6 minute read

Historie

Next Article
Historie

Historie

De eerst gevonden baardmankruik met de inhoud ernaast

Het straatbeeld in de vorige eeuw werd mede gevormd door winkeliers die hun waar aan de deur verkochten met hondenkarren, handkarren, bakfietsen, transportfietsen en paard en wagens – en later auto’s. Alleen al in Noordwijkerhout waren meer dan honderd straatventers in de weer: melkboeren, slagers, bakkers, kruideniers, vis-, petroleum- en groenteboeren, en nog veel meer.

Advertisement

CORNELIS, DE SCHATBEGRAVER

Cornelis van Egmond Parath was meestal een rustig mens, maar de laatste tijd had hij steeds vaker last van nervositeit. Slapen deed hij ook slecht. Eigenlijk was dat begonnen na april 1571, toen er geuzen met hun schepen op het strand tussen Noordwijk en Katwijk waren geland. Gelukkig waren die piraten vervolgens naar Katwijk getrokken en niet naar Noordwijk. Maar Cornelis wist dat deze lieden tijdens hun plundertochten niets of niemand ontzagen. Het waren voornamelijk protestantse ballingen, gevluchte lage edelen, werkloze zeelui en roekeloze avonturiers. Sinds 1569 kaapten zij schepen op de Noordzee en plunderden kustdorpen, vooral op de Waddeneilanden en in Noord-Holland. En nu kwamen ze ook al gevaarlijk dicht in de buurt van Noordwijk.

Cornelis had al een tijd lang zuinig geleefd en flink wat gespaard. Maar het gevaar loerde nu overal en hij begon te vrezen dat hij straks alles kwijt zou raken. Hij woonde in een rijke buurt, pal naast de Lindenhof aan het Marktveld, midden in Noordwijk-Binnen. De bewoner van de Lindenhof, zijn buurman Dirk van Waardenburg, was een gewichtig man en zeer welvarend. Het dorpsbestuur had hem al om een lening gevraagd, dat deden ze bij alle gegoede ‘luijden’. Van Waardenburg zag zijn buurman niet eens, maar de Noordwijkse overheid wist Cornelis wél te vinden; twee jaar geleden betaalde hij nog 34 stuivers aan belasting voor de dorpskas, dit jaar was dat maar liefst 6 gulden. Die oorlog trok zo’n beetje alle geld uit je buidel. Onlangs had hij met eigen ogen gezien hoe, vlak om de hoek, beelden en altaren uit de kerk werden gehaald en het ijzerwerk eruit werd gesloopt. Dat ijzer werd dan weer verkocht, alles vanwege die oorlog. Je werd ook geacht om onderdak aan soldaten te geven; deed je dat niet, dan moest je een extra bijdrage in de dorpskas storten.

Direct na die plunderingen in april waren veel mensen uit Noordwijk en omgeving naar Leiden gevlucht, ook de nonnen van de abdij Leeuwenhorst. Een maand later kreeg Katwijk opnieuw zo’n 125 geuzen op bezoek. Zij vernielden de kerk en het huis van de schout, maar voordat ze de abdij van Rijnsburg konden bereiken, werden ze door Spaanse troepen bij Leiden verdreven. Ook de heer van Noordwijk, Jan van der Does, had Noordwijk (hij noemde dat ‘[zijn koninkrijk’) verlaten en was naar het veilige en ommuurde Leiden verhuisd. Niemand voelde zich hier nog veilig en als je de geuzen niet vreesde waren er nog de Spanjaarden. Sinds de hertog van Alva militair bevelhebber en landvoogd van de Spaanse koning Filips II was geworden, in 1566, waren de rijken hun privileges kwijtgeraakt, werden de protestanten vervolgd en werden er nieuwe belastingen ingevoerd. In april 1572 hadden de geuzen Den Briel ingenomen en de twaalf Hollandse steden hadden zich achter Willem van Oranje opgesteld. Nu was het natuurlijk wachten op een wraakactie van Alva.

Het Noordwijkse dorpsbestuur ging regelmatig op bezoek bij Jan van der Does in Leiden, ze hadden hem gevraagd ervoor te zorgen dat de Spanjaarden Noordwijk zouden verlaten. En toen de Spanjaarden inderdaad vertrokken namen zij drie paarden mee en lieten veel onbetaalde rekeningen achter. Op 23 juni 1572 had ook Leiden de kant van Willem van Oranje gekozen en drie dagen later trok een troep geuzen de stad binnen. Ook Noordwijk koos nu voor de opstand. Het dorpsbestuur had begin augustus contact gehad met Lumey, de

1. Regelmatig ging Cornelis van Egmond Parath naar het strand om de horizon af te speuren naar eventuele geuzenschepen (print uit 1645 van Jan Porcellis).

