5 minute read
Zaligebrug Lent
Chantal Buisman
Ze stroomt door mij heen. Soms onderlangs. Soms bovenlangs. Soms zit ik er middenin. Alleen zij kan mij aan de werkelijkheid laten ontsnappen en mij het gevoel geven alsof ik mij in een andere wereld begeef, er toe doe.
Soms is ze boos en slokt ze me op. Als ik geluk heb, blijft de bui niet lang hangen en spuwt ze me weer uit. Maar zonder haar, zou ik een enorme leegte voelen. Ik zou depressief worden en het gevoel krijgen dat ik er niet meer toe doe. Al gauw zouden lichamelijke klachten komen opspelen. Te beginnen met de verschijnselen van een zonnesteek, zoals iedereen ze wel kent: een lichaamstemperatuur van boven de veertig graden, droge huid, zwakte, moeheid, verwijde pupillen, onlesbare dorst en de vorming van blaren. Langzaam zou ik mijn lichaam voelen opbranden. Haar afwezigheid zou hoe dan ook mijn ondergang worden.
Ze was bij mijn geboorte en heeft mij zien opgroeien. Vertelde mij dat ik in de herfst van 2015 al op mijn eigen benen kon staan en ik nog geen half jaar later volwassen was, tweehonderd meter lang en vijf meter breed, maar alsnog de kleinste van de omgeving ben. Dat mijn ouders, NEXT Architects en H+N+S Landschapsarchitecten, trots op mij zouden zijn geweest, zoals ik mij vanaf de Oosterhoutsedijk heb ontplooid tot een slingerend pad in het landschap en de noordelijke Waaloever van Lent met het eiland Veur-Lent - gelegen tussen Nijmegen en Lent - verbind.
Haar naam is Spiegelwaal. Ze is de dochter van de Waal en werd geboren tijdens de dijkverlegging van driehonderdvijftig meter landinwaarts, tegelijk met het eiland Veur-Lent. Hun relatie kent ups en downs. Al sinds hun geboorte heeft Veur-Lent tussen Spiegelwaal en haar moeder ingestaan. Ze kan alleen nog maar samen zijn met haar moeder als ze Veur-Lent laat verdwijnen. En als ze dat doet, kan ik nog maar net mijn hoofd boven water houden. Maar soms is hun ontmoeting zo intens dat zelfs ik er de dupe van wordt. Als ik volledig onzichtbaar ben, is de waterstand 14 meter + NAP.
Mijn naam is Zaligebrug, maar de meesten noemen mij Citadelbrug. Ik ben een integraal onderdeel van de padenstructuur in het Rivierpark Nijmegen. Ik ben geliefd door fietsers en wandelaars. De wandelaars zijn mijn favoriet. Wellicht omdat zij mij zelfs in de winter, wanneer mijn geruwde betonnen huid bedekt is met poedersuiker, nog regelmatig komen opzoeken. Ze huppelen dan vrolijk over mijn knokkels die nog maar net boven het water uitsteken. In de zomer zijn ze rustplekken voor de fietsers en wandelaars.
Edge De Waalkade Geurt van Driesten
Ik ben het water, het reizende water. Soms stroom ik, soms vlieg ik en soms val ik. Mijn weg vindt zich langs de Waalkade, soms ben ik warm, soms ben ik koud. Maar altijd zal ik blijven bestaan. Water boven water.
Hij, is de Waalkade. Soms een afgrond, soms een hoogte, soms zwaar, een bescherming voor de achterliggende stad, voor zolang het duurt
Ik, het water, stijg en daal, soms laat ik de Waalkade zien als een hoogte, soms bedreig ik de Waalkade door mijn hoogte. Mijn hoogte wordt bepaald door het smeltwater en de regen elders. Met mijn hoogte imponeer ik, maar soms ben ik beangstigend laag. Om het mensenkind iets te laten zien van mijn leed. Mijn leed is afgetekend op de Waalkade, de groene aanslag laat zien waar ik eertijds stond, maar nu ben ik uitgedroogd door de alsmaar stijgende temperatuur, ik zak verder, en laat de Waalkade zien, roestig bruin door de oxidatie van water en zuurstof, verder zak ik, ik laat de basaltblokken onderaan de Waalkade zien, deze blokken hinderen mijn gang, zodat ik niet onder de Waalkade het zand weg kan spoelen. Verder zak ik, zwaarbeladen schepen kunnen niet op elk punt over mij heen. Tot hier, verder zak ik niet, mijn dood komt misschien, misschien niet. Mijn leed bedreigt de Waalkade als ik toornig ben, en de regens mij opzwepen tegen de kade, ik probeer over de kade heen te slaan, en alles te vernietigen wat achter deze kade ligt. In tweeduizend elf heb ik geprobeerd de Waalkade te beklimmen, de regens en het smeltwater uit de hoge landen hielpen mij. Druppel voor druppel, liter voor liter, kuub voor kuub klom ik tegen de Waalkade op. De Waalkade voelde ik licht trillen onder mijn kracht. Na lang stromen en stijgen liet ik mijn eerste vingers in de vorm van druppels over de rand slaan, toen ging het snel, mijn armen volgden in de vorm van golven, mijn handen reikten naar de binnenstad, over de trappen naar boven. Ver kwam ik echter niet, het mensenkind heeft op mij gerekend. Mijn krachten zijn nog niet groot genoeg om de Waalkade voorgoed te bedwingen
Om mij te temmen heeft het mensenkind een aderlating aan mij gedaan, waardoor ik voor even getemd kan worden als de regens mij opzwepen. Maar het is een kwestie van tijd, mijn tijd komt namelijk snel, mijn tijd wordt bespoedigd door de stijgende waterspiegel, mijn tijd zal komen, en met mijn tijd zal ik een greep doen en wraak nemen op mijn aderlating. Het mensenkind bevaart mij, zwemt in mij, duikt in mij, overbrugt mij. Maar ik, het reizende water, wacht en stroom door. Ik het reizende water ben vrij, maar mijn baan wordt beperkt door de Waalkade. Eens zal ik de Waalkade overstijgen, maar nu niet, nu laat ik mij bevaren, bezwemmen en overbruggen.
