7 minute read

4.6 Interactieve werkvormen

manier leesstrategieën aanleren. Via modeling laat je als het ware de leerling in je hoofd kijken. Je formuleert luidop wat er in je hoofd gebeurt terwijl je een tekst leest, of hoe je de hoofdgedachte vindt. Op blz. 56 vind je hier voorbeelden van.

4.6 INTE RA CTI E VE WE RKVO RMEN We hebben reeds gezien in de sleutels voor begrijpend lezen dat interactie cruciaal is om kinderen tot een dieper tekstinzicht te laten komen. Via welke interactieve werkvormen kun je zowel het technisch lezen als het begrijpend lezen oefenen, zodat zowel de zwakke als de sterke lezers uitgedaagd worden?

4.6.1 Kringlezen

Kringlezen werkt met heterogene groepen waar kinderen met verschillende niveaus bij elkaar zitten.

Tijdens het lezen en praten zitten de kinderen in een kring. De kring duidt ook op evenwaardigheid, ieders inbreng is belangrijk en de sterkste schakel helpt de zwakkere. Allemaal redenen waarom deze werkvorm kringlezen heet.

Kringlezen gebeurt een keer in de week en is bedoeld voor eerste lezers. Kinderen van de derde graad kunnen de rol opnemen van tutor. De tutors worden goed voorbereid. Zij hebben het boek voor de leeskring vooraf gelezen.

Hoe verloopt het kringlezen?

• Inleiding

Bespreek met de bibliotheek de mogelijkheden om boekenkisten te lenen met telkens 6 of 7 exemplaren van hetzelfde boek.

De kinderen lezen in groepen van vijf of zes kinderen. Ze beschikken allen over hetzelfde boek.

Na een inleiding door de tutor (leerkracht, zesdeklasser) waarin deze de kinderen oriënteert op het verhaal (kennen jullie x, wie heeft er al gehoord van x), wordt de titel gelezen, de naam van de auteur.

De kinderen kijken naar de illustratie op de kaft en formuleren hun verwachtingen omtrent de inhoud (waar denk je dat het boek over gaat?).

Dan wordt de achterflap (voor)gelezen. De tutor die het boek heeft gelezen, vult aan indien de tekst onvoldoende zegt.

HOGENT 2022-2023 68

Pagina 68 van 123

Samen met de kinderen wordt de structuur van het boek bekeken: staan er prenten in? Hoeveel hoofdstukken? Hoeveel bladzijden? Hoe is het lettertype?

• Oefening

De tutor leest de eerste twee bladzijden voor. Dan lezen de kinderen stil voor zichzelf gedurende 10 tot 15 minuten. Bij moeilijke woorden kan stil hulp gevraagd worden aan de tutor. Die zit naast de zwakste lezers, helpt en leest af en toe zachtjes voor.

Alle kinderen kiezen een fragment om voor te lezen, ze bepalen zelf de lengte, er is een beperking naar boven, niet naar onder. Zwakke lezers zijn dus vrij om kortere tekstdelen te lezen.

De kinderen oefenen het fragment, de tutor helpt.

• Afronding

Tot besluit worden de fragmenten in de oorspronkelijke volgorde gelezen, de tutor helpt waar nodig. De kinderen volgen mee, ze horen en zien heel veel correcte woorden en zinnen. Eventuele fouten worden onopvallend gecorrigeerd.

In een gesprek achteraf verwoorden de kinderen waarom ze het fragment gekozen hebben. Als het hele boek gelezen is wordt ook over de inhoud gepraat.

Afhankelijk van de dikte kan een boek meerdere leeskringen meegaan. De boeken mogen mee naar huis genomen worden.

4.6.2 Tutorlezen1

Het begrip tutorlezen wordt gebruikt voor een vorm van leesonderwijs waarbij de ene leerling de andere helpt. Het is een vorm van samenwerkend of coöperatief leren. Het kan gaan over technisch lezen, maar ook bij begrijpend lezen kan men tutorlezen gebruiken. Soms gaat het om samenwerking tussen leerlingen uit één groep, maar leerlingen uit hogere groepen kunnen ook leerlingen uit lagere groepen helpen. Tutorlezen is effectief omdat er samenwerking en interactie over de tekst ontstaat tussen de tutor en tutee. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat interactie leidt tot een beter leesbegrip.

Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van het tutorlezen is een goede voorbereiding van de tutor. Deze voorbereiding gebeurt niet enkel op het gebied van leesstrategieën,

1 H. Van Keer, Een boek voor twee. Een onderzoek naar het verwerven van strategieën voor begrijpend lezen via peer tutoring in de lagere school in Vonk, 31ste jaargang, nummer 3

69

HOGENT 2022-2023 Pagina 69 van 123

maar ook op het sociale gebied: hoe ga ik met mijn leesmakker om, hoe geef ik complimentjes, ..?

4.6.3 Theaterlezen2

Theaterlezen is een motiverende vorm van samenlezen. Twee lezers (of meer) nemen de rol van een personage op zich en lezen de teksten hardop voor. De lezers voeren eigenlijk samen een toneelstukje op, maar dan zonder podium, grootse gebaren of rekwisieten. De teksten bestaan voornamelijk uit dialogen, zodat de lezers elkaar steeds afwisselen. Zo bevordert theaterlezen het 'vloeiend lezen' (lezen met begrip en intonatie) en het leesplezier.

Hoe pak je dit aan?

- De kinderen kiezen een verhaal uit een bundel theaterleesverhalen of uit een reeks theaterleesboeken (de serie Toneellezen van uitgeverij Zwijsen en Leesletters van uitgeverij de Inktvis).

- Ieder kind leest de tekst en kijkt welke rol hem of haar het leukst lijkt.

- Ze verdelen de rollen onder elkaar.

- In duo’s of in drietallen lezen ze hun eigen tekst hardop en helpen ze elkaar met de melodie (hoog en laag), het volume (hard en zacht), het tempo (snel en langzaam, gebruik van pauzes), de mimiek en de lichaamshouding. Ze maken eventueel opnames om te kijken wat er nog verbeterd kan worden.

- Dan zijn ze klaar voor de generale repetitie en de opvoering voor publiek (andere kinderen, ouders).

4.6.4 Radiolezen3

Hierbij lezen de kinderen een stuk tekst alsof ze een radioverslaggever zijn. Radiolezen is ontwikkeld als een mogelijke vervanger van het klassikale- en het niveaulezen. Tijdens het radiolezen leest een groepje kinderen hardop de toegewezen tekst. Het verschil is echter dat deze tekst de dag ervoor al is uitgedeeld. Als de tekst is uitgedeeld, leest de leerkracht de tekst vloeiend voor. Vervolgens scannen de kinderen kort de tekst, waarbij ze de woorden of zinsdelen die ze moeilijk kunnen lezen of die ze niet begrijpen, opschrijven. Daarna begint het hardop oefenen van de tekst. Naast het oefenen van het lezen van de tekst maken de kinderen ook twee vragen voor de andere kinderen uit het groepje. De volgende

2 http://www.leesletters.nl 3 http://www.onderwijsdatabank.nl

HOGENT 2022-2023 70

Pagina 70 van 123

dag komen de kinderen van het groepje weer bij elkaar en presenteren hun deel aan elkaar. Als een kind een fout leest, krijgt het de kans om dit te verbeteren. Als de tekst gelezen is, stellen alle kinderen hun vragen. Een goed geoefende sessie van radiolezen is uitstekend geschikt om te gebruiken tijdens bijvoorbeeld een week- of maandafsluiting. Radiolezen kan zowel binnen de groep plaatsvinden als remediërend worden ingezet.

4.6.5 Ralfi-lezen4

RALFI is een vorm van herhaald lezen voor kinderen die de spellende leeshandeling (grotendeels) beheersen, maar langdurig veel te traag blijven lezen.

RALFI is gericht op het verhogen van het leesniveau en vloeiend lezen. Er wordt gewerkt met teksten die aansluiten bij de leeftijd van de kinderen. Een leescyclus wordt het liefst vijf keer per week met dezelfde leerlingen uitgevoerd.

RALFI kan als volgt worden uitgelegd:

R = repeated

In vijf achtereenvolgende sessies verspreid over vijf werkdagen wordt met een homogene groep hetzelfde stukje tekst gelezen.

A = Assisted

De eerste vier keer leest de leerkracht de tekst eerst zelf voor in een vloeiend leestempo. De kinderen lezen mee terwijl ze bijwijzen. Na het voorlezen lezen de kinderen de tekst zelf. De vijfde keer lezen ze zelf zonder dat de tekst wordt voorgelezen.

Bij het lezen wordt gebruik gemaakt van koorlezen. Dat betekent dat de kinderen tegelijkertijd hardop de tekst verklanken.

Als een leerling een woord niet direct herkent, zegt de leerkracht het woord voor. Alleen bij de vijfde keer wordt vijf seconden gewacht met voorzeggen.

L = level

Er wordt bij voorkeur gewerkt met niet AVI-ingedeelde boeken. De interesse van de leerlingen primeert op de moeilijkheidsgraad. Het is handig om niet al te spannende boeken te

4 http://www.slo.nl/primair/leergebieden/ned/taalsite/lexicon

HOGENT 2022-2023 71

Pagina 71 van 123

nemen. Die vragen om doorlezen en dat is met deze methodiek moeilijk. Er kan worden gekozen voor boeken met korte stukjes tekst of bijvoorbeeld voor informatieve boeken, gedichtenbundels, zaakvakboeken enz. In het begin zijn de teksten ongeveer 100 woorden. Dat kan oplopen tot 250 a 300 woorden.

F = Feedback

Directe feedback (woord voorzeggen) en gerichte positieve feedback zijn in deze oefenvorm heel belangrijk. Probeer te specificeren wat het kind vandaag zo goed doet. Het kind kan ook zelf zijn lezen evalueren door gerichte vragen te beantwoorden (Wat vind je makkelijk om te lezen, wat moeilijk en waarom).

I = interactie

Het is belangrijk om enthousiaste interactie te hebben over de inhoud.

I = instructie

Er wordt niet veel instructie gegeven. Hoogstens worden langere woorden met bijvoorbeeld boogjes in stukjes verdeeld of wordt bij een korter woord het kind aangemoedigd eerst naar de eerste letter te kijken.

Duolezen

Binnen RALFI kan het duolezen een rol spelen. Het ene kind leest, het andere leest stil mee, zegt voor en verbetert als er een woord fout wordt gelezen.

Hoe worden de RALFI-sessies opgebouwd?

sessie 1 (45 minuten)

De leerkracht of leesspecialist leest een tekst interactief voor, waarbij gebruik wordt gemaakt van open vragen. De leerlingen wijzen bij. De moeilijke of onbekende woorden uit de vorige sessies kunnen terugkomen.

Twee moeilijke woorden worden besproken met behulp van CUVAR.5 De leerkracht of leesspecialist leest de tekst voor en de leerlingen wijzen bij. De leerlingen lezen de tekst hardop in koor, waarbij de leerkracht of leesspecialist meel-

5 Deze term wordt onder 3.16 uitgelegd.

HOGENT 2022-2023 72

Pagina 72 van 123

This article is from: