picture Post, Berliner Illustrirte Zeitung en Novi Lef. De tijdschriften brachten niet alleen journalistieke producties maar plaatsten ook foto’s om hun autonome visuele kracht. Vooral Life was een pionier in de fotojournalistiek en had een grote invloed op de ontwikkeling ervan. Het eerste nummer van Life in 1936 publiceerde op de cover een foto van Margaret Bourke-White van de nieuwe Fort Peck Dam. De eigenaar van Life, Henry Luce, wilde het leven zelf laten zien in beeld. “Het leven zien, de wereld zien; grote evenementen, getuigenis.” Life bleek een succes, het had op het hoogtepunt acht miljoen abonnees. De fotoredacteur Wilson Hicks vond het zijn taak om de foto’s een verhaal te laten vertellen. Life had een grote invloed op de ontwikkeling van de fotografie. Voor Life werkten vele in die tijd bekende fotografen, onder ander Alfred Eisenstaedt, Margaret Bourke-White, Robert Capa, Philippe Halsmann en Eugene Smith. In 1937 verscheen in het aprilnummer het adagium van het door Life gebrachte foto-essay, waarin de eigen persoonlijke visie van de fotograaf werd bejubeld. “Zoals Life in de eerste maanden heeft geleerd, is de camera niet alleen een verslaggever. Hij kan ook een commentator zijn. Hij kan commentaar geven terwijl hij rapporteert. (...) Een fotograaf heeft zijn stijl zoals een essayist zijn stijl heeft. Hij zal zijn onderwerpen met gelijke individualiteit benaderen. Hij presenteert ze op dezelfde manier.” Thierry Gervais becommentarieert in The Making of Visual News, a history of photography in the press (2020) deze opvatting met de woorden dat Life ervan uitging dat de camera geen mechanisch raam op de werkelijkheid was, maar een bewuste stellingname van de fotografen.
SPANISH VILLAGE
Een groot voorbeeld van de fotoreportage is Eugene Smith die meerdere foto-essays voor Life maakte. Bekend zijn onder ander Country Doctor (september, 1948) en Spanish Village (april, 1951). Het foto-essay Spanish Village ging over het arme en achtergebleven Spaanse dorp Deleitosa in de tijd van Franco. Het onderliggende thema was de armoede van het dorp en de
De cover van het blad Life van april 1945 met een foto van Eugene Smith van de landing op Iwo Jima.
Een expositie van Infinite Identities. Photography in the Age of Sharing in Huis Marseille, Museum voor Fotografie, foto: Eddo Hartmann.
repressie van de nationalisten. Dit laatste bleek vooral uit de iconische foto van de Guardia Civil. Smith wilde, ook in zijn bijschriften, veel meer kritiek geven op de Spaanse situatie, maar dat werd ongedaan gemaakt door de redacteuren. “Ik ga naar een Spaans dorp, en ga echt werk doen over de armoede en de angst die Franco heeft gebracht”, schreef hij in een brief aan zijn vrouw. Smith bouwde zijn reportage op als een filmisch verhaal. De reportages van Smith werden gebracht onder de noemer ‘beeldend essay’ in plaats van foto-essay. Hiermee werd zijn kunstenaarschap benadrukt. Toch kreeg Smith hiermee niet de autonome status die hij zo verlangde. De fotoredacteuren maakten de uiteindelijke keuzes.
MAGNUM
Langzamerhand brokkelde de hoge standaard van de foto-essays af. Zo schrijft Thierry Gervais in zijn boek The Making of Visual News: “In 1963 verdwenen deze rubrieken en ontwikkelde het fotografisch essay zich tot een algemeen concept dat alle fotografische series van het tijdschrift omvatte.” Het nadeel van de fotografische cultuur van de tijdschriften is de dominantie van de redacteur en de ondergeschikte positie van de fotograaf. De positie van de fotograaf was een van de redenen van de oprichting van het fotopersbureau Magnum in 1947. De oprichters van Magnum, onder wie Henri Cartier-Bresson en Robert Capa, kregen het voor elkaar dat hun fotografie een autonome status kreeg; ze werd tentoongesteld in diverse musea. Ook begonnen de fotografen meer en meer hun werk in boeken te publiceren. In de afgelopen decennia, beginnend in de jaren ‘90, blijkt de geïllustreerde pers – eens het dagelijks brood van een leger van fotografen – een onomkeerbaar doodlopend weg van de journalistieke fotografie. De fotojournalisten die hadden gevochten voor hun auteurschap zijn in de digitale revolutie hun exclusieve rol in het maken van beelden en daarmee hun grote afzetgebied verloren. Aan deze donkere horizon hebben nieuwe manieren van presentatie van de fotografie zich aangediend, waarvan de belangrijkste het fotomuseum, het fotoboek en de
digitale presentaties. De nieuwe presentatievormen doen meer recht aan de autonome status van de fotografie die zij inmiddels heeft bereikt.