Wie is de Waalkade voor mij, is het een vriend? Een gids? Of weet ik het nog niet? In de geribbelde damwand laat ik kleine kolkjes ontstaan, waarvoor? De Waalkade laat ik roesten, groen uitslaan, ik laat schepen stijgen en dalen langs de Waalkade. De schepen varen over mij heen, en stoten hun uitlaatgassen naar de hemel. Deze uitlaatgassen zullen mij helpen stijgen, stijgen langs de Waalkade. Soms manoeuvreert een schip zich zacht tegen de Waalkade aan, de Waalkade trilt lichtjes als de zware kolos over mij heen tegen de Waalkade schuift. Hij, de Waalkade is een rustplek, en een bescherming tegen mij.
In het verleden had ik vrij toegang tot de oevers van Nijmegen, Hij, de Waalkade was er toen nog niet, Nijmegen vreesde voor mij, vanwege de tijden dat ik buiten de oevers trad. Nu is Hij, De Waalkade er. Eens zal ik hem overwinnen, die roestige, met alg besmeurde kade muur. Het mensenkind verstevigd hem, om hem sterker te doen laten zijn. Tegelijkertijd helpt het mensenkind mij, door de temperatuur te laten stijgen, en zo mijn hoogte te doen laten stijgen. -
Ik ben de Waalkade, Zij is het reizende water. Zij laat mij zien, of zij bedekt mij met haar waterig water. Ik de Waalkade voel haar langs me heen schuren, wanneer ze toornig is, beukt ze tegen me aan. Ik de Waalkade maak me geen zorgen, natuurlijk ze overstijgt me af en toe, en vloeit over me heen, maar ik zal er altijd zijn als een rots in de branding. Het mensenkind helpt me daarbij, door mij te verstevigen en te onderhouden. Ik zal altijd die grens zijn, de grens tussen water en land, de grens tussen water en de stad die mij helpt.
Zij, het reizende water was de afgelopen zomer mager en langzaam, de droogte heeft haar geen goed gedaan, daardoor kon ik mij in volle glorie laten zien, mijn roestig bruin gelaat. Ik stond daar glorieus als een machtige grens tussen water en land. Nu voel ik haar weer stijgen, ze vloeit langs me op, steeds hoger. Maar ik geloof niet dat ze ooit zo machtig zal worden om mij teniet te doen, want ik ben immers de machtige Waalkade, geholpen door mensenhanden.
50 jaar later
Och wat heb ik mij vergist, zij, het reizende water is machtiger dan ooit, wanneer ik naar boven kijk, zie ik haar over mij heen stromen. Mijn aangezicht, mijn roestig bruin gelaat zal nooit meer het zonlicht aanschouwen. Ik hoor haar, het reizende water, over mij heen bruisen, en alles op haar weg vernietigen. Hier en daar zie ik levenloze dingen met haar meedrijven. Ze botsen tegen me aan, of zinken en hopen zich op langs mijn voeten. Ik herinner me de tijd dat ze zwol, sprong en bezit nam van mij, van Nijmegen en van de wereld. Wat heb ik geslapen al die tijd, had ik het maar gemerkt hoe machtig ze werd, had ik maar niet vertrouwd op de mensenkinderen. Zij, het reizende water heeft ons allen overwonnen. Ik de Waalkade, met mijn roestig bruin gelaat, de oude grens, leef voort in de donkerte onder het reizende water, als een stille getuige van vervlogen tijden.