3 minute read
17 Operatie Bernie buiten
Operatie Bernie buiten
Ik heet Cath en ik ben acht. Mijn papa heb ik nooit gekend. Mama zegt dat dat maar goed is ook. Samen met mama woon ik in een knus rijhuisje.
Het is net ruim genoeg voor ons tweetjes. Er kan echt niemand bij. Mama denkt daar anders over. Vandaag komt Bernie voor het eerst over de vloer. Het eerste wat hij mij vertelt, is een mop. Ik houd niet van moppen. Van mensen die moppen vertellen, houd ik nog veel minder. Bernie is nog erger dan een moppentapper. Hij heeft een winkel in fopartikelen. Carnavalsboetiek Bernard. Daar heeft mama hem leren kennen. En dat is mijn eigen schuld. Ik wilde een piratenkostuum voor het carnavalsfeest op school. Daarom ging mama naar de carnavalswinkel. Toen ze terugkwam, was ze heel vrolijk.
‘Wat een leuke kerel,’ zei ze, ‘die man van de carnavalswinkel.’ Ik had onraad moeten ruiken. Maar ik had het te druk met mijn nieuwe piratenkostuum. De week daarop ging mama opnieuw naar de carnavalswinkel. Ik kreeg nog een plastic zwaard, een valse snor, een gele pruik en een clownsneus zonder dat ik daarom had gevraagd. ‘Hij neemt me mee uit eten’, zei mama. Toen wist ik het. Ons huis zou weer te klein worden. Het was niet de eerste keer. Vorig jaar was er de Wrat geweest en daarvoor had de Sprookjesverteller kort bij ons gewoond.
Eerst Bernie. Eigenlijk heet hij Bernard. Maar niemand noemt hem zo. Dat vindt hij niet leuk, zei mama me voor ik hem de eerste keer zag. ‘Dag Bernard’, zeg ik. Hij is groot, heeft zwart haar en draagt een klein, rond brilletje. Zo’n bril die je in fopwinkels vindt. Hij geeft me een knipoogje en komt binnen. Mama heeft me een fi jne avond beloofd met veel limonade en zoutjes. Ik drink limonade tot ik geel zie en prop me vol zoutjes. Maar een fi jne avond wordt het niet. Dat komt door Bernie. ‘Ik vind je mama leuk’, zegt hij tegen mij. Mama zit naast hem stomweg te blozen op de bank. ‘En jou wil ik beter leren kennen, Cath’, voegt hij eraan toe. Ik staar naar zijn zwarte brilletje, graai snel nog een handvol zoutjes weg en sta recht. ‘Ik jou niet’, zeg ik. Ik draai me om en ga weg.
Op mijn kamer neem ik een groot schrift. Deze keer zal ik het goed aanpakken. Ik zal er alles aan doen om Bernie weg te pesten. Morgen begin ik eraan. In mijn mooiste letters schrijf ik op de voorkant van het schrift: Operatie Bernie Buiten.
De sprookjesverteller
Om te begrijpen waarom ik Bernie buiten wil, moet je eerst meer weten over de Sprookjesverteller en de Wrat. Ze beloofden allerlei dingen die ze nooit deden. En ze zaten altijd op mijn stoel.
Eerst kwam de Sprookjesverteller. Hij was lang en blond. En hij glimlachte de hele tijd. ‘Mijn droomprins’, vertrouwde mama mij toe. Ze had sterretjes in haar ogen. Hij beloofde ons heel wat. ‘Ik neem je mee naar Parijs’, zei hij tegen mama. ‘In de herfst?’ vroeg ze zacht. Hij knikte en mama kocht een kalender om de dagen af te strepen. Mama is nooit in Parijs geraakt. De Sprookjesverteller had iets verzwegen. Hij was helemaal niet alleen. Hij had een gezin, met een vrouw en twee kleine kinderen. Toen mama dat te weten kwam, wilde ze hem nooit meer zien.
De weken daarop sliep mama net zoveel als Doornroosje. Ze kwam haar bed niet uit. Ik moest vaak overblijven op school, mijn haar begon vast te klitten en ik vond geen schone kleren meer. Op een dag is mama ontwaakt. Dat was toen ik mijn vinger had verbrand in de keuken. Ik had honger en wilde een ei bakken. Ik stak mijn vinger in de pan om te voelen of de boter warm genoeg was. Dat was niet zo slim. Ik schreeuwde het uit. Mama stormde in haar pyjama de keuken in. Ze hield mijn vinger lange tijd onder koud water, terwijl ze me troostte. Ze deed zalf op mijn rode vinger en bakte voor mij het lekkerste ei dat ik ooit heb gegeten. En ze ging niet terug naar haar bed. De aftelkalender voor Parijs scheurde ze in honderd stukken.
schrijver Hilde Vandermeeren tekenaar Lotte Leyssens