3 minute read
Stoeprand bloedbad
Lot Veelenturf
De stoeprand is mossig en nat. Hij kijkt uit over het spoordal aan de andere kant van de weg. Er zijn vandaag al twee mensen over hem gestruikeld en het geeft hem een naar gevoel. Hij zou wat minder verzakt willen zijn. Fier rechtop staan, ruw en veilig, zonder mos.
In de berm schuin aan de overkant, voor het hek dat honden ervan weerhoudt om het spoordal in te wandelen met hun baasjes, staat een bushokje. Vaak staat er niemand. Als er wel iemand staat, komt de bus te vroeg. Om elf over negen in plaats van veertien. De mensen die mee willen beginnen dan te rennen en verzwikken hun enkel door het gat dat de verzakte stoeprand veroorzaakt. Soms halen ze de bus nog wel, dan hoeft hij zich wat minder schuldig te voelen, maar vaker moeten ze wachten.
De stoeprand is in 2005 opgebroken, verplaatst en een paar meter verder weer neergelegd. Niemand heeft hem genummerd of genoteerd. Het maakt de mensen niet uit waar hij vandaan komt en nog minder waar hij zich prettig voelt. Hij is een stoeprand, een stuk beton met kiezels erin. Het ergste is nog dat hij recht is. Als je een kromme rand bent, ben je verzekerd van je plek. Niemand anders zou op jouw plaats kunnen liggen. Je bent het ontbrekende stukje in de puzzel. Maar hij is inwisselbaar.
In de rij huizen waar de stoeprand met zijn rug naartoe geplaatst is wonen twaalf katten. Ze steken graag op het laatste moment over, wanneer er net een auto aankomt, zodat die flink moet remmen. Stoeprand vermoedt dat de katten het doen om het gevoel van macht dat het ze geeft over de mens. Het zijn egoïstische dieren. Hij kan hun nageltjes voelen wanneer ze zich afzetten om naar de overkant te sprinten; de kussentjes die in het zachte mos zakken en een kleine pootvormige afdruk achterlaten. Er is een jonge kat in de buurt: Toko. Hij is nieuw en een beetje een sukkel. Hij vecht graag en daagt iedereen uit, maar tegen zijn baasjes is hij erg onnozel. Hij denkt dat ze het leuk vinden, en dat lijkt op het eerste gezicht ook zo, maar Stoeprand hoort ze vaak om hem lachen.
Toko is vorige zomer verongelukt, hier in de straat. Het is een tragisch verhaal, waar Stoeprand graag eens over zou praten. Het gebeurde op een zonnige dag in het weekend. Een hoop mensen hadden de bus al gemist die dag en stoeprand zag de baasjes van Toko zich haasten om die van 11.43 te halen. Ze wisten niet dat die al langs was gereden om 11.39, en dus wachtten ze. Toko was ook buiten. Het was een van de eerste dagen dat ze hem alleen lieten en daar had hij eigenlijk helemaal niet zo’n zin in. Hij liep met ze mee naar de Stoeprand en stak tegelijkertijd met zijn baasjes over. Toko is misschien een sukkel, maar hij is geen eikel. Stoeprand voelde de zachte kussens van de kattenpootjes zich afzetten, maar geen nagels boorden zich in zijn bemoste oppervlak. Hij trippelde vrolijk mee. Zijn baasjes probeerden hem terug te sturen richting hun huis en dat vond hij een prachtig spel. Ze bewogen zich alsof ze luchtstromen konden verplaatsen en hem met een zeer plaatselijke storm naar de voortuin terug konden blazen. Hij ontweek, ontweek, ontweek en liet zich toen meevoeren.
Net op dat moment kwam er een auto aan en Toko belandde onder het rechter voorwiel. Zijn hoofdje werd met zo’n kracht verpulverd dat zijn oog uit zijn kas schoot. Bloed werd uit het gat geperst en sproeide in het rond, belandde ook op de Stoeprand. Doordat zijn hersens waren geraakt begon het lichaam van Toko te kronkelen. Het spande de spieren in zijn poten kort en krachtig aan, waardoor het lijf zich de lucht in wierp, waarna het een paar centimeter verder weer neerkwam, en weer opnieuw opveerde. Het bloed kwam ook terecht op Stoeprand. De baasjes, die tot dat moment als bevroren hadden toegekeken, kwamen nu in actie. Een van hen probeerde het dier te vangen in zijn verschrikkelijke sprongen, maar hij spartelde zo ernstig dat de broek van het baasje doordrenkt was van zijn bloed voor Toko zich liet vangen. Het andere baasje was naar huis gerend om de buurvrouw te halen. Toko schokte nog steeds hevig en ontsnapte aan de grip van het ene baasje. Hij belandde aan de kant van de weg, tussen trottoir en asfalt, precies bij een stuk ingezakte, mossige stoeprand. Het bloed bleef lopen en kleurde het grauwe beton rood. Tegen de tijd dat het andere baasje aankwam met handdoeken en de buurvrouw, blies Toko zijn laatste adem uit.