4 minute read
3.7 Het evalueren van spreken en luisteren
o Laat de leerlingen de tekst samenvatten;
o Laat hen conclusies trekken.
3.7 HET EV AL UE RE N V AN S PR EK EN EN L U I STE RE N
3.7.1 Welke evaluatie-instrumenten kies je?
Welke evaluatievorm je ook kiest, het instrument dat je ontwikkelt, moet voldoen aan de volgende criteria:
Betrouwbaar: om de subjectiviteit van de evaluatie uit te schakelen, moet je ervoor zorgen dat indien een kind door verschillende beoordelaars wordt geëvalueerd, ze tot hetzelfde resultaat komen. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer het kind dezelfde toets op een ander moment zou afleggen, hij ongeveer dezelfde score zou behalen.
Valide: de beoordeling moet informatie opleveren over de vaardigheid die bedoeld wordt. Er wordt dus gemeten wat er gemeten moet worden. Wanneer je bijvoorbeeld luistervaardigheid toetst, mag de schrijfvaardigheid niet mee beoordeeld worden.
Efficiënt: het evalueren moet praktisch haalbaar zijn en zo weinig mogelijk tijd en inspanning kosten.
Bij het beoordelen kun je kiezen tussen proces- en productevaluatie. Een observatiewijzer is bijvoorbeeld geschikt om de evolutie van leerlingen te volgen en dus het proces te evalueren. Met een beoordelingswijzer of –schema daarentegen beoordeel je de taaltaak zelf, zowel wat de vorm als de inhoud betreft.
3.7.2 Hoe evalueer je spreekvaardigheid?
Voor het evalueren van spreekvaardigheid zijn reeds heel wat beoordelingswijzers voorhanden. Sommige leggen vooral de nadruk op communicatieve adequaatheid, in overeenstemming met de eindtermen en leerplannen. Toch is ook de vorm niet onbelangrijk, want wie bijvoorbeeld slecht articuleert en zijn zinnen niet afmaakt, is heel moeilijk te verstaan voor een luisteraar.
Een voorbeeld van een beoordelingsschema dat rekening houdt met betekenis (boodschap) en vorm is dat van Van Gelderen (1992). Daarin wordt rekening gehouden met:
Referentie: wordt er belangrijke en juiste informatie gegeven?
– onderscheid hoofd- en bijzaken
HOGENT 2022-2023 50
Pagina 50 van 123
– waarheidsgetrouwheid en volledigheid van de info
– logische opeenvolging
– duidelijkheid van woordbetekenis en verwijzingen tussen zinnen
overdracht: wordt er rekening gehouden met de behoeften van de luisteraar?
- Is het gebruikte register adequaat (bijvoorbeeld: niet te plechtig of te informeel)?
- Worden er middelen gebruikt om de expressie te versterken (bijvoorbeeld: intonatie, tempo, volume, gebaren, …)?
Spreekgemak:
- Vlotheid van zinsbouw en woordkeuze
- Moeiteloosheid van zinsbouw en tempo
- Vermijden van lange pauzes, haperingen en zelfcorrecties
- Vloeiende opeenvolging van woorden en zinnen
Verstaanbaarheid:
- Articulatie en volume
- Tempo, intonatie en uitspraak aangepast aan de luisteromstandigheden
3.7.3 Hoe evalueer je luistervaardigheid?
De grootste uitdaging is het zorgen voor valide luistertoetsen. Breng luistervaardigheid in kaart en niets anders. Let hierbij op volgende aandachtspunten:
- Maak van de test geen geheugentest. Vraag enkel naar hoofdzaken, dus geen details. Maak de fragmenten niet te lang en laat de kinderen notities nemen.
Stel de vragen in dezelfde volgorde als in het luisterfragment.
- Doe geen beroep op de voorkennis van de kinderen. Probeer uit te sluiten dat een vraag beantwoord kan worden via voorkennis, dus zonder het fragment te beluisteren. Kies bijvoorbeeld een onderwerp waar niemand voorkennis over heeft of breng de nodige voorkennis aan in een introductie.
- Breng geen andere vaardigheden in kaart. Zorg ervoor dat kinderen zo weinig mogelijk moeten lezen in de opgave. Zoek verwerkingsopdrachten waarbij weinig talige productie is vereist (bijvoorbeeld antwoorden aanvinken, meerkeuzevragen, het vervolledigen van tekeningen, …).
HOGENT 2022-2023 51
Pagina 51 van 123
- Zorg voor een functionele en herkenbare situatie met beeldmateriaal: authentieke en natuurlijke situaties zijn het meest motiverend, bijvoorbeeld het jeugdjournaal Karrewiet
- Zorg voor een luisterdoel. Formuleer dit luisterdoel in de inleiding zodat kinderen weten waarop ze moeten letten.
- Stel ook vragen waarbij ze inferenties moeten maken, afleiden uit wat en hoe iets gezegd wordt: de intonatie van een spreker verraadt bijvoorbeeld veel van zijn bedoeling.
- Zorg voor een stijgende moeilijkheidsgraad
Een andere bedenking die we ons moeten maken is dat luisteren en spreken interactieve processen zijn die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De vraag is dan ook of een klassieke luistertoets of spreektoets het meest geschikte instrument is. Een observatiewijzer of kijkwijzer is in veel gevallen meer aangewezen. Je kan deze tussendoor invullen wanneer kinderen samen aan het spreken en luisteren zijn, bijvoorbeeld bij een kringgesprek, tijdens een discussie. Een andere mogelijkheid is de kinderen een zelfevaluatieformulier te laten invullen. Je vindt een voorbeeld hiervan in het boek op blz. 145.
Bij het werken met een observatiewijzer moet je rekening houden met onderstaande tips.
- Pin de evaluatie niet vast op de observatie van één spreek- of luistermoment, maar probeer de kinderen meermaals te observeren
- Maak indien mogelijk gebruik van een tweede leerkracht in de klas: een zorgcoordinator, een GON-leerkracht, een ambulante leerkracht
- Observeer niet te veel leerlingen tegelijk. Afhankelijk van de grootte van je klasgroep kan je kiezen om één of meerdere leerlingen te observeren, maar vijf kinderen per keer is het maximum.
- Noteer je observaties onmiddellijk. Maak een lijst van de doelstellingen en vink af welke doelstelling door de leerling in de dagelijkse interactie wordt gehaald, welke zelden en welke niet.
- De kinderen moeten de criteria/doelstellingen kennen. Kijkwijzers zijn het effectiefst als leerlingen zich bewust zijn van de doelstellingen. Zo biedt de kijkwijzer tegelijk de mogelijkheid tot self assessment.
- Breng ten slotte de evolutie van de kinderen in kaart. In welke mate boeken ze vooruitgang?
HOGENT 2022-2023 52
Pagina 52 van 123