AUTONOME KUNST
Een kunstmuseum selecteert foto’s op gronden die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de fotografie binnen de canon van de beeldende kunst. Wanneer musea fotografie tentoonstellen, wordt daarmee de culturele code die van de autonome kunst. Doorgaans, met enkele uitzonderingen daargelaten, wordt de fotografie in het museum geïsoleerd van de politieke context, in tegenstelling tot een foto in een krant of tijdschrift met een bepaalde signatuur. Toch vindt de documentaire fotografie steeds meer haar weg naar de expositieruimte. Ze wordt in toenemende mate serieus genomen als autonoom werk. Fotomusea laten soms ook de sociale context van de fotografie in hun exposities zien, maar het gevaar bestaat dat deze context wordt verdoezeld. De traditionele kunstmusea, zoals het Stedelijk Museum in Amsterdam zijn geneigd om de fotografie in te passen in de traditie van de modernistische schilderkunst, maar recentelijk zijn daar doorbraken in te zien.
MOMA
In Amerika was het MoMa het eerste museum dat in 1940 een afdeling fotografie opende. De curatoren waren in die periode Beaumont Newhall en Edward Steichen en later John Szarkowski, die bekend werd met zijn exposities Mirrors and Windows (1960), The Photographers Eye (1964) en Looking at Photographs (1973). In het boek A gust of Photo-Philia (2020) beschrijft Alexandra Moschovi de vooraanstaande rol die het MoMa in de museale presentatie van de fotografie heeft gehad. “Meer dan zestig jaar na Newhalls eerste grootschalige fototentoonstelling, die in MoMa de accommodatie van het medium inluidde, werd fotografie, in al haar macht en potentieel, herontdekt en gesitueerd als een heterogeen medium, vol raakvlakken met andere kunsten en culturele verbanden binnen de post-media verhalende kunstvormen.”
FOTOMUSEA
Toch duurde het nog vele decennia na de eerste opening van de fotografieafdeling van het MoMa voordat er gespecialiseerde fotomusea kwamen. De meeste fotomusea openden aan het begin van de 21e eeuw. Momenteel zijn er wereldwijd, maar met name in Amerika en Europa, meer dan honderd gespecialiseerde fotomusea of kunstmusea met een afdeling fotografie. Belangrijke musea zijn Fotografiska Center in Zweden en Estland, Maison de la Photographie in Frankrijk, The Tate Modern in Engeland, Museo Ico in Spanje en Fotomuseum Winterthur in Zwitserland. In Nederland zijn de belangrijkste fotomusea het Nederlands Fotomuseum, Huis Marseille, Foam, Fotomuseum Den Haag en Fotomuseum Hilversum. Het ontstaan van zoveel fotomusea in Nederland tekent de grote emancipatie die de fotografie de laatste decennia heeft doorgemaakt. De fotomusea in Nederland hebben alle een eigen signatuur en daarmee samenhangend een visie op fotografie. Deze is van invloed op de keuzes die gemaakt worden welk soort fotografie gepresenteerd wordt. Fotomuseum Den Haag is heel duidelijk over de status van fotografie: “Dat fotografie over waarheid gaat, is een aloude misvatting. Fotografie is een kunstvorm.” Het Nederlands Fotomuseum verzamelt en toont fotografie die reflecteert op de wereld om het leven van mensen te verrijken met visuele verhalen, waarbij diversiteit een grote rol speelt: “Als museum beschouwen wij culturele diversiteit als een verrijking van onze samenleving.” Huis Marseille kiest voor de combinatie van kunst en maatschappij: “Hoe ontwikkelen fotografen een nieuwe beeldtaal die relevant is voor de kunstzinnige aard van de fotografie, die tegelijkertijd reflecteert op deze tijd? Dat is de vraag die centraal staat in Huis Marseille en die van invloed is op het tentoonstellingsprogramma en de collectievorming.” Foam zoekt het meer in de breedte van de fotografie als medium: “Het is Foam’s missie om alle facetten van de fotografie toegankelijk te maken voor een zo breed mogelijk publiek. We streven naar een veelheid aan perspectieven.” Foam kenmerkt zich door het brengen van experimentele fotografische avant-garde. Museum Hilversum richt zich volgens hun statement meer op de media-industrie: “In de mediastad Hilversum ligt de focus van Museum Hilversum op fotografie als onderdeel van de mediacultuur.” De statements van de diverse musea laten zien dat er nuanceringen zijn wat het beleid betreft, maar alle musea gaan uit van de unieke positie van de
fotografie in onze cultuur en samenleving. De museale expositie heeft ook een keerzijde. Het is niet doenlijk om lange informatieve teksten toe te voegen, waardoor veel relevante informatie achterwege blijft. Met name documentaire fotoseries verliezen hierdoor vaak aan zeggingskracht, waardoor onbedoeld de nadruk kan komen te liggen op de esthetische waarde van de beelden. De voordelen om je werk als fotograaf in een fotomuseum tentoon te stellen zijn voor fotograaf Jan Banning evident: “In de meeste bladen is geen ruimte voor diepgang. Daarentegen heb je in een museum wel de ruimte om die te bereiken, wat betreft de hoeveelheid foto’s en van het formaat ervan. En op museaal formaat komen details en verschillende lagen in mijn beelden beter tot hun recht, waarmee de zeggingskracht groter wordt. Dat is een groot voordeel ten opzichte van het publiceren in een tijdschrift, waar je vastzit aan een beperkt aantal pagina’s en een bepaalde vormgeving. Het nadeel van een tentoonstelling – minder ruimte voor tekst – valt op te lossen met geprojecteerde films of geluid, of door naast de tentoonstelling een begeleidend boek uit te geven.”
FOTOBOEKEN
Een andere plek waar fotografen hun foto’s kunnen tonen is het fotoboek. Het fotoboek is een afgerond geheel waarin de auteur zijn complete verhaal kan vertellen. Het fotoboek kan vele tientallen foto’s bevatten, geplaatst in een speciale volgorde en precies ritme. Naast de foto’s kunnen uitgebreide teksten geplaatst worden die het verhaal achter de foto’s duiden. Foto en tekst vormen in een fotoboek een dwingend geheel, wat bij een expositie veel minder mogelijk is. Daarom is het fotoboek ten opzichte van een tentoonstelling in een museum wellicht een veel beter instrument om storytelling naar buiten te brengen. Het fotoboek is voor veel fotografen de ultieme plek om hun werk te presenteren. Het boek zou je kunnen beschouwen als het meest duurzame statement van de fotograaf. Terwijl een expositie slechts een beperkte tijd duurt, blijft het boek voor altijd in het bezit van de koper. In een fotoboek wordt de fotografie vaak ingezet vanuit de narratieve waarde. Daarom wordt het boek doorgaans zorgvuldig vormgegeven om het verhaal optimaal tot uiting te brengen. De vormgever bepaalt samen met de fotograaf de volgorde en het ritme van de foto’s om het boek optimaal te laten communiceren. De combinatie van een zorgvuldige vormgeving van beeld en tekst kunnen van het fotoboek een krachtig inhoudelijk medium maken, waardoor we het fotoboek kunnen beschouwen als een autonoom kunstwerk. In The Rise of the Photobook in the Twenty-First Century (2010) citeert Elizabeth Shannon: “Een fotoboek is een autonome kunstvorm, vergelijkbaar met een beeldhouwwerk, een toneelstuk of een film. De foto’s verliezen hun eigen fotografische karakter als dingen ‘op zichzelf’ en worden onderdelen, vertaald in drukinkt, van een dramatische gebeurtenis die een boek wordt genoemd.”
BEELD EN TEKST
Wellicht het eerste fotoboek in de geschiedenis was The Pencil of Nature (1844) van Fox Talbot, waarin hij zijn eerste heliogravures publiceerde. Documentaire fotografie in samenhang met journalistiek-literaire tekst zien we in het boek Let Us Now Praise Famous Men (1941) dat Walker Evans maakte samen met schrijver James Agee. In dit boek blijkt de fotografie echter het ondergeschoven kind, omdat het een marginale rol heeft in het totale literaire verhaal. Een boek dat om verschillende redenen geschiedenis heeft gemaakt is The Americans (1958) van Robert Frank. In het boek staat op elke rechterbladzijde slechts één foto. Een ander fotoboek dat een historische golf van vernieuwing teweegbracht was The Last resort (1986) van Martin Parr. Een fotoboek in kleur dat de banaliteit van het Britse werkende klasse liet zien. Zo zijn er vele fotoboeken geweest die direct of indirect de kracht van de publicatie van fotografie in een boek hebben aangetoond. In The Photobook. From Talbot to Ruscha and beyond (2020) schrijven de auteurs Patrizia Di Bello (et al.) dat in de geschiedenis van de fotografie het fotoboek over het algemeen geen centrale plaats heeft gekregen, als er al überhaupt aandacht aan werd besteed. Zij benadrukken dat de samenhang van beeld en tekst van fundamenteel belang is: “De meeste bijdragen aan deze bundel behandelen de relatie tussen beeld en tekst als een belangrijk aandachtspunt en dit weerspiegelt de groeiende kritische belangstelling voor beeld-tekst interacties die zich ongeveer gelijktijdig heeft ontwikkeld met de belangstelling voor de vormen en geschiedenis van het fotoboek.” De opus magnum van Gerry Badger en Martin Parr The Photobook, A history, Volume I, II, III (2004, 2006, 2014) kan beschouwd worden als een gezaghebbende encyclopedie van het fotoboek. Door deze serie van omvangrijke naslagwerken over het fotoboek hebben Badger en Parr de snel groeiende interesse in het fenomeen fotoboek als cultureel vermogen op de kaart gezet. In het laatste deel komen boeken uit de meest recente geschiedenis aan bod, waarbij de samenstellers vooral hebben gekeken naar documentaire fotografie. “Wij pleiten niet voor documentaire fotografie als het enige geldige fotografische genre, maar wij bevoorrechten het tot op zekere hoogte – en wij nemen zeker stelling tegen de bekrompenheid van fotografie omwille van zichzelf.” Badger en Parr hebben de recente fotoboeken ingedeeld in originele maar ook enigszins willekeurige categorieën: propaganda, verlan-
gen, maatschappij, plaats, conflict, identiteit, geheugen en het medium zelf. Allemaal categorieën die min of meer documentair zijn, maar, zo geven ze toe, de term documentair zou je net zo goed kunnen laten vallen, want feit en fictie lopen tegenwoordig heel erg door elkaar.
KUNSTOBJECT
We zien nu vooral een opkomst van het fotoboek als kunstobject, waarbij de onderwerpen bevatten met persoonlijke en emotionele thematiek. Ze worden gedrukt in een kleine oplage voor een beperkt publiek. Deze fotoboeken worden vaak zelf uitgegeven zonder tussenkomst van een uitgever. Er zijn al diverse platforms zoals de Nederlandse Self Publishers United en het Britse Self Publish Be Happy, die het zelf uitgeven van fotoboeken promoten. Hierdoor hebben fotografen die niet in het keurslijf van officiële uitgevers willen zitten de mogelijkheid om hun werk naar buiten te brengen. Voor de grotere oplagen zijn er de bekende uitgevers zoals Lecturis, Schilt Publishing, Eriskai Connection en uitgeverij Komma. Bij fotoboeken is een vruchtbare samenwerking met een grafisch ontwerper van cruciaal belang. De ontwerper is vaker beter getraind om het verhaal in een serie losse foto’s te zien en te creëren dan fotografen. Door gebruik te maken van ritme, juxtapositie en de combinatie van beeld en tekst kan een visueel verhaal gecreëerd worden. Dit blijkt ook het leidende principe van de vormgever. Teun van der Heijden is welllicht een van de bekendste vormgevers van fotoboeken. Hij vertelt over zijn visie achter het fotoboek. “Ik zie een fotoboek als een visuele roman. Ik begin een boek niet met de vormgeving maar met het verhaal. Een fotograaf komt met losse foto’s en ik moet iets maken voor de lezer en niet voor de fotograaf zelf. Ik gebruik ook het woord lezer en niet het woord kijker, omdat wij een visuele taal hanteren. Ik zeg vaak dat fotografen geen goede storytellers zijn, maar fantastische verzamelaars van beelden. Dat komt omdat vroe-
Bijzondere fotoboeken met onder andere The Americans van Robert Frank, The Last Resort van Martin Parr, I know how furiously your heart is beating van Alec Soth en Via Panam van Kadir van Lohuizen.
ger het verhaal geconstrueerd werd door de redacteuren van een tijdschrift. Ik zoek allereerst naar beelden die goed communiceren, waarmee de eerste selectie begint. Een fotograaf heeft vaak de esthetische en iconische beelden in zijn hoofd, maar die vind ik minder interessant. Ik zoek het verhaal in de beelden en dat gaat nooit in een vlakke lijn, maar in narratieve spanningsbogen. Ik gebruik daarvoor ook vaak teksten, archiefmateriaal, infographics, kaarten en grafieken. Mijn filosofie over het fotoboek luidt: de snelheid en het ritme van een fotoboek is sneller dan een tekstboek en langzamer dan een film.”
DIGITALE MEDIA
De digitale media, zoals websites en social media als Facebook en Instagram, zijn de meest gebruikte plaatsen waar fotografie getoond wordt. Doordat de fotografie digitaal is geworden en door de komst van internet is de fotografische verschijningsvorm drastisch veranderd en dat zal in de toekomst alleen nog maar verder gaan. Bestond de foto voorheen uitsluitend in een fysieke vorm, nu is de foto een lichtende, etherische verschijning op het beeldscherm. Met foto’s op het web en in andere interactieve digitale media gebeurt iets dat nergens anders mogelijk is. Het is mogelijk op foto’s te klikken, waarna links kunnen openen of teksten tevoorschijn kunnen komen. De link in de foto opent de poort naar steeds weer nieuwe werelden. Fred Ritchin beschouwt in zijn boek After Photography (2009) de inter-connectiviteit van de digitale foto als een grid van mozaïek. “De digitale fotografie, zoals wij die nu kennen, verhult tijdelijk het revolutionaire potentieel van de foto als niet alleen spiegel en raam, statische rechthoeken, maar ook als een potentieel interactief mozaïek dat deel wordt van een groter geheel van gekoppelde, dynamische media.” De digitale context is interactief en contextueel, hetgeen vooral van pas komt bij documentaire series. Het delen van foto’s en de interactie ermee is belangrijker dan het statische, losstaande beeld aan de muur.
HYPERLINK
De culturele code die onder de web-based foto’s ligt is niet die van de beeldende kunst, zoals het geval is bij kunstmusea, maar kent een pluriforme context met daaraan verbonden betekenissen. De digitaal getoonde foto haalt de fotografie uit haar klassieke, analoge context, met de beperkende codes en betekenissen die daarbij horen. In de digitale presentatie wordt een veelvoud aan betekenissen en functies gegenereerd. De foto wordt een hyperlink: een begin van een web van meerdere connecties en connotaties, een bron van een diversiteit aan informatie. De interactieve, digitaal gepresenteerde foto vormt een nieuwe toevoeging aan het arsenaal
Drie digitale projecten geproducerd door Paradox. Van boven naar beneden: I hear you, Afghanistan, Imperial Courts van Dana Lixenberg en Via Panam van Kadir van Lohuizen.
van presentaties voor fotografie. Het digitale forum is wellicht de meest democratische plek waar fotografie te zien is en het geeft de fotograaf een nieuwe, snelle, goedkope en vrijwel altijd toegankelijke mogelijkheid om zijn werk te presenteren. Van belang voor de verspreiding van fotografie is de opkomst van de smartphone waardoor iedereen overal ter wereld altijd fotografie kan zien. De digitale presentatie past daarom eigenlijk het meest bij de revolutionaire mogelijkheden die Walter Benjamin in de jaren ‘30 voorzag toen hij de maatschappelijke impact van fotografie beschreef. Het bijzondere van de digitale media is dat de fotograaf zijn werkterrein kan uitbreiden en zijn presentatie nu kan verbreden met film, geluid en tekst of een combinatie van in elkaar overvloeiden foto’s met alle andere media.
PARADOX
Een van de eerste voorbeelden van de digitale presentatie is het project I Photograph to remember van Pedro Meyer dat hij als cd-rom maakte in 1991 na de dood van zijn ouders. Alec Soth besteedde er in april van dit jaar een speciale video-blog aan. Pas in de laatste jaren is een grote groei ontstaan in de digitale storytelling waarvan nog maar nauwelijks een goede archivering is gemaakt. De organisatie Paradox is een pionier op het gebied van digitale presentatie van fotografie. Zij ontwikkelde onder andere voor het project van Kadir van Lohuizen Vía Panam een speciale app, waardoor de gebruiker de reis van de fotograaf op de voet kon volgen omdat er steeds nieuwe informatie werd toegevoegd in de vorm van foto’s, video’s, geluidsfragmenten en een blog. Zo maakte Paradox ook een website voor het project I hear you, over de stem van de gewone Afghaan tijdens de verkiezingen, waarop videobeelden te zien waarop diverse bewoners hun verhaal vertellen. Het project Studio Aleppo laat via een website op een informatieve manier portretten van Europese bewoners zien waarbij een tekst met informatie en uitspraken van de persoon te zien zijn. En het project 48 stories, in samenwerking gemaakt met NOOR, over de Palestijnse diaspora laat portretten en geïllustreerde verhalen zien van Palestijnen die overal in de wereld wonen.
YDOC
Bas Vroege, directeur van Paradox, betreurt het dat er weinig aandacht is voor het culturele erfgoed van de digitale visuele vertellingen. Daarom heeft Paradox de Ydoc Foundation opgericht, die op de website www.ydocfoundation.org een archief aanlegt van digitale presentaties van documentaire fotografie en storytelling. Hier worden met name de webdocumentaires bewaard, zoals de webdoc Notes from Allepo van Issa Touma en The places we Live van Jonas Bendiksen. Bas Vroege: “Daar vind je ook de documentaire Aka Kurdistan van Susan Meiselas uit 1997, wat een sleutelwerk was, nu een soort nationaal museum van de Koerden.” Vroege somt de grote voordelen op van digitale presentaties ten opzichte van de klassieke, analoge presentaties. “Met de digitale presentatie heb je een wereldwijd publiek. En je kunt gebruik maken van multimedia aspecten. Je kunt bewegend beeld toevoegen, stilstaand beeld, geluid, en teksten. Vooral van belang is de presentatie voor mobiele telefoons. De meeste mensen kijken vaker op hun mobiel dan op hun desktop computer. Je hebt daardoor ook een veel groter bereik bij het jongere publiek. Een app moet zo gemaakt worden dat het voelt alsof je pagina’s omslaat in een roman.” Als recent voorbeeld noemt hij het project Now You See Me Moria, over het vluchtelingenkamp op het eiland Lesbos, te zien op de website nowyouseememoria.eu. Bas Vroege: “Dit project is gebaseerd op een Instagram account waar vluchtelingen zelf hun eigen foto’s op zetten. Het interessante van het project is dat er een actie uit is ontstaan van posters met de Instagrambeelden van de vluchtelingen. Nu wordt vanuit dit project via de website van Paradox het boek verkocht dat kan worden aangeboden aan politici. In dit actieboek staan alle posters en foto’s. Vervolgens worden de beelden tentoongesteld in Foam, het Nederlands Fotomuseum en het Stedelijk Museum. Zo kan uit een digitale presentatie een culturele en politieke actie voortkomen.”
FOTOGRAFIE EN CONTEXT
Interactieve projecten bieden een veelheid aan nieuwe mogelijkheden en gaan veel verder dan de statische beelden die via de analoge, fysieke media te zien zijn. De digitale presentatie ontdoet de fotografie van zijn esthetische hoofdrol die het bij vele andere presentatievormen heeft en geeft de foto’s een historische en sociale context. Nieuwe ontwikkelingen binnen de presentatie van de fotografie spelen zich daarom ook af binnen de nieuwe media. De nieuwe media zullen de komende jaren een enorme invloed op onze perceptie van de fotografie hebben. Foto’s zullen niet meer ervaren worden als geïsoleerde beelden maar zullen hun betekenis sterker dan ooit ontlenen aan de context waarbinnen ze getoond worden. Met deze ontwikkeling is de contextualisering van de fotografie pas echt op gang gekomen. Een vaak overgewaardeerd platform is Instagram, dat weinig of geen mogelijkheden biedt voor serieuze vormen van storytelling. Het wordt tijd dat er nieuwe apps worden ontwikkeld die gebruikers wel in staat stellen om foto’s, films, geluid en tekst met elkaar te combineren tot een totaalproduct.