2. Willem II van der Marck Lumey in zijn indrukwekkende broek. Hij stond bekend om zijn brute geweld en genadeloze moordpartijen, voornamelijk op katholieke geestelijken.

3. Anonieme gekleurde pentekening: lid van het eedverbond der edelen in grijs livrei met geuzenpenningen (om zijn nek en boven aan de tekening), bedelnap (symbool van de geuzen) (Nationaal Archief).

4. Jan van der Does, of Janus Douza, de Heer van Noordwijk, week uit naar Leiden en gaf daar leiding aan de militaire verdediging. In Leiden was hij een held, in Noordwijk was men iets minder op hem gesteld. (Nationaal Archief).

5. Het Marktveld (later Lindenplein) met in het midden, met het rode dak, de Lindenhof. De schat was begraven onder het huisje rechts daarvan. Tekening op perkament uit 1592.

6. Het Lindenplein, met rechts nummers 3 en 5 waaronder de schat ruim 400 jaar verborgen lag. 1.

2. 3. 4.

5.

6.

7. Zoals een deel van de schat tentoongesteld werd in het museum van het Genootschap Oud Noordwijk, niet lang na de vondst in 1991 (foto Genootschap Oud Noordwijk).

leider van de geuzen. Deze verbleef ongeveer een week in Leiden en in die tijd kwamen afgevaardigden van het dorp wel vijfmaal bij hem op audiëntie. De eerste keer vroegen zij hem Noordwijk niet te beschadigen, de tweede keer of ze het zilver van de kerk mochten houden, de derde keer om bescherming van het dorp, de vierde keer vroeg hij hén of de Noordwijkers ‘knechten’ (voetsoldaten) wilden hebben, en de vijfde keer vroegen zij om een beschermingsbrief.

Hoe dan ook, het wemelde in de nazomer van 1572 in Noordwijk van de soldaten. Kapitein Willem van Blois van Treslong, viceadmiraal van de geuzenvloot, was voor korte tijd met zijn Waalse soldaten in Noordwijk. En ook kapitein Nicolaas Ruijchaver was hier met enkele honderden soldaten ingekwartierd om het dorp te beschermen. Dat voetvolk zorgde voor vreselijk veel overlast. Na tussenkomst van de dorpsheer stuurde de kapitein de helft van zijn manschappen naar Noordwijkerhout, dat scheelde wel iets. Ook de nieuwe militair bevelhebber van Haarlem, Wigbolt Ripperda, was dit jaar nog in Noordwijk – en weer vertrokken met een flinke pot Noordwijks belastinggeld. En dan had je nog hopman Van Beveren met zijn troep soldaten in het St. Barbaraklooster. Ook allemaal vlak bij waar Cornelis woonde.

Cornelis had het zo langzamerhand Spaans benauwd gekregen. Vroeg of laat zou al dat oorlogsvolk hem nog te grazen nemen en zijn zuur verdiende penningen afpakken. En na de zoveelste slapeloze nacht pakte hij twee oude baardmankruiken. Hij wikkelde honderdtwintig munten en een mooi fluitje, zo eentje waar je personeel mee roept, in een linnen lap en stopte dat in de kleinste kruik. In de grote kruik stopte hij nog eens honderddertig zilveren en gouden munten, een zilveren kompas en zijn twee kostbaarste schatten; zilveren lepels met een gouden kop. Hij lichtte een paar tegels uit de vloer en begroef de kruiken. Ruim vierhonderd jaar later, in 1991, kocht Ab van der Wiel de Lindenhof en begon aan een grootscheepse restauratie. De twee huisjes ernaast – in de tijd van het Spaans beleg stond hier nog één huis – moesten worden gesloopt. Alleen de voorgevels bleven staan. En wat kwam er tevoorschijn bij al het graafwerk? Inderdaad: de schat van Cornelis. Ab heeft hem ondergebracht bij het Penningkabinet in Leiden, alleen de kruikjes heeft hij gehouden. Hij wil ook nog even kwijt dat er voor schatgravers met metaaldetectoren en voor andere nieuwsgierigen niets meer te vinden valt.

8.

8. De twee baardmankruiken. Ab van der Wiel heeft de grootste laten restaureren

9.

CORNELIS HAD HET ZO LANGZAMERHAND SPAANS BENAUWD GEKREGEN. VROEG OF LAAT ZOU DAT OORLOGSVOLK ZIJN ZUUR VERDIENDE PENNINGEN AFPAKKEN

9. Twee zilveren lepels met gouden kop. De tekst op de lepels luidt: Som Cornely Hecmvndo Parath (Ik ben Cornelis van Egmond Parath). Rechtsboven een zilveren zakkompas, daaronder een zilveren gegraveerde fluit met vier toiletinstrumentjes (foto’s met dank aan A.H. van der Wiel).

This article is from: