5 minute read
Expert Group L & M
THEMA ARTIKEL Kentering in het Europees industrieel beleid — door Rudy Aernoudt
OPEN STRATEGISCHE AUTONOMIE
Advertisement
De Corona-crisis brak uit. Middeleeuwse recepten werden uit de kast gehaald: quarantaine en mondmaskers, beide middelen waren reeds ingezet bij de Zwarte pest in de vijftiende eeuw. Klein technisch probleem daarbij is dat geen enkel bedrijf in het voormalig industrieel textielcentrum Europa, in staat was om op korte termijn voldoende maskers te produceren. Alle ogen waren gericht op China. Zij konden dat wel; zij hadden nog de productiecapaciteit.
Maar die hadden ze nodig voor de eigen bevolking en ten tweede maskers met containerschepen naar Europa brengen is niet alleen duur – de container prijs werd bijna tienmaal duurder (een container van 40 foot van Shanghai naar Antwerpen kostte in 2020, 1400 dollar, in 2021 14000 dollar) – maar vooral duurt ook lang (minstens 30 dagen, afhandeling niet meegerekend). Amerika was in hetzelfde bedje ziek en President Trump vorderde de productiecapaciteit van auto-assembleurs op om beademingsmachines te maken.
Meer was er niet nodig om te beseffen dat
Europa de verkeerde koers had gevaren door zich zo afhankelijk te maken van China en andere
Aziatische landen. Onze industrie was inderdaad massaal vertrokken – offshoring heet dat. Naar schatting was 40% van onze bedrijven omwille van hoofdzakelijk kosten-redenen gedelokaliseerd. Met steeds grotere containerschepen werd de goederen dan verscheept naar de eindconsument die zich nog steeds bevindt in Europa en Amerika. De logistieke meer-kost werd meer dan gecompenseerd door de lagere lonen.
De macro-parameters veranderden
Meer en meer worden echter vragen gesteld bij dat model. Milieu-bewuste consumenten vragen zich af of de logistieke footprint die gepaard gaat met deze delokalisatie wel verantwoord is. Zij pleiten voor lokale consumptie en lokale productie. Economisten wijzen erop dat de loonkost niet de enige parameter kan zijn die in de vergelijking wordt gebruikt en berekenden de total cost of operation (TCO). Uit de analyse van de totale kosten blijkt dat bedrijven vaak dat door de stijging van de arbeidskosten, samen met de verborgen kosten van offshoring, het concurrentievoordeel niet langer opweegt. Door gewijzigde macro-economische parameters, zoals arbeidskosten, energieprijzen en transportkosten, laten TCO-berekeningen inderdaad een afnemende relatieve aantrekkelijkheid van offshoring zien. Meer nog, op basis van die TCO blijft dat het merendeel van de ge-offshorede bedrijven er belang bij zouden hebben hun productie-eenheden te repatriëren; reshoring heet dat. Volgens studies zou voor 56% van de ge-offshorede Amerikaanse bedrijven, het interessanter zijn terug te keren naar Amerika. Bedrijven zoals Adidas of Whirlpool voegden de daad bij het woord en keerden al terug naar hun respectievelijke heimat.
De COVID-acceleratie
Heel dat bewustwordingsproces werd versneld door de Covid-crisis. Europa moest strategisch denken en bracht de strategische afhankelijkheden in kaart. Voor goederen, diensten, infrastructuren en technologieën die van cruciaal belang zijn voor de strategische belangen van Europa kan Europa niet langer afhankelijk zijn van een beperkt aantal buitenlandse leveranciers. De te grote afhankelijkheid brengt risico’s met zich mede en maakt dat de toeleveringsketen fragiel is en in tijden van onzekerheid of pandemie wordt verbroken. Ter illustratie, autobedrijven die niet langer kunnen assembleren bij gebrek aan chips, leiden tot langere leveringstermijnen en hebben een negatieve impact op de omzet van de betrokken ondernemingen. De tekorten aan halfgeleiders dwongen zelfs tijdelijke fabriekssluitingen in een aantal sectoren, niet alleen in de autosector, maar ook in de sector van medische apparatuur. Voor de halfgeleider -waardeketen is Europa is afhankelijk van een zeer beperkt aantal actoren.
Open strategisch autonomie
Op basis van die analyse werd beslist dat
Europa haar industriële capaciteiten wil opbouwen, of her-opbouwen in kritieke technologieën en sectoren om industriële, digitale en handels- en investeringssoevereiniteit te waarborgen en zo minder afhankelijk en meer autonoom te worden. Daarbij gaat het vooral over afhankelijkheden in gevoelige ecosystemen zoals gezondheid (bijv. farmaceutische ingrediënten), energie-intensieve industrieën (bijv. grondstoffen), digitale (bijv. halfgeleiders) en hernieuwbare energiebronnen (bijv. permanente magneten/batterijen).
Dit betekent niet dat Europa opnieuw de kaart van het protectionisme trekt, vandaar ‘open’ strategische autonomie, of kortweg OSA. Binnen dit kader wil Europa gerichte acties ondernemen om onze strategische afhankelijkheden aan te pakken. Voor ieder van de in kaart gebrachte strategische onafhankelijkheden wordt een mix van acties voorzien. Dat kan gaan over het diversifiëren van de handel naar verschillende landen toe, of het opbouwen van strategische voorraden, of nog het opbouwen van een interne productiecapaciteit.
Blijven we even bij ons chip-voorbeeld. Europa produceert ongeveer 10% van de wereld-chipproductie. In het kader van de open strategische autonomie werd beslist, samen met de private sector, een actieplan op te zetten om de productiecapaciteit tegen 2030 te verdubbelen. Daartoe, via de zogenaamde European Chips Act, zal de EU en het technologisch leiderschap van Europa versterken en de tekorten aan halfgeleiders aanpakken. De Chips act zal meer dan 43 miljard euro aan publieke en private investeringen mobiliseren en zal concrete maatregelen nemen om snel te kunnen reageren op toekomstige verstoringen van de toeleveringsketen. De Europese commissie werkt daarbij samen met bedrijven zoals ASML of IMEC. Ander voorbeeld, de COVID-crisis heeft de kwetsbaarheden van onze digitale ruimte blootgelegd en de extreme afhankelijkheid van kritieke, vaak niet-EU-gebaseerde, technologieën. We denken daarbij in het bijzonder aan technologieën zoals artificiële intelligentie, big data en cloud, cyberbeveiliging, industriële biotechnologie of nog robotica. Stuk voor stuk domeinen waar Europa zich in een afhankelijkheidspositie plaatste en waar een
THEMA ARTIKEL
De financiële en economische gevolgens als gevolg van de pandemie
THEMA ARTIKEL strategie wordt uitgewerkt om de autonomie in deze strategische sectoren te garanderen.
Laatste voorbeeld: Europa is sterk afhankelijk van bepaalde handelspartners voor grondstoffen die essentieel zijn voor de digitale en groene transitie. Batterijen die nodig zijn om elektrische voertuigen aan te drijven of wind- en zonne-energie op te slaan, gebruiken bijvoorbeeld kobalt, lithium, grafiet en nikkel. China is de belangrijkste leverancier van kritieke grondstoffen, met een hoog aandeel, b.v. voor zeldzame aardelementen (98%) en belangen in grondstoffen-projecten over de hele wereld (met name in Afrika). Naarmate de vraag naar batterijen en windturbines toeneemt, dreigt de EU zich opnieuw in een afhankelijke positie te murwen. Daarom stelt het actieplan voor kritieke grondstoffen, acties voor om kwetsbaarheden aan te pakken, waaronder grondstoffen-projecten in Europa, strategische partnerschappen met hulpbronnen-rijke landen en de recycling van grondstoffen en de vervanging of vermindering van het gebruik van kritieke grondstoffen.
Bij wijze van afsluiting
De open strategische autonomie is een kentering in het Europees beleid. Samen met de open strategische autonomie is ook industrieel beleid niet langer een taboe-woord maar een gericht beleid om industrie die noodzakelijk is voor Europa opnieuw aan te wakkeren. Het is de beste manier om Europa niet alleen industrieel, maar ook geopolitiek weer op de kaart te zetten en onze afhankelijkheid, in het bijzonder ten opzichte van China, te verminderen. Het houdt ook heel wat opportuniteiten in voor de Europese industrie en een herdenken van de logistieke ketens.